direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Rozenhof 2019, Heythuysen
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1640.UP19HyRozenhof-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op twee percelen aan de Rozenhof in Heythuysen, kadastraal bekend als gemeente Heythuysen, sectie C, nr. 3321(gedeeltelijk) en 3319, bestaat het voornemen om twee vrijstaande, levensloopbestendige woningen te realiseren. In het op 14 november 2017 vastgestelde bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' is voor het plangebied aan de Rozenhof de bestemming 'Wonen - Uit te werken' opgenomen, aangezien destijds de ontwikkeling nog niet voldoende uitgewerkt was. Met het opnemen van een uit te werken bestemming, bestaat er voor het college van burgemeester en wethouders een uitwerkingsplicht om binnen de planperiode van het moederplan, een uitwerkingsplan op te stellen. Middels het voorliggende uitwerkingsplan wordt hieraan invulling gegeven.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in het hart van de kern Heythuysen in de gemeente Leudal. Het betreft één geheel kadastraal perceel en één deel van een kadastraal perceel, nu nog behorende bij twee woningen aan de Kloosterstraat. De beoogde, nieuwe woningen worden gesitueerd aan de rustige woonstraat de Rozenhof.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.UP19HyRozenhof-VG01_0001.png"

Afbeelding 1: ligging plangebied in groter verband (bron: ESRI Nederland)

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017', vastgesteld door de gemeenteraad van Leudal op 14 november 2017. Binnen dit bestemmingsplan geldt voor het plangebied de bestemming 'Wonen - Uit te werken' met de bouwaanduiding 'vrijstaand'. Tevens geldt ter plaatse van een deel van het perceel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.UP19HyRozenhof-VG01_0002.png"

Afbeelding 2: uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

In artikel 24 staat dat Burgemeester en Wethouders de bestemming met inachtneming van de volgende regels uitwerken:

  • a. het aantal nieuwe woningen bedraagt niet meer dan aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. de behoefte aan realisering van de nieuwe woningen moet worden aangetoond;
  • c. de 'Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 tot en met 2021' dient in acht te worden genomen, met dien verstande dat, indien deze gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • d. de maximale goothoogte bedraagt niet meer dan 7 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
  • f. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt dient aanvaardbaar te zijn;
  • g. er dient sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat;
  • h. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten zal niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • i. het stedenbouwkundig beeld dient niet onevenredig te worden aangetast;
  • j. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
  • k. de natuurlijke waarden dienen niet onevenredig worden aangetast;
  • l. de belangen en bestemmingen in de omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • m. aangetoond dient te worden dat de externe veiligheidsrisico's als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen aanvaardbaar worden geacht;
  • n. alvorens kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk te maken dient de Veiligheidsregio om advies gevraagd te worden.
  • o. na uitwerking zijn voor de eindbestemming de overeenkomstige regels van artikel 23 (bestemming 'Wonen') van toepassing, met dien verstande dat tevens groenvoorzieningen en verkeersvoorzieningen zijn toegelaten overeenkomstig de regels van de artikelen 14 (bestemming 'Groen') en 21 (bestemming 'Verkeer').

Aan de bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan.

  • Voor onderdelen a en d geldt dat deze voorwaarden op de verbeelding van het uitwerkingsplan zijn opgenomen.
  • Onderdelen b, c en e t/m j zijn getoetst in hoofdstuk 2, 3 en 4 van deze toelichting. Voor wat betreft de toetsing aan de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' geldt dat de kwantitatieve toetsing reeds heeft plaatsgevonden in het kader van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'. Hierin is aangegeven dat de aantallen woningen die kunnen worden gebouwd na uitwerking van de bestemming 'Wonen - Uit te werken', passen binnen de 'richtcijfers' zoals aangegeven in de kwaliteitsenvelop voor de gemeente Leudal in de structuurvisie. Deze situatie is ongewijzigd. Vanuit kwalitatief oogpunt wordt daarnaast invulling gegeven aan de behoefte aan levensloopbestendige woningen in aanvulling op de bestaande woonvoorraad in Heythuysen, waar mede gelet op demografische ontwikkelingen als vergrijzing, sprake van is. Uit hoofdstuk 2 komt naar voren dat, mede door het aantal te realiseren woningen en de situering van de voorgevelrooilijn van de woningen sprake is van een goede stedenbouwkundige situatie binnen bestaand stedelijk gebied. Hoofdstuk 4 laat zien dat sprake is van een goede milieuhygienische situatie en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Bovendien worden de belangen in de omgeving niet onevenredig aangetast.
  • Voor onderdeel k geldt ten slotte dat de toepasselijke onderdelen van de Woonbestemming uit het moederplan 'Woonkernen Leudal 2017' zijn overgenomen, met dien verstande dat deze zijn afgestemd op de specifieke locatie.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 gaat in op de huidige situatie en de toekomstige situatie voor het plangebied. Hoofdstuk 3 behandelt het vigerend beleid op zowel rijks-, provinciaal-, regionaal- als gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 4 bevat een beschrijving van de relevante uitvoeringsaspecten en verantwoordt (al dan niet met behulp van uitgevoerde onderzoeken) het voorgenomen initiatief. Getoetst wordt of de ingreep voldoet aan de sectorale wetgeving, bijvoorbeeld op het gebied van bodem, akoestiek of externe veiligheid. De juridische planbeschrijving van dit is opgenomen in hoofdstuk 5. De maatschappelijke uitvoerbaarheid staat omschreven in hoofdstuk 6. De toelichting sluit af met een hoofdstuk waarin de economische uitvoerbaarheid van het planvoornemen wordt toegelicht.

Voorliggende toelichting vergezelt een set regels en een verbeelding die samen het juridische plan vormen. De toelichting dient ter onderbouwing / motivering van het plan. De onderzoeksrapporten die als bijlage bij deze toelichting zijn gevoegd hebben betrekking op de ontwikkeling binnen het plangebied van voorliggend .

Hoofdstuk 2 Plangebied

Het plangebied betreft de achterste delen van de tuinen van twee woningen aan de Kloosterstraat. Deze tuinen grenzen nu aan de Rozenhof en zijn als erf in gebruik. Op de beoogde locatie voor de nieuwe woningen staan geen bouwwerken.

Momenteel is sprake van twee kadastrale percelen:

  • 3319: geheel in plangebied
  • 3320: enkel achterste deel van perceel wordt bij ontwikkeling betrokken, daarom wordt het kavel nog gesplitst

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.UP19HyRozenhof-VG01_0003.png"

Afbeelding 3: straatbeeld beoogde locatie

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.UP19HyRozenhof-VG01_0004.png"

Afbeelding 4: luchtfoto bestaande situatie

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijks- provinciaal- en regionaal beleid

De beleidskaders van het rijksbeleid, provinciaal beleid en van het regionaal beleid zijn reeds weergegeven in de toelichting van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'. In het kader van deze toelichting wordt vermeld dat met de bouw van twee woningen binnen de bestaande kern geen belangen van het Rijk, de provincie of van de regio in het geding zijn. Het initiatief wordt als passend binnen het beleid van deze overheidsinstanties beschouwd, waarbij alleen nader wordt ingegaan op de regionale 'Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 tot en met 2021'. Ten aanzien van de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt opgemerkt dat sprake is van de realisatie van slechts twee woningen, waarmee geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Nadere toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook niet noodzakelijk.

3.1.1 Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 tot en met 2021'

Op 25 juni 2019 heeft de raad van Leudal de geactualiseerde intergemeentelijke 'Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 tot en met 2021' vastgesteld. Deze structuurvisie is een uitwerking van de voorgaande structuurvisie met een planperiode van 2018 tot 2021.

De 'Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 tot en met 2021' is de basis voor het geven van sturing aan en voeren van regie over het in de regio te voeren beleid op het vlak van wonen, zorg en woonomgeving. De Structuurvisie is een antwoord op de vraag hoe om te gaan met de actuele en te verwachten demografische en economische ontwikkelingen.

In de structuurvisie zijn concrete afspraken gemaakt voor de periode 2018 tot en met 2021 en er wordt een doorkijk gegeven op de verwachte behoefte tot 2030.

Voor het regionaal, gemeentelijk en lokaal afwegen en ordenen in de programmering van transformatie- en nieuwbouwplannen zijn de onderstaande afwegingskaders beschikbaar:

  • Kwantitatief afwegingskader: hoeveel woningen kunnen nog worden toegevoegd en hoe verdelen we die over de zeven gemeenten?
  • Kwalitatief afwegingskader: aan welke type woningen is behoefte en voor wie?
  • Kwaliteitsenvelop: afwegingskader om lokaal accenten te zetten richting transformatie en nieuwbouw.

Afweging

Het voorliggende plan betreft de bouw van 2 woningen binnen de bestaande kern Heythusyen, binnen het gebied waarop de 'Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 tot en met 2021' van toepassing is. Ten aanzien van deze structuurvisie dient het voorgenomen plan wel getoetst te worden aan de onderstaande afwegingskaders:

  • Kwantitatief afwegingskader: De planlocatie (maximaal twee woningen) valt binnen de nieuwbouwrichtcijfers voor de kern Heythuysen binnen de gemeente Leudal. In het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' is ook reeds aangegeven dat de aantallen woningen die kunnen worden gebouwd na uitwerking van de bestemming 'Wonen - Uit te werken', passen binnen de 'richtcijfers' zoals aangegeven in de kwaliteitsenvelop voor de gemeente Leudal.
  • Kwalitatief afwegingskader: Ruim de helft (53%) van het aantal verhuisgeneigde huishoudens geeft aan behoefte te hebben aan levensloopbestendige woningen. Voorliggend plan voorziet in de realisatie van twee levensloopbestendige woningen.
  • Kwaliteitsenvelop: De planlocatie met maximaal twee woningen in de kern Heythuysen valt binnen de richtcijfers die zijn opgesteld in het kader van de kwaliteitsenvelop voor de gemeente Leudal. Vanuit kwalitatief oogpunt wordt daarnaast invulling gegeven aan de behoefte aan levensloopbestendige woningen in aanvulling op de bestaande woonvoorraad in Heythuysen. Deze behoefte komt mede voort uit demografische ontwikkelingen zoals vergrijzing.

Relevantie voor het plan
Op basis van het bovenstaande wordt de ontwikkeling passend geacht binnen de beleidskaders van de 'Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 tot en met 2021'.

3.2 Gemeentelijk beleid

Omdat sprake is van een ontwikkeling waarvoor in het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' reeds een uit te werken woonbestemming is opgenomen, heeft ook de beleidsmatige onderbouwing reeds in dat bestemmingsplan plaatsgevonden. Het initiatief past dan ook binnen het gemeentelijk (woningbouw)beleid en de gemeentelijke woningbouwprogrammering. Voor een uitgebreide beschrijving van de diverse verschillende gemeentelijke beleidsstukken wordt dan ook verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'.

Hoofdstuk 4 Beschrijving plan

Ter plaatse van het plangebied, dat al een woonbestemming heeft, komen twee vrijstaande woningen. De woningen zijn georiënteerd op de Rozenhof. De woningen dienen binnen het bouwvlak, zoals opgenomen in de verbeelding, te worden gerealiseerd. De maximalebouw- en goothoogte bedragen respectievelijk 7 en 10 meter. Het maximaal aantal woningen is ook middels een aanduiding opgenomen.

Omdat de twee beoogde woningen worden gerealiseerd op basis van een uit te werken bestemming en een inbreidingslocatie betreffen wordt voor de ruimtelijke en functionele inpassing aangesloten op de omliggende woningen. De twee nieuwe woningen vullen een zichtbare lege plaats in de huidige bebouwingsstructuur van de Rozenhof op.

Er kan geconcludeerd worden dat het plan een logische invulling is van deze percelen en aansluit bij de bebouwingsstructuur in de omgeving.

Hoofdstuk 5 Uitvoerigsaspecten

In de paragrafen hierna komen diverse milieuhygiënische en planologische aspecten aan de orde. Voor een aantal aspecten zijn onderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn opgenomen in separate rapportages die als bijlage bij deze toelichting zijn gevoegd. Voor inzicht in het gehele onderzoek wordt hier verwezen naar de bijlagen. Hierna is een korte samenvatting van deze onderzoeken opgenomen. Voor alle aspecten is de relevantie voor het plan omschreven.

5.1 Milieu

5.1.1 Bedrijven en milieuzonering

De VNG-publicatie: “Bedrijven en milieuzonering” (versie 2009), geeft informatie over de ruimtelijk relevante milieuaspecten van diverse bedrijfsactiviteiten. Tevens geeft deze publicatie richtafstanden voor het ontwikkelen van bedrijfsactiviteiten in relatie tot het lokale omgevingstype. De publicatie is een hulpmiddel bij de ruimtelijke inpassing van plannen en vormt op basis van vaste jurisprudentie een goed vertrekpunt voor deze beoordeling.

Voor de beoordeling van een goede inpassing wordt onderscheid gemaakt in twee omgevingstypes. De twee omgevingstypes die de VNG hanteert, zijn enerzijds “rustige woonwijk en rustig buitengebied” en anderzijds “gemengd gebied”. Voor beide omgevingstypen gelden verschillende richtafstanden. De te onderscheiden omgevingstypen worden onderstaand nader getypeerd.

Rustige woonwijk en een rustig buitengebied
“Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven en kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie), een stilte gebied of een natuurgebied.”

Gemengd gebied
“Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.”

Het omgevingstype wordt bepaald door de omgeving waarin de planrealisatie plaatsvindt en niet door het plan zelf. Het vertrekpunt vormt in algemene zin de afstand behorend bij een rustige woonwijk en een rustig buitengebied. De richtafstanden die hierbij behoren, kunnen echter met één stap worden verkleind indien er sprake is van een gemengd gebied. Voor onderhavig uitwerkingsplan is sprake van een onbebouwde locatie aan een rustige woonstraat in Heythuysen met slechts enkele functies in de omgeving. Geconcludeerd wordt dat de locatie het beste aansluit aan een rustige woonwijk.

Op 10 meter van het plangebied ligt een bouwmarkt, met de voorgevel gericht naar de Kloosterstraat. Voor de bouwmarkt geldt de bedrijfscategorie 2 met een richtafstand van 30 meter voor het aspect geluid. Daarbij heeft de bouwmarkt een functie als vuurwerkverkoop met opslag tot maximaal 10.000kg. De vuurwerkverkoop heeft tevens een bedrijfscategorie 2 met een richtafstand van 30 meter voor het aspect geluid(verkeer).

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.UP19HyRozenhof-VG01_0005.png"

Afbeelding 4: luchtfoto met plangebied, begrenzing inrichting bouwmarkt (rood) met route aanvoer (oranje pijl) en omliggende woningen (groen)

De omliggende woningen staan binnen de 30 meter en in sommige gevallen tegen de bouwmarkt aan liggen. Tevens is het gehele perceel van de bouwmarkt ingericht, waardoor geen uitbreidingsruimte meer bestaat. De hinderende factor van de bedrijfsinrichting is geluid, wat hoofdzakelijk tot stand komt door verkeersaantrekkende werking. De toelevering van goederen wordt in de huidige inrichting voorzien aan de meest oostenlijke zijde van de bouwmarkt (circa 27 meter). Parkeren ten behoeve van de bouwmarkt vindt plaats ten noorden van de Kloosterweg. Voorgaande concluderend staat de bedrijfslocatie van de bouwmarkt op voor realisatie van het beoogde plan al slot. Doordag de verwachte geluidsproductie van de bouwmarkt aan de noord en oostzijde van de bouwmarkt ligt wordt gesteld dat de feitelijke geluidsbronnen op 30 of meer meter van het plangebied liggen. Akoestisch onderzoek wordt derhalve als niet noodzakelijk geacht. Wel is op basis van het gemeentelijke geluidsbeleid onderzoek gedaan naar het woon- en leefklimaat, voornamelijk met betrekking tot de genoemde bouwmarkt. Op basis van het uitgevoerde onderzoek zijn geen bezwaren voor de ontwikkeling van de woningen. Voor de volledige verantwoording wordt verwezen naar paragraaf 5.1.4.

Relevantie voor het plan
Op het gebied van bedrijven en milieuzonering zijn geen bezwaren op voorliggende ontwikkeling.

5.1.2 Bodem

In het kader van de realisatie van twee nieuwe woningen aan de Rozenhof in Heythuysen is een vooronderzoek bodem conform NEN5725 uitgevoerd. Het volledige onderzoek is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd. Onderstaand zijn de belangrijkste conclusies opgenomen.

Vanwege de voormalige aanwezigheid van een verharding met freesasfalt, de mogelijke aanwezigheid van puin in de bovengrond en de eerder aangetoonde verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK en minerale olie in de bovengrond, wordt het uitvoeren van een verkennend onderzoek naar chemische bodemverontreiniging (conform NEN 5740) alsook het uitvoeren van een verkennend onderzoek naar asbest in de grond (conform NEN 5707) ter plaatse van het perceel C3320 (Kloosterstraat 51) aanbevolen, om vast te kunnen stellen of de milieukundige kwaliteit van de grond voldoet aan het toekomstige gebruik voor wonen met tuin.

Het uitvoeren van grondwateronderzoek maakt normaliter deel uit van het verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740. Met de eerder uitgevoerde onderzoeken is reeds aangetoond dat het grondwater diffuse, regionaal verhoogde gehalten aan cadmium en zink bevat, zoals te verwachten is in de regio. Het uitvoeren van grondwateronderzoek is ons inziens in dit geval daarom niet noodzakelijk. Het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek perceel C3319 wordt op basis van de resultaten van het vooronderzoek niet noodzakelijk geacht.

Naar aanleiding van de uitkomsten van het vooronderzoek is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het volledige onderzoek is als Bijlage 5 bij deze toelichting gevoegd. Onderstaand zijn de belangrijkste conclusies opgenomen.

Op basis van het uitgevoerde vooronderzoek conform NEN 5725, het verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 en van het verkennend onderzoek asbest conform NEN 5707, kan ten aanzien van de bodem-opbouw en de milieuhygiënische kwaliteit van de grond van de onderzoekslocatie, het volgende worden geconcludeerd:

  • De grond bestaat tot 2,0 m -mv uit zeer fijn zand.
  • In de bovengrond zijn sporen van asfalt en kooltjes aangetroffen. Aan het maaiveld en aan de opgegraven grond zijn visueel geen asbestverdachte materialen aangetroffen.
  • De boven- en ondergrond zijn chemisch niet verontreinigd.
  • In de bovengrond is analytisch geen asbest aangetoond.

De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding voor aanvullend grond- of asbestonderzoek.

Relevantie voor het plan
De uitkomsten van het uitgevoerde bodemonderzoek geven geen aanleiding tot vervolgonderzoek. Vanuit het aspect bodem zijn geen bezwaren op de beoogde ontwikkeling van twee woningen.

5.1.3 Externe veiligheid

Een woning is volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een kwetsbaar object. Indien er sprake is van de ontwikkeling of uitbreiding van een (beperkt) kwetsbaar object, dienen de risico's te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De normen hiervoor staan beschreven in het Bevi.

Risicovolle activiteiten
In het kader van het plan moet bekeken worden of er in of in de nabijheid van het projectgebied sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.

Risicovolle bedrijvigheid
Op 10 meter afstand van het plangebied ligt de Hubo met een verkoopruimte/bewaarplaats voor vuurwerk tot 10.000 kilogram. Op basis van het Activiteitenbesluit milieubeheer is onder 4.3, lid 2 voorgeschreven dat vuurwerk dient te worden opgeslagen in een brandcompartiment op een afstand van ten minste 8 meter van buiten de inrichting gelegen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. Doordat sprake is van een afstand van 10 meter tussen het plangebied en de bouwmarkt wordt, ongeacht de ligging van het brandcompartiment, voldaan aan dit vereiste.

Buisleidingen
Volgens de risicokaart van de provincie Limburg, het vigerende bestemmingsplan en de kaarten van Gasunie, liggen er geen risicovolle kabels of leidingen in of in de directe nabijheid van het plangebied.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
In de nabijheid van het plangebied liggen geen wegen waarover frequent vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvind.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor en over het water
Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van spoorwegen of waterwegen waarover frequent vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Ook vanuit dit kader bestaan er geen belemmeringen.

Relevantie voor het plan
Door de veiligheidsregio is ingestemd met bovenstaande conclusies. Derhalve wordt geconcludeerd dat er vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen bestaan voor de realisatie van twee woningen.

5.1.4 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg een geluidszone heeft, met uitzondering van woonerven en wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/u voor geldt. Bij een ruimtelijke ontwikkeling waarbij sprake is van de ontwikkeling van geluidsgevoelige objecten binnen een geluidszone, dient een onderzoek te worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op deze gebouwen of terreinen.

Het plangebied ligt aan de Rozenhof, een woonerf waar een maximumsnelheid van 30km/u geldt. Hoewel op basis van het snelheidsregime geen onderzoek nodig is, kan wel een onderzoek noodzakelijk zijn op basis van 'goede ruimtelijke ordening'. Of sprake is van een goede ruimtelijke ordening kan worden beoordeeld op basis van het gebruik van de weg en aanwezige intensiteiten. De Rozenhof is een woonstraat die enkel wordt gebruikt voor bestemmingsverkeer en geen functie heeft voor doorgaand verkeer. Vanuit het oogpunt van de Wgh wordt gesteld dat geen akoestisch onderzoek noodzakelijk is.

Beleidsnota Gebiedsgericht geluidbeleid Gemeente Leudal
Door de decentralisatie van de overheid is steeds meer beleidsruimte voor lokale overheden om eigen beleid op te stellen. Enkele concrete beleidsvelden die de afgelopen jaren door de decentralisatie tot de bevoegdheden van het gemeentebestuur worden gerekend zijn bijvoorbeeld het ontheffingenbeleid voor wegverkeerslawaai en industrielawaai in het kader van de Wet geluidhinder en het stellen van maatwerkvoorschriften in het kader van het Activiteitenbesluit-milieubeheer. De gemeente Leudal heeft daarom de 'Beleidsnota gebiedsgericht geluidbeleid' opgesteld. Het geluidbeleid is een nadere uitwerking van wetten en verordeningen met een geluidaspect, zoals de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer of de Algemene plaatselijke verordening. Op basis van deze beleidsnota dient aangetoond te worden dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Akoestisch onderzoek
Derhalve is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Onderstaand zijn de belangrijkste conclusies en aanbevelingen opgenomen en voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 3.

De doelstelling van het onderzoek is om de invloed van de omgeving op het plangebied in beeld te brengen. Centraal hierin staat enerzijds de vraag of, en onder welke voorwaarden, er sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat en anderzijds of omliggende bedrijven in hun bedrijfsvoering worden beperkt.

Op basis van de beoordeling van de aanwezige bedrijven en de toegestane categorieën bedrijven conform het bestemmingsplan is geconcludeerd dat voor het bedrijf(sperceel) aan de Kloosterstraat 45 door middel van een akoestisch onderzoek dient te worden aangetoond dat enerzijds bestaande geluidrechten hiervan worden gerespecteerd en dat anderzijds sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de beoogde nieuwe woningen.

Bedrijven en milieuzonering
Hoewel sprake is van geluidniveaus die, ter plaatse van mogelijke woningen (het bouwvlak) binnen het plangebied, voor wat betreft de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus, meer bedragen dan de richtwaarden uit stap 2 van de VNG-publicatie, zijn deze in de concrete situatie acceptabel aangezien:

  • Voor wat betreft de gevels waarop te hoge geluidniveaus optreden kan worden aangesloten bij de richtwaarden uit stap 3 van de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering”.
  • Bestaande woningen zorgen voor wat betreft de bedrijvigheid op het perceel Kloosterstraat 45 al voor een beperking van (de geluidimmissie op basis van) de maximale planologische mogelijkheden.
    Uitgaande van de beperking aangaande langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus wordt ter plaatse van de beoogde nieuwe woningen ruimschoots voldaan aan de richtwaarde van 50 dB(A).
  • Alle woningen kunnen beschikken over een geluidluwe gevel, waar het geluidniveau niet meer bedraagt dan de grenswaarden voor gebiedstype ‘gemengd gebied’ uit stap 2 van de VNG-publicatie.
  • De (geluidbelaste) gevels dienen conform het Bouwbesluit uitgevoerd te worden met een geluidwering van minimaal 20 dB(A). De geluidniveaus in de woningen voldoen daardoor aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Activiteitenbesluit milieubeheer
Zowel de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus als de maximale geluidniveaus ter plaatse van mogelijke woningen (het bouwvlak) voldoen aan de normen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de beoogde nieuwe woningen.

Relevantie voor het plan
Vanuit het aspect geluid zijn geen bezwaren voor de beoogde ontwikkeling van twee woningen aan de Rozenhof.

5.1.5 Luchtkwaliteit

Als een project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitvoeren van een initiatief. De normen hiervoor staan beschreven in de Wet milieubeheer en in het besluit NIBM. Een ontwikkeling van niet meer dan 1.500 woningen met 1 ontsluitingsweg is aangemerkt als NIBM. Middels het voorliggende uitwerkingsplan worden slechts twee woningen mogelijk gemaakt, waarmee het plan ruim onder de norm van 1.500 woningen blijft. Luchtkwaliteitseisen werken dan ook niet belemmerend voor het plan.

5.1.6 Milieueffectrapportage

Toets m.e.r-plicht
In het plangebied worden twee grondgebonden vrijstaande woningen mogelijk gemaakt. Deze activiteit komt niet voor in Lijst C in de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Er is dus geen sprake van de verplichting om een m.e.r. procedure te doorlopen.

Toets m.e.r.-beoordelingsplicht
In bijlage D van het Besluit m.e.r. is aangegeven bij welke activiteiten, plannen en besluiten een m.e.r.-beoordeling moet plaatsvinden, dat wil zeggen een nadere afweging of mogelijk een m.e.r. procedure moet worden gevolgd. De ontwikkeling van woningen valt onder onderdeel D (11.2): “de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.”

Op basis van jurisprudentie (ECLI: RVS:2017:694) dient bij de beantwoording van de vraag of een ontwikkeling dient te worden aangemerkt als stedelijk ontwikkelingsproject te worden gekeken naar de onderstaande aspecten:

  • de aard en omvang van de ontwikkeling;
  • de vormgeving en opzet;
  • de schaalgrootte;
  • de ligging;
  • de voorgenomen functie (wijziging), en;
  • de vraag of er sprake is van een bestaand of een te realiseren bouwwerk.

Ten aanzien van deze criteria is er wat betreft het voorliggende initiatief sprake van een ontwikkeling van beperkte omvang en schaalgrootte. Er is immers slechts sprake van de realisatie van twee vrijstaande woningen op een inbreidingslocatie binnen een bestaande woonkern, op gronden waarvoor reeds op basis van het vigerende bestemmingsplan woningbouw voorzien is.

Op dit moment bestaat het plangebied uit tuinen. In de directe omgeving zijn met name woningen en een enkele detailhandelfunctie aanwezig. De bouwkavel is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Evenmin is sprake is van ligging binnen of in de nabijheid van een kwetsbaar gebied. Kortom, er kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit milieueffectrapportage. Er hoeft dan ook geen milieueffectrapport te worden opgesteld.

5.1.7 Conclusie milieuparagrafen

Op basis van voorgaande milieuparagrafen blijkt dat voor de ontwikkeling van twee nieuwe woningen geen bezwaren zijn of aanleiding is voor vervolgonderzoek in het kader van één van de milieuaspecten.

5.2 Archeologie en cultuurhistorie

5.2.1 Cultuurhistorie

Binnen het plangebied en de directe omgeving zijn geen cultuurhistorisch waardevolle of monumentale elementen en/of gebouwen aanwezig waarop als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling een negatieve invloed zal worden uitgeoefend.

5.2.2 Archeologie

De Nederlandse wetgeving ten aanzien van archeologische waarden is sinds 1 juli 2016 vastgelegd in de Erfgoedwet. De onderdelen over omgevingsrecht uit de Monumentenwet gaan (naar verwachting) in 2021 over naar de Omgevingswet. Voor deze onderdelen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen.

De Erfgoedwet en de Omgevingswet regelen de omgang met het archeologisch erfgoed. Uitgangspunt van de wetgeving is om het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke te bewaren en beheermaatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. Op grond van deze wetten worden gemeenten verantwoordelijk geacht voor de bescherming van archeologische waarden.

De gemeente Leudal heeft een eigen archeologische advieskaart laten opstellen door archeologisch adviesbureau RAAP. Dit RAAP rapport met nummer 1952 is genaamd “Een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de gemeente Leudal” en is vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 8 februari 2011. De verwachtings- en beleidsadvieskaart is vertaald in het vigerende bestemmingsplan en voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' met een onderzoeksplicht voor bodemingrepen groter dan 1.000 m2 én dieper dan 40cm.

Relevantie voor het plan
In het geldende bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' is het plangebied gelegen in een gebied met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. Binnen dit gebied is archeologisch onderzoek nodig indien de verstoring dieper is dan 40 cm onder het maaiveld en de oppervlakte van de bodemingreep groter is dan 1.000 m2. Het plangebied heeft een oppervlakte van 1.211 m². Blijkens ontvangen informatie van de gemeente wordt echter niet uitgegaan van de oppervlakte van het perceel, maar van de concreet te verwachten oppervlakte bodemverstoring. Die bestaat in dit geval uit de oppervlakte bebouwing (woning en bijgebouwen), verhardingen zoals inrit en terrassen en eventuele andere bodemingrepen, zoals een eventuele vijver. Deze oppervlakte is minder dan 1.000 m², derhalve is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek niet aan de orde. Aan de hand hiervan wordt geconcludeerd dat het aspect archeologie de ontwikkeling van twee vrijstaande, levensloopbestendige woningen op de locatie aan de Rozenhof niet in de weg staat.

5.3 Natuur en Flora en Fauna

Gebiedsbescherming
De Wet natuurbescherming, heeft voor wat betreft gebiedsbescherming betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden. De Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden worden in Nederland gecombineerd als Natura 2000-gebieden aangewezen. Als er naar aanleiding van projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig.

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een Natura 2000-gebied of een andersoortig beschermd natuurgebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Leudal' ligt op meer dan 1,5 kilometer ten zuidoosten van de beoogde locatie. Gezien de geringe omvang van het planvoornemen, de ligging in het centrum van Heythuysen en de aanzienlijke afstand heeft het plan geen invloed op de aanwezige waarden en derhalve is het uitvoeren van een voortoets niet noodzakelijk. In overleg met de gemeente Leudal is gekozen voor het uitvoeren van een onderzoek stikstofdepositie (Bijlage 4). Uit het onderzoek komt naar voren dat sprake is van een stikstofdepositie van 0,00. De uitkomsten van het onderzoek bepalen dat het uitvoeren van een passende beoordeling niet aan de orde is en het aspect stikstofdepositie geen belemmering vormt voor de realisatie van het plan.

De provinciale groenstructuur, bestaande uit goudgroene en zilvergroene natuur en landschapszones, is ruimtelijk vastgelegd in de Omgevingsverordening Limburg 2014. De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats middels de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Het plangebied ligt niet binnen of in de directe nabijheid van op provinciaal niveau beschermde natuurgebieden.

Soortenbescherming
De beoogde ontwikkeling betreft het planologisch mogelijk maken van twee vrijstaande woningen op de achterste delen van twee bestaande woningen. De locatie is momenteel in gebruik als tuin en is onbebouwd. Ter plaatse van de projectlocatie staan twee bomen. Beide bomen hebben geen bijzondere natuurwaarden, maar wel dient een kapvergunning aangevraagd te worden indien sprake is van kap. Voor kappen geldt dat niet gekapt mag worden tijdens het broedseizoen. Voor algemeen voorkomende soorten geldt de algemene zorgplicht.

Relevantie voor het plan
De beoogde ontwikkeling van twee nieuwe woningen heeft geen invloed op aanwezige natuurwaarden waardoor onderzoek als niet zinvol wordt beschouwd.

5.4 Landschap

De beoogde ontwikkeling van twee nieuwe woningen vindt midden in een woonwijk in Heythuysen plaats. Het bouwvlak wordt zo gesitueerd dat de nieuwe woningen in dezelfde lijn liggen als naastgelegen woningen en qua maatvoering sluiten de woningn aan op de bestaande woningen in de omgeving. De regeling van dit bestemmingsplan sluit naadloos aan op de regeling voor de bestaande woningen, om zo de eenduidigheid in het straatbeeld te borgen.

Relevantie voor het plan
Voorliggend initiatief geeft een logische invulling van een open plek. Middels de regeling wordt ervoor gezorgd dat er in de toekomst sprake is van een eenduidig straatbeeld. Vanuit het oogpunt van inpassing zijn er geen bezwaren voor het initiatief.

5.5 Watertoets

In het kader van de realisatie van twee nieuwe woningen aan de Rozenhof in Heythuysen is een watertoets uitgevoerd. De volledige watertoets is als Bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd. Onderstaand zijn de belangrijkste conclusies opgenomen.

De gemeente Leudal heeft voor particulieren een richtlijn dat bij toename van verhard oppervlak een hoeveelheid van 40 mm per aangesloten m2 verhard oppervlak geborgen dient te worden.

Verhard oppervlak
Als uitgangspunt wordt aangenomen dat voor beide woningen een maximaal verhard oppervlak van 300 m2 wordt gerealiseerd (150m2/woning).

Berging hemelwater
Conform het beleid van de gemeente dient bij nieuwe ontwikkelingen van particulieren per m2 verhard oppervlak 40 mm neerslag opgevangen te worden binnen het plangebied. Dit houdt in dat een hoeveelheid van 300 m2 * (40 mm/1000) = 12 m3 water in het gebied geborgen dient te worden. Dit betekent 6 m3 per woning.

Deze berging kan binnen het plangebied op maaiveld gerealiseerd worden door middel van een wadi of ondergronds door middel van infiltratiekratten in de bodem.

Overleg waterbeheerder
Overleg met het Waterschap Limburg is niet noodzakelijk aangezien een toename van de oppervlakteverharding plaatsvindt van minder dan 1.000 m² en aangezien het plangebied niet ligt in een aandachtsgebied van het waterschap.

Relevantie voor het plan
Op basis van de uitkomsten van de watertoets zijn er geen bezwaren op voorliggend planvoornemen.

5.6 Verkeer en parkeren

5.6.1 Verkeer

Als gevolg van de realisatie van twee woningen zal geen noemenswaardige toename plaatsvinden van het aantal verkeersbewegingen op de Rozenhof en de omliggende wegen. Zowel de Rozenhof als de omliggende wegen kunnen deze beperkte toename goed verwerken. Nadere verkeersmaatregelen zijn niet noodzakelijk.

5.6.2 Parkeren

Op basis van de 'Nota Parkeernormen 2016' van de gemeente Leudal, dienen op het eigen terrein minimaal twee parkeerplaatsen per woning te worden aangelegd en in stand te worden gehouden. Hieraan zal bij de omgevingsvergunningaanvraag worden getoetst. De parkeernorm is vastgelegd in de regels van dit uitwerkingsplan (artikel 10.1) en de nota parkeernormen is als Bijlage 2 bij de planregels gevoegd.

Hoofdstuk 6 Opbouw bestemmingsplan

6.1 Algemeen

De in deze toelichting beschreven aspecten hebben als basis gediend voor het opstellen van een juridisch plan, dat zoveel mogelijk is afgestemd op de geldende bestemmingsplannen binnen de gemeente Leudal. Teneinde het voorgenomen initiatief te kunnen realiseren heeft een juridische vertaling van het plan in planregels en verbeelding plaatsgevonden. De planregels zijn gerelateerd aan de verbeelding. Verbeelding en planregels dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast conform de bepalingen in Wro, Bro en SVBP 2012.

6.2 Verbeelding

Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn opgenomen. Deze aanduidingen hebben juridische betekenis indien en voor zover deze daaraan in de planregels wordt gegeven. Een aantal aanduidingen heeft geen juridische betekenis en is uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid, zoals kadastrale en topografische gegevens.

6.3 Planregels

De planregels zijn opgesteld op basis van de landelijke standaarden zoals vastgelegd in het rapport Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen. De planregels zijn conform deze standaard verdeeld in vier hoofdstukken, te weten hoofdstuk 1 Inleidende regels, hoofdstuk 2 Bestemmingsregels, hoofdstuk 3 Algemene regels en hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

Voor de planregels is zoveel als mogelijk aangesloten bij het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'. Regelingen die in dit kader niet relevant zijn, zijn achterwege gelaten.

Hoofdstuk 1 bevat de begrippen en de wijze van meten. In hoofdstuk 2 zijn de regels opgenomen behorende bij de bestemmingen die op de verbeelding aan de gronden zijn toegekend. In hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen die op het gehele plangebied van toepassing zijn dan wel aanduidingen die betrekking hebben op meer dan één bestemmingsvlak. In hoofdstuk vier zijn de regels opgenomen waarmee het overgangsrecht wordt geregeld en is een artikel opgenomen waarin de formele naamgeving van de planregels is vastgelegd.

Conform de uitwerkingsregels van het moederplan is aangesloten bij de woonbestemming van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'. In overeenstemming met de gemeentelijke standaard is voor woondoeleinden slechts één bestemming opgenomen, namelijk 'Wonen'. Hierin is tevens de voor- en achtertuin geregeld. Deze bestemming is opgenomen voor het gehele plangebied. Voor de regeling is aangesloten op de naastgelegen woningen.

Verder is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5 conform het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017 ' van de gemeente Leudal overgenomen.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Een uitwerkingsplan doorloopt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit houdt in dat het ontwerp-uitwerkingsplan na behandeling in het college van burgemeester en wethouders wordt gepubliceerd en zes weken ter inzage wordt gelegd. Belanghebbenden kunnen in die zes weken hun zienswijze kenbaar maken bij de gemeente. Binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging stelt het college van burgemeester en wethouders het uitwerkingsplan vast. Daarbij worden de ingediende zienswijzen betrokken. Tegen de vaststelling van een uitwerkingsplan staat rechtstreeks beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Hoofdstuk 8 Financiele uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening (artikel 6.12.1) verplicht gemeenten gelijktijdig met een ruimtelijk besluit, zoals een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen, indien er sprake is van een bij wet aangewezen bouwplan. De gemeente kan hiervan afwijken door het sluiten van een anterieure overeenkomst met de ontwikkelende partij, op basis waarvan het kostenverhaal anderszins verzekerd is.

Tussen de gemeente Leudal en de initiatiefnemer zal een anterieure overeenkomst worden gesloten. Daarmee is de financiële haalbaarheid van het plan voor de gemeente verzekerd.