Wet natuurbescherming
In de Wet natuurbescherming zijn regels gesteld met betrekking tot gebiedsbescherming, soorten-bescherming en bescherming van houtopstanden. In deze paragraaf wordt getoetst of de gewenste ontwikkeling invloed heeft op beschermde gebieden en beschermde soorten die zijn opgenomen in de Wet natuurbescherming.
Gebiedsbescherming
Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Natura 2000-gebieden worden per
1 januari 2017 beschermd door de Wet Natuurbescherming (Wnb). De Wnb vervangt onder meer de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998). In Nederland zijn 164 Natura 2000-gebieden aangewezen.
Artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb heeft betrekking op de vergunningplicht in verband met Natura 2000-gebieden (Habitatrichtlijn- en Vogelrichtlijngebieden) binnen en buiten Nederland. Op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb is een vergunning van Gedeputeerde Staten vereist voor het realiseren van projecten of het verrichten van andere handelingen die, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van het gebied kunnen aantasten.
Toets stikstof
Op grond van Europese en landelijke wet- en regelgeving gelden er normen en regels voor de uitstoot vanvervuilende stoffen, onder andere om de natuurkwaliteit in beschermde gebieden te beschermen en waar mogelijk te vergroten. De ‘PAS-uitspraak’ (29 mei 2019) heeft eens te meer duidelijk gemaakt dat de eventuele invloed van stikstof meegewogen dient te worden in ruimtelijke plannen.
Het dichtstbijzijnd Natura2000 gebied is Grensmaas. Dit gebied ligt op ruim 5,5 km afstand ten zuid-oosten van de projectlocatie. Directe effecten als areaalverlies en versnippering worden dan ook uitgesloten. Externe effecten als gevolg van storingsfactoren door toename van geluid en licht zijn gezien de afstand tot het plangebied eveneens uitgesloten. Effecten als gevolg van vermesting/verzuring door een toename van het autoverkeer (stikstofdepositie) zouden wel op kunnen treden.
Op grond van de gemeentelijke Beleidsregel categorieën stikstofdepositieberekening wordt een nader onderzoek ook noodzakelijk geacht. In dit kader is zowel voor de bouwfase als de gebruiksfase middels een AERIUS berekening onderzocht of sprake is van een significante toename van stikstofdepositie op het Natura2000 gebied. Uit de onderzoeksresultaten kan echter worden geconcludeerd dat geen sprake is van een dergelijk effect als gevolg van het planvoornemen. De onderzoeksresultaten zijn opgenomen in bijlage 4 bij deze ruimtelijke onderbouwing.
Toets overige storingsfactoren
De gewenste ontwikkeling leidt, door de grote afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ook niet tot andere voorkomende storende factoren op omliggende Natura 2000-gebieden zoals oppervlakteverlies, versnippering, verontreiniging, verdroging, verstoring door geluid, optische verstoring, verstoring door mechanische effecten en bewuste verandering soortensamenstelling.
Soortenbescherming
De bescherming van dier- en plantensoorten is in de Wet natuurbescherming (Wnb) geregeld. Deze bescherming wordt op verschillende manieren uitgevoerd. Zo is er een verbod om beschermde planten te plukken en beschermde dieren te doden of te vangen. Ook andere handelingen die dier- en plantensoorten kunnen bedreigen zijn verboden of slechts onder voorwaarden toegestaan. De Wet natuurbescherming schrijft voor dat iedereen de algemene zorgplicht voor de in het wild levende planten en dieren in acht moet nemen. Dit houdt in dat handelingen die niet noodzakelijk verband houden met het beoogde doel, maar nadelig zijn voor de flora en fauna, achterwege moeten blijven. Op grond van artikel 1.11 van de wet (die de algemene zorgplicht regelt) moet schade aan soorten zoveel mogelijk worden voorkomen of worden beperkt. Van bedreigde planten- of diersoorten worden lijsten gepubliceerd.
Toets effectenindicator
Met de ‘Effectenindicator soorten’ van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is gekeken of het realiseren van de gewenste ontwikkeling een bedreiging vormt voor beschermde soorten. Uit de effectenindicator blijkt dat de aanwezigheid van beschermde soorten onwaarschijnlijk is, zie de navolgende afbeelding.
Uit de effectenindicator in relatie tot de voorgenomen ontwikkeling, welke slechts beperkt nieuwbouw inhoudt en bovendien plaatsvindt op reeds verhard terrein, kan worden geconcludeerd dat geen onevenredige directe of indirecte gevolgen te verwachten zijn op de voortplanting en instandhouding van beschermde dier- en/of plantsoorten.
De voorgenomen ontwikkeling doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van aanwezige plant- en diersoorten in het projectgebied.