1.1 Aanleiding
Op de locatie Veldstraat 4 in Grathem is een agrarisch bedrijf gevestigd. De ondernemers hebben op de locatie
varkens gehouden. Daarnaast exploiteren de ondernemers op deze locatie een akkerbouwbedrijf. Op de
locatie staan een bedrijfswoning, een varkensstal en enkele loodsen voor de stalling van machines en
werktuigen en enkele paarden voor hobbymatig gebruik.
De ondernemers zijn gestopt met de exploitatie van de varkenstak van het bedrijf. De bestaande varkensstal
is nog in goede staat maar te laag om te kunnen gebruiken voor de akkerbouwtak van het bedrijf. De
ondernemers zijn voornemens om, naast het akkerbouwbedrijf, de bestaande varkensstal een passende
herbestemming te geven en een hondenpension te beginnen.
Op dit moment worden door de ondernemers verschillende keren per jaar honden van vrienden en familie
verzorgd gedurende een of meerdere keren per jaar. Vanuit deze vraag van familie en vrienden is bij de
ondernemers het eerste idee ontstaan om een hondenpension te beginnen. Ondernemers zijn zich gaan
oriënteren op de mogelijkheden van de exploitatie van een hondenpension. In de regio blijkt veel vraag te zijn
naar de opvang van honden van particulieren. De vraag varieert van structurele opvang van honden
gedurende de werkweek (dagopvang) tot incidentele opvang tijdens bijvoorbeeld vakanties (pension).
De locatie ligt vrij in het buitengebied. De dichtstbij liggende woningen en/of bedrijven liggen op een afstand
van ca. 100 meter. Door de ligging tussen de kernen Grathem, Kelpen-Oler en Baexem ligt de locatie centraal
in de gemeente Leudal waardoor een relatief groot gebied kan worden bediend door het hondenpension.
De ondernemers zijn voornemens om op de locatie maximaal 40 honden te huisvesten. Het betreft in dit geval
het aantal inclusief de eigen honden. De initiatiefnemers hebben dit aantal, dat eerst 40 honden zonder de
eigen honden was, als gebaar richting de buurt aangepast. De voormalige varkensstal is 40 meter bij 10 meter
waardoor in de voormalige varkensstal voldoende ruimte beschikbaar is voor de huisvesting van 40 honden,
in zowel de dagopvang als in het hondenpension. Tijdens de piekperiodes (voorjaarsvakantie, zomervakantie
en najaarsvakantie) zullen maximaal 40 honden, inclusief de eigen honden, worden opgevangen. Buiten de
piekperiodes is de verwachting dat het dagelijks aantal op te vangen honden echter lager zal zijn. Dit zullen in
de praktijk verschillende soorten honden zijn. Vechthonden en honden die voor andere doeleinden worden
ingezet (denk hierbij aan politiehonden, waakhonden) zullen echter niet worden opgevangen door de
initiatiefnemers.
In 2018 is voor het hierboven beschreven planvoornemen een principeverzoek ingediend. Het college van
B&W heeft destijds een positief principebesluit genomen. Medewerking zou in eerste instantie kunnen worden
verleend aan een tijdelijke vergunning met toepassing van artikel 4 onderdeel 11 van het Bor (Besluit
omgevingsrecht) en artikel 2.1.1. lid c van de Wabo. Op 16 januari 2019 is een omgevingsvergunningaanvraag
ingediend. Dit heeft uiteindelijk op 25 juni 2019 geleid tot het weigeren van de omgevingsvergunning. De reden
van deze weigering lag in het feit dat de gevolgde procedure achteraf bezien voor het college niet de juiste
was. Volgens het college geeft een procedure van een herziening van het bestemmingsplan meer waarborgen
om een goede afweging te maken, rekening houdend met de belangen van zowel aanvrager als
belanghebbenden. Tegen deze weigering is door de initiatiefnemers bezwaar aangetekend. Dit bezwaar is
aangehouden in afwachting van deze herziening van het bestemmingsplan. Met deze herziening van het
bestemmingsplan wordt de exploitatie van de hondenkennel in planologisch-juridische zin mogelijk gemaakt.
1.2 Plangebied
Het plangebied ligt op ca. 950 meter ten noorden van de kern Grathem, ca. 2,3 kilometer ten zuidwesten van
de kern Baexem en ca. 2,5 kilometer ten zuidoosten van de kern Kelpen-Oler. Het tussenliggende agrarische
gebied kenmerkt zich van oudsher door een grote mate van agrarische bedrijvigheid en agrarisch
grondgebruik. In de loop der jaren zijn verschillende (voormalige) agrarische locaties gewijzigd of zonder
wijziging van de bestemming in gebruik genomen als burgerwoning of bedrijfsbestemming. Het plangebied,
dat in figuur 2 is weergegeven, bestaat uit de (gedeeltelijke) percelen die kadastraal bekend zijn als gemeente
Heythuysen, sectie V, nummers 194 en 196.
1.3 Vigerend bestemmingsplan
Het vigerend bestemmingsplan is het “Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016” dat door de gemeenteraad is vastgesteld d.d. 4 september 2019. In figuur 3 is een uitsnede van het vigerend bestemmingsplan opgenomen. Op de locatie ligt de enkelbestemming ‘Agrarisch’. Tevens liggen op de locatie de functieaanduidingen ‘bouwvlak’ (binnen deze aanduiding is de bouw van gebouwen en bouwwerken mogelijk) en ‘intensieve veehouderij’ (binnen deze aanduiding is de exploitatie van een intensieve veehouderij mogelijk).

Naast de enkelbestemming en deze functieaanduidingen liggen op de locatie tevens de volgende dubbelbestemmingen en/of functieaanduidingen:
- Gebiedsaanduiding: ‘Milieuzone – Boringsvrije zone’
Ter plaatse van deze aanduiding is het verboden de grond te roeren inclusief het verrichten van grondboringen of heiwerkzaamheden dieper dan 80 meter beneden maaiveld. Het planvoornemen voorziet echter niet in een dergelijke activiteit. Deze aanduiding is voor het planvoornemen niet relevant.
- Gebiedsaanduiding: ‘Milieuzone – Grondwaterbeschermingsgebied’
Ter plaatse van deze aanduiding is het verboden gronden te roeren of boorputten te slaan dieper dan 80 meter beneden maaiveld. Daarnaast is het niet toegestaan om bodemenergiesystemen op te richten of wegen, parkeerplaatsen, terreinen die open staan voor gemotoriseerd verkeer, vaarwegen of spoorwegen aan te leggen, veranderen of daaraan wijzigingen aan te brengen die de risico’s voor de grondwaterkwaliteit verhogen.
Het planvoornemen voorziet niet in dergelijke activiteiten of andere activiteiten die risico’s voor de grondwaterkwaliteit verhogen. Deze aanduiding is voor het planvoornemen niet relevant.
Binnen de bestemming agrarisch en binnen de aanduidingen ‘bouwvlak’ en ‘intensieve veehouderij’ is de
exploitatie van een agrarisch bedrijf, waaronder ook het bestaande akkerbouwbedrijf en het houden van
paarden, mogelijk. Het oprichten en gebruiken van gebouwen ten behoeve van het akkerbouwbedrijf is ook
mogelijk. Het hondenpension past echter niet binnen de gebruiksmogelijkheden van deze bestemming. Een
herziening van het bestemmingsplan is dan ook noodzakelijk om het hondenpension in planologisch-juridische
zin mogelijk te maken.
Met toepassing van artikel 3.1. Wro is de gemeente bereid het bestemmingsplan voor deze locatie te herzien
en de ontwikkeling en exploitatie van een hondenpension mogelijk te maken.
1.4 Planvoornemen
De initiatiefnemers zijn voornemens op de locatie maximaal 40 honden te huisvesten in de voormalige
varkensstal. De voormalige varkensstal is 40 meter bij 10 meter waardoor in de voormalige varkensstal
voldoende ruimte beschikbaar is voor de huisvesting van 40 honden, in zowel de dagopvang als in het
hondenpension. Tijdens de piekperiodes (voorjaarsvakantie, zomervakantie en najaarsvakantie) zullen
maximaal 40 honden inclusief de eigen honden worden opgevangen. Buiten de piekperiodes is de verwachting
dat het dagelijks aantal op te vangen honden echter lager zal zijn. Dit zullen in de praktijk verschillende soorten
honden zijn. Vechthonden en honden die voor andere doeleinden worden ingezet (denk hierbij aan
politiehonden, waakhonden) zullen echter niet worden opgevangen door de initiatiefnemers.
Binnenruimte
De voormalige varkensstal op het bedrijf kan worden omgebouwd tot overdekte huisvesting voor de
pensionhonden. De verschillende afdelingen in de varkensstal worden voorzien van gladde betonvloeren en
ruime hokken waarin de honden van de dagopvang en de pensionhonden kunnen worden gehuisvest. De
voormalige varkensstal is voorzien van dakisolatie en de wanden bestaan uit gemetselde muren waardoor de
geluiduitstraling naar de directe omgeving tot een minimum beperkt zal blijven. In deze voormalige varkensstal
zullen hokken en ruimtes voor in totaal 40 honden, inclusief de eigen honden, worden geplaatst. De hokken
voor de dagopvang en het pension zullen elk worden gesplitst in twee afzonderlijke afdelingen. Tevens zullen
enkele afdelingen worden ingericht voor het in quarantaine of in afzondering kunnen plaatsen van honden.
Denk hierbij aan honden die om medische redenen van andere honden dienen te worden gescheiden. Tevens
dienen deze ruimtes als afzonderingsruimte voor drukke, onrustige of angstige honden. In deze
afzonderingsruimtes kunnen de honden tot rust komen zodat er geen onrust onder de honden kan ontstaan.
Aan de voorzijde van de voormalige varkensstal zal tevens een ontvangstruimte worden ingericht. In deze
ontvangstruimte kunnen klanten hun honden, afgezonderd van de overige honden, brengen en halen. Het
inrichten van deze ruimte zal bijdrage aan een rustige en zo stil mogelijke bedrijfsvoering. In deze
ontvangstruimte zal tevens een verzorgingsruimte worden ingericht voor de honden die worden opgevangen
op het bedrijf. Enkele voorzieningen voor het wassen, kammen en verzorgen van de honden zullen in deze
ruimte aanwezig zijn. Het betreft hier nadrukkelijk enkel het verzorgen van de eigen dagopvang- en
pensionhonden. Het is de standaard procedure dat honden die in het hondenpension logeren eerst een
proefdag komen draaien.

Figuur 4: Gewenst planvoornemen
Buitenruimte
Doordat de varkensstal relatief vrij ligt van de andere bebouwing op het bedrijf kan de ruimte rondom de
voormalige varkensstal worden ingericht als ‘hondenweide’ waarin de honden, al dan niet afzonderlijk van
elkaar, gedurende de dag buiten kunnen verblijven. Tijdens de avond- en nachtelijke uren zullen geen honden
buiten verblijven. Met de buitenruimte wordt invulling gegeven aan een noodzakelijke faciliteit voor veel
hondenbezitters. Zonder buitenruimte zal het hondenpension minder aantrekkelijk zijn voor hondenbezitters.
Rondom het hondenpension zal een buitenruimte van ca. 4000 m2 worden uitgerasterd als hondenweide
waarin de honden buiten kunnen verblijven. In figuur 4 is het gewenste planvoornemen weergegeven. De
ingetekende buitenruimte voor de honden is indicatief en kan worden aangepast. De eerste jaren zal alleen
de zuidzijde van de in figuur 4 aangeven ‘hondenweide’ worden gebruikt als speelweide. De hondenweide
wordt ingedeeld in 5 kleinere speelweides. Mocht uitbreiding van de hondenweide noodzakelijk zijn dan zullen
de andere delen van het perceel worden ingezet als hondenweide. De hondenweides worden gescheiden door
dubbele draadstaafmatten met een dikte van 1,83 meter hoog en 2,51 meter breed en worden voorzien van
looppoorten.
Breng-, haal- en uitlaattijden
Het halen en brengen van de honden vindt plaats door de eigenaren van de honden zelf op maandag tot en
met zaterdag tussen 07.00 – 09.00 uur en 17.00 – 19.00 uur. Op de zondagen vind geen brengen en halen
van honden plaats. Er vind zowel opvang van honden gedurende langere periodes
(weekopvang/vakantieopvang) als dagopvang van honden plaats. Voor beide categorieën opvang gelden
dezelfde breng- en haaltijden. Daarnaast wordt aan de voorzijde van het gebouw een ontvangst- en haal- en
brengruimte ingericht om de honden te kunnen ontvangen en op te kunnen halen. Door deze aparte
ontvangstruimte wordt de roering onder de honden tijdens het halen en brengen tot een minimum beperkt. De
honden kunnen bij het halen in deze ruimte vooraf worden afgezonderd van de rest van de honden waarna
hun eigenaren de honden vanuit deze ontvangstruimte mee kunnen nemen.
De honden zullen tijdens vaste momenten worden uitgelaten. De uitlaattijden betreffen de ochtend tussen
07.30 – 11.00 uur, de middag 15.30 – 18.00 uur en de avond 21.30 – 22.00 uur. De uitlaattijden betreffen in
dit geval de momenten dat de honden buiten kunnen zijn. In overleg met de initiatiefnemers is gekozen voor
een laatste uitlaattijd tussen 21.30 – 22.00 uur. Door deze uitlaattijd zijn de initiatiefnemers in staat om de
vroege uitlaattijd pas om 07.30 te laten starten. Wordt geen late uitlaattijd meer ingelast dan zal de uitlaattijd
in de vroege morgen ook enkele uren eerder dienen plaats te vinden. Tijdens de andere momenten van 11.00
- 15.30, 18.00 – 21.30 en 22.00 – 07.00 zijn de honden binnen in het hondenpension. De uitlaattijden gelden
in dit geval enkel voor de dagopvang- en pensionhonden. De eigen honden worden gezien de dagelijkse
werkzaamheden van de initiatiefnemers vaak eerder uitgelaten.
De pensionhonden zijn te allen tijden onder toezicht van de initiatiefnemers buiten in de speelweide. Daarnaast
is camerabewaking aanwezig in het hondenpension, de speelweide en rondom de woonboerderij.
Parkeren
Het parkeren van de voertuigen bij het halen en brengen vindt plaats aan de voorzijde van het bedrijf. Aan de
voorzijde van het bedrijf is verharding aangelegd. Op deze verharding is ruimte voor het parkeren van 10
voertuigen. De haal- en brengmomenten vinden binnen een tijdsbestek van één uur plaats waardoor er
verspreid over deze uren enkele voertuigen geparkeerd zullen zijn. Met ruimte voor het parkeren van 10
voertuigen tegelijkertijd is er voldoende parkeerruimte op eigen perceel beschikbaar. Het brengen en halen
van de honden vind verspreid gedurende de gezette tijden en gedurende enkele dagen in de week plaats. De
inschatting is dat tijdens de piekdagen maximaal 10 honden op hetzelfde moment worden gebracht tijdens
deze gezette tijden waardoor niet meer dan 10 parkeerplaatsen op de locatie noodzakelijk zijn. De
initiatiefnemers kunnen daarbij met de klanten afspraken maken op welke tijden de honden gebracht worden.
Het brengen en halen van honden duurt gemiddeld 15 tot 30 minuten per hond. In totaal kunnen maximaal 33
honden (40 honden minus 7 eigen honden) worden gebracht. Door met de klanten de breng- en haaltijden af
te stemmen wordt voorkomen dat de parkeerdruk groter wordt dan op kan worden gevangen met het maximaal
aantal van 10 parkeerplaatsen. Mocht er in de toekomst behoefte zijn aan meer parkeerplaatsen dan kunnen
deze tevens op eigen perceel worden aangelegd. Als gevolg van het planvoornemen zullen dan ook geen
parkeerproblemen of problemen met de doorstroming van het verkeer en/of de verkeersveiligheid ter plaatse
en in de directe omgeving van het planvoornemen plaatsvinden.
Landschappelijke inpassing
Ten behoeve van het planvoornemen zal de noordwestzijde van het bedrijf als eerste worden ingepast met
een haag/singel. Met deze haag/singel zal tevens de grondwal die zal worden aangelegd aan deze zijde
worden aangekleed en beplant met gebiedseigen beplanting met een reguliere omvang. Na aanplant en realisatie van de landschappelijke inpassing aan de noordwestzijde zal ook de zuidzijde van het bedrijf op
termijn landschappelijk worden ingepast.
Geluid
In het planvoornemen wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de geluiduitstraling van het
hondenpension op de directe omgeving. Vanuit elke bedrijfsvoering, en ook die van een hondenpension, zal
altijd geluiduitstraling op de directe omgeving plaatsvinden. De ondernemers nemen waar mogelijk
maatregelen om de geluidsuitstraling op de directe omgeving tot een minimum te beperken. Echter zal er altijd
in enige vorm sprake zijn van geluiduitstraling op de directe omgeving. Door enkele fysieke maatregelen te
nemen, de inrichting van de bedrijfsvoering en permanent toezicht en controle proberen de initiatiefnemers de
geluiduitstraling tot een minimum te beperken. Enkele maatregelen die door de initiatiefnemers worden
genomen zijn:
- In eerste instantie wordt alleen de speelweide aan de zuidzijde van het hondenpension gebruikt. De
dichtstbij gelegen woning ligt aan de noord(west)zijde van het bedrijf. De speelweide en de dichtstbij
gelegen woning liggen daardoor zover mogelijk uit elkaar en zijn gescheiden door de voormalige
varkensstal/hondenpension.
- Aanhoudend blaffende honden zullen worden geplaatst in separate hokken in het gebouw om
mogelijke hinder voor de omgeving tot een minimum te beperken.
- Aanleg van een grondwal aan de noordzijde van het perceel om geluidsuitstraling naar de omgeving
tegen te gaan. De geluidwal, kan in het kader van het planvoornemen, worden aangemerkt als Best
Beschikbare Techniek (BBT) om geluidsbelasting op de omgeving zoveel mogelijk te beperken. Om
een zo goed mogelijke beperking van geluiduitstraling op de omgeving te realiseren hebben de
initiatiefnemers gekozen om de wal 2,10 meter hoog te maken. Deze wal zal aan worden gekleed door
middel van gebiedseigen beplanting waardoor het geheel een nette uitstraling krijgt en het bedrijf
landschappelijk wordt ingepast.
- Een beperking en bewuste keuze voor de hierboven beschreven uitlaattijden maakt dat er tijdens de
nachtperiode nauwelijks overlast ervaren kan worden van de bedrijfsactiviteiten door omwonenden.
- Door het voeren van duidelijke gedragsregels en een protocol ten aanzien van het hondenpension
trachten de initiatiefnemers mogelijke overlast tot een minimum te beperken. Enkele van deze
gedragsregels zijn het in afzondering plaatsen van aanhoudend blaffende honden, constant toezicht
op de honden tijdens het verblijf buiten, protocol voor het brengen van halen en halen van honden.
- Het voeren van de honden vind enkel binnen in de dagopvang en pensionopvang plaats.
Ten behoeve van het planvoornemen is tevens een akoestisch onderzoek uitgevoerd waarin is aangetoond
dat wordt voldaan aan alle relevante geluidnormen zoals opgenomen in de Wet geluidhinder (Wgh) en de
richtafstanden uit de VNG-bedrijvenlijst. In deze berekeningen is gerekend met 40 honden, inclusief de eigen
honden. De eigen honden zullen naar alle waarschijnlijkheid vanwege de bekendheid met de omgeving en de
uitgevoerde activiteiten minder blaffen dan de pensionhonden. Hoewel in de VNG-bedrijvenlijst geen categorie
‘hondenpension’ is opgenomen kan op basis van vergelijkbare bedrijfsactiviteiten een inschatting worden
gemaakt van de richtafstanden die voor het hondenpension zouden kunnen zijn en worden opgenomen. Zo is
in de VNG-bedrijvenlijst een categorie ‘dierenpensions’ opgenomen. Voor deze categorie is een richtafstand
voor het aspect ‘geluid’ van 100 meter tot gevoelige objecten opgenomen. De kortste en kleinste afstand
tussen de rand van het bouwvlak op de locatie Veldstraat 4 in Grathem en de gevels van gevoelige objecten
bedraagt in de huidige situatie minimaal 100 meter. Hiermee voldoet het planvoornemen aan de richtafstand
van 100 meter voor het aspect ‘geluid’. Het akoestisch onderzoek is als separate bijlage bij deze
omgevingsvergunningaanvraag gevoegd.
Rijbak
De ondernemers zijn tevens voornemens om, ten behoeve van hobbymatig gebruik, een nieuwe rijbak op te
richten. Deze rijbak wordt door de initiatiefnemers gebruikt om eigen paarden de trainen, af te richten en te
rijden. De afmetingen van de rijbak zijn 40 meter bij 25 meter. In de bestaande bedrijfsgebouwen zij enkele
paardenboxen gesitueerd waarin in totaal 6 paarden kunnen worden gestald.
Het akkerbouwbedrijf en het hobbymatig houden van paarden kan al plaatsvinden binnen de kaders van de
vigerende planologisch-juridische regeling. Beide vormen dan ook geen onderdeel van het planvoornemen.
Beide activiteiten zijn wel meegenomen in de ingediende vergunningaanvraag in het kader van de Wet
natuurbescherming voor het planvoornemen.
Samenvatting planvoornemen
- Hondenpension voor de opvang van 40 honden, exclusief de eigen honden;
- De speelweide wordt, in drie delen, in eerste instantie aan de zuidzijde van het hondenpension gerealiseerd en ingericht;
- Akoestisch onderzoek is uitgevoerd;
- Aan de noordwestzijde vindt landschappelijke inpassing plaats. Daarna zal de zuidzijde van het bedrijf ook worden aangeplant;
- Parkeren vind op eigen terrein plaats;
- Breng-, haal- en uitlaattijden zoals in deze motivatie beschreven.
- Aanleg rijbak 40 meter bij 25 meter
Het gebruik van de voormalige varkensstal als hondenpension zorgt voor een passende herbestemming. De
ondernemers zijn daarbij voornemens het hondenpension en de hondenweide landschappelijk in te passen.
De bestaande akkerbouwtak van het bedrijf blijft behouden en dient ook in de toekomst mogelijkheden te
behouden om verder te groeien door de bouw van nieuwe loodsen of werktuigenbergingen. Doordat het
bestaande akkerbouwbedrijf behouden blijft dient de bestemming ‘Agrarisch’ behouden te blijven.
1.5 Landschappelijke inpassing
Ten behoeve van het planvoornemen is ook een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Dit landschappelijk inpassingsplan is getoetst door de gemeente Leudal en akkoord bevonden.

Figuur 5: Landschappelijke inpassing
Het landschappelijk inpassingsplan bestaat uit een aantal elementen waaronder een gemengde singel aan de
noord- en westzijde. Deze singel past de locatie aan deze zijde in in de omgeving en wordt aangeplant op een
aan te leggen grondwal die ook als geluidsscherm dient. Aan de voorzijde en zuidzijde is door het ontbreken
van gevoelige functies op (relatief) korte afstand gekozen voor inpassing dat de uitstraling van een ‘boerenerf’
heeft. Aan deze zijden wordt een beukenhaag aangeplant. In deze beukenhaag worden aan de oostzijde
(voorzijde) enkele beukenbomen aangeplant. In de haag aan de zuidzijde worden enkele winterlindes
aangeplant. Ook de nieuwe rijbak komt binnen dit groene raamwerk te liggen. Door de landschappelijke
inpassing worden het bedrijf en de verschillende bedrijfsactiviteiten ingepast in de omgeving. De
landschappelijke inpassing wordt geheel op eigen terrein aangeplant. Dit geldt ook voor de grondwal.
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is opgesteld door het ministerie van Infrastructuur en Milieu. De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de “kapstok” voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
De structuurvisie vervangt de volgende nota’s:
- de Nota Ruimte;
- de structuurvisie Randstad 2040;
- de Nota Mobiliteit;
- de MobiliteitsAanpak;
- de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving.
In de structuurvisie is geschetst hoe Nederland er in 2040 uit moet zien, waarbij de termen “concurrerend”, “bereikbaar”, “leefbaar” en “veilig” kernbegrippen zijn. De structuurvisie is hierbij een verdere integratie van rijksbeleid.
Het onderhavige planvoornemen is van een dermate geringe omvang dat er op nationale schaal geen belangen in het geding zijn.
2.1.2 Nationaal Waterplan 2016 – 2021
Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (structuurvisie) is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2009 – 2015. Het Nationaal Waterplan (NWP) bevat de hoofdlijnen van het nationaal waterbeleid en de daartoe behorende aspecten van het ruimtelijk beleid.
Daarnaast vormt het nieuwe NWP een belangrijke bouwsteen voor een Nationale Omgevingsvisie, aansluitend bij de Omgevingswet, die sectorale visies en beleidsplannen vervangt.
In het Nationaal Waterplan heeft het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vastgelegd. Rijkswaterstaat neemt in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (Bprw) de condities en maatregelen op voor het operationeel beheer om deze strategische doelen te bereiken.
Ten behoeve van het planvoornemen is een waterplan opgesteld. Dit waterplan wordt later in deze toelichting verder beschreven. Op basis van dit waterplan kan worden geconcludeerd dat belangen zoals gesteld in het Nationaal Waterplan 2016 – 2021 als gevolg van het planvoornemen niet belemmerd worden.
2.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
In de realisatieparagraaf van de SVIR zijn per nationaal belang de instrumenten uitgewerkt die hiervoor worden ingezet. Eén van de belangrijkste instrumenten is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), waarvan een gedeelte gelijktijdig met de SVIR in werking is getreden. In het Barro zijn regels opgenomen ter bescherming van de nationale belangen. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen, bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen.
In het Barro zijn onder meer rijksvaarwegen, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, buisleidingen, primaire waterkeringen, erfgoederen, kustfundamenten en diverse concrete nationale ruimtelijke projecten zoals het Project Mainportontwikkeling Rotterdam aangewezen als nationaal belang. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien vigerende bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie jaar na inwerkintreding van het besluit zijn aangepast.
Onderhavige locatie aan de Veldstraat 4 te Grathem ligt niet in één van de gebieden waar het Barro betrekking op heeft. Het Barro vormt dan ook geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.
2.1.4 Besluit m.e.r.
De wijziging van de bestemming betreft geen juridisch-planologische wijziging waarop de regels van het Besluit mer van toepassing zijn.
2.2 Provinciaal beleid
Op 12 december 2014 zijn door Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014), met bijbehorend plan m.e.r., de Omgevingsverordening Limburg 2014 en het Provinciaal Verkeers- en Vervoersprogramma vastgesteld. Samen vormen zij een integrale omgevingsvisie.
Hierna worden het POL2014 en de Omgevingsverordening Limburg 2014 toegelicht. Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersprogramma is niet relevant voor de projectlocatie.
2.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014
Met het POL2014 heeft een integrale actualisatie van het provinciaal beleid plaatsgevonden. Het POL2014 heeft de wettelijke functies van structuurvisie (Wro), regionaal waterplan (Waterwet), Milieubeleidsplan (Wet Milieubeheer) en het Provinciaal verkeers- en vervoersplan (PVVp). Het POL2014 is kaderstellend voor het omgevingsbeleid in Limburg.
De centrale ambitie in het ‘nieuwe’ POL richt zich op een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg: om er naar toe te gaan en vooral ook om hier te blijven. Het POL richt zich met name op de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat, waarbij kwaliteit centraal staat.
De projectlocatie is op de zoneringskaart aangeduid als ´Buitengebied´. Dit zijn gebieden met over het algemeen een agrarisch karakter en met ruimte voor doorontwikkeling van agrarische bedrijven. In dit gebied ligt het accent op ontwikkelingsmogelijkheden voor nieuwe bedrijfslocaties landbouw, terugdringen van de milieubelasting vanuit de landbouw en de kwaliteit en het functioneren van de ondergrond.

De komende jaren wordt een hausse aan vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing verwacht. Het streven is om vrijkomende agrarische bebouwing zoveel mogelijk te laten hergebruiken door de land- en tuinbouw, ter voorkoming van verdere verstening in het buitengebied. Is hergebruik niet mogelijk dat is benutting voor alternatieve economische activiteiten aan de orde. Mits hier behoefte aan is en de functie geen belemmeringen voor bestaande functies met zich meebrengt.
Het planvoornemen voorziet in het gedeeltelijk hergebruik van agrarische bedrijfsbebouwing. Door behoud van het akkerbouwbedrijf vindt geen complete herbestemming of herinvulling van voormalige agrarische locaties plaats. Met het hondenpension als activiteit naast het bestaande akkerbouwbedrijf wordt invulling gegeven aan het gedeeltelijk hergebruik van een bestaande agrarische locatie. De voormalige varkensstal, die vanwege de beperkte omvang en hoogte, niet kan worden hergebruikt voor het akkerbouwbedrijf krijgt zo een nieuwe bestemming en zal op termijn worden onderhouden en opgeknapt. Op deze manier wordt verloedering van agrarische locaties tegen gegaan.
In deze toelichting wordt tevens omschreven, zoals te lezen is in hoofdstuk 4, dat het planvoornemen geen negatieve effecten heeft voor omliggende functies. Geconcludeerd wordt dat het planvoornemen passend is in het beleid van het POL2014.
2.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014
In de Omgevingsverordening Limburg 2014 staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van het POL2014 juridische binding te geven. De Omgevingsverordening is een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. De Omgevingsverordening Limburg 2014 is uitgebreid met een nieuw hoofdstuk Ruimte. Dat hoofdstuk Ruimte bevalt een aantal instrumenten die gericht zijn op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van het POL2014.
De locatie Veldstraat 4 te Grathem ligt in “Boringsvrije zone Roerdalslenk III”. De aanduiding “Boringsvrije zone” heeft betrekking op het beschermen van de waterkwaliteit en –kwantiteit. Vanuit deze milieubeschermingszone worden regels gesteld aan het boren of heiwerkzaamheden dieper dan 80 meter onder maaiveld en het uitvoeren van activiteiten die de waterkwaliteit en –kwantiteit negatief kunnen beïnvloeden. Het planvoornemen voorziet niet in dergelijke activiteiten. Geconcludeerd wordt dat het planvoornemen past binnen de eisen van de Omgevingsverordening Limburg 2014.
2.3.1 Structuurvisie Leudal
Op 14 april 2010 heeft de gemeenteraad van Leudal de Structuurvisie Leudal vastgesteld. In deze structuurvisie worden de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de lange termijn (op hoofdlijnen) vastgelegd. Met deze structuurvisie wil de gemeente regie voeren op de ontwikkelingen en processen die voor de toekomst van Leudal van belang zijn. Ontwikkelingen die het goed wonen, leven en werken ondersteunen en verbeteren wil de gemeente kunnen faciliteren en stimuleren. De structuurvisie heeft als doel voor burgers, bedrijven en andere overheden inzichtelijk te maken welke ruimtelijke ontwikkelingen gewenst zijn en op welke wijze de gemeente Leudal deze ontwikkelingen wil realiseren.
In de structuurvisie geeft de gemeente onder meer aan in het kader van agrarische bedrijvigheid en opgaves in het buitengebied maatwerk na te streven. Bijzondere aandacht vraagt de ontwikkeling van kleinschalige bedrijfsontwikkelingen in het buitengebied, samenhangend met verbreding en/of beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering. Daardoor neemt het aantal bedrijven die in het buitengebied zorg, recreatie, educatie e.d. aanbieden gestaag toe. De gemeente ondersteunt deze verbreding van activiteiten in het buitengebied. In dit licht is het gedeeltelijk hergebruiken van agrarische bedrijfsbebouwing voor een hondenpension een ontwikkeling die invulling geeft aan dit beleid. Het betreft een kleinschalige bedrijfsontwikkeling die qua aard en omvang passend is in het buitengebied en niet direct in de kernen plaats kan vinden.
Een leefbaar en divers buitengebied is een van de doelstellingen die in de Structuurvisie worden nagestreefd. De (gedeeltelijke) herontwikkeling van agrarische locaties, mogelijkheid tot het ontplooien van nieuwe (aan het buitengebied) gerelateerde economische activiteiten en hergebruik van agrarische bedrijfsbebouwing zijn voor de gemeente Leudal belangrijke uitgangspunten. Ook hieraan wordt met de exploitatie van het hondenpension invulling gegeven. Daarbij geeft deze ontwikkeling door het verwijderen van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ invulling aan een vermindering van de milieudruk in het buitengebied.
Geconcludeerd wordt dat het planvoornemen past binnen de beleidsuitgangspunten van de Structuurvisie.
3.1 Inleiding
Bij de herziening van het bestemmingsplan dient rekening gehouden te worden met (milieu-)effecten vanuit
de omgeving en op de omgeving. Het onderzoek naar de milieuaspecten zoals geluid, geur, fijnstof, ammoniak,
endotoxinen, luchtkwaliteit, bodem en grondwaterkwaliteit, gebiedsbescherming en soortenbescherming,
gezondheid en milieu-invloed bedrijvigheid wordt in de navolgende paragrafen beschreven.
Eveneens is gekeken naar de gevolgen van de gewenste ingreep voor onder andere de aspecten kabels en
leidingen, ecologie, externe veiligheid, waterhuishouding, landschappelijke inpassing, archeologie en
cultuurhistorie, niet-gesprongen explosieven en verkeer en parkeren. Ook de hieruit voortkomende bevinden
worden in de navolgende paragrafen toegelicht.
In het kader van het hierboven beschreven planvoornemen zullen de aangevraagde veranderingen binnen de
inrichtingen, indien noodzakelijk, milieukundig worden aangevraagd.
3.2 Bedrijven en milieuzonering
In de directe nabijheid van een ruimtelijke ontwikkeling kunnen bedrijven gelegen zijn die eventuele gevolgen
voor het plan kunnen hebben. Denk hierbij aan geurcontouren van agrarische bedrijven, maar ook milieuhinder
veroorzaakt door andere bedrijfstypen kan een rol spelen. Daarnaast kan de gewenste ruimtelijke ontwikkeling
zelf bedrijvigheid mogelijk maken die een (nadelige) invloed op de omgeving kan hebben.
Voor het beoordelen van de milieu-invloed is het gebruikelijk een eerste toets uit te voeren aan de hand van
de voorgeschreven afstanden zoals deze zijn opgenomen in de (indicatieve) lijst “Bedrijven en Milieuzonering”,
uitgegeven door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in 2009. Eén van de belangrijkste
bouwstenen bij milieuzonering is de richtafstandenlijst. Deze lijst biedt voor een scala aan typen bedrijvigheid
de richtafstanden tot gevoelige bestemmingen vanwege geur, stof, geluid en gevaar. Daarnaast zijn indices
voor verkeersaantrekkende werking en visuele inpasbaarheid opgenomen in de lijst.
De opgenomen richtafstanden betreffen indicatief de aan te houden afstand tussen hinderveroorzakende en
milieugevoelige functies. Indien dit voldoende gemotiveerd wordt kan hiervan afgeweken worden. De locatie
aan de Veldstraat 4 in Grathem wordt ingedeeld in de categorie “Dierenasiels- en pensions”. Hieronder een
tabel met de bijbehorende richtafstanden en de bijbehorende toelichting:
tabel 1: Richtafstanden tussen hinderveroorzakende en milieugevoelige functies
| | | | | | | | | | | | Overige dienstverlening Dierenasiels en -pensions |
30 |
0 |
100C |
0 |
3.2 |
1P |
1 |
|
(1) Richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar: bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- Het betreft ‘gemiddeld’ moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
- De richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstypen ‘rustige woonwijk’ en ‘rustig buitengebied’;
- De richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten;
- Bij activiteiten met ruimtelijk duidelijk te onderscheiden deelactiviteiten (zoals productie, opslag, kantoren, parkeerterreinen) kunnen deze deelactiviteiten desgewenst als afzonderlijk te zoneren activiteiten worden beschouwd, bijvoorbeeld bij ligging van de activiteit binnen zones met verschil-lende milieucategorieën.
- De richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningsvrij bouwen mogelijk is. De gegeven afstanden zijn in het algemeen richtafstanden en geen harde afstandseisen. Dit betekent dat geringe afwijkingen in de lokale situatie mogelijk zijn.
- De richtafstanden zijn weergegeven in afstandsklassen. De richtafstanden voor de onderscheiden bedrijfstypen zijn afgeleid van:
- In Nederland aanvaarde normen voor de emissies door milieubelastende activiteiten;
- In Nederland voorgeschreven of aanvaarde grens- en richtwaarden voor de immissies bij woningen en andere milieugevoelige bestemmingen;
- Ervaringen en waarnemingen met betrekking tot de omvang en schadelijkheid van emissies door activiteiten.
(2) Gevaar: in de kolom ‘gevaar’ is een richtafstand aangegeven, die bij een gemiddelde activiteit van dat type aangehouden kan worden. Het betreft alle gevaarsaspecten, inclusief brandgevaar en stofexplosies.
(3) Categorie: de grootste afstand voor geur, stof, geluid en gevaar is bepalend voor de indeling in de milieucategorie. De volgende tabel geeft inzicht in het verband tussen de afstand en de milieucategorie.
tabel 2: Richtafstanden bij verschillende milieucategorieën
Voor onderhavig initiatief is de richtafstand van 100 meter voor wat betreft het aspect ‘geluid’ de maatgevende milieucategorie. In het bestemmingsplan wordt op de verbeelding een aanduiding ‘hondenpension’ opgenomen. In figuur 6 is deze aanduiding weergegeven. De richtafstand, zoals weergegeven in tabel 1, hebben enkel betrekking op de activiteiten van het hondenpension. De activiteiten die betrekking hebben op het hondenpension worden beperkt tot het gebied waarop de aanduiding ‘hondenpension’ ligt. In figuur zijn de voor de activiteit relevante richtafstanden als contouren weergegeven. Hieruit blijkt dat ruimschoots wordt voldaan aan de opgenomen richtafstanden zoals opgenomen voor deze activiteit. Binnen een straal van 100 meter van deze functieaanduiding ligt geen enkel gevoelig object.
Veldstraat 6b
De locatie aan de Veldstraat 6b ligt met een afstand van 104 meter het dichtstbij deze functieaanduiding. Volledigheidshalve wordt vermeld dat binnen de enkelbestemming “Bedrijf”, waarbinnen ook de Veldstraat 6b ligt, maar één bedrijfswoning is toegestaan. Binnen deze bestemming zijn echter drie adressen, te weten Veldstraat 6, 6a en 6b, geregistreerd. Veldstraat 6b vormt het object dat het dichtstbij ligt. Voor de bepaling van de afstand is de rand van het bouwvlak gekozen die het dichtstbij ligt bij de functieaanduiding. Van oudsher ligt de oorspronkelijke bedrijfswoning echter verder achter op het perceel op een afstand van ca. 135 meter.
Veldstraat 8
De locatie Veldstraat 8, en dan specifiek de ‘bedrijfswoning’ ligt op een afstand van 130 meter van de functieaanduiding. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de voor deze activiteiten opgenomen richtafstanden. Hoewel het bouwvlak op deze locatie tot aan de voorzijde van de weg loopt, is herbouw van de bedrijfswoning op basis van de regels van het vigerend bestemmingsplan enkel toegestaan op de bestaande locatie. Herbouw is enkel mogelijk met een omgevingsvergunning en onder de voorwaarde dat omliggende functies en bedrijven geen belemmeringen ondervinden van deze verplaatsing.
Kuiperweg 1 en 6
De locaties Kuiperweg 1 en 6 liggen op een afstand van respectievelijk 136 meter en 210 meter (functieaanduiding ‘Hondenpension’ tot dichtstbij gelegen gevels). Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan deze voorwaarden. Voor de Kuiperweg 1 geldt hetzelfde als voor de Veldstraat 8. Een klein deel van het bouwvlak ligt binnen de milieu-zone van 100 meter van de functieaanduiding ‘Hondenpension’. Het verplaatsen van de ‘bedrijfswoning’ is echter op basis van de regels de van het vigerend bestemmingsplan direct uitgesloten. Herbouw is enkel mogelijk met een omgevingsvergunning en onder de voorwaarde dat omliggende functies en bedrijven geen belemmeringen ondervinden van deze verplaatsing.

Figuur 6: Overzicht milieu-zones en richtafstanden (ondergrond vanwww.pdok.nl)
Akoestisch onderzoekTen behoeve van het planvoornemen is, ondanks dat ruimschoots wordt voldaan aan de richtafstanden, een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van dit akoestisch onderzoek is geconcludeerd dat op de omliggende gevoelige objecten wordt voldaan aan de normen zoals opgenomen in de Wet geluidhinder en het geluidbeleid van de gemeente Leudal zoals dat is opgenomen in de “Beleidsnota gebiedsgericht geluidbeleid gemeente Leudal”. Voor een verdere onderbouwing van het aspect ‘geluid’ wordt verwezen naar paragraaf 3.3 van deze toelichting.
Aan de hand van deze toetsing wordt geconcludeerd dat het aspect ‘geluid’ voor dit planvoornemen geen belemmering is voor de directe omgeving.
(4) Verkeer: ook de verkeersaantrekkende werking kan van belang zijn voor de toelaatbaarheid van milieubelastende activiteiten op een bepaalde locatie. Dit aspect kan niet worden vertaald naar afstanden, maar is weergegeven met een kwalitatieve index die loopt van 1 tot en met 3, met de volgende betekenis.
1: potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2: potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3: potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.
Daarbij is onderscheid gemaakt tussen goederenvervoer (G) en personenvervoer (P).
Onderhavig initiatief is ingedeeld in categorie 1, met name personenvervoer. Er wordt een potentieel geringe verkeersaantrekkende werking verwacht. Dit wordt later in deze toelichting verder beschreven.
(5) Visueel: de index voor visuele hinder is een indicator voor de (visuele) inpasbaarheid van activiteiten. Onderhavig initiatief is ingedeeld in categorie 1. Er wordt derhalve geen visuele hinder verwacht door de uitbreiding. Daarnaast is er ook een landschappelijk inpassingsplan gemaakt om de nieuwe situatie landschappelijk optimaal in te passen (bijlage 1 bij de regels van de herziening van dit bestemmingsplan).
Uit deze toets kan worden geconcludeerd dat het initiatief voldoet aan de gestelde normen voor milieuzonering en een goed woon- en leefklimaat geborgd is.
3.3 Geluid
Geluidhinder kan ontstaan door verschillende activiteiten. Hierbij kan gedacht worden aan weg- en railverkeer maar ook aan industriële activiteiten. De Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en het Bouwbesluit geven normen voor de hoogst acceptabele geluidbelasting en minimale geluidwering bij geluidgevoelige functies zoals woningen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen bestaande en nieuwe situaties.
In het planvoornemen wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de geluiduitstraling van het hondenpension op de directe omgeving. Vanuit elke bedrijfsvoering, en ook die van een hondenpension, zal altijd geluiduitstraling op de directe omgeving plaatsvinden. De ondernemers nemen waar mogelijk maatregelen om de geluidsuitstraling op de directe omgeving tot een minimum te beperken. Echter zal er altijd in enige vorm sprake zijn van geluiduitstraling op de directe omgeving. Door enkele fysieke maatregelen te nemen, de inrichting van de bedrijfsvoering en permanent toezicht en controle proberen de initiatiefnemers de geluiduitstraling tot een minimum te beperken. Enkele maatregelen die door de initiatiefnemers worden genomen zijn:
- In eerste instantie wordt alleen de speelweide aan de zuidzijde van het hondenpension gebruikt. De dichtstbij gelegen woning liggen aan de noordwestzijde van het bedrijf. De speelweide en de dichtstbij gelegen woning liggen daardoor zover mogelijk uit elkaar en zijn gescheiden door de voormalige varkensstal/hondenpension.
- Aanhoudend blaffende honden zullen worden geplaatst in separate hokken in het gebouw om mogelijke hinder voor de omgeving tot een minimum te beperken.
- Aanleg van een grondwal aan de noordzijde van het perceel om geluidsuitstraling naar de omgeving tegen te gaan. De geluidwal, kan in het kader van het planvoornemen, worden aangemerkt als Best Beschikbare Techniek (BBT) om geluidsbelasting op de omgeving zoveel mogelijk te beperken. Om een zo goed mogelijke beperking van geluiduitstraling op de omgeving te realiseren hebben de initiatiefnemers gekozen om de wal 2,10 meter hoog te maken. Deze wal zal aan worden gekleed door middel van gebiedseigen beplanting waardoor het geheel een nette uitstraling krijgt en het bedrijf landschappelijk wordt ingepast.
- Een beperking en bewuste keuze voor de hierboven beschreven uitlaattijden maakt dat er tijdens de nachtperiode nauwelijks overlast ervaren kan worden van de bedrijfsactiviteiten door omwonenden.
- Door het voeren van duidelijke gedragsregels en een protocol ten aanzien van het hondenpension trachten de initiatiefnemers mogelijke overlast tot een minimum te beperken. Enkele van deze gedragsregels zijn het in afzondering plaatsen van aanhoudend blaffende honden, constant toezicht op de honden tijdens het verblijf buiten, protocol voor het brengen van halen en halen van honden.
- Het voeren van de honden vindt enkel binnen in de dagopvang en pensionopvang plaats.
Akoestisch onderzoek
Ten behoeve van het planvoornemen is door M&A Milieuadvies een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In dit akoestisch onderzoek is de Representatieve Bedrijfssituatie getoetst aan de Wet geluidhinder en de “Beleidsnota gebiedsgericht geluidbeleid gemeente Leudal”. In deze beleidsnota is een gebiedsgerichte geluidnormering opgenomen voor woningen en referentiepunten op 50 meter afstand van inrichtingen.
Deze referentiepunten op 50 meter van inrichtingen zijn opgenomen om te voorkomen dat gebieden die men rustig wil houden in de praktijk lawaaierig blijken te zijn. Door op deze referentiepunten dezelfde normen toe te passen dan op woningen worden ook andere geluidgevoelige functies rondom de inrichting beschermd. Hierbij kan gedacht worden aan extensieve recreatie en bijvoorbeeld fauna (in natuurgebieden) in de omgeving.
De locatie ligt in het gebied ‘landelijk’ waarvoor een normering van 45, 40 en 35 dB(A) etmaalwaarde is gesteld voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Voor bedrijfswoningen geldt een 5 dB(A) hogere normering. Deze grenswaarden gelden voor zowel de geluidgevoelige bestemmingen als referentiepunten op 50 meter afstand van de inrichting. Van deze normen kan, enkel voor de referentiepunten op 50 meter van de inrichtingen, worden afgeweken wanneer het inrichtingen betreft die gezien haar aard in het gebied thuis horen. Bovendien moet worden aangetoond dat binnen de inrichting in ieder geval de best beschikbare technieken (BBT) worden toegepast. Is dit het geval dan kan de gemeente besluiten de voor de referentiepunten vastgestelde geluidnormen te laten vervallen. Voorbeelden van een dergelijke inrichting zijn agrarische inrichtingen in het gebied Landelijk.
Representatieve bedrijfssituatie
Hieronder is een samenvatting opgenomen van de representatieve bedrijfssituatie van het hondenpension. Voor een uitgebreide beschrijving van de representatieve bedrijfssituatie wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek dat als bijlage 2 is bijgevoegd aan deze toelichting.
Binnen de inrichting vinden de volgende geluidproducerende activiteiten plaats:
- Honden buiten (speelweide, 5 stuks);
- Honden in de binnenverblijven;
- Personenauto’s (halen en brengen dieren/dierenarts/eigen voertuigen).
Resultaten
Met behulp van de in het akoestisch onderzoek uiteen gezette invoergegevens is een akoestisch model samengeteld. Dit akoestisch model is doorgerekend volgens methode II.8 van de handleiding “Meten en rekenen industrielawaai” (1999). Op een aantal waarneempunten op de gevels van de dichtstbij gelegen woningen en op de referentiepunten op 50 meter afstand van de inrichting, zijn de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en de maximale geluidsniveaus bepaald voor de bedrijfssituatie.
De resultaten van deze berekeningen zijn hieronder weergegeven.
tabel 3: Geluidsuitstraling hondenpension -directe hinder-
| | | | | | | | | | Veldstraat 8 | 44 | 40 | 24 | 59 | 60 | 19 | Veldstraat 6/6a | 44 | 39 | 25 | 58 | 59 | 20 | Heiakker 3 | 34 | 30 | 10 | 52 | 50 | 5 | Heiakker 1a | 22 | 23 | 4 | 41 | 43 | 0 | Veldstraat 2 | 41 | 36 | 22 | 56 | 57 | 17 | Kuijperweg 1 | 43 | 39 | 23 | 57 | 59 | 18 | Kuijperweg 6 | 40 | 35 | 21 | 53 | 54 | 16 | Ref. punt op 50 m noorden | | | 31 | 62 | | 26 | Ref. punt op 50 m westen | | | 27 | 58 | 60 | 23 | Ref. punt op 50 m zuiden | | | 34 | 64 | | 29 | Ref. punt op 50 m oosten | 43 | 38 | 22 | | 62 | 17 | Normering: * | 45 | 40 | 35 | 70 | 65 | 60 |
|
* Op geluidgevoelige bestemmingen, waar hondengeblaf vanuit de inrichting duidelijk herkenbaar is, dient vanwege het impulsgeluid een strafcorrectie van 5 dB(A) aangehouden te worden op de langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus.
Deze strafcorrectie is voor alle perioden toegepast op de totale immissieniveaus.
C Geluidsniveaus zijn exclusief etmaalcorrectie (en inclusief strafcorrectie van 5 dB(A)).
De in de tabel grijs gearceerde rekenresultaten betreffen overschrijdingen van de normering. Zoals te zien is in de tabel betreft dit in alle gevallen overschrijdingen van de normeringen op referentiepunten op 50 meter van de inrichting. Op woningen in de directe omgeving wordt overal voldaan de geluidnormen.
Op de referentiepunten op 50 meter kan niet worden voldaan aan de geluidnormering. Omdat er binnen 50
meter vanaf de inrichting geen woningen zijn gesitueerd, kan worden afgeweken van de normering. Voor het
hondenpension kan namelijk worden gesteld dat een dergelijke inrichting thuis hoort in het buitengebied. In
het buitengebied zijn de afstanden tot woningen vaker groter en een hondenpension wordt beschouwd als een
agrarisch verwante activiteit.
Verder zijn voor het hondenpension BBT-maatregelen toegepast:
- het binnenverblijf is geïsoleerd, zodat de geluidsuitstraling naar buiten als minimaal kan worden
beschouwd;
- rondom de speelweiden wordt een grondwal van 2,1 meter gerealiseerd, welke voor een optimale
geluidafscherming richting omgeving zorgdraagt;
- de haal- en brengtijden van de honden zijn van 7.00-9.00 en 17.00-19.00 uur en hierdoor is de
stoorfactor van deze activiteit als minimaal te beschouwen.
Zoals ook aangegeven is in de beleidsnota kan gemotiveerd worden afgeweken van de geluidnormen op referentiepunten. Om af te wijken van de geluidnormen moet worden aangetoond dat wordt voldaan aan twee voorwaarden:
- Het betreft een inrichting die qua aard thuis hoort in het gebied;
- Er moet gebruik worden gemaakt van de best beschikbare technieken binnen de inrichting (BBT).
De inrichting betreft een hondenpension dat weliswaar geen directe agrarische activiteit betreft, maar wel wordt
geëxploiteerd als activiteit naast en binnen een bestaand agrarisch bouwvlak. Gezien de aard van de
activiteiten, de verkeersaantrekkende werking, de ligging van het bedrijf ten opzichte van omliggende functie
en het gewenste ruimtegebruik is dit een activiteit die in het gebied ‘Landelijk’ thuis hoort.
Voor hondenpensions of vergelijkbare bedrijven zijn geen voorgeschreven maatregelen of toe te passen best
beschikbare systemen voorgeschreven. Systemen en technieken die de geluiduitstraling tegen gaan of
beperken zijn voor het hondenpension niet beschikbaar. Desalniettemin zijn de initiatiefnemers bereid
maatregelen te treffen die de geluiduitstraling op omliggende gevoelige objecten beperken en verminderen. In
deze paragraaf is aangegeven op welke wijze de initiatiefnemers de geluiduitstraling beperken. De best
beschikbare technieken betreffen in dit geval dan ook maatregelen op bedrijfsniveau, het hanteren van
voorschriften en het beperken van de activiteiten die de hoogste geluiduitstraling tot gevolg hebben. Het betreft
hier onder andere, het binnen houden van honden, het toepassen van gedragsregels, beperken en
concentreren van breng- en haaltijden en uitlaattijden en de aanleg van een grondwal. Verdere reductie van
de geluidbelasting is financieel niet haalbaar en niet in verhouding tot de bedrijfsactiviteiten.
Ook is gekeken naar de omgeving van de inrichting op 50 meter. Deze omgeving, zoals ook figuur 6 laat zien,
bestaat uit agrarische gronden die intensief worden gebruikt. Ten noorden van het planvoornemen ligt een
klein bosje tegen de enkelbestemming ‘Bedrijf’ aan. Mogelijke fauna in het bosgebied zal echter gezien de
ligging de bedrijfsbestemming (waar overigens een bronsgieterij en een theehuis worden geëxploiteerd)
gewend zijn aan geluiduitstraling vanuit de omgeving. Daarnaast is de natuurwaarde van dit bosje beperkt
zoals ook blijkt uit het feit dat dit bosje de bestemming ‘Agrarisch’ heeft en niet de bestemming ‘Natuur’ of
‘Bos’.
Zoals blijkt uit het akoestisch onderzoek en bovenstaande onderbouwing zijn er dan ook gerede gronden voor
de gemeente Leudal om in dit geval af te wijken van de geluidnormen voor de overschrijdingen op deze
referentiepunten op 50 meter van de inrichting. De gemeente Leudal heeft dan ook besloten om in onderhavig
geval af te wijken van de in de beleidsnota opgenomen geluidnormen.
Op alle overige punten op gevoelige objecten in de directe omgeving van de inrichting wordt voldaan aan de
geluidnormen.
Het planvoornemen voldoet daarmee aan de geluidnormen zoals vastgesteld door de gemeente Leudal.
Tevens wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstanden voor het aspect ‘geluid’ zoals opgenomen in de
VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering”. Het aspect ‘geluid’ is dan ook geen belemmering voor het
planvoornemen.
3.4 Bodemkwaliteit
Het planvoornemen heeft geen wijziging van de bestemming tot gevolg. De enkelbestemming ‘Agrarisch’ blijft gehandhaafd. Op de locatie wordt de functieaanduiding ‘Hondenpension’ toegevoegd. Deze functieaanduiding maakt de exploitatie van een hondenpension mogelijk. In de voormalige varkensstal zullen de pensionhonden worden gehouden. Verschillende activiteiten als het wassen, kammen, verzorgen, voeren en controleren van de honden zal in het gebouw plaatsvinden. De activiteiten zijn echter vergelijkbaar met de activiteiten die jaren lang plaats hebben gevonden als onderdeel van de varkenshouderij. Een wijziging van het gebruik van het gebouw in vergelijking met de huidige situatie vind dan ook niet plaats.
Een bodemonderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Het aspect ‘bodem’ is geen belemmering voor het planvoornemen.
3.5 Luchtkwaliteit
Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (Wm, hoofdstuk 5). Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
- Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
- Een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
- Een project draagt ‘niet in betekende mate’ (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging.
- Een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Het planvoornemen voorziet niet in de toevoeging van een nieuw gevoelig object in het kader van de Wet luchtkwaliteit. Een toetsing van het hondenpension in het kader van de Wet luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
Ook hebben de bedrijfsactiviteiten (het houden, uitlaten en verzorgen van de honden) geen uitstoot van fijnstof tot gevolg. Voor honden zijn daarbij geen fijnstofemissiefactoren vastgesteld.
Het besluit NIBM
Wel kunnen bepaalde ontwikkelingen (forse) stijgingen van het aantal verkeersbewegingen tot gevolg hebben. Deze verkeersbewegingen kunnen op zichzelf weer een (niet acceptabele) toename van fijnstof tot gevolg hebben. In artikel 4 van het ‘Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ en de bijlagen van de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. De regeling 'Niet in betekenende mate' is in het leven geroepen om kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen niet onnodig te frustreren of vertragen.
Een project is NIBM wanneer het aannemelijk is, dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m³ voor zowel PM10 als NO2.
Met behulp van de NIBM-tool van 28 maart 2019 is berekend of het planvoornemen NIBM is. In deze berekeningen is uitgegaan van een ‘worst-case-scenario’. Dit worst-case-scenario betreft in dit geval een volledige bezetting van het hondenpension van in totaal 40 honden op één dag. Hierbij is uitgegaan van de aannames dat elke hond afzonderlijk wordt gebracht met een auto en vervolgens op het eind van de dag weer afzonderlijk op wordt gehaald met een auto. In totaal betekent dit 40 auto’s, dus 80 bewegingen, voor het brengen van de honden en 40 auto’s, dus 80 bewegingen, voor het halen van de honden. Daarbij is in dit worst-case-scenario uitgegaan van het feit dat gedurende de dag ook nog twee vrachtauto’s voer en andere bedrijfsgoederen komen brengen. Dit zijn in totaal ook nog twee bewegingen. In totaal is in deze worst-case-berekeningen gerekend met 164 voertuigbewegingen waarvan ca. 3% van deze voertuigbewegingen vrachtverkeer betreft.
In tabel 4 valt te lezen dat dit worst-case-scenario geen overschrijding van de grens voor “Niet In Betekenende Mate” van 1,2 µg/m3 tot gevolg heeft. Het planvoornemen draagt NIBM bij aan de luchtkwaliteit. Het aspect ‘luchtkwaliteit’ is geen belemmering voor het planvoornemen.
| | | | | | Worst-case berekening voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van een plan op de luchtkwaliteit | | | | | | | | | | | | | Extra verkeer als gevolg van het plan | | | | | Extra voertuigbewegingen (weekdaggemiddelde) | | | | | | | | | Maximale bijdrage extra verkeer | | | | | | | | | | Grens voor "Niet In Betekenende Mate" in μg/m3 | | | | | | | De bijdrage van het extra verkeer is niet in betekenende mate; | | | geen nader onderzoek nodig | | | | | | | |
3.6 Geur
Het hondenpension is geen activiteit die onder de directe werking van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van 5 oktober 2006 valt. Voor honden zijn geen geuremissiefactoren vastgesteld. Een toetsing aan de Wgv is dan ook niet noodzakelijk.
In de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” is voor de categorie “Overige dienstverlening: Dierenasiels en –pensions” voor het aspect ‘geur’ een richtafstand van 30 meter tot gevoelige objecten opgenomen. Zoals ook te zien is in figuur 6 van deze toelichting ligt binnen een afstand van 30 meter van de functieaanduiding ‘Hondenpension’ geen gevoelig object. Het dichtstbij gelegen gevoelig object betreft de bedrijfswoning op de Veldstraat 6b die op een afstand van ca. 104 meter van de functieaanduiding ‘Hondenpension’ ligt. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de voor de categorie bedrijven opgenomen richtafstanden voor het aspect ‘geur’. Het aspect ‘geur’ is geen belemmering voor het planvoornemen.
3.7 Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico’s voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen [A] vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico’s in het projectgebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico’s dienen te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
[A] Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, Staatscourant d.d. 4 augustus 2004. Deze Circulaire is gebaseerd op de Risico Normering Vervoer gevaarlijke stoffen en het Bevi en sluit zoveel als mogelijk aan op het Bevi.
3.7.1 Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.
Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm). Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico.
3.7.2 Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI)

r moet getoetst worden aan het Bevi en de richtlijnen voor vervoer van gevaarlijke stoffen wanneer bij een ontwikkeling (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan. (Beperkt) kwetsbare objecten zijn o.a. woningen, scholen, ziekenhuizen, hotels, restaurants [B]. In het kader van het plan moet bekeken worden of er in of in de nabijheid van het plan sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en transportroutes), of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan. In figuur 8 is een uitsnede van de risicokaart opgenomen. Op een afstand van ca. 70 meter ten noordwesten (Veldstraat 6b) en ca. 300 meter ten oosten van het plangebied liggen de risicocontouren 10-6 van twee propaantanks. Het planvoornemen voorziet echter niet in de toevoeging van gevoelige objecten of van gevoelige activiteiten binnen deze risicocontouren. Het planvoornemen heeft daarmee geen toename van het plaatsgebonden risico tot gevolg.
Het planvoornemen voorziet daarnaast niet in de toevoeging van een nieuwe risicovol object of de toevoeging van een risicovolle inrichting. Als gevolg van het planvoornemen is geen toename van het groepsrisico te verwachten. De zelfredzaamheid ter plaatse is goed en ook de bereikbaarheid van de locatie voor de hulpdiensten bij een eventuele calamiteit is goed. De planontwikkeling is daarmee verantwoord in het kader van de externe veiligheid.
Het aspect ‘externe veiligheid’ is geen belemmering voor het planvoornemen.
[B] Zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
3.8 Wet natuurbescherming - PAS
De bescherming van de Nederlandse natuurgebieden is geregeld in de Wet Natuurbescherming (Wnb), welke op 1 januari 2017 in werking is getreden.
In deze wet zijn de bevoegdheden van het Rijk overgedragen aan de provincies. In deze wet is zowel de gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet 1998), de soortenbescherming (Flora- en Faunawet) als de bescherming van bosopstanden (Boswet) gecombineerd in een wet.
3.8.1 Gebiedsbescherming
Er geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, tweede lid Wnb voor activiteiten die, gelet op de
instandhoudingsdoelstellingen, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura
2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op soorten waarvoor
een gebied is aangewezen (artikel 2.7, tweede lid Wnb). De effecten van stikstof zijn een belangrijk aspect.
Vanaf 2008 is de vergunningverlening moeizaam verlopen. Weliswaar daalt de stikstofdepositie op landelijk
niveau nog steeds, maar voor individuele gevallen kan vaak niet worden aangetoond dat deze geen
significante negatieve gevolgen hebben voor de natuur. In 2015 is de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)
inwerking getreden om de vergunningverlening in het kader van de Wet Natuurbescherming weer op gang te
brengen.
Op 29 mei 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2019:1603)
geconcludeerd dat het PAS niet als toestemming voor activiteiten mag worden gebruikt. Op basis van het PAS
wordt ‘vooruitlopend’ op toekomstige positieve gevolgen van maatregelen voor beschermde natuurgebieden,
alvast toestemming gegeven voor activiteiten die mogelijk schadelijk zijn voor gebieden. De toebedeling van
toekomstige ‘ontwikkelingsruimte’ aan nieuwe projecten is vanaf dat moment niet meer toegestaan.
Voor alle projecten moet worden berekend of deze projecten een mogelijk significant negatief effecten hebben
(met betrekking tot stikstof) op omliggende Natura2000-gebieden. Op de locatie werden voorheen weliswaar
varkens gehouden. De bijbehorende vergunning voor het houden van varkens is echter in het verleden
ingetrokken. Om deze reden is er in de referentiesituatie geen sprake van emissie vanuit de locatie op
omliggende Natura2000-gebieden. Om te voorkomen dat als gevolg van het planvoornemen significant
negatieve effecten zullen optreden voor omliggende Natura2000-gebieden wordt gebruik gemaakt van de
mogelijkheid tot ‘extern salderen’ en is op 7 januari 2021 een vergunning in het kader van de Wet
natuurbescherming ingediend bij de provincie Limburg.
De saldo-gevende locatie is de locatie Grathemerweg 3 te Kelpen-Oler met 121,8 kilogram NH3. Na
gebruikmaking van extern salderen neemt de emissie af ten opzichte van de referentiesituatie in het kader van
de Wnb. De depositie op omliggende Natura2000-gebieden is berekend met toepassing van de AERIUS-calculator.
Deze berekeningen zijn onderdeel van de Wnb-vergunningaanvraag die als bijlage 3 bij deze
ruimtelijke onderbouwing is bijgevoegd. Uit de verschilberekeningen blijkt dat op de Natura2000-gebieden een
afname van de stikstofdepositie zal plaatsvinden.
Daarnaast zullen tijdens de ‘aanlegfase’ (de realisatie van de verschillende onderdelen van het
planvoornemen) geen hogere emissies optreden dan vergund zal worden voor de ‘gebruiksfase’ in de Wnb-vergunning
waarvoor een aanvraag is ingediend. Derhalve wordt hier volstaan met de effecten op de Natura2000-gebieden tijdens de gebruiksfase.
3.8.2 Emissiegegevens beoogde situatie
In onderstaande tabellen staan de ammoniakemissies per diercategorie, alsmede de totale ammoniakemissie
opgenomen. Dit conform de gegevens uit de Rav, laatste wijziging d.d. 16 november 2020, in werking getreden
d.d. 21 november 2020.
Tabel 5: Emissiegegevens beoogde situatie
De emissie van de paarden is meegenomen in de berekeningen, ondanks dat deze hobbymatig worden
gehouden.
3.8.3 Extern salderen
Het aangevraagde project leidt tot een toename van stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie.
Op de locatie Grathemerweg 3 te Kelpen-Oler wordt hiervoor een toestemming voor ammoniakemissie deels
ingetrokken, het zogenaamde ‘extern salderen’. In de Wnb-vergunningaanvraag, die als bijlage is bijgevoegd
aan dit bestemmingsplan, is hiervan een uitgebreide beschrijving opgenomen. Bij een externe saldering mag
slechts 70% van de ammoniakemissie van de feitelijk gerealiseerde capaciteit van de saldo-gevende activiteit
worden betrokken. In de Wnb-vergunningaanvraag is hiermee rekening gehouden.
In de uitgevoerde AERIUS-berekeningen zijn onder andere het houden van honden, personenauto-bewegingen,
vrachtautobewegingen, tractoren, paarden en stookinstallaties meegenomen. Alle voor op de locatie relevante stikstofbronnen zijn in deze berekeningen meegenomen.
3.8.4 Overige effecten
Naast effecten als gevolg van stikstofdepositie is in deze Wnb-vergunningaanvraag ook beoordeeld of sprake
kan zijn van mogelijke andere effecten op Natura2000-gebieden als gevolg van het planvoornemen. Te denken
valt hierbij aan verdroging, vernatting, oppervlakteverlies, versnippering, verstoring door geluid, verstoring
door licht en bijvoorbeeld verzuring als gevolg van N-emissie. Van andere mogelijke negatieve effecten op
omliggende Natura2000-gebieden is geen sprake.
3.8.5 Conclusie
In onderstaande tabel is een vergelijking van de ammoniakemissie in de beoogde situatie en de
referentiesituatie opgenomen.
Tabel: Vergelijking ammoniakemissies beoogde situatie en referentiesituatie(s) Wnb
Uit de depositieberekeningen is gebleken dat het planvoornemen een toename in stikstofdepositie tot gevolg
heeft. Ten aanzien van vermesting en verzuring is een significant negatief effect niet uit te sluiten. Om
significante negatieve effecten op de omliggende Natura 2000-gebieden te voorkomen, is elders ammoniak gesaldeerd. Dit betreft de Grathemerweg 3 te Kelpen-Oler met een inzet ten behoeve van extern salderen van
85,26 kilogram ammoniak.
Uit de depositieberekeningen inclusief bovengenoemde saldering, blijkt dat de stikstofdepositie op alle
omliggende Natura 2000-gebieden afneemt danwel gelijk blijft ten opzichte van de referentiesituatie.
De stikstofdepositie in de beoogde (aangevraagde) situatie op alle omliggende Natura 2000-gebieden neemt
af of blijft gelijk ten opzichte van de referentiesituatie. Er zijn daarom geen significant verstorende effecten te
verwachten. Op de overige (a)biotische factoren heeft dit initiatief door de grote afstand van de Natura 2000-gebieden
geen significant verstorend effect. Vergunningverlening in het kader van de Wet natuurbescherming
is derhalve mogelijk en voor het planvoornemen is dan ook een Wnb-vergunningaanvraag ingediend bij de
provincie Limburg.
3.8.6 Soortenbescherming
In de Wet natuurbescherming is tevens de bescherming van dier- en plantensoorten opgenomen. Deze
bescherming wordt op verschillende manieren uitgevoerd. Zo is er een verbod om beschermde planten te
plukken en beschermde dieren te doden en te vangen. Ook andere handelingen die dier- en plantsensoorten
kunnen bedreigen zijn verboden of slechts onder voorwaarden toegestaan. De Wet natuurbescherming schrijft
voor dat iedereen de algemene zorgplicht voor de in het wild levende planten en dieren in acht moet nemen.
Dit houdt in dat handelingen die niet noodzakelijk verband houden met het beoogde doel, maar nadelig zijn
voor de flora en fauna, achterwegen moeten blijven. Op grond van artikel 1.11 van de wet (die de algemene
zorgplicht regelt) moet schade aan soorten zoveel mogelijk worden voorkomen of worden beperkt. Van
bedreigde planten- en diersoorten worden lijsten gepubliceerd.
De voorgenomen activiteiten betreffen het regelen van de planologische toestemming voor de exploitatie van
een hondenpension. Deze planologische toestemming heeft feitelijk de volgende fysieke ingrepen tot gevolg
voor de directe omgeving:
- In gebruik nemen van een hondenweide/uitlaatweide op gronden die nu al in gebruik zijn als
agrarische gronden/tuin;
- Interne verbouwing van een voormalige varkensstal waarin nu opslag van bedrijfsgoederen
plaatsvindt;
- Aanleg van parkeerplaatsen (als semi-verharding) aan de voorzijden;
- Aanleg van een grondwal en de aanplant van groen op gronden die nu al in gebruik als agrarische
gronden/tuin.
De gronden waarop de activiteiten plaatsvinden wordt in de huidige situatie al intensief gebruikt. Dit maakt de
gronden in de basis ongeschikt voor (waardevolle) flora en fauna om zich te vestigen. Ook de bestaande stal
die wordt omgebouwd tot hondenpension wordt in de huidige situatie intensief gebruikt waardoor dit geen
geschikte nestel- of schuilplaats is voor dieren. Ook ontbreken in de stal loze ruimtes als zolders of
spouwmuren die dieren kunnen gebruiken als geschikte nestel- of schuilplaats. Het planvoornemen voorziet
niet in de sloop van gebouwen of bouwwerken. Het uitvoeren van een quickscan flora en fauna wordt door het
ontbreken van geschikte nestel-, vestigings-, fourageer- of schuilplaatsen flora en fauna dan ook niet
noodzakelijk geacht.
Het planvoornemen heeft geen negatieve invloed op de gunstige instandhouding van (waardevolle) flora en
fauna in de directe omgeving.
De kap van houtopstanden als onderdeel van het planvoornemen is niet aan de orde.
3.8.7 Conclusie
De Wet natuurbescherming is geen belemmering voor het planvoornemen.
3.9 Water
Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Waterbeheerplan van het Waterschap Limburg, het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014), de Vierde Nota Waterhuishouding, WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. Water legt een ruimteclaim op het (stads)landschap waaraan voldaan moet worden. De bekende strategieën zijn leidend:
- vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit);
- voorkomen-scheiden-zuiveren (waterkwaliteit).
Daarnaast is de Beleidsbrief regenwater en riolering nog relevant. Hierin staat hoe het best omgegaan kan worden met het hemelwater en het afkoppelen daarvan. Ook hier gelden de drietrapsstrategieën.
3.9.1 Kenmerken watersysteem
3.9.1.1 Afvalwater
Het afvalwater bestaat uit waswater dat gebruikt wordt bij het verzorgen en wassen van de honden en bij het schoonmaken van de kennels. Dit water wordt centraal opgevangen in de bestaande oude mestkelder onder de hondenkennel. Twee keer per jaar wordt deze oude mestkelder geleegd om vervolgens gecontroleerd te worden geloosd op een punt van de bestaande riolering. Op de locatie is geen aansluiting op het gemeentelijk riool aanwezig. Vanwege de aanwezigheid van o.a. hondenharen in het afvalwater is niet zomaar mogelijk om dit water uit te rijden of te lozen op een van de bestaande oppervlaktewateren in de omgeving.
3.9.1.2 Hemelwater
Het planvoornemen voorziet in het mogelijk maken van dit hondenpension is planologisch-juridische zin. Ten behoeve van het hondenpension wordt de bestaande bebouwing op het bedrijf gebruikt. Er is dan ook geen sprake van toename van de verharding. De parkeerplaatsen die mogelijk in de toekomst worden aangelegd aan de voorzijde van het bedrijf, zullen bestaan uit waterdoorlatende semi-verharding. De aanleg van een infiltratievoorziening op de locatie is niet noodzakelijk. Het water afkomstig van de bebouwing en verharding krijgt ook in de huidige situatie op de locatie zelf de mogelijkheid om te infiltreren in de bodem.
Een negatieve beïnvloeding van de waterkwantiteit en –kwaliteit, het grondwaterpeil of de waterhuishouding is, gezien het bovenstaande, als gevolg van het planvoornemen niet te verwachten. Concluderend kan daarom worden gesteld worden dat bij de realisatie van het planvoornemen geen knelpunten ontstaan tussen grondgebruik, bestemmingen of waterhuishoudkundige functies in relatie tot waterbeheer.
3.10 Woon- en leefklimaat
Naast alle hierboven benoemde relevante milieuaspecten is ook de beoordeling van het woon- en leefklimaat en de invloed die het planvoornemen heeft op het woon- en leefklimaat in de omgeving van belang. Het woon- en leefklimaat en de ervaring van het woon- en leefklimaat is subjectief en niet te vangen in het voldoen aan normen die zijn opgenomen in wet- en regelgeving. Wel vormen deze normen, vooral in relatie tot het aspect ‘geluid’, een kader om het woon- en leefklimaat te kunnen beoordelen.
Het woon- en leefklimaat wordt niet alleen beoordeeld aan de hand van de ervaring van ‘overlast-veroorzakende activiteiten’, maar ook aan de hand van de huidige situatie, gebiedskenmerken, en natuurlijke barrières die deze mogelijke overlast weer beperken.
Omgeving
De omgeving rondom het plangebied (hiervoor is in dit geval een straal van ca. 300 meter genomen), kenmerkt zich als een hoofdzakelijk agrarische omgeving. Het plangebied ligt midden in het buitengebied tussen de kernen Grathem, Kelpen-Oler en Baexem. Dit deel van het buitengebied van de gemeente Leudal heeft zich vanaf de jaren ’70 ontwikkeld tot een van de gebieden waar de agrarische sector zich steeds verder heeft ontwikkeld. Het gebied kenmerkt zich dan ook door de aanwezigheid van een aantal grootschalige agrarische bedrijven. De structuur van het gebied heeft zich gezet naar deze ontwikkelingen. De infrastructuur beperkt zich tot hoofdzakelijk erftoegangswegen die al jaren gebruikt worden door zwaar verkeer(vrachtverkeer en landbouwverkeer). Ook in dit deel van het buitengebied is echter de schaalvergroting in de agrarische sector zichtbaar. Deze verdere groei van de toch al grote bedrijven gaat gepaard met het stoppen van veelal kleine agrarische bedrijven (voornamelijk intensieve veehouderijen). Een deel van deze bedrijven is volledig gestopt, een ander deel is omgeschakeld naar andere (al dan niet buitengebied-gebonden bedrijfsactiviteiten) en een laatste categorie is omgeschakeld naar (kleinschalige) akker- of tuinbouwactiviteiten.
Alle hierboven beschreven ontwikkelingen zijn in de directe omgeving van het plangebied zichtbaar. Direct ten noorden van het planvoornemen is een bronsgieterij gevestigd (Veldstraat 6). Sinds kort beschikt deze locatie over een omgevingsvergunning voor de oprichting en exploitatie van een theehuisje. De locaties Veldstraat 2 en 8 en de Kuiperweg 1 zijn (nog) bestemd als ‘Agrarisch’. Enkele andere locaties in de directe omgeving hebben de enkelbestemming ‘Wonen’ en ‘Recreatie’. Om een goed beeld te krijgen van de in de directe omgeving uitgevoerde activiteiten is ook gekeken naar welke ‘bedrijven’ in de directe omgeving van het plangebied staan ingeschreven. De planologische status zou immers leidend moeten zijn voor de activiteiten die worden ontplooid. In de praktijk blijkt dat, zeker op (voormalige) agrarische locaties, in veel gevallen vaak andere bedrijfsactiviteiten worden uitgevoerd. Al deze bedrijfsactiviteiten hebben hun eigen invloed op de omgeving en de ervaring van het woon- en leefklimaat. In onderstaande tabel zijn de ingeschreven bedrijven op de verschillende locaties weergegeven.
| | | | | | | | Veldstraat 2, Grathem | 2 | - Imkerij
- Teelt van granen, peulvruchten en oliehoudende zaden
| Agrarisch | Veldstraat 6, Grathem | 4 | - Bronsgieterij
- Cafés
- Gieten van overige non-ferrometalen
- Chaletbouw
| Bedrijf | Veldstraat 8, Grathem | 1 | - Teelt van granen, peulvruchten en oliehoudende zaden
| Agrarisch | Kuiperweg 1, Grathem | 2 | - Teelt van granen, peulvruchten en oliehoudende zaden
| Agrarisch | Kuiperweg 6, Grathem | 2 | - Overige dienstverlening
- Veterinaire dienstverlening
| Wonen | Kuiperweg 8, Grathem | Geen | | Agrarisch |
|
Bovenstaande tabel laat zien dat in de directe omgeving veel verschillende activiteiten worden uitgevoerd. Een aantal van deze activiteiten heeft betrekking op die van agrarische bedrijven. Dagelijks brengen agrarische bedrijven activiteiten met zich mee die invloed en impact hebben op de directe omgeving. Denk hierbij aan verkeersbewegingen met zwaar verkeer, het op locatie laden en lossen, schoonmaken en sorteren van agrarische producten en het onderhoud aan machines. De bronsgieterij op een afstand van 100 meter van het plangebied en direct aangrenzend aan de Veldstraat 8 in Grathem brengt ook specifieke activiteiten met zich mee. Ook hier zijn verkeersbewegingen leidend, bij het gieten van brons en het maken van de verschillende producten vind ook geluiduitstraling op de directe omgeving plaats. Sinds kort is op de locatie tevens een theehuis vergund. Ook dit theehuis brengt geluiduitstraling met zich mee. Het betreft hier onder andere verkeersbewegingen, maar belangrijker nog, het stemgeluid van bezoekers. Zeker gedurende de zomermaanden als bezoekers buiten zitten kan het stemgeluid onregelmatig en harder klinken in de omgeving dan normaal het geval zou zijn op deze locatie. Van andere omliggende (agrarische) bedrijven is net als andere agrarische bedrijven geluiduitstraling en mogelijke geurhinder te verwachten als gevolg van de dagelijkse en normale bedrijfsactiviteiten. De gronden tussen het plangebied en de verschillende andere locaties zijn daarbij allen als agrarische gronden in gebruik. Met uitzondering van de winterperiode (oktober tot en met januari) vinden hier structureel activiteiten plaats. Gedurende het jaar worden de gronden intensief gebruikt en bewerkt met zware en moderne machines. Denk hierbij aan het bemesten, ploegen, cultiveren, zaaien, bestrijding van onkruid, frequente beregening van de percelen en het oogsten van de agrarische producten. Geluiduitstraling vanuit de omgeving is dan ook vanwege meerdere activiteiten constant aanwezig.
Ook kan de vraag worden gesteld van welke activiteiten mag worden aangenomen dat deze in een omgeving als het buitengebied normaal gesproken zouden kunnen plaatsvinden. Zo is te rechtvaardigen dat in een stadcentrum effecten van toeristen, terrasjes, eetgelegenheden en winkels kan plaatsvinden. Op een industrieterrein kunnen effecten van transportbedrijven, industrie en logistieke functies worden ondervonden en in het buitengebied in ieder geval van agrarische activiteiten. Anders dan in dorpen, steden of op industrieterreinen staat het buitengebied voor een opgave. Deze opgave betreft het tegengaan van leegstand, ruimte bieden aan tal van (buitengebied gebonden) bedrijfsactiviteiten en een steeds verdere vermenging van functies die elkaar mogelijk kunnen belemmeren.
Dit deel van het buitengebied kenmerkt zich nog steeds door een grote mate van agrarische bedrijvigheid. Het grondgebruik rondom het plangebied wordt door schaalvergroting alleen maar intensiever. Daarnaast liggen in de directe omgeving verschillende functies die allemaal hun eigen effecten hebben op de omgeving. Een bronsgieterij, een recreatief bedrijf, verschillende agrarische bedrijven en verschillende woonbestemmingen maken dat tal van bedrijfsactiviteiten effecten kunnen veroorzaken in de directe omgeving. Het planvoornemen betreft het oprichten van een hondenpension bij een bestaand agrarisch bedrijf en kan in dat kader worden gezien als een verbreding van de activiteiten zonder dat hierbij een agrarisch bedrijf verloren gaat. De aard van het hondenpension, gericht op het houden en verzorgen van dieren is een activiteit die in de basis perfect past op een agrarische locatie. De afstand tot omliggende objecten is relatief groot en door de exploitatie van het hondenpension wordt bestaande leegstaande agrarische bedrijfsbebouwing op goede wijze hergebruikt. Het hondenpension kan daarbij worden gezien als een van de nieuwe economische motors in het buitengebied. Zeker gezien het feit dat er een maximum is aan het aantal agrarische locaties dat kan worden herbestemd als recreatieve bestemming of een woonbestemming die een belemmering zal vormen voor de omliggende agrarische bedrijven die wel blijven behouden en blijven bestaan. Het hondenpension is dan ook passend in het buitengebied. Daarbij mag worden aangenomen dat de al aanwezige functies in het buitengebied bepaalde bedrijfsactiviteiten, en zeker bepaalde effecten van deze bedrijfsactiviteiten, accepteren. De te realiseren opgave waar het buitengebied van de gemeente Leudal de komende jaren mee geconfronteerd wordt zal namelijk door iedereen in dit buitengebied moeten worden gedragen en ten dele moeten worden geaccepteerd.
Het hondenpension is daarbij een activiteit die gezien de effecten op de omgeving niet geschikt is om uitgeoefend en geëxploiteerd te worden in kernen of steden. Ook de industrieterreinen en op de industriegebieden zijn vanwege het karakter van de activiteit, het is geen echte industriële, logistieke of transport-gerelateerde activiteit, geen geschikte locaties voor dergelijke bedrijfsactiviteiten. In beide gevallen, of het nu om kernen of steden of industrieterrein en industriegebieden gaat, de afstanden tot andere objecten is veel te klein om milieukundig te kunnen voldoen aan alle wet- en regelgeving. Het buitengebied is daarom het enige gebied, en dit wordt nog versterkt door het feit dat dieren worden gehouden en verzorgd, waar deze bedrijfsactiviteiten op een goede manier en zonder al te veel hinder voor de directe omgeving kunnen worden uitgevoerd en kunnen worden geëxploiteerd.
Het hondenpension kan op verschillende manieren het woon- en leefklimaat beïnvloeden. Het woon- en leefklimaat kan onder andere beïnvloed worden door een veranderingen in de volgende invloedsfactoren:
- Geur
- Geluid
- Fijnstof
- Bodem(kwaliteit)
- Visuele aspecten
- Externe veiligheid en andere gevaarsaspecten
Geur
Het hondenpension heeft geen geuremissie op de directe omgeving tot gevolg. Hoewel honden een specifieke geur hebben zal dit gezien de grote ruimte tussen het bedrijf en de omliggende objecten geen geurhinder tot gevolg hebben. De lucht wordt vanuit de hondenkennel ook niet onder druk of via een specifieke ventilatieopening uitgestoten waardoor een geleidelijke en over het terrein verdeelde verspreiding van geur plaatsvindt. Uitwerpselen van de honden worden op de locatie verzameld en opgevangen in de oude mestput onder de hondenkennel. Deze mestput is afgesloten en de inhoud van de mestput zal op een aantal momenten in het jaar op een centraal punt in het riool worden geloosd. Geuremissie vanuit de uitwerpselen vindt dan ook niet plaats. Uitwerpselen in de hondenuitloopweides worden na het gebruik verzameld en in de mestput opgeslagen. De bedrijfsactiviteiten hebben dan ook geen negatieve beïnvloeding van de geursituatie of –beleving tot gevolg.
Geluid
De bedrijfsactiviteiten voldoen, door alle extra genomen maatregelen, aan de Wet geluidhinder, de uitgangspunten in de beleidsnota van de gemeente Leudal en de geluidsnormen in het Activiteitenbesluit. Ondanks het feit dat wordt voldaan aan alle relevante geluidsnormen kan toch hinder worden ervaren als gevolg van het geblaf van honden. Of activiteiten als hinderlijk worden ervaren hangt sterk af van degene die wordt blootgesteld aan deze geluidhinder. Wat voor de ene persoon hinderlijk is, is voor de ander ‘normaal’. In die zin is het dan ook niet mogelijk om een bedrijfssituatie te creëren die door niemand in de omgeving als ‘hinderlijk’ wordt ervaren. De initiatiefnemers hebben echter wel getracht om in de bedrijfsvoering zo veel mogelijk rekening te houden met de omgeving. Door de tijdstippen van het brengen en halen van de honden te beperken tussen 08.00 – 09.00 uur en tussen 17.00 – 18.00 uur. Deze tijdstippen vallen, zowel bij akoestische beoordelingen en milieuwetgeving als in de maatschappij, in de ‘normale daguren’. In de akoestische beordeelingen is de ‘dagperiode’ de periode tussen 07.00 uur en 19.00 uur. Normaal gesproken mag worden aangenomen dat in deze periodes geluiduitstraling als gevolg van bedrijfsactiviteiten kan én mag plaatsvinden. Het brengen en halen van de honden is gedurende één uur geconcentreerd om al te veel geluiduitstraling tijdens langere periodes te laten plaatsvinden. Daarnaast zijn ook de uitlaattijden, de tijden dat de honden gebruik kunnen maken van de hondenuitloopweides, beperkt tot een aantal momenten op de dag.
Het geblaf van honden kan vanwege de hoogte van het geluid en de vaak langer aanhoudende harde tonen als hinderlijk worden ervaren. Door de breng- en haaltijden en ook de uitlaattijden te beperken wordt voorkomen dat deze geluiduitstraling gedurende de hele dag kan plaatsvinden. Gedurende het verblijf in de kennels is de geluiduitstraling daarbij zeer beperkt. Daarnaast zal in de bedrijfsvoering constant toezicht en controle plaatsvinden op de honden als deze zich buiten de kennel begeven. Honden die te veel geluid produceren, dat wil zeggen blaffen of huilen, zullen apart worden gezet van de groep of weer terug in de kennels worden geplaatst.
Het geluid van verkeersbewegingen is ook gedurende de dagperiode een geluid dat voor de omgeving niet vreemd is en ook niet als hinderlijk zal worden ervaren. De afstanden zijn dermate groot dat het geluid van verkeersbewegingen niet hard genoeg is om als hinderlijk te worden ervaren.
De hoogste feitelijke geluidsuitstraling vind plaats op de gevoelige objecten Veldstraat 6 en Veldstraat 8. Beide objecten liggen ten noord(westen) van het planvoornemen. De bedrijfswoning op de Veldstraat 6 vormt onderdeel van een bronsgieterij en een theehuis. Deze bedrijfsactiviteiten brengen vanuit zichzelf geluidproductie met zich mee. Dit geldt ook in het bijzonder voor het geluid dat geproduceerd wordt door bezoekers van het theehuis. Dit geluid is onregelmatig en vindt ook plaats gedurende de daguren.
Op de locatie Veldstraat 8 wordt een agrarisch bedrijf geëxploiteerd dat, weliswaar minder frequent gedurende de dagperiode, geluidproductie tot gevolg heeft. Denk hierbij aan de verkeersbewegingen van zwaar verkeer, onderhoud aan machines en het laden, lossen, sorteren en schoonmaken van agrarische producten. Deze activiteiten beperken zich in veel gevallen niet tot enkel de dagperiode maar zullen ook tijdens de zaai- en oogstperiode gedurende de avond- en/of nachtperiode plaats kunnen vinden. Voor beide locaties waar in vergelijking tot de overige objecten de hoogste geluidsuitstraling plaatsvindt dus, geldt dus dat op het bedrijf activiteiten (kunnen) plaatsvinden die gezien de hoogte en de locatie de geluidsproductie van het hondenpension zullen overstijgen.
Beide locaties worden daarnaast gescheiden van het plangebied door een bosje. De woningen liggen vanaf de Veldstraat op een afstand van respectievelijk 70 meter en 80 meter vanaf de openbare weg. De ruimte tussen het plangebied en de bedrijfswoning op de Veldstraat 6 in volledig begroeid met bos, zoals ook te zien is op de figuren 9 en 10. De ruimte tussen het plangebied en de Veldstraat 8 bestaat uit een grote landschapstuin die aan de voorzijde wordt afgeschermd door enkele grote bomen en onderbeplanting.

Figuur 8: Cyclorama-foto voorzijde Veldstraat 6, vanaf Veldstraat gezien datum: 16 mei 2019 (www.cyclomedia.nl)
Figuur 10: Cyclorama-foto voorzijde Veldstraat 8, vanaf Veldstraat gezien datum: 16 mei 2019 (www.cyclomedia.nl)
Hoewel in akoestische beoordelingen geen rekening kan worden gehouden met de afschermde werking van objecten als groenelementen is dit wel iets dat kan worden meegenomen in de beoordeling van het woon- en leefklimaat. Er mag namelijk wel worden aangenomen dat de aanwezigheid van deze hoeveelheid beplanting positieve effecten zal hebben op de geluidsbeleving op deze locaties, zowel in als rondom de bedrijfswoning.
Ten zuiden van het plangebied ligt op een afstand van net iets meer dan 100 meter het agrarisch bedrijf op de Kuiperweg 1. Ook op dit bedrijf is geluidsuitstraling van eigen bedrijfsactiviteiten gedurende de dag-, avond- en nachturen te verwachten. Deze geluidsproductie zal de geluidsproductie van het hondenpension gedurende verschillende momenten per dag waarschijnlijk overstijgen.

Tussen het plangebied en de Kuiperweg 1 liggen geen natuurlijke barriéres die de geluidsuitstraling kunnen breken of beperken. De aanwezigheid van een bestaande veldschuur en uitbouw aan de oude L-vormige boerderij zorgen er wel voor dat het geluid op de bedrijfswoning wordt gebroken. Het woongedeelte, of de bedrijfswoning, is namelijk gesitueerd in het meest zuidwestelijk liggende deel van de boerderij.
De woning aan de Kuiperweg 6 in Grathem ligt op een afstand van ca. 220 meter van het planvoornemen. Ook hier ontbreekt een ‘natuurlijke barriére’ tussen het plangebied en de burgerwoning. Gezien de afstand, die meer dan 2 keer de richtafstand van 100 meter bedraagt, en gezien de berekende geluidsbelasting op deze woning, mag worden aangenomen dat geen verslechtering van het woon- en leefklimaat plaatsvindt door geluidsuitstraling. De aanleg van een grondwal maakt echter dat het plangebied ook voor de Kuiperweg 6 wordt afgeschermd. Deze geluidwal heeft, zoals ook berekend is in het akoestisch onderzoek, een afschermende werking.
Het bedrijf en het planvoornemen hebben geen emissie van fijnstof tot gevolg.
Het planvoornemen heeft geen gevolgen voor de bodemkwaliteit ter plaatse. Uitwerpselen worden dagelijks verzameld, opgeslagen in de oude, bestaande mestput en enkele keren per jaar afgevoerd en geloosd op het riool. Voor het overige vinden geen bodembedreigende activiteiten plaats die gevolgen zouden kunnen hebben voor het woon- en leefklimaat van omwonenden in de directe omgeving van het plangebied.
Externe veiligheid en andere gevaarsaspecten
Het planvoornemen voorziet op geen enkele wijze in de realisatie of exploitatie van risicovolle objecten of inrichtingen. Gevaarsaspecten kunnen invloed hebben op het woon- en leefklimaat van omwonenden en op de ervaring van een veilige woon- en leefomgeving. Zo kan de oprichting van een grote opslaglocatie van gevaarlijke stoffen de beleving van het woongenoten van omwonenden en daarmee dus het woon- en leefklimaat ernstig verstoren.
Het planvoornemen voorziet echter op geen enkele wijze in het oprichten van dergelijke voorzieningen. In het hondenpension worden nadrukkelijk geen vechthonden, of honden die op enige andere wijze zijn opgeleid voor gevaarstaken, opgevangen. De hondenkennels staan daarbij onder constant toezicht van de eigenaren, danwel medewerkers. De hondenuitloopweides worden afgezet en afgerasterd om te voorkomen dan honden kunnen ontsnappen. Het woon- en leefklimaat zal op basis van dit aspect dan ook niet negatief worden beïnvloed.
Visueel kan hinder ontstaan door de plaatsing of bouw van objecten die het woongenot van omwonenden negatief kunnen beïnvloeden. Zo kan de schaduw van een groot flatgebouw of bijvoorbeeld de plaatsing van een windturbine negatief worden ervaren door omwonenden en daarmee direct het woon- en leefklimaat negatief beïnvloeden. Het hondenpension wordt echter binnen de bestaande bedrijfscontouren en binnen de bestaande bebouwing op de locatie geëxoploiteerd. Als gevolg van het planvoornemen neemt het ruimtegebruik van het bedrijf dan ook nauwelijks toe. Ook wordt geen nieuwe bebouwing opgericht die tot visuele hinder kan leiden voor omwonenden.
De aanleg van een grondwal zou mogelijk visuele hinder kunnen veroorzaken. Deze grondwal wordt aan de noord- en westzijde aangelegd en heeft een hoogte van ca. 2,10 meter. De grondwal wordt vervolgens, als onderdeel van verplichting tot landschappelijke inpassing, aangeplant met groen. Hierdoor zou voor de locaties op de Veldstraat 6 en 8 in principe het zicht kunnen worden belemmerd. Op de figuren 8, 9, 10 en 11 is echter duidelijk te zien dat de forse aanplant aan de voorzijde van deze bedrijfswoningen, in de richting van de grondwal, het uitzicht vanuit de bedrijfswoningen en de tuinen fors beperkt of zelfs volledig wordt afgeschermd. Ten westen van het bedrijf waar ook nog een deel van de grondwal zal worden aangelegd ligt de woning op de Kuiperweg 6. De afstand van de woning tot de grondwal bedraagt ca. 200 meter. Op een dergelijke afstand is de grondwal echter verwaarloosbaar in het geval van mogelijke visuele hinder. Op dit moment wordt vanuit noordelijke en westelijke richting direct uitgekeken op de bedrijfsbebouwing. De aanleg en aanplant van de grondwal kan in de toekomst het uitzicht in vergelijking met de huidige situatie, zelfs verbeteren.
In zuidelijke richting wordt geen grondwal aangelegd maar zal wel, net als rondom de rest van het bedrijf als onderdeel van de verplichte landschappelijke inpassing, groen worden aangeplant dat de locatie aankleed en een positieve werking heeft op de uitstraling van het bedrijf en de directe omgeving. Een negatieve beïnvloeding van het woon- en leefklimaat als gevolg van mogelijke visuele hinder wordt niet verwacht als gevolg van het planvoornemen.
Op basis van bovenstaande, in combinatie met de beoordeling van alle voorgaande milieu-aspecten, wordt geconcludeerd dat een negatieve beïnvloeding van het woon- en leefklimaat als gevolg van het planvoornemen niet aan de orde is.
3.11 Archeologie en cultuurhistorie
3.11.1 Archeologie
In de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is een raamwerk gegeven dat regelt hoe rijk, provincies en gemeenten om moeten gaan met het aspect ‘archeologie’ in ruimtelijke plannen. De uitgangspunten van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg zijn als volgt:
- De archeologische waarden dienen zoveel mogelijk in de bodem te worden bewaard.
- Er dient vroeg in het proces van ruimtelijke ordening al rekening te worden gehouden met het aspect ‘archeologie’.
Het archeologisch beleid is middels dubbelbestemmingen opgenomen in het vigerend bestemmingsplan voor het buitengebied. In het bestemmingsplan is voor een deel van het plangebied een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 5’ opgenomen om de archeologische waarden te beschermen en te behouden. Binnen de dubbelbestemming geldt een verbod voor het uitvoeren van grondbewerkingen waaronder vergraven, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginning bij een bodemingreep van groter dan 1000 m2. Het planvoornemen voorziet niet in bodemverstoringen die groter zijn dan 1000 m2. Binnen het plangebied worden ten behoeve van dit planvoornemen geen nieuwe gebouwen of bouwwerken opgericht. De mogelijk in de toekomst aan te leggen parkeerplaatsen aan de voorzijde van het bedrijf bestaan uit semi-verharding waarvoor geen bodemverstoring dieper dan 40 cm onder maaiveld noodzakelijk is.
Een archeologisch onderzoek naar eventuele archeologische waarden in de bodem is dan ook niet noodzakelijk.
3.11.2 Cultuurhistorie
Ook zijn in het bestemmingsplan ter borging van eventuele cultuurhistorische waarden in het buitengebied verschillende aanduidingen opgenomen ter plaatse van cultuurhistorische objecten. Op de locatie en in de directe omgeving van het planvoornemen zijn geen cultuurhistorisch waardevolle objecten aanwezig. Met het planvoornemen worden dan ook geen cultuurhistorische waarden in de omgeving geschaad.
3.12 Kabels en leidingen
Blijkens het geldende bestemmingsplan en de risicokaart komen op, of in de directe omgeving van het plangebied geen boven- of ondergrondse leidingen voor met een dusdanige omvang dat hiervoor een veiligheidsafstand geldt. Bij de realisatie van onderhavig planvoornemen hoeft hiermee dan ook geen rekening te worden gehouden.
3.13.1 Verkeer
Het hondenpension biedt maximaal plaats aan 40 honden. Worst-case betekent dit dat per dag 40 honden gebracht en gehaald worden. Het planvoornemen heeft daarmee maximaal 80 verkeersbewegingen ’s morgens en 80 verkeersbewegingen laat in de middag tot gevolg. Zowel het brengen als halen brengt namelijk telkens 2 verkeersbewegingen met zich mee. De verkeersbewegingen zullen zich voornamelijk concentreren tot de Veldstraat in zowel noordelijke als zuidelijke richting en de Kuiperweg uit westelijke richting. Alle toegangswegen zijn erftoegangswegen met één enkele rijbaan. Op deze wegen is voldoende ruimte beschikbaar voor voertuigen om elkaar te kunnen passeren. Doordat het bedrijf vanuit minimaal twee richtingen bereikbaar is, zullen de verkeersbewegingen gespreid plaatsvinden en ontstaat als gevolg van het planvoornemen geen enorme druk op een deel van de Veldstraat. De bestaande infrastructuur is in staat dit aantal verkeersbewegingen goed af te kunnen wikkelen.
Naast deze bewegingen van personenauto’s neemt ook het aantal vrachtbewegingen als gevolg van het planvoornemen met maximaal 4 verkeersbewegingen per week toe. Dit aantal vrachtbewegingen kan door de huidige infrastructuur goed worden afgewikkeld.
Het planvoornemen heeft geen negatieve gevolgen voor de verkeersafwikkeling of verkeersveiligheid te plaatse.
3.13.2 Parkeren
Op de locatie worden indien noodzakelijk op eigen grond parkeerplaatsen voor brengen en halen van de
honden aangelegd. Op de locatie zijn op dit moment al meerdere parkeerplaatsen beschikbaar. Mocht de
toekomstige situatie aanleiding geven om extra parkeerplaatsen aan te leggen dan zullen deze op eigen
gronden worden aangelegd. In figuur 4 van deze toelichting is de huidige parkeerruimte aangegeven. De
beschikbare parkeerruimte bestaat aan de voorzijde van de langgevelboerderij uit een strook van circa 22
meter lang bij circa 7 meter diep. Deze strook bestaat uit semi-verharding bestaand uit kiezels. Op deze strook
kunnen in totaal, mede door twee grote bomen, 5 tot 6 auto’s tegelijk worden geparkeerd. Achter de
toegangspoort tot het bedrijf is daarnaast nog ruimte beschikbaar om tijdens piekmomenten voertuigen te
kunnen parkeren. Deze ruimte die volledig verhard is is circa 25 meter breed en circa 5 meter diep. In totaal
kunnen hier 5 auto’s worden geparkeerd. Dit brengt het totaal aantal auto’s op 10 tot 11 auto’s die tegelijk op
eigen perceel kunnen worden geparkeerd. In totaal kunnen 40 honden inclusief de eigen honden worden
opgevangen. Dit betekent dat in totaal in het ‘worst-case scenario’ 40 auto’s op één dag het hondenpension
aan doen. Om de intake en ontvangst van de honden soepel te laten verlopen worden afspraken met klanten
gemaakt hoe laat de honden gebracht worden. Op deze manier wordt niet alleen een spreiding in de intake
zelf maar ook in de parkeerdruk bewerkstelligd. Vanwege de ontvangst en intake van de honden is het niet
mogelijk meer dan 12 honden per uur te ontvangen. In één uur komen 12 auto’s naar het hondenpension. Op
het moment dat de laatste auto’s in het uur aankomen zijn de eerste 6 auto’s alweer vertrokken. Met 6
parkeerplaatsen en 5 extra parkeerplekken achter de poorten van het bedrijf zijn dan ook ruim voldoende
parkeerplekken beschikbaar op het bedrijf om de parkeerdruk op een goede manier af te kunnen handelen en aan te kunnen. Mochten extra parkeerplaatsen noodzakelijk zijn dan kunnen deze in de toekomst worden
aangelegd aan de voorzijde van de bestaande loods.
Geconcludeerd wordt dat het planvoornemen geen negatieve gevolgen heeft voor de parkeersituatie op het
agrarisch bedrijf.
3.14 Dialoog
In het kader van het planvoornemen heeft een omgevingsdialoog plaatsgevonden met de omgeving. De direct omwonenden hebben aangegeven voornamelijk bezorgd te zijn over de geluidsbelasting op hun woningen en daarmee een beperking of verslechtering van het woongenot in de directe omgeving. De ondernemers proberen hier op in te spelen door de breng- en haaltijden, en de momenten dat de honden naar buiten mogen, aan te passen aan de situatie voor de directe omgeving van het planvoornemen en hierin tegemoet te komen aan de wensen uit de buurt. Zo zijn de breng- en haaltijden en uitlaattijden beperkt tot enkele vaste momenten op de dag.
Op basis van de uitvoerige dialoog die, tijdens meerdere momenten, met de buurt heeft plaatsgevonden hebben de initiatiefnemers overwogen om het plan bij te stellen naar een totaal aantal van 20 honden. Een aantal van 20 honden is echter te beperkt om de investeringen financieel haalbaar te maken en voldoende inkomen te kunnen genereren. Daarnaast heeft een halvering van het aantal honden akoestisch gezien maar een minimale invloed op de directe omgeving. Deze argumenten hebben de ondernemers dan ook doen besluiten om de aanvraag voor 40 honden te handhaven.
Ondanks de vele tegemoetkomingen van initiatiefnemers aan de buurt waaronder een eerste omgevingsvergunningaanvraag voor een tijdelijke omgevingsvergunning voor een periode van 4 jaar (inclusief jaarlijkse evaluatiemomenten) is de weerstand vanuit de buurt groot gebleven. Dit heeft geleid tot verschillende ‘mediation-sessies’ tussen de buurt en de initiatiefnemers. Deze mediation-sessies hebben niet geleid tot overeenstemming over het planvoornemen.
Door het voeren van open en duidelijke communicatie met de buurt kunnen voortdurend aanpassingen aan de bedrijfsvoering plaatsvinden als deze mogelijke overlast voor de omgeving kunnen beperken. Mits dat deze aanpassingen geen onevenredige afbreuk doen aan de bedrijfsvoering van de initiatiefnemers.
Normale instrumenten als handhaving blijven in deze periode dat de omgevingsvergunning van kracht is voor de buurt behouden.
Door een aanpassing van de uitlaattijden, de eerste uitlaattijd in de morgen is verlaat ten opzichte van het oorspronkelijke planvoornemen, wordt tevens tegenmoet gekomen aan wensen van de buurt.
Mochten eventuele klachten uit de buurt komen met betrekking tot het planvoornemen dan kan tevens in overleg met de buurt worden besloten om de uitlaattijden en tijden dat de honden buiten verblijven aan te passen aan de meest wenselijke situatie voor de directe omgeving en de initiatiefnemers om zo de mogelijke overlast voor de buurt tot een minimum te beperken.
Daarnaast hebben de initiatiefnemers gekozen voor de realisatie van de uitloopweides aan de zuidzijde van het hondenpension. Aan de zuidzijde is de afstand tot omliggende gevoelige objecten het grootst waardoor mogelijke overlast voor de directe omgeving tot een minimum beperkt blijft als gevolg van het planvoornemen voor de directe omgeving.
De omgevingsdialoog is in meerdere sessies, vormen en samenstellingen, en met aanwezigheid van de gemeente Leudal, gevoerd.
3.15.1 Niet-uitlogende materialen
Het planvoornemen voorziet in ‘hergebruik’ van bestaande agrarische bedrijfsbebouwing. Het oprichten van nieuwe gebouwen, en het gebruik van vele materialen hiervoor, is niet aan de orde. Hergebruik van bestaande locaties en gebouwen en bouwwerken is in dit geval duurzamer dan het oprichten van nieuwe gebouwen en/of bouwwerken. Het ruimtegebruik en de impact op de omgeving blijft als gevolg van het hergebruiken van bestaande agrarische locaties beperkte tot de huidige omvang. Het afvalwater wordt opgevangen en, uiteindelijk, via het riool afgevoerd. Mochten als gevolg van het planvoornemen de parkeerplaatsen moeten worden uitgebreid dan worden hiervoor materialen gebruikt die geen verontreiniging van hemel- of grondwater of de bodem tot gevolg hebben. Bij het plaatsen van het hekwerk wordt gebruik gemaakt van niet-uitlogende materialen die geen verontreiniging van het hemel- of grondwater of de bodem tot gevolg hebben.
4.1 Economische uitvoerbaarheid
De kosten voor het te realiseren planvoornemen zijn geheel voor rekening van de initiatiefnemers. Ook voor
het overige zijn er geen gemeentelijke financiën met het project gemoeid. Het plan betreft geen bouwplan in
het kader van de GREX. Overeenkomstig de bepalingen in hoofdstuk 6 van de Wet ruimtelijke ordening is
voor voorliggende ontwikkeling geen exploitatieplan noodzakelijk. Kostenverhaal vindt plaats via leges.
Als gevolg van een herziening van het bestemmingsplan bestaat voor belanghebbenden op basis van artikel
6.1 Wro de mogelijkheid om een verzoek tot planschade in te dienen indien zij van mening zijn door het
planvoornemen schade te lijden die redelijkerwijs niet voor eigen rekening dient te blijven. De gemeente Leudal
heeft bepaald dat bij planologische procedures altijd een planschadeverhaalsovereenkomst getekend dient te
worden. Ook in voorliggende situatie zal hieraan invulling gegeven worden en zal tussen de initiatiefnemers
en de gemeente Leudal een planschadeverhaalsovereenkomst worden gesloten.
4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Het planvoornemen voorziet in het planologisch-juridisch mogelijk maken van een hondenpension ter plaatse
van een bestaand agrarisch bouwvlak. Met de directe omgeving hebben een uitvoerige en uitgebreide dialoog,
inclusief enkele mediation-sessies, plaatsgevonden. Vanuit de directe omgeving is de weerstand tegen het
planvoornemen groot. De initiatiefnemers, inclusief de gemeente Leudal, hebben al het mogelijke gedaan om
deze weerstand weg te nemen. Zo is in een vroegtijdig stadium gestart met deze omgevingsdialoog. In 2018
is overleg met de gemeente Leudal gekozen voor een tijdelijke omgevingsvergunning voor een periode van
maximaal 4 jaar, inclusief jaarlijkse evaluatie-momenten met de buurt. Op basis van deze evaluatiemomenten
zouden jaarlijks aanpassingen kunnen worden gedaan aan de bedrijfsvoering om mogelijke klachten op te
lossen. Ook tegen deze tijdelijke omgevingsvergunning was vanuit de omgeving veel weerstand. Ondanks dat
ook in deze toelichting is aangetoond dat het planvoornemen aan alle noodzakelijke wet- en regelgeving
voldoet. Het planvoornemen heeft daarnaast geen negatieve invloed op het woon- en leefklimaat in de directe
omgeving. Ook ruimtelijk gezien is de keuze voor een hondenpension op deze locatie een gewenste en goed
te motiveren keuze. Dit wordt ook door de gemeente Leudal ondersteund. Alle bezwaren vanuit de omgeving
mogen geuit worden en waar mogelijk wordt aan deze bezwaren tegenmoet gekomen in de bedrijfsvoering.
De bedrijfsvoering is aan de hand van opmerkingen van de omgeving al op verschillende punten aangepast.
Zoals is gebleken uit de omgevingsdialoog en de mediation-sessies is het echter voor de initiatiefnemers
onmogelijk gebleken om alle bezwaren voor de directe omgeving weg te nemen. De maatschappelijke
uitvoerbaarheid moet in dit kader dan ook worden bezien in een breder perspectief. De locatie is een uitermate
geschikte locatie voor het planvoornemen. Het hondenpension in combinatie met het agrarisch bedrijf, het
hergebruik van bestaande agrarische bebouwing, en het tegengaan van leegstand en verloedering in het
buitengebied, en de steeds maar toenemende vraag naar hondenpensions maken dat deze ontwikkeling
maatschappelijk uitvoerbaar is.
Conform de gebruikelijke procedure is dit plan zes weken in ontwerp ter inzage gelegd. Gedurende deze
termijn zijn door belanghebbenden zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen hebben geleid tot aanpassingen
in het planvoornemen. Zo zijn onder andere de volgende onderdelen aangepast in het vastgesteld
bestemmingsplan:
- Het toegestane aantal honden is aangepast van 40 honden exclusief eigen honden naar 40 honden
inclusief eigen honden;
- De realisatie van de geluidswal is als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van het
bestemmingsplan;
- De breng- en haaltijden in de morgen zijn aangepast van 08.00 – 09.00 naar 07.00 -09.00 om het
brengen en halen beter te kunnen verspreiden en daarmee de mogelijke geluidsbelasting op de
omgeving zoveel mogelijk te beperken;
- Het houden van honden die voorkomen in de top 10 van de Lijst hoog risico honden van de Raad voor
Dierenaangelegenheden (RDA.2017.031 ‘Hondenbeten aan de kaak gesteld’) is als verbodsbepaling
opgenomen in de gebruiksregels van het bestemmingsplan.
- De grondwal is als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van het vastgesteld
bestemmingsplan.
Het akoestisch onderzoek is op een aantal punten verder aangepast en verduidelijkt naar aanleiding van de
ingediende zienswijzen. En ook hebben nog enkele tekstuele aanpassingen plaatsgevonden naar aanleiding
van de ingediende zienswijzen.
Daarnaast is op 7 januari 2021 voor het planvoornemen tevens een aanvraag in het kader van de Wet
natuurbescherming ingediend bij de provincie Limburg in het kader van stikstofdepositie op omliggende
gevoelige Natura2000-gebieden. Een uitgebreide beschrijving is opgenomen in paragraaf 3.8 van deze
toelichting. De Wnb-aanvraag zelf is tevens als bijlage 3 bijgevoegd aan deze toelichting.
Het gewijzigde vastgestelde bestemmingsplan wordt conform de procedure zes weken voor een ieder ter
inzage gelegd. Tijdens deze periode kunnen belanghebbenden die overwegende bezwaren hebben een
beroep indienen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. (ABRvS).