Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Hoefweg-Zuid 2016, 1e part.herz. Transformatorstation Bleiswijk (Stedin)
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1621.BP0164H01-VAST
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 Plan
Het bestemmingsplan Hoefweg-Zuid 2016, 1e part.herz. Transformatorstation Bleiswijk (Stedin) metidentificatienummer NL.IMRO.1621.BP0164H01-VAST van de gemeente Lansingerland.
 
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1621.BP0164H01-VAST met de bijbehorende regels en bijlagen.
 
1.3 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regelsworden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 Bestaand
  1. het bestaand gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  2. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of een andere planologische toestemming.
 
1.5 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van eenbouwwerk.
 
1.6 Bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.7 Dag-, avond- en nachtperiode
Periodes die lopen voor de dag van 07.00 uur tot 19.00 uur, voor de avond van 19.00 uur tot 23.00 uuren voor de nacht van 23.00 uur tot 07.00 uur.
 
1.8 Etmaalwaarde Letmaal
De etmaalwaarde Letmaal van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT in dB(A) metbetrekking tot een inrichting of een industrieterrein is het hoogste van de volgende drie niveaus:
  • Ldag (= Lar,LT); dag: 07.00-19.00 uur;
  • Lavond (= Lar,LT) + 5 dB; avond: 19.00-23.00 uur;
  • Lnacht (= Lar,LT) + 10 dB; nacht: 23.00-07.00 uur.
 
1.9 Equivalent geluidsniveau
Het energetisch gemiddelde van de fluctuerende niveaus van het ter plaatse in de loop van eenbepaalde periode optredende geluid. Het energetisch gemiddelde wordt berekend volgens de methodezoals omschreven in de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (1999).
 
1.10 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wandenomsloten ruimte vormt.
 
1.11 Geluidsruimte
De verdeling van de geluidproductie per bouwperceel passend binnen de zonegrens geluid.
 
1.12 Geluidbelasting in dB(A)
De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats.
 
1.13 Geluidzone
Een op grond van de artikelen 40 en 52 van de Wet geluidhinder in het bestemmingsplan vastgelegdgebied rond een industrieterrein waarbuiten de geluidbelasting ten gevolge van dat industrieterrein nietmeer mag bedragen dan 50 dB(A).
 
1.14 Geluidzoneringsplichtige inrichting
Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in eenbestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.
 
1.15 Hoofdgebouw
Een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende oftoekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, geletop die bestemming het belangrijkst is.
 
1.16 Hoogspanningsstation
Een bouwwerk waar hoogspanningsverbindingen op elkaar worden aangesloten, waar eenmiddenspanningsnet wordt gekoppeld aan hoogspanningsverbindingen en waar elektrische energiewordt getransporteerd, verdeeld en getransformeerd.
In dit bestemmingsplan wordt onder hoogspanningsstation tevens een transformatorstation verstaan.
 
1.17 Hoogspanningsverbinding
Ondergrondse of bovengrondse kabels en leidingen met een spanningsniveau van 110 kV of hoger,inclusief bijbehorende masten, mantelbuizen en bijbehorende voorzieningen en datakabels.
 
1.18 Maaiveld
De hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op het gebouw, bouwwerk of afgewerkte terrein.
 
1.19 Middenspanningsnet
Een netwerk van ondergrondse kabels met een spanningsniveau van minimaal 10 kV en maximaal 20kV die aansluiten op een transformatorstation en in beheer zijn bij een regionale netbeheerder, inclusiefde bij de kabels behorende mantelbuizen en bijbehorende voorzieningen en datakabels.
 
1.20 Nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations,schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen tenbehoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.21 Peil
  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte vandie weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
 
1.22 Voorzorgsbeleid
Beleid dat erop gericht is zoveel mogelijk te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij gevoelige
bestemmingen worden mogelijk gemaakt waar kinderen langdurig verblijven in het gebied rondbovengrondse hoogspanningsverbindingen met een jaargemiddeld magneetveld hoger dan 0,4microtesla.
 
Deze gevoelige bestemmingen zijn woningen, crèches, scholen en kinderopvangplaatsen.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aarddaarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.2 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerdop het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een hoogspanningsstation;
  2. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, voorzieningen van algemeen nut, terreinafscheiding, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
 
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Op de in artikel 3, lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van debestemming worden gebouwd.
 
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
  1. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van het bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 30 m;
  3. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de perceelsgrens(zen) bedraagt ten minste 3 m, tenzij gebouwen tegen elkaar worden aangebouwd.
 
3.2.3 Andere bouwwerken
Bij ieder hoofdgebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meermag bedragen dan:
  1. 30 m voor trafocellen en overige hoogspanningsvoorzieningen;
  2. 3 m voor terreinafscheiding;
  3. 5 m voor overige andere bouwwerken.
 
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:
 
3.3.1 Andere bouwwerken
  1. het bouwen van een terreinafscheiding met een hogere bouwhoogte dan 3 m, mits:
    1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
  2. het bouwen van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een bouwhoogte van 11 m;
  3. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk.
 
3.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels
Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 10, lid 10.2.3.4 Specifieke gebruiksregels
 
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
3.4.1 Strijdig gebruik
Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaaldein artikel 8, lid 8.1.
 
3.4.2 Parkeren
Ten aanzien van parkeren geldt het bepaalde in artikel 8, lid 8.4.
Artikel 4 Bedrijventerrein
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2.1 Algemeen
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in milieucategorie 1 tot en met 4.2 van de als bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 3.2' en 'bedrijf tot en met categorie 4.1' uitsluitend bedrijven in milieucategorie 1 tot en met 3.2 respectievelijk 1 tot en met 4.1 zijn toegestaan;
  2. bedrijfsgebonden ondersteunende detailhandel, met uitzondering van voedings- en genotmiddelen, mits voldaan wordt aan de specifieke gebruiksregels (lid 4.4);
  3. een hoogspanningsstation;
  4. kassen voor onderzoeks- en educatiedoeleinden;
  5. biomassavergistingsinstallaties, mits voldaan wordt aan de specifieke gebruiksregels (lid 4.4.6);
  6. kleinschalige, zelfstandige kantoren;
  7. bedrijfsgebonden kantoren, mits voldaan wordt aan de specifieke gebruiksregels (lid 4.4.2);
  8. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
 
4.2.2 Aanduidingen
  1. ter plaatse van de functieaanduiding Nutsvoorziening tevens een elektriciteitsdistributiebedrijf in de milieucategorie 2 tot en met 4.2 van de als bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
 
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Op de in artikel 4, lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van debestemming worden gebouwd.
 
4.2.2 Bedrijfsgebouwen en kantoren
  1. een bedrijfsgebouw alsmede gebouwde parkeervoorzieningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van het bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 30 m;
  3. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de perceelsgrens(zen) bedraagt ten minste 3 m, tenzij gebouwen tegen elkaar worden aangebouwd.
 
4.2.3 Andere bouwwerken
Bij ieder hoofdgebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is.
 
4.2.4 Bouwwerken functieaanduiding Nutsvoorziening
Ter plaatse van de functieaanduiding Nutsvoorziening mogen eveneens worden gebouwd:
  1. trafocellen en overige hoogspanningsvoorzieningen tot een hoogte van 30 m;
  2. terreinafscheiding tot een hoogte van 3 m;
  3. overige andere bouwwerken tot een hoogte van 5 m.
 
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:
 
4.3.1 Bedrijfsgebouwen
  1. het vergroten van de grondoppervlakte van bestaande bedrijfsgebouwen met maximaal 10%;
  2. het vergroten van de footprint van een hoogteaccent met maximaal 10%.
 
4.3.2 Andere bouwwerken
  1. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximum bouwhoogte van 5 m, mits:
    1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
  2. het bouwen van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een bouwhoogte van 11 m;
  3. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk.
 
4.3.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels
Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 10, lid 10.2.
 
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Bedrijfsgebonden detailhandel
Het gebruik van bouwwerken voor bedrijfsgebonden detailhandel, met uitzondering van voedings- engenotsmiddelen, is toegestaan, op voorwaarde dat:
  1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
  2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering, waarbij de winkelvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 200 m2 per bedrijf;
  3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan de distributiestructuur binnen de gemeente waarmee met name dient te worden gelet op het kernwinkelgebied.
 
4.4.2 Bedrijfsgebonden kantoren
De bedrijfsvloeroppervlakte van bedrijfsgebonden kantoren bedraagt:
  1. voor kavels tot 30.000 m2 niet meer dan 50% van de bedrijfsoppervlakte met een maximum van 3.000 m2;
  2. voor kavels groter dan 30.000 m2 niet meer dan 10% van de bedrijfsoppervlakte met een maximum van 3.000 m2.
 
4.4.3 Zelfstandige kantoren
  1. Het bedrijfsvloeroppervlak van zelfstandige kleinschalige kantoren bedraagt ten hoogste 1.000 m2 per vestiging;
  2. het bepaalde onder a. is niet van toepassing voor kantoren die een lokaal verzorgingsgebied bedienen.
 
4.4.4 Strijdig gebruik
Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaaldein artikel 8, lid 8.1.
 
4.4.5 Parkeren
Ten aanzien van parkeren geldt het bepaalde in artikel 8, lid 8.4.
 
4.4.6 Biogasinstallatie
Biogasopslag van meer dan 4.000 m3 is niet toegestaan.
 
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor:
 
4.5.1 De vestiging van gelijk te stellen bedrijven
Bedrijfsactiviteiten die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met deonder 4.1.1 onder a. bedoelde bedrijfsactiviteiten.
 
4.5.2 Biogasinstallaties
Biogasopslag van meer dan 4.000 m3 indien middels onderzoek is aangetoond dat geen sprake is vanonacceptabele externe veiligheidsrisico's.
 
4.5.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels
Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 10, lid 10.2.
Artikel 5 Leiding - Hoogspanningsverbinding
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daarvoorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:
  1. een bovengrondse hoogspanningsverbinding ter plaatse van de 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding';
  2. de aanleg, het herstel en de instandhouding van een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 380 kV;
  3. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding.
 
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' bestemde gronden mogen uitsluitend anderebouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 65m.5.3 Afwijken van de bouwregels
 
5.3.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw vanbouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).
 
5.3.2 Randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels
De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
  1. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s);
  3. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
 
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 8, lid 8.1, wordt in ieder gevalverstaan het gebruik van de gronden voor opslag.
 
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden
5.5.1 Verbod
Het is verboden op of boven de in artikel 5, lid 5.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van eenomgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamhedende volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;
  2. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;
  3. het aanbrengen en rooien van hoogopgaande beplantingen en/of bomen;
  4. het plaatsen van onroerende objecten, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  5. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  7. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand;
  8. het opslaan van goederen.
 
5.5.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 5, lid 5.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende en bovenliggende bestemming(en);
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  4. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in artikel 5, lid 5.2 of lid 5.3.
 
5.5.3 Toelaatbaarheid
De in 5.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:a. door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect teverwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig enveilig functioneren van de leiding;
b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
3 Algemene regels
    
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering isgegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buitenbeschouwing.
 
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
7.1 Ondergeschikte bouwonderdelen
7.1.1 Hoogte
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van goot- en bouwhoogten worden ondergeschiktebouwonderdelen van bouwwerken, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, opbouwen voortechnische systemen en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de gooten/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter of 10%, buiten beschouwing gelaten.
 
7.1.2 Bouw- en bestemmingsgrenzen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouw-, bestemmings- enaanduidingsgrenzen en bij de bepaling van het bebouwde oppervlakte worden ondergeschiktebouwonderdelen van bouwwerken, zoals:
  1. plinten, pilasters, luifels, kozijnen, gevelversieringen, balkons, brandtrappen, ventilatiekanalen, uitspringende schoorsteenwanden, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 0,5 meter.
 
7.1.3 Bestaande ondergeschikte bouwonderdelen
Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 7.1.1 en 7.1.2, zijn toegestaan voorzover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzage legging van het vastgesteld van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan alsmaximale maatvoering.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
8.1 Strijdig gebruik
8.1.1 Algemeen verbod
Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met debestemming.
 
8.1.2 Gebruik van onbebouwde gronden
Onder strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:
  1. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  2. het opslaan van goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  3. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
  4. het opslaan van vuurwerk;
  5. prostitutie;
  6. een seksinrichting;
  7. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;met uitzondering van:
  8. vormen van gebruik, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt, met dien verstande dat buitenopslag op het voorerf niet is toegestaan;
  9. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.
 
8.1.3 Gebruik van bouwwerken
Onder strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:
  1. vrijstaande bijbehorende bouwwerken, bedrijfsgebouwen, garageboxen en/of andere niet voor bewoning bestemde gebouwen te gebruiken als woning;
  2. de in het plan toegestane bouwwerken te gebruiken voor prostitutie en/of als seksinrichting;
  3. bouwwerken te gebruiken voor het opslaan van vuurwerk.
 
8.2 Ondergeschikte bouwonderdelen
Voor zover het gebruik van ondergeschikte bouwonderdelen zoals bedoeld in artikel 7, lid 7.1 niet pastbinnen de desbetreffende bestemming, worden deze gebruiksregels buiten beschouwing gelaten.
 
8.3 Breedte in-/uitrit
Voor zover elders in de regels naar dit lid is verwezen, geldt voor de inrichting van een in-/uitrit dat eenmaximale breedte mag worden gehanteerd van 10 m, waarbij:
  1. er een duidelijk onderscheid dient te zijn tussen het privé en openbaar terrein door middel van een (groene) (erf)afscheiding;
  2. de bepaling uit lid 8.4 onverminderd van toepassing is;
  3. voor zover de Adviesleidraad uitwegen, vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouder op 15 juli 2020, van toepassing is hier alleen gemotiveerd van kan worden afgeweken.
 
8.4 Voorwaardelijke verplichting parkeren
  1. Voor zover elders in de regels naar dit lid is verwezen, geldt dat bij het bouwen en het wijzigen van het bestaande gebruik zoals toegestaan op grond van de bestemmingen genoemd in hoofdstuk 2, voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de 'Nota Parkeernormen gemeente Lansingerland', die op 29 april 2014 in werking is getreden, of de rechtsopvolger daarvan.
  2. Van het bepaalde onder a. kan worden afgeweken, indien kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
 
8.5 Afwijken van de algemene gebruiksregels
8.5.1 Breedte in-/uitrit
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de algemene gebruiksregels voorhet aanleggen en in gebruik nemen van een bredere in-/uitrit, mits:
  1. dit als zodanig aantoonbaar noodzakelijk is vanwege de onmogelijkheid om anders vanaf de (openbare) weg het eigen terrein op te kunnen draaien;
  2. er een duidelijk onderscheid is tussen het privé en openbaar terrein door middel van een (groene) (erf)afscheiding;
  3. goedkeuring is verleend door de verkeerskundige.8.5.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels
Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 10, lid 10.2.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
 
9.1 Geluidzone - industrie
Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - industrie’ zijn de gronden, naast de aldaar voorkomendebestemming, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verbandmet de nabijheid van gronden en gebouwen, welke deel uitmaken van een industrieterrein, waargeluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn toegelaten.
 
9.2 Geluidzone - gezoneerd industrieterrein
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - gezoneerd industrieterrein' is een gezoneerdindustrieterrein gelegen.
 
9.3 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt dat er geen nieuwe woningen of anderegeluidgevoelige functies mogen worden gebouwd of in gebruik worden genomen, tenzij wordt voldaanaan de voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinderof de voorwaarden opgenomen in het Besluit hogere grenswaarden.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
 
10.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van deze regels ten behoeve van:
  1. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding, zoals gasdrukregelstations, duikers, keermuren en bruggen, gemalen, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 m en de inhoud niet meer dan 75 m3 mag bedragen;
  2. het bouwen van niet voor bewoning bestemde kunstobjecten, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
  3. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, maatvoeringsgrenzen en overige aanduidingen op de verbeelding, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  4. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken (waaronder goothoogte, bouwhoogte, bebouwingsoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen) met ten hoogste 10 %;
  5. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor ondergeschikte bouwonderdelen zoals bepaald in artikel 7 'Algemene bouwregels' leden 7.1.1 en 7.1.2 waarbij de overschrijding van de bouwhoogte, bouwgrens en/of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 3 meter;
  6. de bouw van antennemasten voor communicatiedoeleinden, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 45 m mag bedragen en waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. een goede landschappelijke, stedenbouwkundige en architectonische inpassing van deze voorzieningen, mits dit ruimtelijk inpasbaar is in relatie tot de visuele kwaliteit vangebouw en omgeving en landschappelijke gebieden, en op vooraarde dat openlandschappen en monumenten zoveel mogelijk vrij moeten blijven van bebouwing;
    2. een situering bij voorkeur bij sportcomplexen, op of aan de randen van bedrijventerreinen, aan de randen van woonwijken en in de tussengebieden tussen woonwijken en bedrijventerreinen;
    3. een maximale “site-sharing” en gebruik van bijvoorbeeld hoogspanningsmasten, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is;
  7. de bouw van andere bouwwerken tot 15 m.
 
10.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken
Afwijken is slechts mogelijk mits:
  1. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  2. dit ruimtelijk inpasbaar is gelet op:
    1. de ruimtelijke kwaliteit van het openbare gebied, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    3. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van het betreffende perceel en de aangrenzende percelen en bouwwerken;
    4. de verkeersveiligheid;
    5. de sociale veiligheid;
    6. het gewenste voorzieningenniveau;
    7. het milieu;
  3. de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de grond, dan wel de mogelijkheid van herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind en de overige belangen niet onevenredig worden geschaad;
  4. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  5. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
 
11.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijkeordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
  1. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
  2. een andere situering en/of begrenzing van bestemmingsvlakken, bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 20% zal worden gewijzigd;c. het wijzigen van de per aanduiding of in de planregels gegeven maten en afmetingen met tenhoogste 20%, indien, in verband met ingekomen bouwaanvragen, deze wijzigingen nodig ofwenselijk zijn.
 
11.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen
11.2.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijkeordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
  1. het wijzigen van de bestemmingen ten behoeve van de aanleg van een (ondergrondse) leiding van welke aard dan ook. Alvorens toepassing te geven aan deze regel winnen burgemeester en wethouders advies in bij een, ter zake de veiligheid van leidingen, deskundige instantie zoals het RIVM of de beheerder(s) van de leiding;
  2. het geheel verwijderen en/of wijzigen van gebiedsaanduidingen, indien dit:
    1. in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven wenselijk en/of vereist is; en/of
    2. in verband met gewijzigde milieuhinder, wetgeving en/of beschermingsregimes wenselijk en/of vereist is;
  3. het geheel verwijderen en/of wijzigen van functieaanduidingen, indien dit in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven vereist is en dit geen verruiming van de bouw- of gebruiksmogelijkheden inhoudt.
 
11.2.2 Algemene randvoorwaarden voor wijzigen
Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een wijziging van het plan, mits:
  1. dit ruimtelijk inpasbaar is, gelet op:
    1. de kwaliteit van het openbare gebied, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    3. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van het betreffende perceel en de aangrenzende percelen en bouwwerken;
    4. de verkeersveiligheid;
    5. de sociale veiligheid;
    6. het gewenste voorzieningenniveau;
    7. het aantal parkeervoorzieningen;
    8. het milieu:
  2. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
    1. luchtkwaliteit;
    2. parkeerbehoefte;
    3. geluid;
    4. bodemkwaliteit;
    5. watertoets;
    6. archeologie;
    7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
    8. ecologie, toetsing Wet natuurbescherming;9. economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
 
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een (omgevings)vergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %;
  3. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
12.2 Overgangsrecht gebruik
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan
Artikel 13 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
- Regels van het bestemmingsplan Hoefweg-Zuid 2016, 1e part.herz. Transformatorstation Bleiswijk
(Stedin).