direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Herziening bouwhoogte perceel Klapachterweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0141-VAST

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1': bedrijven tot en met milieucategorie 4.1 als opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, als onderdeel van deze regels;
  • b. verhardingen, wegen, paden;
  • c. een spoorweg ten dienste van goederenoverslag;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen en bedrijfsgebonden kantoren;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. standplaatsen voor detailhandel, mits voldaan wordt aan het bepaalde in lid 3.5.3;
  • f. afhaalpunten voor afhalen van goederen voor non-food;
  • g. in- en uitritten;
  • h. bruggen ten behoeve van kruisend verkeer;
  • i. erven en terreinen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. water;

met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder straatmeubilair, bruggen, duikers en/of dammen en overige kunstwerken, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan van de bestemming, werken en werkzaamheden.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.2 Gebouwen
  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 13 m;
  • c. gebouwde parkeervoorzieningen zijn slechts toegestaan voor zover gebouwd onder maaiveld en/of binnen het bedrijfsgebouw en/of op het bedrijfsgebouw, waarbij de maximale bouwhoogte van het bedrijfsgebouw met niet meer dan 1,5 m mag worden overschreden voor het plaatsen van een borstwering, met uitzondering van toegangen en stijgpunten;
  • d. bedrijfsgebonden kantoren met een oppervlak van meer dan 800 m² bedrijfsvloeroppervlakte dienen gestapeld te worden gebouwd;
  • e. indien de gebouwen niet aaneengesloten worden gebouwd, moet de onderlinge afstand ten minste 3 meter bedragen;

3.2.3 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer mag bedragen dan:

  • a. 3 m voor erf- en terreinafscheidingen;
  • b. 10 m voor overige andere bouwwerken.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:

  • a. de situering van de representatieve zijde van de bedrijfsgebouwen door de representatieve zijde van bedrijfsgebouwen op de kavels langs de interne en externe ontsluitingswegen te situeren naar deze wegen;
  • b. de hoofdvorm en maatverhoudingen van de bedrijfsgebouwen langs de wegen die genoemd zijn onder a op elkaar te doen afstemmen;
  • c. de inrichting van de bedrijfskavels teneinde het parkeren zo nodig te doen plaatsvinden op eigen terrein;
  • d. de inrichting van de onbebouwde gronden tussen de bedrijfsgebouwen en de wegen teneinde een samenhangende, representatieve en verkeerstechnisch veilige inrichting te kunnen realiseren;
  • e. de toepassing en het gebruik van verlichte handelsreclame en naamborden, teneinde hinder en hinderlijke lichtval op de woningen en bijbehorende tuinen c.q. gronden aan de Kruisweg zo veel mogelijk te beperken.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

  • a. de bouw van een bedrijfsgebouw op kleinere afstand van de perceelsgrens(zen), indien dit vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wenselijk is en bedrijfsmatig aantoonbaar noodzakelijk is;
  • b. de bouw van andere bouwwerken zoals een borstwering met een hoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aanbouw;
  • c. de bouw van gelijkvloerse bedrijfsgebonden kantoren indien de bedrijfsvoering het niet toe laat dat de bedrijfsgebonden kantoren gestapeld worden gebouwd;

3.4.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. het aantal parkeervoorzieningen;
  • e. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
  • f. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. het milieu.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  • a. van bouwwerken voor bewoning;
  • b. van gronden en/of bouwwerken voor bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld in lid 3.1;
  • c. van onbebouwde terreinen voor de opslag van caravans, boten en overige zaken;
  • d. van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • e. van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren.

3.5.2 Strijdig gebruik

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. opslag van vuurwerk is niet toegestaan;
  • b. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan.

3.5.3 Standplaatsen voor detailhandel

Standplaatsen voor detailhandel zijn alleen toegestaan indien daarvoor een vergunning (op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en/of de marktverordening van de gemeente Lansingerland) is verleend en aan die vergunning wordt voldaan.

3.5.4 Bedrijfsgebonden kantoren

Bedrijfsgebonden kantoren, zoals bedoeld in artikel 3.1, onder d zijn uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarde:

  • a. de bruto vloeroppervlakte van de bedrijfsgebonden kantoren bedraagt niet meer dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 3.000 m².

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor de vestiging van bedrijven en bedrijfsactiviteiten die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de onder 3.1 bedoelde bedrijven.

3.6.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

De afwijkingen bij een omgevingsvergunning, zoals genoemd onder 3.6.1, kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het gewenste voorzieningenniveau;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • b. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • c. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijzigingsbevoegdheid voor Bevi-inrichtingen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' zodanig wijzigen dat Bevi-inrichtingen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of – indien van toepassing – de afstand, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Bevi jo artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen binnen het bouwperceel van de Bevi-inrichting;
  • b. in de toelichting bij het wijzigingsbesluit dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.

3.7.2 Staat van bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de Staat van bedrijfsactiviteiten (zoals opgenomen in bijlage 1) wijzigen in de zin dat de categorie-indeling van de bedrijven kan worden gewijzigd, indien en voorzover de belasting van de betreffende bedrijfstypen op het milieu daartoe aanleiding geeft.