direct naar inhoud van Regels
Plan: 2e partiële herziening BP Oosteindsepolder en Warmoeziersweg (woonwagencentru...
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0134H02-VAST

Regels

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Van toepassing verklaring

Op dit bestemmingsplan zijn de regels van het bestemmingsplan "Oosteindsepolder en Warmoeziersweg", zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Lansingerland op 26 september 2013, met identificatienummer NL.IMRO.1621.BP0134-VAST, van overeenkomstige toepassing, voor zover in de regels van dit bestemmingsplan niet anders is bepaald en met dien verstande dat in geval van discrepantie tussen de regels van het bestemmingsplan "Oosteindsepolder en Warmoeziersweg" en dit bestemmingsplan, de regels van dit bestemmingsplan van toepassing zijn.

Artikel 2 Aanvullende begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

2.1 plan:

het bestemmingsplan 2e partiële herziening BP Oosteindsepolder en Warmoeziersweg (woonwagencentrum Bosland) met identificatienummer NL.IMRO.1621.BP0134H02-VAST van de gemeente Lansingerland.

2.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Wonen - Woonwagenstandplaats

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ten hoogste zeven woonwagenstandplaatsen, met dien verstande dat per woonwagenstandplaats maximaal één woonwagen is toegestaan;
  • b. woonwagens, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  • c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • d. toegangswegen en paden;
  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. water.
3.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijvigheid' zijn de gronden tevens bestemd voor bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 zoals bedoeld in de als bijlage bijgevoegde 'Staat van bedrijfsactiviteiten', voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald;
  • b. 'specifieke vorm van wonen - centrale voorziening' is een voorzieningenpunt ten behoeve van het woonwagencentrum toegestaan.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.2 Woonwagens
  • a. een woonwagen is uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak;
  • b. de oppervlakte van een woonwagen bedraagt maximaal 120 m2 per bouwvlak;
  • c. de goothoogte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • d. de bouwhoogte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan 6 m.
3.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonwagens
  • a. bij iedere woonwagen zijn aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan tot een maximale oppervlakte van 25 m2 per woonwagen en tot een maximale bouwhoogte van 4 m;
  • b. het onder 3.1.2 sub b genoemde voorzieningenpunt blijft bij het bepalen van de in 3.2.3 sub a genoemde maximale oppervlakte buiten beschouwing.
3.2.4 Bedrijfsgebouwen
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijvigheid' zijn bedrijfsgebouwen toegestaan tot een hoogte van 5 m, waarbij de gronden binnen de aanduiding voor ten hoogste 50% mogen worden bebouwd.
3.2.5 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken vóór de voorgevelrooilijn;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
    • 3. 3 m voor overige andere bouwwerken;
  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a geldt dat vóór de ingang van de woonwagen een plateau is toegestaan, waarvan de lengte, welke tegen de woonwagen is gelegen, niet meer mag bedragen dan 3 m, de breedte niet meer mag bedragen dan 2 m en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de vloer van de desbetreffende woonwagen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

  • a. de bouw van een kap op een vrijstaand bijgebouw bij een woonwagen, op voorwaarde dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
    • 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • b. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aanbouw.
3.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Beroep aan huis

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt gerekend het gebruik van gedeelten van de woonwagen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen voor een beroep aan huis, voor zover niet aan de volgende randvoorwaarden wordt voldaan:

  • a. de woonfunctie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven (met name ingeval de beroepsmatige werkruimte in het hoofdgebouw wordt gerealiseerd);
  • b. de beroepsmatige activiteiten geschieden door degene die in de woonwagen/op het perceel woonachtig is;
  • c. de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag per woonwagenstandplaats niet meer dan 25% bedragen met een maximum van 50 m2;
  • d. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • e. in de omgeving mag geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreden;
  • f. er mogen geen vergunningplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht plaatsvinden;
  • g. er mogen geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
  • h. op eigen terrein wordt voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik van gedeelten van de woonwagen, aanbouwen en/of bijgebouwen voor de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd;
  • b. de effecten van het bedrijf / de bedrijfsactiviteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving, zoals:
    • 1. ambachtelijke en/of verzorgende bedrijven genoemd in milieucategorie 1 van de in als bijlage 1 bij deze planregels opgenomen “Staat van bedrijfsactiviteiten_algemeen en uitgebreid”, voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald, of daarmee naar de aard (qua milieuplanologische hinder) gelijk te stellen bedrijven/bedrijfsactiviteiten;
    • 2. bedrijven/bedrijfsactiviteiten die, op basis van de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, niet vergunningplichtig zijn;
  • c. de totale bedrijfsvloeroppervlakte per woonwagen niet meer dan 25% bedraagt met een maximum van 50 m2;
  • d. de bedrijfsactiviteiten geschieden door degene die in de woonwagen/op het perceel woonachtig is;
  • e. het bedrijf / de bedrijfsactiviteiten geen verkeersaantrekkende werking hebben;
  • f. op eigen terrein wordt voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie;
3.5.2 Detailhandel bij een beroep en/of bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het medegebruik van een beroepsmatige werkruimte bij woonwagens voor detailhandelsactiviteiten, op voorwaarde, dat:

  • a. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
  • b. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
  • c. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente.
3.5.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het gewenste voorzieningenniveau;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • c. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • d. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wetgevingzone - wijzigingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied' zijn burgemeester en wethouders, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen aan de bestemming Wonen - Woonwagenstandplaats een bouwvlak toe te voegen.

3.6.2 Algemene randvoorwaarden voor wijzigen

Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een wijziging van het plan, mits de behoefte aan een zevende woonwagen is aangetoond en voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:

    • 1. luchtkwaliteit;
    • 2. parkeerbehoefte;
    • 3. geluid;
    • 4. bodemkwaliteit;
    • 5. watertoets;
    • 6. archeologie;
    • 7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
    • 8. ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
    • 9. economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal.

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 4 Algemene aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' moet in geval van het oprichten van nieuwe geurgevoelige objecten uitsluitsel worden verkregen over het al dan niet aanvaardbaar zijn van het hinderniveau van het composteringsbedrijf zoals aanwezig ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - composteringsbedrijf', te bepalen op basis van de 'Handreiking geur: bepalen van het aanvaardbaar hinderniveau van industrie en bedrijven (niet veehouderijen)' van 28 juni 2012 van Agentschap NL.

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 5 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 2e partiële herziening BP Oosteindsepolder en Warmoeziersweg (woonwagencentrum Bosland).