Plan: | Kindcentrum Avenhorn-De Goorn |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1598.BPKindcentrum-va01 |
De gemeenteraad heeft besloten dat de 3 basisscholen en een kinderopvang, die nu verspreid liggen in Avenhorn en De Goorn, samen op één locatie bij elkaar worden gebracht, inclusief een kinderopvang, een gezamenlijk te gebruiken gymzaal en bijbehorende parkeergelegenheid.
De locatie ligt aan de Buitenroede te Avenhorn en aan de Buitenroede te De Goorn gemeente Koggenland.
In een intensief proces van samenwerking tussen de gemeente en de scholen is een stedenbouwkundig plan opgesteld, welk is vastgesteld door het college van B&W. De volgende fase in het proces is het opstellen van het bestemmingsplan, waarin de realisatie van het nieuwe kindcentrum met bijbehorende parkeergelegenheid mogelijk worden gemaakt.
Het plangebied ligt aan de Buitenroede Avenhorn en aan de Buitenroede te De Goorn. Het plangebied wordt doorkruist door de Naamsloot. Het kindcentrum is voorzien ten zuiden van de Naamsloot, het parkeerterrein ligt ten noorden van de Naamsloot.
Het plangebied ligt tussen een woonwijk, de broodfabriek Pater en een recreatiepark in. Nabij het plangebied zijn ook de brandweer, stichting jeugdrecreatie Het Gilde, Dansschool De Streets en de kinderopvang SKIK gesitueerd.
Afbeelding ligging en begrenzing plangebied
Het vigerende bestemmingsplan is hoofdzakelijk Komplan 2008. Het plangebied is bestemd met 'Woondoeleinden 2', 'Groenvoorzieningen' en 'Water'. De bestemming 'Woondoeleinden 2' is van toepassing, omdat ten tijde van het opstellen van dat bestemmingsplan het namelijk nog de bedoeling was om op de locatie aan de Buitenroede woningbouw tot ontwikkeling te brengen. Maatschappelijke voorzieningen en het parkeerterrein zijn niet toegestaan binnen deze bestemmingen. De herinrichting van de Buitenroede valt samen met 'Groenvoorzieningen' en 'Water', herinrichting van de weg is in strijd met deze bestemmingen. De realisatie van het planvoornemen is daarom niet mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan.
Afbeelding vigerend bestemmingsplan met plangrens van de herziening
De toelichting is als volgt opgebouwd:
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn 3 hoofddoelen vastgesteld;
Uit deze 3 hoofddoelen komen onderwerpen naar voren die van nationaal belang zijn. Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, zijn daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
In het Barro zijn onder meer Rijksvaarwegen, grote rivieren en ecologische hoofdstructuur opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze ruimtelijke plannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht.
Het plangebied ligt niet binnen een invloedssfeer van het Barro.
In het Bro is de ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen (artikel 3.2). De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, luidt als volgt;
De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
Uit jurisprudentie blijkt dat het verplaatsen van een functie die al was toegestaan binnen hetzelfde gebied (waarbij het bebouwd oppervlak niet toeneemt), geen nieuwe stedelijke ontwikkeling is (ABRvS 24 augustus 2016; ECLI:NL:RVS:2016:2316). Het planvoornemen betreft het verplaatsen van 3 bestaande scholen en een kindcentrum in de dorpen Avenhorn en De Goorn naar het kindcentrum Avenhorn-De Goorn. Het bebouwd oppervlak van het nieuwe kindcentrum is niet groter dan het bebouwd oppervlak van de bestaande scholen en het kindcentrum bij elkaar opgeteld.
Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling omdat het planvoornemen het verplaatsen van de bestaande functie onderwijs binnen de kernen Avenhorn / De Goorn naar een locatie die ook binnen bestaand stedelijk gebied ligt. Het plangebied biedt nu de mogelijkheid voor woningbouw.
Het parkeerterrein is een niet op zichzelf staande stedelijke ontwikkeling. De realisatie van het terrein is een ondergeschikte functie, welk ten dienste staat van het kindcentrum en het gebruik van het bos als recreatieve functie. Een ladderonderbouwing is niet nodig.
De ruimtelijke visie van de Provincie Noord-Holland is vastgelegd in de actualisatie structuurvisie Noord-Holland 2040.
Uit de kaart van de structuurvisie blijkt dat het plangebied ligt binnen het bestaand bebouwd gebied (BBG). De provinciale regels aangaande het BBG wordt toegelicht in subparagraaf 2.2.2.
De Provincie Noord-Holland wil steden optimaal benutten en de landschappen open houden, maar ook ruimte bieden aan de economie en woningbouw. De Provincie Noord-Holland streeft daarom naar verdere stedelijke verdichting en helpt gemeenten bij het optimaliseren van het gebruik van het bestaand bebouwd gebied.
Met de realisatie van het kindcentrum wordt invulling gegeven aan dit principe van verdere stedelijke verdichting en optimalisatie van het bestaand bebouwd gebied. Door het samenvoegen van de onderwijsvoorzieningen en het kinderdagverblijf wordt het ruimtegebruik binnen de kernen immers geïntensiveerd, en de vrijkomende locaties komen voor herbestemming in aanmerking.
Afbeelding uitsnede kaart actualisatie structuurvisie
Uit subparagraaf 2.1.3 blijkt dat het planvoornemen geen nieuwe stedelijke ontwikkeling betreft. Daarom worden de provinciale regels aangaande nieuwe stedelijke ontwikkelingen niet toegelicht.
Uit de kaart van de Verordening blijkt dat het plangebied niet ligt binnen een ander in de Verordening aangewezen gebied.
In de structuurvisie is het plangebied nog aangewezen als geplande ontwikkellocatie voor woningbouw, zoals ook in het bestemmingsplan Kom 2008 is opgenomen. In hoofdstuk 4 van het voorliggende bestemmingsplan (Planbeschrijving) wordt uitgelegd waarom de beoogde woningbouw is komen te vervallen, en het plangebied primair wordt aangewend voor het kindcentrum.
In dit plan zijn onder meer de uitgangspunten omtrent weginrichting en eisen voor parkeren opgenomen.
Bij de inrichting van de wegen grenzend aan het plangebied en bij inrichting van het plangebied met parkeerplaatsen wordt rekening gehouden met het beleid uit het GVVP. Voor de aspecten verkeer en parkeren wordt verwezen naar paragraaf 4.3 Verkeer en parkeren.
In deze Verordening zijn de regels opgenomen aangaande onderwijshuisvesting, onder meer omtrent oppervlaktes van scholen, de noodzaak tot nieuwbouw en de beoordelingscriteria die gehanteerd worden bij een aanvraag realisatie voorziening huisvesting onderwijs. Op basis hiervan is de ruimtebehoefte voor het nieuwe kindcentrum in het plangebied bepaald, waarvoor wordt verwezen naar Hoofdstuk 4.
Het plangebied is een braakliggend stuk grond waar groen en bestaande watergangen zijn gesitueerd. Er is geen bebouwing aanwezig in het plangebied.
De scholen die worden samengevoegd liggen verspreid over de dorpen De Goorn en Avenhorn.
Afbeelding impressie huidige situatie plangebied
Kenmerken van het plangebied
Avenhorn en De Goorn maakten deel uit van 'De Veenhoop', een verzamelnaam voor de dorpen Avenhorn, Beets, Berkhout, Grosthuizen, Oudendijk, Schardam en Scharwoude, die vanaf 1408 tot 1811 behoorden tot het rechtsgebied van Hoorn. Avenhorn was tot 1812 een zelfstandig dorp met eigen bestuur. Per 1 januari 1812 ging Avenhorn samen met Grosthuizen en Scharwoude op in de nieuwe gemeente Avenhorn. De gemeente Avenhorn ging in 1979 samen met Berkhout, Oudendijk en Ursem op in de gemeente Wester-Koggenland. Per 1 januari 1979 gingen de gemeenten Obdam en Hensbroek op in de nieuwe gemeente Obdam, met uitzondering van het noordoostelijk deel van de polder Wogmeer. De gemeenten Obdam en Wester-Koggenland fuseerden per 1 januari 2007 tot de nieuwe gemeente Koggenland.
Waterstaatkundig viel Avenhorn voor het onderhoud van de Westfriese Omringdijk onder het ambacht Drechterland. Voor de afwatering behoorde het noordoostelijk gedeelte van Avenhorn tot polder De Westerkogge en het zuidwestelijk gedeelte (Oostmijzen) tot de polder Mijzen.
Avenhorn en De Goorn zijn lintdorpen die zijn ontstaan langs het lint Kathoek-Het Hoog, dat via West, De Goorn en De Burg doorloopt naar het Westeinde. Dit lint omschrijft als het ware een halve-maan rondom de polder. Ten noorden van de Naamsloot is duidelijk sprake van een opstrekkende verkaveling, waarbij het Westeinde (op de historische kaart de Zuid-Spierdijk) als ontginningsbasis diende.
Ten zuiden van de Naamsloot was Grosthuizen de ontginningsbasis van de opstrekkende verkaveling. Omdat het lint ter plaatse van Kathoek een scherpe bocht in noordelijke richting maakt, ontstond het halve-maanvormige lint. De verkaveling vormt daardoor een waaier, waarbij het plangebied van het scholencluster het knooppunt vormde. Dit verklaart de kenmerkende waaier-vorm van het plangebied aan de Buitenroede: een centrale draaischijf van het Avenhornse verkavelingslandschap.
Afbeelding inventarisatiekaart
De gemeenteraad heeft besloten dat de 3 basisscholen (Jozefschool, De Ieveling en De Overhaal) en een kinderdagverblijf, die nu verspreid liggen in Avenhorn en De Goorn, samen op één locatie bij elkaar worden gebracht, inclusief een gezamenlijk te gebruiken gymzaal. De Overhaal en de Jozefschool behoren tot SKO West Friesland. De Ieveling behoort tot stichting Allure.
Afbeelding locaties 3 scholen
Voor het planvoornemen is een stedenbouwkundig plan opgesteld en is een beeldkwaliteitsplan gemaakt. Dit wordt in de volgende paragrafen toegelicht.
Afbeelding stedenbouwkundig plan
Kindcentrum
Het kindcentrum Avenhorn - De Goorn is geen autonoom project, maar een middel om in de dorpen een duurzame leefomgeving te maken. Het kindcentrum wordt steeds meer het sociaal-culturele hart van een dorp, een podium voor de sociaal-maatschappelijk en culturele samenleving. Een plek van sociale cohesie en interactie.
Dit komt ook tot uiting in haar ligging en de uitstraling: niet langer verspreid op diverse locaties in dorpen, maar als stedenbouwkundig baken in het centrum van de dorpen. Gebouwen presenteren zich als een herkenbaar en goed bereikbaar cluster.
Onderwijs wordt steeds meer gepersonaliseerd opdoen van kennis en vaardigheden. Er is meer zelfsturing, keuzevrijheid, de creativiteit van het kind komt beter tot zijn recht. Dit betekent dat er niet meer in klassen onderwijs wordt gegeven, maar dat er instructies worden gegeven in kleine groepen, waarna leerlingen zelfstandig gaan werken. Voor de instructies zijn kleine instructieruimten nodig met daarnaast stilteplekken.
Centraal in het kindcentrum ligt een grotere centrale ruimte, een “leerplein”. Het kindcentrum wordt een cluster van open ruimten, een grotere diversiteit aan ruimten en meer beweging in die ruimten, in plaats van traditionele klassen. In de gangen vinden ontmoetingen plaats. Verder hebben de scholen behoefte aan kantoor- en verblijfsruimte voor personeel en leerkracht- en leerling magazijnen.
Naast de ruimten voor instructie en zelfstudie is er behoefte aan vaste plekken voor handwerk, muziek, koken of techniek. Niet alle functies en ruimten hoeven echt ‘in huis’ te zijn. Zo kan onderwijs ook in de vorm van samenwerkingsverbanden met een boerderij, bakkerij (Pater), technische bedrijven of sport- en culturele instellingen plaatsvinden. Het kindcentrum krijgt dan daadwerkelijk vertakkingen in de maatschappij en met de fysieke omgeving van Koggenland.
Ruimteprogramma onderwijs
Kijkend naar de nieuwe lange termijn prognoses van Verus (mei 2017) is de ruimtebehoefte (op basis van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Koggenland 2015) voor het kindcentrum als volgt:
School | Aantal leerlingen 2018 | Ruimtebehoefte in m2 bvo | Verwacht aantal leerlingen 2032 | Ruimtebehoefte in m2 bvo |
Totaal | 625 | 3544 | 619 | 3515 |
Afbeelding ruimtebehoefte kindcentrum
Voor de ruimtebehoefte van het schoolterrein wordt (op basis van een oppervlak van 3 m2 per leerling), uitgegaan van een terrein voor de Overhaal-Jozefschool van 600 m2 en voor Ieveling van 468 m2.
De indicatie van het totale ruimteprogramma bedraagt 5.621 m², waarvan 3544 m² voor het kindcentrum, 450 m² voor de kinderopvang en 685 m² voor de gymzaal (getallen exclusief buitenruimte en fietsenstalling).
programma | leerlingen | m2 |
fietsenstalling | 625 | 495 |
kinderopvang | 450 | |
terrein kinderopvang | 150 | 450 |
gymzaal | 685 | |
kindcentrum | 3544 | |
schoolterrein | 625 | 1875 |
Totaal verhard | 7499 | |
Watercompensatie 17% | 1275 |
Gymzaal
Op basis van de beleidsregels bekostiging lokalen bewegingsonderwijs voor een school voor basisonderwijs gemeente Koggenland 2015 is de ruimtebehoefte voor bewegingsonderwijs als volgt:
School | Aantal leerlingen 1-10-2016 | Aantal groepen | Aantal gymgroepen 6-12 jaar | Aantal klokuren |
Totaal | 638 | 27 | 18 | 27 |
Op basis van de leerlingen aantallen 1-10-2016 hebben de 3 scholen per week 27 klokuren nodig in een sport voorziening. De capaciteit van een lokaal bewegingsonderwijs komt bij het aanhouden van een continurooster (schooltijden 8:30-14:00uur) uit op 25 uur (5 uur verdeeld over 5 dagen) per week. Alle uren bewegingsonderwijs kunnen, indien alle scholen een continurooster krijgen, niet passen in één gymzaal, maar zullen deels kunnen plaatsvinden in de Koggenhal of elders.
De gymzaal wordt buiten de schooltijden ook door derden gebruikt.
In het stedenbouwkundig plan is uitgegaan van een geïntegreerde gymzaal. De scholen hebben aangegeven dat, wanneer de gymzaal niet geïntegreerd kan worden, deze dan niet tegen het gebouw wordt aangebouwd maar een duidelijk afzonderlijk bouwvolume is. Ten aanzien van de gymzaal worden er nog verschillende opties open gehouden, te weten:
In het geval dat de gymzaal los van het kindcentrum wordt gerealiseerd, dan wordt het essentieel om de omgeving van de gymzaal zorgvuldig en interessant te ontwerpen. De keuze van de wijze waarop de gymzaal wordt gerelateerd aan de overige programmaonderdelen zal gedurende het ontwerpproces verder worden onderzocht. Elk van de bovengenoemde keuzes is evenwel realiseerbaar binnen de contouren van het stedenbouwkundig plan en binnen dit bestemmingsplan.
Flexibel gebruik
Door de flexibele hoofdopzet moet het mogelijk zijn om allerlei vormen van dubbelgebruik en mogelijkheid tot verandering door nieuwe inzichten te kunnen realiseren. In de middag- en avonduren kunnen verschillende gebruikersgroepen van het gebouw gebruik maken. Dit wordt mogelijk door de centrale gemeenschappelijke ruimte, die op eenvoudige manier samen met de speellokalen tot een grote zaal omgetoverd kan worden.
Een goede logistiek rondom de school is essentieel. De kinderen van de onder- en middenbouw worden vaak door de ouders met de auto of de fiets gebracht. De kinderen worden ‘aan de hand’ naar de ingang van de school begeleid. Ouders parkeren hiervoor op een parkeerterrein (park&ride) of zetten de kinderen uit op een kiss&ride.
De kinderen uit de bovenbouw zijn zelfstandiger en komen vaak zelf op de fiets. Het is wenselijk om het fietsverkeer veilig en met zo min mogelijk doorkruisingen naar het schoolterrein te geleiden. Daarvoor is onderzoek uitgevoerd.
Onderzoek
Het onderzoek richtte zich op de vraag of de bestaande routes van en naar het plangebied verkeersveilig zijn, en - als dit niet het geval is - hoe deze verkeersveilig te maken zijn. De focus ligt hierbij op de kruisingen en oversteekplaatsen van de ontsluitingsweg Buitenroede/Vredemakersweg, omdat dit de belangrijkste ontsluitingsweg is met de hoogste intensiteiten, die moet worden overgestoken.
In de notitie van Sweco (zie Bijlage 1) zijn de bevindingen van de verkeerskundige beoordeling van deze kruisingen en oversteekplaatsen beschreven. Aangegeven is welke aanpassingen gewenst/noodzakelijk zijn om de oversteekbaarheid duurzaam verkeersveilig te maken. Deze notitie is het uitgangspunt geweest voor de wijze waarop in het stedenbouwkundig plan de verkeerskundige situatie wordt vormgegeven.
Adviezen uit het onderzoek
Aanbrengen brede middengeleider kruising Buitenroede-Rietsikkel
Om de oversteekbaarheid van de Buitenroede te verbeteren wordt een brede middenberm aanbevolen.
Attentieverhogend ontwerp van de Buitenroede
Om de snelheid op de Buitenroede te verlagen ter plekke van het kindcentrum wordt geadviseerd om het attentieniveau van de automobilist te verhogen op de Buitenroede. Dit is te bereiken door dit deel van de Buitenroede te ontwerpen als ‘voorplein’ van het kindcentrum. Door een ontwerp te realiseren dat past bij het kindcentrum en hiermee een visuele verbinding vormt tussen het kindcentrum en de woonwijken, wordt beoogd dat passerende auto’s de snelheid ter plekke van het kindcentrum matigen, waardoor de oversteekbaarheid en leefbaarheid verder worden vergroot.
Wijzigen voorrangsituatie op kruising Buitenroede
Door het instellen van 30 km/u nabij het voorplein van het kindcentrum, ontstaat ook een nieuwe situatie bij de kruising Buitenroede-Dwingel. De zuidelijke tak van deze kruising wordt dan een lagere orde weg dan de Dwingel en de Buitenroede (beide 50 km/u). Dit leidt tot de aanbeveling om de voorrang te wijzigen op deze kruising.
Hierdoor wordt voor het verkeer vanuit de Dwingel of Vredemakersweg nog meer attentie gevraagd, en wordt de snelheid nog meer verlaagd bij de entree van het voorplein van het kindcentrum.
Om het aantal benodigde parkeerplaatsen te bepalen is er onderscheid gemaakt tussen medewerkers en het brengen en halen van leerlingen. De maximale parkeervraag is bepaald aan de hand van de gemeentelijke parkeernormen. Voor de volledige parkeerbalans wordt verwezen naar Bijlage 2.
De parkeervraag voor de medewerkers van de basisschool is bepaald met behulp van een parkeerbalans.
In de Nota parkeernormen wordt met gemiddelde CROW kencijfer gerekend. Het gemiddelde kencijfer voor een basisschool is 0,75 parkeerplaatsen per lokaal. De scholen hebben totaal 27 groepen, dit betekent dat er 0,75*75= 20 parkeerplaatsen nodig zijn voor de medewerkers.
Voor het kinderdagverblijf is de norm 1,4 per 100 m2 BVO. Dit betekent dat er 450*1,4 /100 = minimaal 6 parkeerplaatsen nodig zijn voor de medewerkers van het kinderdagverblijf.
De maximale situatie ten aanzien van verkeer en parkeren zal zich voordoen door het brengen en halen van kinderen. In de CROW publicatie wordt ingegaan op het benodigde aantal parkeerplaatsen voor halen / brengen bij scholen en bij het kinderdagverblijf. De maximale behoefte aan parkeerplaatsen ten behoeve van het brengen en halen is in onderstaande afbeelding weergegeven.
In onderstaande tabel is de maximale parkeerbehoefte van 136 parkeerplaatsen weergegeven. Nadrukkelijk gaat het hierbij om een maximum berekend aantal, en in de praktijk zal blijken of dit (normatieve) maximum in de specifieke situatie van Avenhorn-De Goorn ook daadwerkelijk nodig is. Het kan immers zo zijn dat door een hoger fietsgebruik het aantal autobewegingen minder zal zijn dan normatief is berekend.
parkeren | aantal | m2 |
Medewerkers | ||
basisschool | 20 | 400 |
kinderdagverblijf | 8 | 160 |
Leerlingen | 108 | 2160 |
Totaal | 136 | 2720 |
Afbeelding parkeerberekening
Voor de realisatie van de parkeerplaatsen wordt gebruikt gemaakt van het nieuwe parkeerterrein aan de overzijde van de Naamsloot. Het kindcentrum en het parkeerterrein worden door middel van een langzaamverkeerverbinding met elkaar verbonden. De gemeente neemt daarom in overweging om het parkeerterrein gefaseerd aan te leggen, en in eerste instantie een kleiner terrein (circa 100 plaatsen) aan te leggen. Mocht blijken dat dit aantal niet toereikend is, dan kan er al naar gelang de behoefte uitbreiding plaatsvinden. In dit bestemmingsplan wordt het maximum berekende aantal parkeerplaatsen mogelijk gemaakt.
Buitenruimte: speel-, sport- en leeromgeving
Het thema ‘Buiten naar binnen en van binnen naar buiten’ is ook van toepassing op de omgeving van het kindcentrum. In dit verband geven het Dorpsbos en het nabijgelegen helofytenfilter nieuwe kansen. Deze bijzondere landschapselementen kunnen een rol gaan spelen in de leeromgeving. Zo kan de dagelijkse praktijk van watermanagement een rol gaan spelen in de vorm van een ‘watermachine’, waarbij door middel van pompen, gemaaltjes en natuurlijke zuivering de werking van polderwater onderdeel wordt van de dagelijkse praktijk.
De ruimte aan de Buitenroede fungeert als entreezijde van de scholen. Omdat het kindcentrum in essentie bestaat uit laagbouw ligt het gehele buitenterrein goed in de zon. In verband met het voorkomen van vandalisme heeft het de voorkeur om het schoolplein niet openbaar te maken. In het ontwerp is dit opgepakt door een brede singel tussen de Buitenroede en het schoolplein te leggen.
Fietsen zouden idealiter visueel in het terrein moeten worden weggewerkt.
Voor het plan is een herinrichtingstekening gemaakt. Zie hiervoor onderstaande afbeelding.
Afbeelding nieuwe situatie herinrichting Buitenroede
Circulaire school - omgeving
Het kindcentrum moet een duurzaam en energiezuinig gebouw worden. Het is echter wenselijk dat het kindcentrum niet alleen op technisch niveau energie-efficiënt is, maar ook dat duurzaamheid op een conceptueel bouwkundig én immaterieel (menselijk) niveau ontstaat.
Om de gestelde ambities ten aanzien van de belevingswaarde te kunnen realiseren is voor het kindcentrum een beeldkwaliteitsplan opgesteld (september 2018). Dit plan is zowel een toetsingskader voor welstand als een inspiratiekader voor de te selecteren architect. Het concept van het beeldkwaliteitsplan is op 20 september 2018 met de welstandscommissie besproken.
In dit hoofdstuk worden de onderzoeken van verscheidene omgevingsaspecten toegelicht. Voor de aspecten verkeer- en parkeren wordt verwezen naar Hoofdstuk 4.
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Hiervoor biedt de VNG in de vorm van de uitgave "Bedrijven en milieuzonering 2009" een handreiking voor een verantwoorde inpassing van milieubelastende activiteiten, zoals bedrijven, in de fysieke omgeving of van gevoelige functies, zoals woningen, nabij bedrijven. Voor een breed scala van milieubelastende activiteiten gelden voor de vier ruimtelijke relevante milieuaspecten (geur, stof, geluid en gevaar) richtafstanden. Deze zijn in een richtafstandenlijst opgenomen.
De doelen van milieuzonering zijn:
Direct ten zuiden van het plangebied bevindt zich een niet-gezoneerd bedrijventerrein waar bedrijven zijn toegestaan in de milieucategorieën 1 en 2. De richtafstand voor deze percelen is 30 meter tot geplande hindergevoelige objecten zoals woningen van derden. Een basisschool is geen hindergevoelig object.
Tevens is er een broodfabriek (Bakkerij Pater BV) aanwezig met een maatbestemming. De maximale milieucategorie welke toepasbaar is op dit type inrichting, is een 3.2 categorie met een richtafstand van 100 meter op de leidende aspecten geluid en geur. Het plangebied bevindt zich op ongeveer 110 meter afstand van de fabriek. Er wordt voldaan aan de richtafstand. Er zijn tevens meerdere maatgevende woningen in de nabije omgeving van de fabriek. Het transportverkeer komt wel langs het plangebied over een aftakking van de Buitenroede.
Een brandweerkazerne is een milieucategorie 3.1 inrichting met een richtafstand van 50 meter, tot hindergevoelige objecten zoals woningen van derden, op het leidende aspect geluid. Gezien de aard van de kazerne (geen volwaardige brandweerkazerne met een beperkt aantal voertuigen en oproepen) kan mogelijk gemotiveerd afgeweken worden van de richtafstand.
In paragraaf 5.7 wordt ingegaan op het aspect geluid, onder meer het geluid ten gevolge van de brandweerkazerne en de broodfabriek worden hierin toegelicht.
Door bureau Grondslag is een verkennend (water) bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd, het rapport is als Bijlage 4 bijgesloten. De onderzoekslocatie bestaat uit 4 onderdelen (zie ook de kaart in bijlage 1 van het rapport):
Conclusie
De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie Buitenroede te Avenhorn is vastgelegd. Behalve de chemische kwaliteit is tevens de aanwezigheid van asbest in de bodem onderzocht. Ook is de kwaliteit van het slib in de aangrenzende sloot vastgesteld.
Chemische kwaliteit
Er zijn op de deellocaties 1,2 en 3 geen verontreinigingen aangetroffen. Er zijn in grond en grondwater hooguit lichte verhogingen aangetoond. De gevolgde onderzoeksstrategie geeft in voldoende mate de milieuhygiënische situatie ter plaatse van de onderzoekslocatie weer. Er is geen aanleiding tot het uitvoeren van een aanvullend onderzoek.
Asbestonderzoek
In de bovengrond is zowel visueel als analytisch geen asbest aangetroffen. Op het maaiveld is wel asbestverdacht materiaal aangetroffen, vermoedelijk betreft dit zwerfasbest. In de bodem ter plaatse is zowel visueel als analytisch geen asbest aangetoond. De gevolgde onderzoeksstrategie geeft in voldoende mate de situatie ter plaatse van de onderzoekslocatie weer. Er is geen aanleiding tot het uitvoeren van nader onderzoek.
Waterbodemonderzoek
Er zijn in de waterbodem geen verhogingen aangetoond. Voor het slib gelden toepassingsmogelijkheden op het aangrenzende perceel en/of landbodem elders (altijd toepasbaar).
Voor het vigerende bestemmingsplan Komplan 2008 is een archeologisch bureau onderzoek uitgevoerd. In het onderzoek zijn archeologieregimes voorgesteld voor de verschillende gebieden in de dorpskernen van Ursem, Spierdijk, Berkhout, Avenhorn en De Goorn en Scharwoude. Daarbij zijn verschillende categorieën ’archeologisch waardevol gebied’ gehanteerd, elk met eigen archeologiecriteria.
Het gemeentebestuur heeft door middel van archeologiecriteria aangegeven welk niveau van archeologiebeleid in een bepaald gebied als ‘redelijk’ kan worden beschouwd.
Dit archeologisch onderzoek is in het bestemmingsplan uitgewerkt door het opnemen van een dubbelbestemming in de planvoorschriften en op de plankaart. Als, ondanks eventuele aanpassingen, er verstoring van die waarden optreedt, dienen de archeologische waarden door middel van onderzoek te worden gedocumenteerd voordat zij verdwijnen.
Met uitzondering van de vindplaats te Ursem, zijn binnen het bestemmingsplangebied geen archeologische waarden aangetroffen en zijn er archeologisch gezien geen beperkingen voor het inrichten van het plangebied.
Ter plaatse van het plangebied is geen dubbelbestemming archeologie opgenomen omdat er geen archeologische waarden zijn te verwachten. Archeologisch onderzoek kan daarom achterwege blijven.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Onderzoek
Risicorelevante inrichtingen
Uit de risicokaart voor Nederland blijkt dat in de nabije omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. De dichtstbijzijnde inrichting is het tankstation (met LPG) aan de Rietsikkel/Vlakdissel. Het tankstation ligt op ongeveer 300 meter afstand van het plangebied. Een nadere verantwoording is daarom niet aan de orde.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Ten oosten van het plangebied ligt de doorgaande provinciale weg de N507 (de Braken). Hier vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De weg ligt echter op meer dan 200 meter afstand van het plangebied. Een nadere verantwoording in het kader van deze bestemmingsplanprocedure is daarom niet noodzakelijk.
Buisleidingen
Er zijn geen buisleidingen in de omgeving van het plangebied aanwezig die zijn aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Door ecologisch onderzoeks- en adviesbureau van der Goes en Groot is een flora en fauna onderzoek uitgevoerd, het rapport is als Bijlage 3 bijgevoegd. Doel van het onderzoek is om inzicht te krijgen in het (mogelijke) voorkomen van beschermde soorten in het kader van de Wet Natuurbescherming. Tevens wordt onderzocht of de plannen negatieve effecten op dergelijke soorten en/of op beschermde gebieden kunnen veroorzaken.
Conclusie
Beschermde soorten Wnb
Zorgplicht
Voor alle in het wild levende soorten en hun leefomgeving geldt de zorgplicht. Dit is geborgd in artikel 1.11 van de Wet Natuurbescherming. De zorgplicht houdt in dat;
De Zorgplicht is een algemene fatsoenseis die voor iedereen geldt.
Gebiedsbescherming en overige natuurwetgeving
Natura 2000
Het plangebied ligt op meer dan 3 kilometer afstand van het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, de Markermeer & IJmeer en Eilandspolder. Gezien de grote afstand en de uit te voeren werkzaamheden worden op voorhand geen negatieve gevolgen verwacht van de plannen. Nadere toetsing is niet nodig.
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied ligt niet binnen de begrenzing van het NNN, inclusief de zogenaamde verbindingszones die verschillende NNN-gebieden kunnen verbinden. Aangezien het Natuurnetwerk geen bepalingen kent ten aanzien van externe werking, hoeven de plannen verder niet getoetst te worden aan beschermde waarden binnen dit netwerk.
Weidevogelgebieden
Het gebied is niet begrensd als een bijzonder te beschermen weidevogelleefgebied of belangrijk weidevogelgebied
Houtopstanden
Er worden geen buiten de (volgens de Wnb bepaalde) bebouwde kom gelegen beplantingen gekapt, groter dan 1000 m². Daarnaast voorziet het plan niet in het kappen van meer dan 20 bomen in een rijbeplanting. Op grond hiervan wordt het plangebied niet beschermd als bijzondere houtopstand.
Overige relevante wetgeving
Er is geen overige natuurwetgeving bekend die van invloed kan zijn op de plannen.
Het plangebied is opgenomen in de Indicatieve geluidskaart van de gemeente Koggenland, zie ook onderstaande afbeelding. Daaruit blijkt dat een deel van het terrein een geluidsniveau van 53 dBa tot 58 dBa heeft (lichtgele gedeelte) en de zone langs de weg heeft een waarde van 58 dBa tot 63 dBa.
Binnen dit gebied zijn nu woningen toegestaan. Dat is volgens de Wet Geluidhinder een geluidgevoelig object. Dit geldt ook voor het kindcentrum dat wordt aangeduid als ander geluidgevoelig object. Hieruit volgt geen belemmering om het gebied te bestemmen als Maatschappelijk. Voor de voorbereiding van een concreet bouwplan is wel een nader akoestisch onderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek wordt uitgevoerd.
Afbeelding indicatieve geluidskaart gemeente Koggenland
Met wet- en regelgeving wil de overheid een goede luchtkwaliteit bewerkstelligen en de burgers beschermen tegen de schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. Verontreiniging is afkomstig van verschillende bronnen, zoals het gemotoriseerde verkeer, industriële en agrarische inrichtingen en achtergrondconcentraties van verontreinigende stoffen. De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging moet worden meegenomen in de afweging of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening en moet afgewogen worden of het aanvaardbaar is om een bepaald project op een bepaalde plaats te realiseren.
Beoordeling
De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in de Wet milieubeheer.
De Wet luchtkwaliteit vereist een genuanceerde toetsing of koppeling tussen (ruimtelijke) besluiten en de gevolgen voor de luchtkwaliteit. Een ruimtelijk plan is in overeenstemming met de Wet luchtkwaliteit als de planvorming niet leidt tot een overschrijding of een verdere overschrijding van de normen. Projecten die 'niet in betekenende mate bijdragen' aan de concentraties, hoeven niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Voor projecten die wel in betekenende mate bijdragen aan de concentratie is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) relevant.
De AMvB en de regeling NIBM bevatten criteria waarmee kan worden bepaald of een project van een bepaalde omvang wel of niet als "in betekenende mate" moet worden beschouwd. NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate (ofwel 'niet in betekenende mate') leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een verslechtering van maximaal 3% van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit. Een verslechtering van maximaal 3% komt overeen met een nieuwbouwproject van 1.500 woningen of 100.000 m2 kantoorvloeroppervlak. Grotere projecten kunnen worden opgenomen in het NSL-programma, mits ook overtuigend wordt aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door de maatregelen van het NSL.
De voorgenomen plan ontwikkeling betreft de realisatie van een kindcentrum. Om die reden is sprake van 'niet in betekenende mate' en is een nader onderzoek naar de luchtkwaliteit dan niet noodzakelijk.
Het plangebied ligt in het beheersgebied van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en in het peilgebied 6130W-7 van de Polder Westerkogge. Deze polder watert in oostelijke richting af naar het gemaal Westerkogge waar het polderwater wordt uitgeslagen op het Markermeer. Op dit moment is de locatie geheel onverhard. Als gevolg van de ontwikkeling zal het verhard oppervlak toenemen en hemelwater versneld afgevoerd worden. Om te voorkomen dat dit tot ongewenste peilstijgingen en schade als gevolg van wateroverlast of inundatie leidt, vraagt het waterschap om compenserende maatregelen bij voorkeur door het graven van extra oppervlaktewater.
Compensatie verhard oppervlak
In de Keur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is opgenomen dat het niet toegestaan is zonder vergunning van het Waterschap neerslag versneld af te laten voeren door realisatie van bebouwing of bestrating van 800 m² of meer.
Mocht de verhardingstoename meer dan 2000 m2 bedragen dan wordt het compensatiepercentage afgeleid op basis van gebiedspecifieke parameters. De toename van de verharding bedraagt meer dan 2000 m2, waardoor de compensatiepercentage relevant is.
Voor het terrein is een compensatiepercentage nodig van 17%, op basis van een toegestane peilstijging van 0,14 m die statistisch eens in de 25 jaar optreedt, een afvoercapaciteit van 14 mm per dag, een drooglegging van 1,3 m. Dit betekent dat 17% van de oppervlakte van het verhard terrein gecompenseerd dient te worden in de vorm van het graven van extra oppervlaktewater. Dit betreft compensatie voor verhard oppervlak dat een versnelde afstroming van hemelwater veroorzaakt. Door de verhardingen waterdoorlatend uit te voeren bijvoorbeeld in de vorm van grastegels voor parkeerplaatsen of het toepassen van sedumdaken hoeft het hemelwater niet versneld tot afstroming te komen en wordt het te compenseren verhard oppervlak kleiner.
De compensatie maakt deel uit van de opgave voor het kindcentrum. In het stedenbouwkundig plan is deze wateropgave dan ook opgenomen binnen de zogenaamde 'enveloppe' van het kindcentrum. De locatie binnen deze enveloppe, alsmede de wijze waarop deze watercompensatie wordt vormgegeven, maakt deel uit van het ontwerp van gebouw en buitenruimte.
Afbeelding watergangen plangebied
Onderhoud watergangen en onderhoudspaden
De locatie voor het kindcentrum betreft 2 deelgebieden aan weerszijden van de Naamsloot, waarvan het noordelijke deelgebied wordt aangewend voor parkeren en het zuidelijke deelgebied voor het kindcentrum. Deze laatste locatie wordt aan de noordzijde en aan de oostzijde begrensd door respectievelijk een primaire watergang (de Naamsloot) en een secundaire watergang. Ook de sloten in de polder aan de noordzijde van de Naamsloot betreffen secundaire watergangen.
Het natte profiel van de primaire watergang (Naamsloot) is in onderhoud bij het hoogheemraadschap en wordt varend onderhouden. Voor het uitvoeren van het onderhoud aan de primaire watergang aan de noordzijde is geen onderhoudspad nodig.
Voor de secundaire watergangen is de eigenaar onderhoudsplichtig voor het natte profiel. Indien de watergangen niet worden verbreed is het wenselijk om aan een zijde van de watergang ruimte te reserveren voor het onderhoud.
Bij een project moet getoetst worden of deze belangrijke nadelige milieugevolgen kan hebben. De milieueffectrapportage dient ervoor om het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Of een bepaalde activiteit in een bepaalde omvang belangrijke nadelige milieugevolgen kan hebben is afhankelijk van het soort activiteit, de omvang daarvan en het type procedure. Deze staan beschreven in de bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.).
Beoordeling
De voorgenomen activiteit is niet genoemd in die bijlagen. Een vormvrije m.e.r. beoordeling hoeft niet plaats te vinden.
In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven. Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden opgesteld. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.
In deze paragraaf wordt een korte toelichting gegeven op de inhoud de regels in dit bestemmingsplan.
In Artikel 1 Begrippen wordt een aantal begrippen verklaard dat wordt gebruikt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is in Artikel 2 Wijze van meten opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Tevens zijn, waar mogelijk, flexibiliteitbepalingen opgenomen.
In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
De bestemming Groen is opgenomen voor de groene gebieden waarvan het groene karakter voor de ruimtelijke structuur van het plangebied van belang is. Binnen deze bestemming is de aanleg mogelijk van onder andere groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, paden en bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen.
Het kindcentrum is bestemd als Maatschappelijk. Het bestemmingsvlak mag tot 75% worden bebouwd en mag maximaal 9 meter hoog worden. Verder dient het gebouw achter de aanduiding 'gevellijn' te worden gebouwd. Tijdelijke evenementen zijn toegestaan.
Binnen de bestemming is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de waterberging. Het bouwen van gebouwen is niet eerder toegestaan dan nadat is aangetoond dat watercompensatie wordt gerealiseerd binnen het bestemmingsvlak, conform de genoemde voorwaarden.
De bestemming Verkeer is opgenomen voor de wegen, straten en paden. Tevens is de aanduiding 'parkeerterrein' opgenomen, waar parkeervoorzieningen zijn toegestaan uitsluitend ten behoeve van de bestemming Maatschappelijk en het aangrenzende bos.
De bestemming Water is bestemd voor de bestaande watergangen. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, waaronder ook bruggen en kademuren.
In dit hoofdstuk worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.
In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.
Dit artikel is een aanvulling op de bouwregels die zijn opgenomen in de bestemmingen ten behoeve van ondergeschikte bouwdelen, deze mogen de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen overschrijden met niet meer dan 1 meter.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Aanvullend zijn in het plan regels gesteld ten aanzien van het gebruik. In dit artikel is een aantal gebruiksmogelijkheden voor het gehele plan uitgesloten (strijdig gebruik). Daarnaast is opgenomen, dat er voldoende parkeerplaatsen moeten zijn aangelegd, voordat de betreffende gebouwen in gebruik worden genomen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht en Artikel 11 Slotregel
In Artikel 10 is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.
In Artikel 11 is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.
De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
De economische uitvoerbaarheid is gewaarborgd omdat de gemeente een krediet beschikbaar heeft gesteld voor de ontwikkeling van het kindcentrum.
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerp van het bestemmingsplan 'Kindcentrum Avenhorn-De Goorn' naar verschillende overleginstanties toegezonden.
Voorafgaand aan de inspraakprocedure is het stedenbouwkundig ontwerp gepresenteerd en besproken met de direct omwonenden en bedrijven/organisaties.
Daarnaast is er een informatieavond voor de direct omwonenden gehouden waarin het beeldkwaliteitsplan is besproken en het ontwerpbestemmingsplan is toegelicht.
Uit het overleg met omwonenden zijn met name zorgen gebleken over en suggesties gedaan voor een goede, veilige verkeerssituatie en voldoende parkeergelegenheid. Nader overleg met bewoners, nader onderzoek door Sweco en overleg met de politie heeft geleid tot aanpassingen zoals de keuze voor de aanleg van een rotonde, de verplaatsing van de kiss&ride zone en aanpassing van de parkeerplaats en een passing van de verkeersroutes (zie hiervoor ook Bijlage 1, onderzoek SWECO).
Tijdens de brede inloopavond zijn aanvullende suggesties gedaan, wederom met name over het verkeer en parkeren en over de groenvoorziening. Deze suggesties hebben niet geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan. Maar in de verdere uitwerking worden wel onderwerpen meegenomen, zoals het nog veiliger inrichten van de verkeersroutes en parkeervoorziening, het afhankelijk van de gebruikspraktijk gefaseerd aanleggen van de parkeerplaatsen, het realiseren van fietsparkeren en het realiseren van extra groenvoorziening als hondenlosloopterrein.
Het ontwerpbestemmingsplan is ter inzage gelegd van 21 januari 2019 tot en met 3 maart 2019. Gedurende deze periode was het voor een ieder mogelijk een zienswijze in te dienen. In totaal zijn twee zienswijzen ontvangen. Deze hebben niet geleidt tot aanpassingen van het bestemmingsplan. De nota waarin de zienswijzen zijn samengevat en beantwoord is opgenomen in Bijlage 5.
Op 23 april 2019 zijn de indieners van de zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan Kindcentrum Avenhorn-De Goorn door een vertegenwoordiging van de gemeenteraad van Koggenland gehoord tijdens een hoorzitting, het verslag hiervan is als Bijlage 6 bijgevoegd.
Het bestemmingsplan is op 20 mei 2019 door de gemeenteraad ongewijzigd ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan vastgesteld.