direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen
Plan: Hensbroek - Dorpsweg 65
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1598.BPKherzOBHB0002-oh01

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in woningen;
  • b. aanbouwen en bijgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. wegen, woonstraten en paden;
  • e. water;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. een hoofdgebouw zal in of ten hoogste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
  • d. de diepte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 18,00 m bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • f. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens zal ten minste 2,00 m bedragen;
  • g. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • i. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 15° bedragen;
  • j. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.

3.2.2 Aanbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aanbouwen en bijgebouwen zullen ten minste 0,50 m achter (het verlengde van) de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • b. ten hoogste 50% van het achter de naar de weg gekeerde bouwgrens gelegen erf zal met aanbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de totale oppervlakte van de aanbouwen en bijgebouwen ten hoogste 80 m² zal bedragen;
    • 2. de oppervlakte van het hoofdgebouw hierbij niet wordt meegerekend;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag de oppervlakte die met aanbouwen en bijgebouwen mag worden bebouwd, worden vermeerderd met 10% van het aantal vierkante meters dat het bouwperceel groter is dan 300 m², met dien verstande dat de totale oppervlakte van aanbouwen en bijgebouwen ten hoogste 250 m² per hoofdgebouw zal bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b en c mogen hobbykasjes worden gebouwd, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van hobbykasjes per hoofdgebouw ten hoogste 12 m² zal bedragen;
  • e. de goothoogte van aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, vermeerderd met 0,25 m;
  • f. de bouwhoogte van aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • g. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • i. aanbouwen en bijgebouwen mogen worden voorzien van een plat dak dan wel van een kap, met dien verstande dat ingeval van een kap de dakhelling gelijk zal zijn aan de dakhelling van het hoofdgebouw waarbij wordt gebouwd.

3.2.3 Erkers

Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:

  • a. in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.1 sub b en lid 3.2.2 sub a mag de bouwgrens worden overschreden ten behoeve van het realiseren van een erker, mits:
    • 1. de afstand tot het openbaar gebied ten minste 1,00 m bedraagt;
    • 2. de diepte ten hoogste 1,50 m bedraagt;
    • 3. de totale oppervlakte per hoofdgebouw ten hoogste 10 m² bedraagt;
    • 4. de breedte ten hoogste 75% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw waartegen wordt gebouwd, bedraagt;
    • 5. de goothoogte ten hoogste de hoogte van de eerste verdiepingslaag van het hoofdgebouw waartegen wordt gebouwd, bedraagt.

3.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1,50 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van toegangspoorten zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen, met dien verstande dat deze uitsluitend achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.1 sub c in die zin dat een hoofdgebouw voor de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.1 sub c in die zin dat een hoofdgebouw meer dan 2,00 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gebouwd;
  • c. het bepaalde in lid 3.2.1 sub d in die zin dat de diepte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 20,00 m;
  • d. het bepaalde in lid 3.2.1 sub f in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens wordt verkleind;
  • e. het bepaalde in lid 3.2.1 sub g in die zin dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 8,00 m;
  • f. het bepaalde in lid 3.2.1 sub h in die zin dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 11,00 m;
  • g. het bepaalde in lid 3.2.1 sub i in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verkleind dan wel dat een hoofdgebouw wordt voorzien van een plat dak;
  • h. het bepaalde in lid 3.2.2 sub a in die zin dat aanbouwen en bijgebouwen minder dan 0,50 m achter, dan wel voor de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • i. het bepaalde in lid 3.2.2 sub e in die zin dat de goothoogte van een aanbouw wordt vergroot tot ten hoogste 6,50 m;
  • j. het bepaalde in lid 3.2.2 sub f in die zin dat de bouwhoogte van een aanbouw wordt vergroot tot ten hoogste 8,50 m;
  • k. het bepaalde in lid 3.2.2 sub i in die zin dat de dakhelling van een aanbouw en bijgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 80º.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

3.5.2 Gebruik in overeenstemming met de bestemming

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval nietgerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in woningen, mits:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in woningen minder bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de gebouwen op een bouwperceel, met een maximum oppervlakte van 50 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten in het woonhuis uitvoert, bewoner van het woonhuis is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingsplichtig of vergunningsplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt.