Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan "De Goorn 27 en 28" van de gemeente Koggenland
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand, NL.IMRO.1598.BPKherzKomplan0010-VA01 met bijhorende regels en bijlagen
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden
1.4 verbeelding
de kaart met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen
1.5 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch (bouwkundig en
functioneel) opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.6 archeologisch rapport
in rapport vorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid
van archeologische waarden. Hiertoe wordt ook gerekend een gemotiveerde verklaring van een archeologische deskundige indien op andere wijze kan worden aangetoond dat geen aantasting van archeologische waarden plaatsvindt.
1.7 archeologische waarde
vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.
1.8 archeologische waardevol gebied
gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.
1.9 bed- en breakfast
een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristische activiteit. Onder een Bed en Breakfast voorziening wordt niet verstaan een overnachting,
noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoengebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.10 bedrijfsgebouw
een gebouw, niet zijnde een kas, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten ter plaatse;
1.11 bedrijfsmatige activiteiten in woningen
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aan- en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.12 bedrijfs/dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of
terrein, noodzakelijk moet worden geacht;
1.13 beeldbepalend pand
een karakteristiek gebouw, dat als zodanig door de gemeenteraad is aangewezen en als zodanig op de kaart aangeduid en opgenomen in de bij dit plan behorende bijlage;
1.14 bergbezinkbassin
ondergrondse voorziening ten behoeve van de waterhuishouding;
1.15 beroepsuitoefening aan huis
het uitoefenen van een vrij- en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch dienstverlenend gebied of daarmee gelijk
te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel en prostitutie, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt;
1.16 bestemmingsgrens
een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
1.17 bestemmingsvlak
een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;
1.18 bouwgrens
een op de verbeelding aangegeven lijn, die niet door gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag worden overschreden, behoudens krachtens deze voorschriften of de Woningwet toegelaten afwijkingen;
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige bebouwing is toegestaan; door aanduiding met pijlen op de verbeelding kunnen twee stukken grond voor de toepassing van dit plan als één bouwperceel worden aangemerkt;
1.20 bouwvlak
een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten;
1.21 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.22 bijgebouw
een, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, waarmee het niet in directe verbinding staat, zoals een garage, hobbyruimte, berging en huisdierenverblijf;
1.23 detailhandel
een bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horeca activiteiten;
1.24 dienstverlening
het uitvoeren van werkzaamheden bestaande uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard
daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.25 dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw
of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;
1.26 eengezinshuis
een gebouw dat uit één woning bestaat;
1.27 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.28 geluidsgevoelige functie
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.29 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken; bij bedrijfs- en gemengde bestemmingen wordt voor de toepassing
van deze voorschriften een (dienst)woning als hoofdgebouw aangemerkt;
1.30 horecabedrijf
een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van een zaalaccommodatie;
1.31 horeca 1
een horecabedrijf, waarin frituurwaren en/of kleine eetwaren al dan niet in combinatie met alcoholvrije dranken, danwel waarin maaltijden worden verstrekt voor gebruik elders;
1.32 horeca 2
horecabedrijven, niet zijnde horeca I, die een relatief grote belasting vormen voor het woonmilieu qua openingstijden, verkeersaantrekkende werking en geluidsemissie, zoals cafés, discotheken, nachtclubs en coffeeshops;
1.33 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband in de vorm van inwoning en/of afhankelijke woonruimte. Als afhankelijke woonruimte wordt aangemerkt: een aanbouw of (vrijstaand of aangebouwd) bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.34 meergezinshuis
een gebouw dat uit twee of meer geheel of gedeeltelijk boven of boven en naast elkaar gelegen woningen bestaat;
1.35 mobiel verkooppunt
Verplaatsbaar detailhandelsverkooppunt van o.a. voedingsmiddelen en detailhandelsartikelen dat ’s ochtends geplaatst en ’s avonds weer verwijderd wordt;
1.36 peil
- voor gebouwen, gesitueerd op een dijk of talud, indien de voorgevel van een gebouw wordt gesitueerd binnen een afstand van 5 meter uit de grens van een bestemming verkeersdoeleinden, de kruin van de dijk;
- voor gebouwen, gesitueerd langs een dijk of talud, indien de voorgevel van een gebouw gelegen is binnen een afstand van 5 meter uit de grens van de bestemming verkeersdoeleinden, de bovenkant van de weg;
- in andere gevallen: het peil overeenkomstig de bouwverordening danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld;
1.37 permanente bewoning
het gebruik van een ruimte, daaronder begrepen kampeermiddelen, chalets, stacaravans en recreatiewoningen, als woonadres als bedoeld in de Wet Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (Wet GBA).
1.38 pinbox
prefab cabine van bescheiden omvang ten behoeve van de geldverstrekking;
1.39 stolp
boerderijtype met oorspronkelijk wonen, werken en stallen onder één groot piramidevormig dak en een “vierkant” als kern, en als zodanig op de kaart aangeduid en opgenomen in de bij dit plan behorende bijlage;
1.40 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van maximaal één huishouden of een daarmee gelijk te stellen vorm van huisvesting;
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 oppervlakte van een gebouw
tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren);
2.2 oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde
tussen de buitenste verticale projectie van alle delen van een bouwwerk;
2.3 hoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk; voor wat betreft gebouwen worden antennes, schoorstenen en andere ondergeschikte dakopbouwen hierbij niet meegerekend;
2.4 goothoogte van een gebouw
vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 inhoud van een gebouw
tussen de buitenzijde van de gevelvlakken, harten van scheidsmuren en de buitenzijden van dakvlakken en de bovenzijde van de begane grondvloeren, zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen;
2.6 afstand tot de perceelsgrens
tussen de grenzen van een bouwperceel en enig grenspunt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-) gebouw, waar die afstand het kortst is;
2.7 lengte, breedte en diepte van gebouwen
tussen de buitenzijde van de gevel en/of de harten van scheidsmuren;
2.8 doorvaarbare hoogte
tussen het bouwwerk en het hoogst toegestane waterpeil, waar deze afstand het kleinst is;
2.9 doorvaarbare breedte
de breedte van het voor de doorvaart beschikbare wateroppervlakte gemeten tussen het bouwwerk en enig ander onderdeel daarvan, dan wel het talud of enig ander werk, waar deze afstand bij het minimaal dan wel maximaal toegestane waterpeil het kleinst is;
2.10 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen, al dan niet in combinatie met dienstverlening;
- detailhandel;
- horeca.
met daarbijbehorenden:
- overige gebouwen;
- tuinen, erven, verhardingen;
- bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.2.1 Bouwwerken
Op of in deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de in lid 1 genoemde bestemming, onder de volgende voorwaarden:
- bouwwerken mogen, met uitzondering van vergunningvrije bouwwerken, alleen worden gebouwd op, achter en binnen de op de kaart aangegeven bouwgrens;
- het aantal dienstwoningen mag niet meer bedragen dan het binnen het bestemmingsvlak weergegeven aantal huisnummers of aangegeven maximum aantal. Artikel 4 Wonen - 1 is van overeenkomstige toepassing;
- bij een dienstwoning mogen bijgebouwen en aanbouwen gebouwd worden. Artikel 4 Wonen - 1 is van overeenkomstige toepassing;
- gebouwen dienen in of maximaal 2 meter achter de in de kaart aangegeven bouwgrens te worden gebouwd en dienen een minimale voorgevel breedte te hebben van 4,50 meter;
- de afstand van een gebouw tot de zijdelingse erfgrens mag niet minder bedragen dan 2 meter;
- de goothoogte van gebouwen mag niet meer zijn dan 4 meter;
- de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer zijn dan 9 meter;
- per bouwperceel mag de oppervlakte van de legaal bestaande bedrijfsgebouwen op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan met maximaal 15% worden vergroot;
3.2.2 Inrichtingseisen
Voor zover de bestemming binnen het historische dorpslint ligt, is de in
artikel 4 lid 1.1 opgenomen beschrijving in hoofdlijnen van overeenkomstige toepassing.
Detailhandel is toegestaan op de begane grond onder de voorwaarde dat, de verkoopvloeroppervlakte per bedrijf niet groter mag zijn dan 150 m2. Voor zover op de kaart aangeduid als dm is een groter verkoopvloeroppervlakte toegestaan ten behoeve van een detailhandel in meubelen en woninginrichting. Horeca is alleen toegestaan voor zover aangeduid
binnen het bestemmingsvlak op de verbeelding. Een dienstwoning mag niet terugliggend ten opzichte van de voor de overige functies in gebruik zijnde ruimten worden gerealiseerd. Dit geldt ook voor wonen op de verdieping. Waar dienstwoningen en detailhandel niet zijn toegestaan zijn deze aangeduid op de verbeelding.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan:
- 2 meter voor erfafscheidingen op of achter de voorgevellijn, 2 meter voor de voorgevellijn, uitsluitend haaks op de voorgevellijn en over de helft van de diepte van de voortuin van de woningen, tot 2 meter voor toegangspoorten en voor overige erfafscheidingen 1,5 meter;
- 3 meter voor de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en mogen uitsluitend achter (de verlengden van) de voorgevel worden gerealiseerd;
- 5 meter voor palen en masten.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor:
- het plaatsen of geplaatst houden of als sta- of ligplaats voor onderkomens;
- stortplaats voor puin of afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen;
- opslagplaats voor gerede of ongerede goederen, zoals bijvoorbeeld vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines en machineonderdelen, tenzij het gebruik in verband met de aard van het bijbehorende gebouw staat;
- opslagplaats voor onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- het gebruik van gronden of opstallen ten behoeve van prostitutie.
3.4.2 Voorwaardelijke verplichting
- Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik en het in gebruik nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 3 lid 1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg van 8 parkeerplaatsen op het achterterrein. Daarnaast dient er 1 parkeerplaats te worden toegevoegd ten behoeve van parkeren bezoekers, bereikbaar vanaf openbaar gebied.
- in afwijking van het bepaalde onder artikel 3 lid 4.2 sub a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen één jaar na het verlenen van een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van de bestaande bebouwing, de parkeervoorziening is gerealiseerd.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- Woonhuizen met bijbehorende bouwwerken al dan niet in combinatie met beroepsmatige activiteiten tot een vloeroppervlakte van maximaal 45m² van het hoofdgebouw en aan- en bijgebouwen, mits:
- de woonfunctie in hoofdzaak behouden blijft;
- er geen onevenredige milieuhinder plaatsvindt;
- geen verkeershinder plaatsvindt;
- geen detailhandel plaatsvindt;
- de beroepsuitoefening plaatsvindt door de gebruiker van het hoofdgebouw.
met daarbijbehorende:
- tuinen, erven en terreinen;
- verhardingen;
- bouwwerken geen gebouwen zijnde.
4.1.1 Beschrijving in hoofdlijnen
In dit artikelgedeelte wordt in hoofdlijnen beschreven op welke wijze met het bestemmingsplan de in lid 1 genoemde bestemming worden nagestreefd:
- woonbebouwing, voornamelijk eengezinshuizen, in de historische dorpslinten afgewisseld met andere bestemmingen;
- behoud en/of versterking van de aanwezige ruimtelijke karakteristiek met veel vrijstaande panden;
- voornamelijk bebouwing met lage goot (1 laag + kap) met verscheidenheid en eigen karakter in de verschijningsvorm, zorgvuldig gedetailleerd;
- eengezinshuizen kunnen op markante plaatsen worden afgewisseld met hoogte accenten in de vorm van meergezinshuizen en stolpboerderijen;
- het behoud en de versterking van het groene karakter van het straatbeeld;
- verspringende bebouwingsgrenzen die karakteristiek zijn voor het bestaande dorpslint;
- geen woonbebouwing ontstaat achter het bestaande lint.
4.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mag, met inachtneming van het bepaalde in de leden 1 en lid 1 sub 1 uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de in lid 1 genoemde bestemming, onder de volgende voorwaarden:
4.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- bouwwerken mogen, met uitzondering van de vergunningvrije bouwwerken, alleen worden gebouwd op, achter en binnen de bouwgrens, zoals die op de verbeelding is aangegeven;
- het aantal woningen mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan het binnen dat bestemmingsvlak weergegeven aantal huisnummers of aangegeven maximum aantal;
- hoofdgebouwen dienen in of maximaal 2 meter achter de op de kaart aangegeven bouwgrens te worden gebouwd en dienen een minimale voorgevelbreedte te hebben van 4,50 meter;
- de diepte van een hoofdgebouw mag maximaal 14 meter bedragen;
- hoofdgebouwen moeten worden uitgevoerd met een kap, waarvan de dakhelling niet minder dan 15 en niet meer dan 60 graden mag bedragen;
- de afstand van het hoofdgebouw met de daarbij behorende aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen tot de achterste perceelgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
- bij vrijstaande respectievelijk aan één zijde aangebouwde woningen mag de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen niet minder bedragen dan 2 meter;
- de goothoogte van de woningen mag niet meer zijn dan 4 meter;
- de bouwhoogte van de woningen mag niet meer zijn dan 9 meter;
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
- bijbehorende bouwwerken dienen tenminste 0,5 meter achter (de verlengden van) de voorgevel van de woning te worden gebouwd en dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
- per woning mag naast het hoofdgebouw maximaal 50% van het achter de bouwgrens gelegen erf met bijbehorende bouwwerken worden bebouwd, met dien verstande dat de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken maximaal 80 m2 bedraagt, vermeerderd met 10 % van het aantal meters dat het bouwperceel groter is dan 300 m², tot een maximum van in totaal 250 m². Daarnaast zijn hobbykasjes tot maximaal 12 m² toegestaan;
- de goothoogte en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter respectievelijk 5 meter. De goothoogte van aanbouwen mag maximaal gelijk zijn aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw waartegen aangebouwd wordt, vermeerderd met 0,25 m¹. De maximale bouwhoogte van aanbouwen bedraagt 6,50 m¹;
- bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt of worden voorzien van een kap, waarvan de helling gelijk is aan de dakhelling van de woning waarbij wordt gebouwd;
- in afwijking van het bepaalde in lid 3 sub a, c en k mag de bouwgrens worden overschreden ten behoeve van de realisering van een erker, mits:
- de afstand tot het openbaar gebied tenminste 1 meter bedraagt;
- de diepte niet meer dan 1,50 meter bedraagt;
- de totale oppervlakte per woning niet meer bedraagt dan 10 m²;
- de breedte niet meer bedraagt dan 75% van de breedte van de gevel waartegen wordt aangebouwd;
- de goothoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste verdiepingslaag waartegen wordt aangebouwd;
4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan:
- 2 meter voor erfafscheidingen op of achter de voorgevellijn, 2 meter voor de voorgevellijn, uitsluitend haaks op de voorgevellijn en over de helft van de diepte van de voortuin van de woningen, tot 2 meter voor toegangspoorten en voor overige erfafscheidingen 1,5 meter;
- 3 meter voor de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzover en mogen uitsluitend achter (de verlengden van) de voorgevel worden gerealiseerd;
- 5 meter voor palen en masten.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afstand hoofdgebouw tot de weg
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2.1 sub a voor het bouwen voor de bouwgrens ten behoeve van het realiseren van een vervangend hoofdgebouw, mits:
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.3.2 Afwijken dakhelling
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2.1 sub e voor het plat afdekken van een woning of een dakhelling van minder als 15 graden, mits:
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.3.3 Afstand tot de zijdelingse perceelgrens
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2.1 sub g voor het voor een het bouwen van hoofgebouwen op een kleinere afstand tot de zijdelingse perceelgrens, mits:
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.3.4 Goot en nokhoogte
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.3.5 Afwijkende situering bijbehorende bouwwerken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2.2 sub a voor een afwijkende situering van bijbehorende bouwwerken, mits:
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.3.6 Afwijkende dakhelling bijbehorende bouwwerken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2.2 sub d voor een afwijkende dakhelling voor bijbehorende bouwwerken, mits:
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor
- het plaatsen of geplaatst houden of als sta- of ligplaats voor onderkomens;
- stortplaats voor puin of afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen;
- opslagplaats voor gerede of ongerede goederen, zoals bijvoorbeeld vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines en machine-onderdelen, tenzij het gebruik in verband met de aard van het bijbehorende gebouw staat;
- opslagplaats voor onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- het gebruik van gronden of opstallen ten behoeve van prostitutie;
- voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen, met uitzondering van de verkoop van goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening behorende bij het op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijf.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Bedrijf
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 4 lid 1 voor het gebruik van het hoofdgebouw, daaronder begrepen bijbehorende bouwwerken, ten behoeve van één (ambachtelijk) bedrijf, mits:
- de woonfunctie behouden blijft;
- de activiteit wordt uitgevoerd door de gebruiker van het hoofdgebouw;
- de activiteit niet leidt tot verkeershinder;
- er geen detailhandel plaatsvindt;
- de activiteit is beperkt tot 30 % van het bebouwde oppervlak;
- activiteiten zijn toegestaan in de milieucategorie 1 of 2, zoals opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten van bijlage 1 van dit plan.
Artikel 5 Waarde archeologie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) worden in of op deze gronden geen bouwwerken gebouwd, met uitzondering van:
- bouwwerken met een oppervlakte van 100 m² of minder;
- bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 100 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,40 m onder het maaiveld;
- bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken al dan niet in combinatie met een uitbreiding, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken niet meer dan 100 m² bedraagt;
- bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken al dan niet in combinatie met een uitbreiding, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken meer bedraagt dan 100 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 5 lid 2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Vergunningplicht
Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:
- het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
- het rooien of vellen van houtopstanden;
- de aanleg van verhardingen;
- het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
- het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage;
- het in de grond brengen van voorwerpen;
- het verrichten van graafwerkzaamheden;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in
artikel 5 lid 4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
- reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
- een oppervlakte van niet meer dan 100 m² en een diepte van niet meer dan 0,40 m betreffen.
5.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits:
- is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- een verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Een eenmaal als bedrijfswoning gerealiseerd bouwwerk blijft bij de toepassing van deze regels aangemerkt als bedrijfswoning.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Zonering vanwege wegverkeerslawaai
- Bedrijfswoningen, woonhuizen of andere geluidgevoelige functies, als bedoeld in de Wet geluidhinder, zullen buiten de geluidhindercontour van 48 dB, zoals aangegeven op de kaart in Bijlage 1, worden gebouwd.
- Met een omgevingsvergunning kan, mits de overige regels van dit bestemmingsplan zich daartegen niet verzetten, worden afgeweken van lid a ten behoeve van vervangende nieuwbouw van bedrijfswoningen, woonhuizen of gebouwen voor andere geluidgevoelige functies overeenkomstig de bouwregels van dit bestemmingsplan.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of het uitoefenen van straatprostitutie;
- het gebruik van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie;
- het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en/of bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering dan wel de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- het storten van puin en/of afvalstoffen;
- de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
- het kennelijk ten verkoop stallen en opslaan van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten verkoop;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport en de gemotoriseerde modelsport, het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen, het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken als standplaats voor doeleinden van (detail)handel of bedrijf alsmede als standplaats voor wagens geschikt en bestemd voor de uitoefening van (detail)handel ter plaatse;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken als ligplaats voor woonschepen en recreatievaartuigen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - woonboot";
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het plaatsen, doen plaatsen en/of geplaatst hebben van handelsreclame en andere commerciële uitingen, tekens en/of afbeeldingen;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de beoefening van de parasport en voor het gebruik van ultra lichte vliegtuigen, anders dan waar op grond van de Luchtvaartwet toestemming is verleend.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:
- de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van gebouwen in die zin dat ten behoeve van het kamperen bij woonhuizen en (agrarische) bedrijven, gebouwtjes ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd, mits:
- de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen per kampeerterrein ten hoogste 50 m² zal bedragen;
- de goothoogte van een gebouw ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
- tevens de in artikel 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning is verleend;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 10 lid 1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 10 lid 2 sub a met maximaal 10%.
- artikel 10 lid 2 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 10 lid 2 sub a , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in artikel 10 lid 2 sub a , na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- artikel 10 lid 2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden als:
Regels van het bestemmingsplan De Goorn 27 en 28 van de gemeente Koggenland.