direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Marveld en omgeving, Groenlo
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Oost Gelre heeft inmiddels nagenoeg alle bestemmingsplannen geactualiseerd en gedigitaliseerd. De bestemmingsplannen voor Marveld en omgeving zijn nu aan de orde.

De gemeente dient op grond van de Wro, over een actueel, digitaal (IMRO2012, SVBP2012) en digitaal gepubliceerd (IMRO2012, STRI2012) bestemmingsplan te beschikken. Gezien de wettelijke eisen en de huidige stand van zaken in de gemeente Oost Gelre is het noodzakelijk om ook de bestemmingsplannen voor Marveld en omgeving te actualiseren en te digitaliseren.

Dit bestemmingsplan betreft een consoliderend bestemmingsplan voor het recreatieterrein Marveld, het hotel en het naastgelegen Tennis en Pitch en Putt complex De Blankenborgh Groenlo. Het plan bevat een actuele planologische regeling van de bestaande situatie. Bestaande rechten en plichten uit de geldende regeling worden zoveel mogelijk overgenomen en waar nodig aangepast aan de eisen en wensen van deze tijd. Dat wil overigens niet zeggen dat het bestemmingsplan uitsluitend de actuele situatie planologisch regelt.Het bestemmingsplan maakt ontwikkelingen via de gebruikelijke flexibiliteitsbepalingen, zoals afwijkingsregels en wijzigingsregels mogelijk. Zo is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het omzetten van een terrein met chalets in recreatiewoningen. Het gaat om 30 nieuwe recreatiewoningen in aansluiting op de bestaande recreatiewoningen. In de vigerende bestemmingsplannen zit een restcapaciteit wat betreft aantallen recreatiewoningen. Dit betekent concreet dat veel recreatiewoningen niet gerealiseerd zijn. De ondernemer van Marveld wil graag een gedeelte van deze restcapaciteit realiseren op het recreatieterrein waar momenteel chalets aanwezig zijn. De geldende bestemmingsplannen waar een restcapaciteit van recreatiewoningen op zit, zijn geregeld in:

  • Bestemmingsplan Buitengebied 1982, partiële herziening Marveld Recreatie;
  • Bestemmingsplan De Wissenkamp 1986;
  • Bestemmingsplan Uitbreiding Marveld Recreatie (2004).

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het bestemmingsplan Marveld en omgeving, Groenlo omvat het bungalow en kampeerpark Marveld, Tennis en Pitch en Putt complex De Blankenborgh Groenlo en Hotel Havezathe Marveld. De plangrens wordt bepaald door de grenzen van het bestemmingsplan buitengebied Oost Gelre en het bestemmingsplan woonwijken Groenlo. De percelen aan de Elshofweg 2 en 2a vallen ook binnen het bestemmingsplan Marveld en omgeving. Het plangebied is momenteel reeds in gebruik voor verblijfsrecreatie en sport.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0001.jpg"

Kaart plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Voor het plangebied Marveld en omgeving, Groenlo zijn verschillende geldende planologische regelingen van kracht. De planologische regelingen zijn:

  • Bestemmingsplan Buitengebied 1982, partiële herziening Marveld Recreatie;
  • Bestemmingsplan De Wissenkamp 1986;
  • Bestemmingsplan Uitbreiding Marveld Recreatie (2004);
  • Bestemmingsplan Buitengebied herziening Marveld Groenlo (2009);
  • Omgevingsvergunning zes hooimijten;
  • Bestemmingsplan Buitengebied Oost Gelre (2011) en bijbehorend reparatieplan vastgesteld 15 juli 2014;
  • Omgevingsvergunning Hotel Havezathe Marveld (2014).

1.4 Leeswijzer

Dit rapport bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • In hoofdstuk 1 worden aanleiding en doel uiteengezet voor het opstellen van deze toelichting;
  • In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van het plangebied. De historie en cultuurhistorie komt aan bod. Ook wordt inzicht gegeven in de opbouw van het plangebied met de daarbij behorende functies.
  • Ontwikkelingen en beleid zijn weergegeven in hoofdstuk 3;
  • De uitvoerbaarheidsaspecten zoals archeologie, bodem en externe veiligheid komen aan bod in hoofdstuk 4;
  • In hoofdstuk 5 volgt de juridische planplanopzet.
  • Vervolgens komt in hoofdstuk 6 kort de economische uitvoerbaarheid van het plan aan bod.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie vanuit ruimtelijk oogpunt en per functie, evenals de ontwikkelingen op basis van het vigerende beleid beschreven. Uitgangspunt is een gedetailleerd, conserverend bestemmingsplan. Er wordt flexibiliteit geboden daar waar het kan. Rekening wordt gehouden met de dynamiek in het plangebied en ruimte voor 'reguliere' uitbreidingen en veranderingen.

2.1 Ruimtelijke en functionele structuur

2.1.1 Historie en cultuurhistorie

Het plangebied ligt tegen de kern van Groenlo aan.

In de vroege middeleeuwen werd het gebied rondom Groenlo al bewoond. De parochie van Groenlo werd vermoedelijk gesticht in de tiende eeuw. Groenlo kreeg in 1277 stadsrechten. Tussen 1327 en 1341 werd Groenlo ommuurd, terwijl aan de buitenzijde een diepe gracht werd aangelegd. In de zestiende eeuw werden omvangrijke vestingwerken aangelegd.

Gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw groeide Groenlo. De bolwerken en stadsgracht begonnen een belemmering te vormen voor het groeiende aantal Grollenaren en bedrijven in de stad. De verdedigingswerken werden geschikt gemaakt voor bebouwing en de restanten van de vesting werden gesloopt nadat de vestingstatus in 1878 werd opgeheven. In het algemeen kan worden gesteld dat de direct rond de stad gelegen zone vanaf het laatste kwart van de negentiende eeuw ingrijpend is veranderd. Daarbij speelden verschillende ontwikkelingen een rol, in het bijzonder de kanalisatie van de Slinge (die sinds 2008 weer meandert), de uitbreiding van de stad met woonwijken en bedrijventerreinen en de ontwikkeling van de infrastructuur. Het plangebied ligt ingeklemd tussen de Slinge en een oude invalsweg van Groenlo, de Oude Winterswijkseweg. In het begin van de negentiende eeuw is de Winterswijkseweg aangelegd. Dit betrof een rechter tracé dan de Oude Winterswijkseweg. De aanleg van de N18, bekend als de Twenteroute, is in de laatste decennia aangelegd. Deze provinciale weg loopt aan de noordwestzijde van het plangebied.

Het plangebied waar het recreatieterrein Marveld in ligt heeft een lange historie. Marveld, ook wel Mierevelt of Meervelde genoemd, is een voormalig slot en havezate ten oosten van de stad Groenlo1

In de 17e eeuw heeft ter plekke van het huidige recreatieterrein het slot Marreveld gestaan. Het slot Marreveld had een gracht. Het water werd mogelijk aangevoerd via een verbindingskanaal met de Groenlose Slinge. Dit verbindingskanaal lag westelijk van Marveld en zou mogelijk een oude tak van de meanderende Slinge geweest kunnen zijn. Dit verbindingskanaal werd waarschijnlijk door menselijk graafwerk aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0002.jpg"

Marveld in de 17e eeuw volgens Stellingwerff, bron wikipedia

Het huidige recreatieterrein Marveld is ontstaan in 1968, als nevenfunctie bij het gemengd agrarische bedrijf van de familie Bomers. De nevenfunctie van camping is in de loop van de jaren uitgegroeid tot volwaardig hoofdfunctie van het terrein. Hierbij verdween de oorspronkelijk agrarische functie en werd de camping meer en meer een allround vakantiepark met recreatiewoningen en aanverwante recreatieve functies. Het recreatieterrein wordt nog steeds geëxploiteerd door de familie Bomers.

Smalspoor

In 1892 werd in Groenlo een steenfabriek opgericht. Deze gebruikte de leem uit de leemputten voor het maken van dakpannen en later stenen. De leem werd per ‘leemtram’ over een smalspoorlijntje naar de fabriek in Groenlo gebracht. In de jaren zeventig van de vorige eeuw kwam een eind aan dit ‘stenen tijdperk’. De fabriek werd gesloten en de leemputten, gelegen in de gemeente Eibergen, kregen een natuurlijke functie.

Al langere tijd bestaat bij diverse partijen het idee om het smalspoortreintje dat tussen de leemputten en de fabriek in Groenlo liep in ere te herstellen en daarmee zowel een toeristische attractieve verbinding te realiseren als ook de oude steenovencultuur verder onder de aandacht te brengen2 . In de Ruimtelijke Visie Zwolle-Holterhoek, opgesteld door de Vereniging Kleine Kernen Achterhoek/Liemers, wordt dit idee ook onderschreven. In het verleden zijn er, mede naar aanleiding van de Ruimtelijke Visie Zwolle-Holterhoek, concrete stappen ondernomen om het smalspoor weer nieuw leven in te blazen.

2.1.2 Opbouw plangebied

Het plangebied is zeer divers qua leeftijdsopbouw en qua functies. Onderstaand wordt per deelgebied aangegeven hoe het deelgebied eruit ziet en welke functies aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0003.jpg"

Ontwikkelingsgeschiedenis plangebied weergegeven in deelgebieden

Deelgebied 1: Centrale voorzieningen

Hier zijn de centrale voorzieningen gevestigd, zoals receptie, kantoor, supermarkt, subtropisch zwembad, tennisbanen, speeltuin, solarium, sauna/fitness/hairstyling, snackbar, restaurants, recreatiezalen (waaronder discotheek), bowlingbaan, wasserette, zalencentrum en een bedrijfswoning. Dit deelgebied bevat van oorsprong de meest oude bebouwing van Marveld, waaronder de oorspronkelijke boerderij en schoppe. Dit deelgebied behoort samen met deelgebieden 2 t/m 8 tot het geldende bestemmingsplan dat in 1982 is vastgesteld.

Deelgebied 2: Chalets en stacaravans

Deelgebied 2 (evenals deelgebied 3 t/m 7) behoort tot het gebied waar vanuit het geldende plan chalets en stacaravans zijn toegestaan. Functioneel en ruimtelijk verschillen deze gebieden van elkaar. Daarom zijn dit aparte deelgebieden. Vanuit het geldende plan zijn in de voorgenoemde deelgebieden de volgende functies mogelijk: Standplaats voor sta- en toercaravans, kampeerauto's, tenten, openluchtzwembad, speeltuinen, tennisbanen, voetbalvelden, vis-en roeivijvers, en douche/toiletgebouwtjes.

Deelgebied 2 wordt momenteel gebruikt voor chalets en stacaravans en in mindere mate ook als kampeerterrein. Tevens bevinden zich in deelgebied 2 de douche en toiletgebouwtjes.

Ook ligt in dit deelgebied het openluchtzwembad. Dit ligt tegen de centrale voorzieningen aan. In de bestemmingsregeling zal dit dan ook vallen onder de centrale voorzieningen.

Deelgebied 3: Toekomstig gebied Centrale voorzieningen

Deelgebied 3 is momenteel nog een terrein waar chalets en stacaravans staan. De ondernemer van Marveld heeft aangegeven dat hij dit gebied in de toekomst wil gaan ontwikkelen t.b.v. de centrale voorzieningen. Hierbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan horeca, zwemmen en recreatieruimte. Via vormverandering van het huidige bouwvlak is het mogelijk dat deelgebied 3 in het voorliggende bestemmingsplan een bouwvlak krijgt.

Ter onderbouwing van de vormverandering wordt in hoofdstuk 4 Uitvoeringsaspecten de relevante uitvoeringsaspecten aangehaald, die van belang zijn voor de vormverandering van het geldende bouwvlak.

Deelgebied 4: Hooimijten

Enkele jaren geleden is in dit deelgebied een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van zes recreatiewoningen in de vorm van hooimijten. Deze recreatiewoningen zijn gerealiseerd. In het voorliggende plan zal dit deelgebied bij het naastgelegen deelgebied 8 betrokken worden.

Deelgebied 5: Chalets en stacaravans, wijzigingsgebied

Dit deelgebied is te vergelijken met deelgebied 2. In dit deelgebied zijn chalets en stacaravans aanwezig. De ondernemer heeft aangegeven dat hij dit gebied in de toekomst wil herontwikkelen. De herontwikkeling houdt in dat er ongeveer 30 recreatiewoningen gerealiseerd gaan worden. Om de recreatiewoningen mogelijk te maken is in het voorliggende bestemmingsplan voor dit deelgebied en de naastgelegen deelgebieden 4, 8 en 10 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Voor het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid moet het aantoonbaar zijn dat het uitvoerbaar is. In hoofdstuk 4 Uitvoeringsaspecten is per uitvoeringsaspect aangegeven in hoeverre het uitvoeringsaspect relevant is voor de wijzigingsbevoegdheid. Dit betekent niet dat alle onderzoeken uitgevoerd dienen te zijn, maar indien bij voorbaat al vaststaat dat het niet uitvoerbaar is dan kan er geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen worden.

Daarnaast is het vanuit het beleid mogelijk om de recreatiewoningen mogelijk te maken aangezien, in de verschillende geldende plannen nog restcapaciteit over is.

Deelgebied 6: Kampeerterrein

Deelgebied 6 is in gebruik als kampeerterrein. Naast de kampeerplaatsen bevinden zich in dit deelgebied ook douches en toiletgebouwen. In dit deelgebied komen geen chalets en/of stacaravans voor.

Deelgebied 7: Sportveld

Dit deelgebied is onbebouwd en heeft de functie van sport- en speelveld. Binnen het speelveld is een klein voetbalveldje aangelegd.

Deelgebied 8: Recreatiewoningen

Dit gebied is in gebruik als verblijfsrecreatie. In het gebied staan 77 recreatiewoningen. De recreatiewoningen hebben een goot- en bouwhoogte van 3 respectievelijk 6 m. In het geldende plan is de mogelijkheid opgenomen om in totaal 100 recreatiewoningen te realiseren. De eerder genoemde zes hooimijtrecreatiewoningen vallen hier ook onder. Dit betekent dat deelgebied 8 een restcapaciteit heeft van 17 recreatiewoningen.

Deelgebied 9: Parkeerterrein

Deelgebied 9 heeft de functie van parkeerterrein.Dit deelgebied behoort samen met deelgebied 10 tot het geldende bestemmingsplan Wissenkamp uit 1986.

Deelgebied 10: Recreatiewoningen

Dit deelgebied bestaat uit 77 recreatiewoningen en een opslagloods ten behoeve van de huishoudelijke dienst (schoonmaakdienst). In het geldende plan mochten in totaal 87 recreatiebungalows gerealiseerd worden. Dit betekent dat er voor dit gebied nog een restcapaciteit aanwezig is van 10 recreatiewoningen. Midden in dit deelgebied ligt een vijver, met een waterhuishoudkundige functie met overstort.

Deelgebied 11: Hotel

Voor dit deelgebied is recent in begin 2014 een omgevingsvergunning verleend voor een hotel met spa. Het hotel is momenteel nog in aanbouw. In totaal worden 34 luxe hotelkamers gerealiseerd.

Deelgebied 12: Bedrijfswoning en opslagloods

Op dit perceel bevindt zich een bedrijfswoning en een opslagloods van het recreatieterrein. Dit deelgebied wordt integraal meegenomen bij het voorliggende bestemmingsplan. Het geldende bestemmingsplan van dit perceel is het bestemmingsplan Buitengebied Oost Gelre 2011.

Deelgebied 13: Recreatiewoningen

In dit deelgebied bevinden zich 89 recreatiewoningen. Deze recreatiewoningen zijn gerealiseerd na de vaststelling van het geldende bestemmingsplan Uitbreiding Marveld Recreatie 2004. In dit geldende bestemmingsplan was opgenomen dat er 100 recreatiewoningen gerealiseerd mochten worden. De restcapaciteit in dit deelgebied bedraagt nog 11 recreatiewoningen. In het geldende bestemmingsplan is opgenomen dat oppervlakte van de recreatiewoningen inclusief bijgebouwen in dit gebied maximaal 85 m² is. In overeenstemming met het geldende bestemmingsplan zijn de recreatiewoningen groter dan 75 m².

Deelgebied 14: Sportvoorzieningen

In 2009 is het bestemmingsplan Herziening Marveld Groenlo (Tennis en Pitch en Putt complex De Blankenborgh) van kracht geworden. Dit bestemmingsplan is opgesteld ten behoeve van verschillende sportvoorzieningen. Centraal in dit gebied staat het clubgebouw van de tennis- en golfsport. Er zijn 12 tennisbanen aanwezig. Naast de tennisbanen is er een pitch en putt golfterrrein aanwezig. De holes hebben een afstand van tussen de 30 en 90 m.

Structuren

Rondom het bungalow- en kampeerpark zijn vanuit het geldende bestemmingsplan groenbestemmingen opgenomen. Tevens voorzien de verschillende bestemmingsomschrijvingen van de geldende plannen in het realiseren van groenvoorzieningen en waterpartijen. In het bestemmingsplan voor het Pitch en Putt terrein is aan de zuidkant voor de A-watergang een waterbestemming opgenomen.

Het plangebied wordt voor het bungalow- en kampeerpark Marveld ontsloten via de Elshofweg. Het terrein voor Tennis en Pitch en Putt complex De Blankenborgh wordt ontsloten via de Oude Winterswijkseweg. Op zowel het verblijfsrecreatieterrein als het Tennis en Pitch en Putt complex De Blankenborgh zijn voldoende parkeerplaatsen aanwezig voor de te verwachten bezoekers. In paragraaf 4.10 wordt nader op het onderwerp verkeer en parkeren ingegaan.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Uitgangspunt is het consolideren van de geldende bestemmingsplannen. Dat betekent dat zo nauw mogelijk daarbij wordt aangesloten:

  • voor het recreatieterrein worden de volgende bestemmingen gehanteerd: Recreatie - Chalets, Recreatie - Kampeerterrein, Recreatie - Verblijfsrecreatie en Recreatie - Centrale voorzieningen.

- het vigerende aantal recreatiewoningen wordt vastgelegd

- het bestaande aantal chalets/stacaravans wordt vastgelegd

- het aantal kampeermiddelen wordt niet vastgelegd, maar de omvang van het terrein wel. Daarbinnen is de ondernemer vrij om kampeermiddelen te plaatsen.

  • de maximale oppervlaktemaat van recreatiewoningen is 75 m².
  • een deel van de recreatiewoningen wijkt af van de maximale maat van 75 m². Deze worden aangeduid.
  • de gemeente kan onder voorwaarden afwijken van het plan ten behoeve van een grotere oppervlakte, mits wordt aangetoond dat er vanuit de toeristische markt aantoonbaar behoefte bestaat aan het realiseren van recreatiewoningen met grotere maatvoering op de betreffende locatie. Er is een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen die in dat geval kan worden toegepast.
  • de centrale voorzieningen zijn mogelijk binnen het bouwvlak. Dit betreft voorzieningen ten behoeve van het beheer, en gemeenschappelijke voorzieningen zoals een receptie, kantoor, supermarkt, subtropisch zwembad, tennisbanen, speeltuin, sauna/fitness/hairstyling, snackbar, restaurant, recreatiezalen (waaronder begrepen discotheek) bowlingbaan, wasserette, zalencentrum. Middels vormverandering wordt het geldende bouwvlak veranderd zodat deelgebied 3 binnen het bouwvlak valt en deelgebied 4 niet meer. De dienstwoningen zijn aangeduid.
  • het buitenzwembad wordt ook in de bestemming Recreatie - Centrale voorzieningen opgenomen, maar zonder bouwvlak. De bestaande sanitaire voorziening bij het zwembad wordt wel voorzien van een bouwvlak.
  • deelgebied 4 krijgt de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'.
  • een wijzigingsbevoegdheid wordt opgenomen voor het realiseren van circa 30 recreatiewoningen ter plekke van deelgebied 5. In hoofdstuk 4 Uitvoeringsaspecten wordt aangegeven in hoeverre de verschillende uitvoeringsaspecten relevant zijn voor het uitvoeren van de wijzigingsbevoegdheid.
  • voor het pitch en putt-terrein wordt de bestemming 'Sport - Pitch & Putt' opgenomen. De bestemmingsomschrijving wordt één op één overgenomen uit het geldende bestemmingsplan.
  • voor het tennisterrein wordt de bestemming 'Sport - Tennisbaan' opgenomen, waarbij de beschrijving overgenomen wordt uit het geldende bestemmingsplan.
  • de centrale sport voorzieningen bij het Tennis en Pitch en Putt complex De Blankenborgh worden geregeld in de bestemming 'Sport - Centrale voorzieningen'. De inhoudelijke regeling wordt overgenomen uit het geldende bestemmingsplan.
  • voor het hotel wordt de bestemming 'Recreatie - Hotel' opgenomen. Binnen deze bestemming wordt de planologisch-juridische regeling opgenomen die het hotel mogelijk maakt zoals dat middels de omgevingsvergunning verleend is.

Hoofdstuk 3 Ontwikkelingen en beleid

Het betreft in hoofdzaak een conserverend bestemmingsplan, toegespitst op de bestaande functies en de bestaande bebouwing. Het recreatiepark Marveld is echter in ontwikkeling. Er wordt enige flexibiliteit geboden binnen een in hoofdzaak conserverend plan. Het betreft met name de uitbreidingsmogelijkheid van kamperen ten koste van chalets/stacaravans. Ook is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het omzetten van een terrein met chalets in recreatiewoningen. Het gaat om circa 30 nieuwe recreatiewoningen in aansluiting op de bestaande recreatiewoningen. Dit aantal was in de vigerende bestemmingsplannen reeds voorzien, echter op een andere locatie binnen het recreatieterrein.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is als Nationaal belang 1 opgenomen: een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. Onderdeel van een goed vestigingsklimaat zijn ook natuur, hoogwaardige landschappen en recreatieve voorzieningen.

De nationale belangen die juridische doorwerking behoeven, zijn uitgewerkt in de AMvB Ruimte. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren en verdienen het vertrouwen dat ze dat op een goede manier doen. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur, krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.

De algemene hoofddoelen zijn regionaal uitgewerkt: Oost Nederland omvat veel natuurgebieden en levert daarmee een belangrijke bijdrage aan het (inter) nationale natuurnetwerk. Daarnaast kent de regio belangrijke cultuurhistorische waarden.

3.1.2 AMvB Ruimte

De AMvB Ruimte geeft aan wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke kaders vorm kunnen geven. Het gaat om de kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de rijksbufferzones, de nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, de grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee.

Bundeling van verstedelijking en landelijk gebied

De provincie stelt op grond van de AMvB Ruimte in een verordening regels vast, die ervoor zorgen dat nieuwe bebouwing binnen het bestaande bebouwde gebied komt, óf aansluitend daarop, óf in nieuwe clusters daarbuiten. Verspreide bebouwing kan worden toegestaan als die bebouwing qua functie gebonden is aan het buitengebied of als die bebouwing past binnen specifieke regels van de provincie gericht op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied, zoals een 'rood-voor-groen'-regeling, een 'ruimte-voor-ruimte'-regeling en functieveranderingsbeleid.

Nationale landschappen

De twintig nationale landschappen zijn gebieden met zeldzame en kenmerkende landschapskwaliteiten. De provincies moeten in een verordening het planologisch regime voor de nationale landschappen opnemen volgens het "ja, mits-principe": ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, zolang de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt en nieuwe bebouwing wordt gebundeld. Met het vaststellen van het Voorontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vallen de Nationale landschappen onder de (financiële) verantwoordelijkheid van de provincies. In bestemmingsplannen dient rekening te worden gehouden met de uitgangspunten voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de nationale landschappen.

EHS

Om de biodiversiteit in Nederland te beschermen, in stand te houden en verder te ontwikkelen heeft het rijk de ecologische hoofdstructuur (EHS) aangewezen. De provincie is verantwoordelijk voor de aanwijzing en begrenzing in een verordening van de gebieden die de ecologische hoofdstructuur vormen, gemeenten dienen deze gebieden te borgen in bestemmingsplannen.

Voor de EHS geldt het 'nee, tenzij'-principe: alle nieuwe activiteiten die de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur significant aantasten zijn verboden, tenzij sprake is van groot openbaar belang, er geen andere mogelijkheden voor realisatie zijn en de negatieve gevolgen worden beperkt en gecompenseerd.

3.1.3 Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Op basis van het rijksbeleid worden voor de planopzet van het bestemmingsplan de volgende aanbevelingen gedaan:

  • Vertaling van het 'nee, tenzij' principe in de flexibiliteitsbepalingen van het bestemmingsplan;
  • Vertaling van het rijks- en provinciaal natuurbeleid in de bestemmingsregels;
  • Het bestemmingsplan dient in overeenstemming te zijn met het toekomstige regime en de doelstellingen van het Nationaal Landschap Winterswijk;
  • Ten behoeve van het hebben van een hanteerbaar en eenduidig bestemmingsplan voor burgers, ondernemers en overheid wordt het bestemmingsplan integraal en digitaal raadpleegbaar opgesteld, conform de Wro;
  • Het bestemmingsplan wordt Wabo-proof opgesteld.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

De provincie Gelderland heeft op 9 juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Deze is in plaats gekomen van het Streekplan uit 2005. De omgevingsvisie Gelderland is tot stand gekomen in het kader van 'Gelderland anders' waarbij het proces wordt gehanteerd van co-creëren, het betrekken van Gelderse partners bij de totstandkoming van de visie. In de visie komen de verschillende regionale en provinciale thema's terug (Gelders Natuur Netwerk, Nieuwe samenwerkingsvormen, Functieverandering, Energietransitie, Milieu en ondergrond in Gelderland, Trends en ontwikkelingen).

De provincie en haar partners streven naar een hoge kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. De opgaven van de provincie en haar partners die zij hierbij zien, zijn:

  • ruimte bieden aan (economische) ontwikkelingen met respect voor de unieke kwaliteiten van een gebied;
  • bij een ingrijpende ruimtelijke ingreep initiatiefnemers en gemeenten ondersteunen bij het realiseren van ruimtelijke kwaliteit;
  • de unieke Gelderse kwaliteiten vermarkten voor de vrijetijdseconomie.

De provincie wil in de Achterhoek gezamenlijk werken aan een economisch en sociaal vitaal buitengebied en zorgen voor leefbaarheid in de kernen. Er is aandacht nodig voor ruimtelijke kwaliteit door verbetering van de landschappelijke kwaliteit én door verbetering van de leefbaarheid, de sociale cohesie op het platteland, de werkgelegenheid en het economisch bruto product van het platteland.

De provincie wil samen met haar partners ook door ruimtelijke ontwikkelingen de Kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen behouden, herstellen en versterken en de landschappelijke samenhang vergroten.

De provincie biedt in de omgevingsvisie ruimte voor kwaliteitsverbeteringen en innovatie van de recreatiebedrijven. Verder wordt bedrijfsmatige exploitatie verplicht gesteld. Permanente bewoning van recreatieverblijven dient te worden verboden.

In de 'Verdieping' van de omgevingsvisie is aangegeven dat in de recreatiesector aan de ene kant grote behoefte is aan kwaliteitsverbeteringen en innovatie en de daaruit vaak voortvloeiende behoefte aan meer fysieke ruimte. Aan de andere kant is er sprake van overaanbod. Daaruit vloeit de opgave voor om aan de ene kant ruimte te bieden voor de noodzakelijke kwaliteitsverbetering van de sector, maar aan de andere kant het probleem van de overcapaciteit aan te pakken. De provincie wil dat bedrijven invulling kunnen geven aan de kwaliteitsverbetering en innovatie van de recreatiebedrijven. De overcapaciteit betreft in belangrijke mate aanbod aan verouderde -in een aantal gevallen- uitgeponde (stacaravan)bedrijven. Dat is niet het geval bij Marveld Recreatie. Wanneer het gaat om ontwikkelruimte binnen bestaande terreingrenzen in het GNN zijn ontwikkelingen toegestaan, die de kwaliteit van het toeristische aanbod verhogen. Hierbij wordt rekening gehouden met compensatie.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

In samenhang met de nieuwe Omgevingsvisie heeft de provincie Gelderland 14 januari 2014 de omgevingsverordening vastgesteld.

Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de regels in de verordening.

Bijzonderheden hierbij voor het bestemmingsplan Marveld en omgeving zijn:

  • permanente bewoning van recreatiewoningen is uitgesloten. In het plangebied vindt ook geen permanente bewoning plaats;
  • bedrijfsmatige exploitatie is een voorwaarde.

Volledigheidshalve zij vermeld dat de verordening geen specifieke regels meer bevat ten aanzien van uitbreiding en nieuwvestiging van recreatieparken. De activiteit dient net als elke andere ontwikkeling te passen binnen het beleid dat voor het specifieke gebied geldt. Zo dient uitbreiding van recreatieparken in het Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone te voldoen aan het beschermingsregime voor het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO).

  • Het begrip EHS-natuur is vervangen door Gelders Natuur Netwerk (GNN) en EHS-verweving en EHS-verbindingszone heten nu Groene ontwikkelingszone (GO).
    Het GNN is ten noordoosten van het plangebied groter dan de voormalige EHS natuur. Tevens ligt binnen het plangebied een strook dat nu GNN is en voorheen onder de EHS verbindingszone viel. In de GO is iets meer ruimte voor ontwikkelingen opgenomen, mits passend in de opgenomen kernkwaliteiten. Dus eerder ja, mits, dan nee, tenzij. De ontwikkelingsmogelijkheden zijn alleen beperkt tot 'een landelijke ontwikkeling', zijnde een ruimtelijke ontwikkeling m.b.t. landbouw, landgoederen en recreatie.
  • De aanduidingen voor landschappelijke waardevolle gebieden zijn teruggebracht tot waardevol open gebied en Nationaal landschap. Er was in de vorige verordening nog waardevol landschap binnen Nationaal landschap. Dat is er in de nieuwe verordening niet meer. Het plangebied valt onder Nationaal Landschap. Het bestemmingsplan mag alleen bestemmingen mogelijk maken die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap niet aantasten.
  • In de OVG is ten zuidoosten van het plangebied een hydrologische beschermingszone opgenomen. Het aantal en de omvang van de beschermingszones zal nog nader worden uitgewerkt, evenals de noodzaak tot opname in de verordening.

De gemeente kiest ervoor om de natuurbestemming in het plangebied niet te verruimen ten opzichte van de vigerende plannen. Het gaat hier namelijk om een groenstrook deel uitmakend van een bestaand recreatiepark en gelegen tussen dit park en het pitch & puttterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0004.jpg"

Omgevingsverordening Gelderland t.a.v. natuur en landschap

Permanente bewoning van recreatieverblijven

In een bestemmingsplan wordt permanente bewoning van recreatiewoningen uitgesloten. In bestemmingsplannen wordt nieuwvestiging en uitbreiding van recreatiewoningen alleen toegestaan indien daaraan de eis van bedrijfsmatige exploitatie wordt verbonden. In de toelichting bij het bestemmingsplan wordt onderbouwd op welke wijze de bedrijfsmatige exploitatie duurzaam is verzekerd.

De volgende definitie van bedrijfsmatige exploitatie wordt gehanteerd:

Bedrijfsmatige exploitatie   Het door middel van een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon beheren of exploiteren van recreatiewoningen, waarbij voor recreatiewoningen geldt dat daar permanent wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden.  

3.2.3 Regionaal beleid

Regionale structuurvisie Achterhoek

De visie 'Speerpunten Regionaal Ruimtelijk beleid Achterhoek 2011-2020' geeft de beleidsambities van acht Achterhoekse gemeenten voor de regionale economie, volkshuisvesting, landschappelijke kwaliteit, leefbaarheid en mobiliteit. De visie is een aanvulling en actualisatie op de Regionale Structuurvisie Achterhoek uit 2004 en legt de nadruk op andere speerpunten ten gevolge van de demografische ontwikkelingen. In de visie uit 2004 was uitgangspunt voor de positionering van de Achterhoek ten opzichte van de andere regio's: de doorontwikkeling als een economisch en sociaal-cultureel zelfstandige regio die zich naar buiten toe met name profileert met haar kleinschaligheid en gebiedskwaliteiten. Een grotere dynamiek in de regio wordt nagestreefd met behoud van de eigen ruimtelijke kwaliteit.

Naast landbouw is recreatie en toerisme een functie die in de Achterhoek steeds meer een stempel drukt op het buitengebied. Het draagt in steeds grotere mate bij aan een economisch vitaal platteland. Bijvoorbeeld door de koppeling van de agrarische sector en recreatie en toerisme: het agro-toerisme. Op het gebied van recreatie en toerisme biedt de nabijheid van de Achterhoek met haar 'rust en ruimte' voor inwoners van meer stedelijke gebieden uitgelezen recreatiemogelijkheden. De mogelijkheden voor bedrijvigheid in de recreatieve sector zijn binnen de Achterhoek nog niet uitgeput. De bestaande vaak kleinschalige voorzieningen kunnen door samenwerking uitgroeien tot een robuust netwerk waarin men elkaar aanvult, bijvoorbeeld door het aanbieden van arrangementen. Het streven is om een multifunctioneel gebied te creëren waar ruimte is voor (agrarische) bedrijvigheid, recreatie en toerisme en natuur.

Toerisme en recreatie Achterhoek Liemers

Het doel van de visie is de toeristische ontwikkelingen in de Achterhoek en Liemers een impuls te geven en op deze manier een bijdrage te leveren aan de stimulering van de regionale economie. De landschappelijke en ruimtelijke kwaliteiten van de Achterhoek en Liemers staan hoog in het vaandel. Binnen de kaders moet echter voldoende ruimte worden geboden voor toerisme en recreatie. In het kader van de ontwikkeling van economische dragers voor het platteland is plattelandstoerisme als speerpunt benoemd.

3.2.4 Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

De volgende uitgangspunten op basis van het provinciale beleid worden gehanteerd:

  • Permanente bewoning van recreatiewoningen is uitgesloten. In het plangebied vindt ook geen permanente bewoning plaats;
  • Recreatiewoningen mogen geen grotere omvang hebben dan 75 m² en geen grotere inhoud dan 300 m³, behalve die recreatiewoningen die op basis van het vigerende bestemmingsplan 85 m² mogen zijn Deze worden aangeduid. Wij sluiten met een flexibiliteitsbepaling aan op de mogelijkheden die de provincie heeft om ontheffing te verlenen, indien wordt aangetoond dat er vanuit de toeristische markt aantoonbaar behoefte bestaat aan het realiseren van recreatiewoningen met grotere maatvoering op de betreffende locatie;
  • In bestemmingsplannen wordt nieuwvestiging en uitbreiding van recreatiewoningen alleen toegestaan indien daaraan de eis van bedrijfsmatige exploitatie wordt verbonden. Binnen het voorliggend bestemmingsplan worden 30 recreatiewoningen mogelijk gemaakt middels een wijzigingsbevoegdheid. Het huidige recreatiepark wordt momenteel al geheel bedrijfsmatig geëxploiteerd.
  • In de toelichting bij het bestemmingsplan wordt onderbouwd op welke wijze de bedrijfsmatige exploitatie duurzaam is verzekerd (te weten via de regels, bestemmingsomschrijving). Aangesloten wordt bij de definitie voor bedrijfsmatige exploitatie uit de omgevingsverordening;
  • Bestemmingen en ontwikkelingen in gebieden gelegen binnen de Groene Ontwikkelingszone, zijn niet toegestaan indien de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast;
  • Geen bestemmingen toestaan die de openheid van de waardevolle open gebieden aantasten;

3.3 Gemeentelijk beleid

De gemeente Oost-Gelre heeft divers gemeentelijk beleid. Het voor Marveld Recreatie relevante beleid wordt in deze paragraaf beschreven. Thematisch beleid komt aan de orde in de thematische onderzoeksparagraven in hoofdstuk 4. Te denken valt aan geluidsbeleid.

3.3.1 APV

Op basis van de APV geldt een algemeen kampeerverbod. Kamperen is alleen toegestaan op de daarvoor aangewezen terreinen, waaronder Marveld Recreatie. De volgende begrippen worden onder meer gehanteerd:

Kampeermiddel
 
een tent, tentwagen, kampeerauto of toercaravan  
Regulier kampeerterrein
 
ieder kampeerterrein waar plaats wordt geboden aan meer dan 25 kampeermiddelen voor meer dan 10 dagen per jaar, voor zover positief bestemd in een in werking getreden bestemmingsplan, dan wel waarvoor vrijstelling op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening / ontheffing op grond van de Wet ruimtelijke ordening is verleend.  

3.3.2 Kampeerbeleid

De gemeente heeft Kampeerbeleid3 vastgesteld, omdat de Wet op de openluchtrecreatie (Wor) per 1 januari 2008 is komen te vervallen.

Het kampeerbeleid gaat onder meer in op kleinschalig kamperen en kamperen op reguliere kampeerterreinen. Het terrein Marveld Recreatie valt onder de reguliere kampeerterreinen. In het kampeerbeleid wordt onderscheid gemaakt in reguliere kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten, chalets en recreatiewoningen. De volgende definities worden in het kampeerbeleid gehanteerd:

Reguliere kampeermiddelen   Alle mobiele kampeermiddelen, namelijk tenten, tentwagens, toercaravans en kampeerauto's  
Stacaravans   Een caravan met een maximale oppervlakte van 36 m² die gedurende een langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats staat en die door zijn plaatsing direct of indirect met de grond is verbonden, dan wel direct of indirect steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken. De hoogte van een stacaravan bedraagt maximaal 3,50 meter, gemeten vanaf de onderkant van de wielen.

De oppervlakte van een bijgebouw bij een stacaravan bedraagt maximaal 6 m², de goothoogte maximaal 2,50 meter.
 
Trekkershutten   Een trekkershut is een verblijf, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, niet zijnde een kampeermiddel of een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf en geen grotere oppervlakte heeft dan 30 m². Een trekkershut is ingericht voor maximaal zes personen met slaap-, kook- en zitgelegenheid. Trekkershutten hebben een oppervlakte van maximaal 30 m² en een hoogte van maximaal 3,5 meter. Een trekkershut bestaat uit één bouwlaag. Bijgebouwen zijn bij trekkershutten niet toegestaan.  
Chalets   Een chalet is een bouwwerk, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, niet zijnde een kampeermiddel of stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf en geen grotere oppervlakte heeft dan 55 m². De maximale goot- en nokhoogte bedragen respectievelijk 2,50 meter en 4,00 meter. Een chalet bestaat uit één bouwlaag. Slechts inpandige bijgebouwen zijn mogelijk, binnen de maximale oppervlakte van 55 m² van het chalet.  
Recreatiewoningen   Een recreatiewoning is elk recreatief verblijf met een oppervlakte van meer dan 55 meter. Hierbij wordt aangesloten bij het provinciale beleid, waarin ieder recreatieverblijf met een grotere oppervlakte wordt aangemerkt als recreatiewoning. Op grond van het provinciale beleid mag een recreatiewoning een maximale oppervlakte en inhoud van respectievelijk 75 m² en 300 m³ inclusief bijgebouw.  

De bovenstaande definities wijken iets af van het geldend bestemmingsplan Buitengebied Oost Gelre 2011, waarin het volgende is opgenomen:

  • stacaravan: een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen dat, mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op verkeerswegen over grotere afstanden als aanhangsels van een auto te worden voortbewogen;
  • chalet: een gebouw, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, niet zijnde een kampeermiddel of stacaravan, dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben en geen grotere oppervlakte heeft dan 55 m².

In dit bestemmingsplan 'Marveld en omgeving' wordt in hoofdlijnen aangesloten bij de definities uit het bestemmingsplan buitengebied. Daar waar chalets zijn toegestaan, zijn in dit bestemmingsplan ook stacaravans toegelaten. Met andere woorden, de stacaravans passen binnen de definitie van chalets. In aansluiting op het bestemmingsplan buitengebied zijn ook vrijstaande bijbehorende bouwwerken binnen het maximale oppervlak van 55 m² van de chalets mogelijk.


In het bestemmingsplan dient op basis van het kampeerbeleid per kampeerterrein een maximum aantal trekkershutten en stacaravans te worden vastgelegd, alsmede een maximaal percentage van het terrein waarbinnen trekkershutten en stacaravans mogelijk worden geplaatst. Bij uitbreiding van het recreatieterrein dient landschappelijke inpassing te worden geborgd.

Voor het bungalow en kampeerpark Marveld betekent dit dat er een driedeling wordt gemaakt:

  • Kampeerterrein specifiek voor reguliere kampeermiddelen en trekkershutten.
  • Chalets specifiek voor chalets en stacaravans waarbij de definitie wordt aangehouden van de chalets.
  • Recreatiewoningen specifiek voor recreatiewoningen.

3.3.3 Beleidsnotitie permanente bewoning recreatieverblijven

Permanente bewoning van recreatieverblijven wordt in Nederland al jarenlang als een probleem ervaren. Het permanent bewonen van recreatieverblijven wordt aantrekkelijker door de ontwikkelingen in de recreatiesector. De voornamelijk nieuw op te richten recreatieverblijven hebben bijvoorbeeld een dergelijke hoge bouwtechnische kwaliteit dat bewoning zeer aantrekkelijk is. Een andere ontwikkeling op dit vlak is het uitponden van recreatieterreinen, wat inhoudt dat recreatieterreinen per kavel of woning worden verkocht.

De doelstelling die centraal staat in de gemeentelijke Beleidsnotitie permanente bewoning recreatieverblijven is:

Bestaande en nieuwe gevallen van permanente bewoning van recreatieverblijven welke uit het oogpunt van ruimtelijke ordening, volkshuisvesting en/of bouwtechnische voorschriften ongewenst zijn, te bestrijden.

Permanente bewoning kan worden beschreven als: "het (al dan niet tijdelijk) gebruiken van een voor recreatie bestemd verblijf als hoofd(woon)verblijf". Kenmerkend voor het wonen is het hebben van een hoofdverblijf op die plaats. Uit jurisprudentie blijkt dat voor de vraag of er sprake is van een hoofdverblijf bepalend is waar iemand het centrum van zijn sociale en maatschappelijke belangen heeft. Het geheel van omstandigheden die als wonen worden beschouwd dient te worden meegewogen. Het gaat dus niet zozeer om de duur van de bewoning, maar om de aard ervan.

Voor het bepalen van de duur van de periode dat iemand gebruik mag maken van een recreatieverblijf wordt aansluiting gezocht bij de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens omschrijft het begrip 'woonadres' als volgt:

"het adres waar betrokkene woont, waaronder begrepen het adres van een woning die zich in een voertuig of vaartuig bevindt, indien het voertuig of vaartuig een vaste stand- of ligplaats heeft, of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten".

Het park wordt bedrijfsmatig geëxploiteerd. Er is hier, voor zover bekend, geen sprake van permanente bewoning van recreatieverblijven. Er zijn nooit inschrijvingen (anders dan de dienstwoningen) in de GBA gedaan. Bovendien worden nooit signalen ontvangen vanuit de omgeving, waaruit anders moet worden opgemaakt. Handhaving is hier (op dit moment) dan ook niet aan de orde.

3.3.4 Ruimtelijke Atlas

De Ruimtelijke Atlas is op dit moment nog in voorbereiding. Het voornemen is deel 1 hiervan vast te stellen als structuurvisie.

De Ruimtelijke Atlas is opgebouwd uit drie delen. Deel 1 bevat de ruimtelijke visie en strategie voor de gemeente Oost Gelre. Dit mondt uit in de strategische ambities van de gemeente. In deel 2 wordt er specifieker ingegaan op de kernkwaliteiten, kansen en het onderscheidende vermogen van de kernen in Oost Gelre. Het omliggende buitengebied is per kern meegenomen. De kernkwaliteiten en kansen voor de kernen bieden aanknopingspunten ter inspiratie voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. In deel 3 worden de "gereedschappen" per deelgebied toegelicht. De gereedschappen bieden handvatten om te komen tot een ruimtelijke ontwikkeling. De "gereedschappen" vervangen de oude welstandscriteria. Afhankelijk van het gebeid en de locatie krijgt een burger weinig of veel gereedschappen van de gemeente mee.

Voor dit bestemmingsplan is met name de deel 1 van de Ruimtelijke Atlas van belang. Als strategie is hierin opgenomen hoe wij anticiperen en inspelen op de huidige trends en ontwikkelingen zoals krimp en verandering van het platteland. De kerngedache hierbij is dat het accent is verschoven van uitbreiding naar herontwikkeling. Ingezet wordt op verbetering van bestaande woon- en werkgebieden. Herbestemmen van bestaand vastgoed wordt de uitdaging. Hierbij is specifiek aandacht voor belangrijke (karakteristieke) zichtlocaties en compacte centra, waarbij (nieuwe) functies zoveel mogelijk worden geconcentreerd in het centrum. Deze plekken doen er het meest toe qua leefbaarheid. Ook wordt ingezet op slimme clusteringen zodat functies zo goed mogelijk van elkaars aanwezigheid profiteren. Ontwikkelingen worden niet zelfstandig bekeken, maar worden in samenhang met andere ontwikkelingen bekeken. Verder wordt ingezet op het versterken van de netwerkstructuren, zowel op gebied van bereikbaarheid en mobiliteit als op het gebied van recreatie en toerisme.

3.3.5 Festiviteiten/bijzondere activiteiten

Om diverse vormen van hinder, zoals geluidhinder, te voorkomen moeten inrichtingen voldoen aan voorschriften, gebaseerd op de Wet milieubeheer. Marveld recreatie valt onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) en moet voldoen aan de (geluids-)normen uit het Activiteitenbesluit.

Het Activiteitenbesluit en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) bieden ruimte om de geluidsnormen een aantal keer per jaar te overschrijden. Bijvoorbeeld bij een festiviteit met livemuziek. Voor deze festiviteiten geldt voor een bedrijf een maximum van 12 dagen of dagdelen per jaar.

In de APV zijn afwijkende voorschriften, waaronder geluidsnormen, voor die festiviteiten opgenomen, evenals in de zogenaamde Festiviteitenregeling, die 1 januari 2012 is vastgesteld door het college. Deze festiviteiten moeten in gebouwen plaatsvinden met gesloten ramen en deuren.

De provincie heeft Marveld recreatie vergunning verleend voor het geven van vuurwerkshows met consumentenvuurwerk op 6 zondagavonden per jaar. Het vuurwerk wordt dan enkele minuten afgestoken bij het openluchtzwembad of, vanwege de windrichting, op het pitch & putt-terrein.

In maart 2008 (aangevuld op 27 december 2011) is het Evenementenbeleid Oost Gelre vastgesteld. Als gevolg van een toename van het aantal evenementen in de gemeente, zowel in aantal als in omvang, ontstond de behoefte aan beleid. Oost Gelre wil een gemeente blijven waar veel mogelijk is, echter binnen gestelde kaders. Belangrijkste doelstelling is het waarborgen van veiligheid en het voorkomen van ernstige overlast. Het beleid beschrijft hoe evenementenaanvragen worden beoordeeld. Bij Marveld kunnen in de openlucht evenementen plaatsvinden die op het gebied van geluid moeten voldoen aan de normen uit het Activiteitenbesluit.

Voor Oost Gelre is het Beleid ruimtelijke procedures evenementen 2011 vastgesteld. Dit is een wetsinterpreterend beleid met een kader om vast te stellen of en zo ja wanneer er een ruimtelijke procedure nodig is voor evenementen. Aan de hand van voorwaarden is onderbouwd in welke gevallen de ruimtelijke relevantie dusdanig beperkt is dat een evenement zonder ruimtelijke procedure gehouden kan worden. Per categorie evenement is aangegeven wanneer wel en wanneer geen ruimtelijke procedure nodig is, afhankelijk van o.a. omvang, locatie en tijdsduur.


Evenementen die op Marveld (binnen in de tennishal) jaarlijks worden gehouden zijn o.a.: Marveld Music Night en de kinderkerst-kermis. Ook wordt de tennishal gebruikt voor bijvoorbeeld het World Police indoor soccer tournement. Dit sportevenement wordt gezien als regulier gebruik van de hal. Andere evenementen zijn vergunningplichtig volgens de APV indien deze voor publiek toegankelijk zijn.

De bekende evenementen op het park kunnen ruimtelijk gezien binnen het Beleid ruimtelijke procedures evenementen 2011 op het park plaatsvinden zonder extra ruimtelijke procedure of een extra regeling in het voorliggende bestemmingsplan.

3.3.6 Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

De volgende uitgangspunten op basis van het gemeentelijke beleid worden gehanteerd:

  • De bestaande situatie in het plangebied vormt het vertrekpunt, waarmee de ruimtelijke structuur wordt vastgelegd;
  • Voor zover ontwikkelingen voldoende uitgekristalliseerd zijn en voorzien zijn van de benodigde onderbouwingen (onderzoeken), worden deze bij recht meegenomen in dit bestemmingsplan;
  • In dit bestemmingsplan zijn geen specifieke regelingen nodig voor festiviteiten/evenementen.
  • Verder wordt in hoofdlijnen aangesloten bij de definities en maatvoering in het vastgestelde bestemmingsplan buitengebied.
  • Er wordt een maximum aantal chalets (waaronder stacaravans) vastgelegd, alsmede een maximaal percentage van het terrein waarbinnen trekkershutten en stacaravans mogen worden geplaatst;
  • In de regels wordt permanente bewoning uitgesloten, doordat het terrein bestemd wordt voor recreatie.

Hoofdstuk 4 Uitvoeringsaspecten

4.1 Archeologie en Cultuurhistorie

De Monumentenwet 1988 verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.

IKAW en AMK
Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar, omdat ze grotendeels verborgen liggen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig te karteren zijn. Voor de onbekende waarden heeft Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld. Voor de bekende waarden is de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgesteld.

Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. De gemeente Oost Gelre heeft een archeologische beleidsadvieskaart. Op deze kaart is aangegeven welke gebieden archeologisch waardevol zijn en welke gebieden de verwachting hebben archeologisch waardevol te zijn. Het beleid dient direct door te werken in het bestemmingsplan. Bescherming (behoud/conservering) van gebieden met archeologische (verwachtings)waarden is uitgangspunt bij de zorg voor het archeologische erfgoed in het plangebied.
Afhankelijk van de verstoring moeten de gebieden eerst nader worden onderzocht, voordat hier bebouwing of grondbewerking (=verstoring) plaatsvindt. Tijdens het onderzoek gevonden archeologische resten, moeten zo mogelijk onaangetast in de grond bewaard blijven of anders op verantwoorde wijze worden opgegraven. De kosten hiervan komen voor degene die de grond wil verstoren. Met behulp van een dubbelbestemming wordt voornoemde bescherming van archeologische waarden dan wel archeologische verwachtingswaarden in het bestemmingsplan geregeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0008.png"

Een deel van het plangebied kan worden aangemerkt als Archeologisch waardevolle verwachtingsgebieden:

  • 1. AWV categorie 6 (geomorfologische eenheden met een plaggendek, gebieden met een hoge archeologische verwachting). Hier zijn eventuele archeologische resten afgedekt door >50 cm dik plaggendek en daardoor waarschijnlijk goed geconserveerd. Het uitgangspunt is binnen dit gebied:
    • a. streven naar behoud in huidige staat. Bodemingrepen dieper dan bouwvoor of bekende bodemverstoring vermijden;
    • b. indien behoud niet mogelijk is, dan bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 100 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek.
  • 2. AWV categorie 8 (gebieden met een middelmatige archeologische verwachting):
    • a. streven naar behoud in huidige staat. Bodemingrepen dieper dan bouwvoor of bekende bodemverstoring vermijden;
    • b. indien behoud niet mogelijk is, dan bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 100 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek.
  • 3. AWV categorie 9 (gebieden met een lage archeologische verwachting):
    • a. Bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 2500 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek.
  • 4. AWV categorie 10 (gebieden met een lage archeologische verwachting, verhoogde kans op archeologische off-site resten mogelijk goed geconserveerd); beekdalen):
    • a. Streven naar behoud in huidige staat.
    • b. Bodemingrepen dieper dan bouwvoor of bekende bodemverstoring vermijden.
    • c. Indien behoud niet mogelijk is, dan bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 2500 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek. Als deze eenheid in samenhang met gebieden met een hogere archeologische verwachting wordt aangetroffen, is het gewenst aan het hele gebied een hoge verwachting toe te kennen.

Cultuurhistorie
Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden meegewogen bij het vaststellen van ruimtelijke ingrepen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.


Tot de overige cultuurhistorische waarden worden gerekend:

  • de historisch-geografische waarden (cultuurlandschap, structuren/lijnen en bijzondere punten);
  • de historisch-stedenbouwkundige waarden (stedenbouwkundige opbouw en identiteit);
  • de architectuurhistorische waarden (waardevolle kenmerken van gebouwen).

Het aspect cultuurhistorie is behandeld in paragraaf 2.1.1 Historie en cultuurhistorie. Het voorliggend bestemmingsplan tast de cultuurhistorische waarden niet aan. Ook zijn binnen het plangebied geen monumenten aanwezig.

Ontwikkelingen

De wijzigingsbevoegdheid voor het realiseren van circa 30 recreatiewoningen heeft geen invloed op de cultuurhistorie. Voor het aspect archeologie geldt dat de wijzigingsbevoegdheid grotendeels in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde (AW9) ligt. Een archeologisch onderzoek dient verricht te worden indien er grond geroerd wordt dieper dan 30 cm en als oppervlakte groter is dan 2500 m². Binnen de wijzigingsbevoegdheid liggen ook gedeelten van het terrein waar reeds recreatiewoningen gerealiseerd zijn. Deels betreft dit gebieden met een hoge archeologische verwachting. Hiervoor geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 100 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Dit wordt tot uitdrukking gebracht met behulp van Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2. Hier is echter niet of nauwelijks ruimte voor nieuwe ontwikkelingen, gezien de bestaande situatie. Hiermee vormt archeologie geen onoverkomelijke belemmering voor de wijzigingsbevoegdheid.

Mogelijk wordt de smalspoorverbinding terug gebracht als recreatieve route. Hiervoor gelden dezelfde voorwaarden als voor de bovenstaande wijzigingsbevoegdheid.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Binnen het plangebied gelden twee archeologische regimes, waarvoor twee bestemmingen worden gehanteerd ('Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' en Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3'):

Bestemming   Categorie gemeentelijke archeologische beleidskaart en bijbehorend beleid  
Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2   AWV categorie 6 en 8:
Onder voorwaarden bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 100 m²  
Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3   AWV categorie 9 en 10: Onder voorwaarden bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 2500 m²  


Plangebieden kleiner dan 100 m² zijn normaal gesproken vrijgesteld van de verplichting tot archeologisch onderzoek (wettelijke vrijstelling conform Monumentenwet 1988), maar deze vrijstelling geldt niet voor gebieden die zijn aangewezen als archeologisch monument. In het plangebied is geen sprake van archeologische monumenten.

4.2 Bodem

Ontwikkelingen en beleid
Op 1 juli 2012 zijn in Oost Gelre de Nota Bodembeheer en Bodemkwaliteitskaart in werking getreden. De Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart zijn bedoeld om de omgang met grond goed te regelen. Op basis van de Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart is het in veel gevallen mogelijk om het hergebruik van grond als bodem zonder extra keuringen toe te staan. Grondverzet op basis van Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart is mogelijk binnen de volgende gemeenten: Aalten, Bronckhorst, Berkelland, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk. De Nota Bodembeheer met bodemkwaliteitskaart vormt de basis van duurzaam bodembeheer binnen de regio Achterhoek.

Plangebied
In het kader van de onderzoeksplicht dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart te worden gebracht. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Binnen het plangebied zijn in het verleden diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Uit deze onderzoeken blijkt dat de bodemkwaliteit in het plangebied varieert per locatie. De meeste bodemonderzoeken zijn te oud om een juiste uitspraak te doen over de kwaliteit van de bodem. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied is verontreinigd, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan vijf jaar oud zijn. Er is echter sprake van een consoliderend bestemmingsplan, waarbij aangesloten wordt bij de geldende bestemmingen. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig.

Wijzigingsbevoegdheid

Voordat de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast dient voor het wijzigingsgebied aangetoond te worden dat de bodemgesteldheid voldoende is voor het realiseren van recreatiewoningen.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan betreft grotendeels een consoliderend bestemmingsplan. Bestaande bestemmingen, bebouwing en functies in het gebied blijven gehandhaafd en worden in overeenstemming met de huidige situatie geregeld in het bestemmingsplan. Voor het uitvoeren van de wijzigingsbevoegdheid geldt dat aangetoond dient te worden dat de bodemgesteldheid voldoende is voor de realisatie van de 30 recreatiewoningen. Er is nu geen noodzaak tot nieuw bodemonderzoek specifiek voor dit bestemmingsplan. Indien er sprake is van bouwactiviteiten wordt in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem gedaan.

4.3 Water

Ontwikkelingen en beleid

Waterbeleid
Met het Waterbeleid 21e eeuw spelen de waterbeheerders in op de huidige situatie en toekomstige ontwikkelingen, die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder meer de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd. Dit zijn de tritsen:

  • vasthouden, bergen en afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk in het plangebied wordt vastgehouden in de bodem (infiltratie) en in het oppervlaktewater wordt geborgen. Vervolgens wordt, zo nodig, het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd.
Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
In de stroomgebiedsvisie (Provincie Gelderland in nauwe samenwerking met de waterschappen en de Directie Oost-Nederland van Rijkswaterstaat) staan zowel bestaand beleid als suggesties voor nieuw waterbeleid, waarbij de nadruk ligt op de ruimtelijke aspecten van dit waterbeleid.

De stroomgebiedsvisie geeft inzicht in de aard en omvang van de wateropgaven die relevant zijn. Het accent in de wateropgaven voor de Achterhoek en Liemers ligt op het voorkomen van wateroverlast en herstel c.q. bescherming ecologisch waardevolle wateren en natte landnatuur. Ter voorkoming van huidige en toekomstige wateroverlast is in en langs bestaande waterlopen naar oplossingen gezocht (verbreden, verondiepen, hermeanderen). Het beleid gaat uit van:

  • een goede kwaliteit van het water (grond- en oppervlaktewater);
  • water meer ruimte geven;
  • versterken van de ecologische waarden;
  • creëren van een vitaal watersysteem.

Specifiek voor het stedelijk gebied is het volgende van belang:

  • De waterketen moet worden geoptimaliseerd (meer afkoppelen en infiltreren). In het GRP wordt hiertoe een aanzet gegeven;
  • Kwaliteit oppervlaktewater en waterbodem: Saneren overstorten en afkoppeling en ontlasting van het riool;
  • Wateroverlast in stedelijk gebied: reguleren van de piekafvoeren door middel van het vasthouden van het water bovenstrooms, actief stuwbeheer, extra retentie en herverdeling van het water.

Voor het waterbeheer hanteert het Waterschap Rijn en IJssel de uitgangspunten die zijn vastgelegd in onder meer Keur en het Waterbeheerplan 2010-2015. Het waterbeheerplan beschrijft in hoofdlijnen de belangrijkste doelen en maatregelen die het waterschap de komende jaren wil bereiken en uitvoeren. In het plan staat hoe zorggedragen wordt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem:

  • waarborgen van de veiligheid (maatregelen op het gebied van veilige waterkeringen en calamiteitenzorg);
  • watersysteembeheer (maatregelen op het gebied van waterkwaliteitsbeheer in het kader van KRW, waterkwantiteitsbeheer, grondwaterbeheer, inrichting/ beheer/ onderhoud, stedelijk waterbeheer, emissiebeheer, nevenfuncties watersysteem en vaarwegbeheer Oude IJssel);
  • afvalwaterketenbeheer (maatregelen op het gebied van inzamelen/transport en afvalwaterbehandeling).

Voor de realisatie van gewenste grondwaterstanden en oppervlaktewaterpeilen gebruikt het waterschap de GGOR-aanpak (gewenst grond- en oppervlaktewaterregime). In overeenstemming met de bestemming, de functie en het gebruik van gebieden wordt het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime vastgesteld.

Plangebied

Watertoetstabel
Het waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel als hulpmiddel voor het opstellen van de waterparagraaf. De vragen zijn bedoeld om een beoordeling te kunnen geven van de feitelijke, fysiek-technische situatie maar ook om te kunnen beoordelen of de situatie zich verhoudt tot het waterbeleid van Rijk, provincie en waterschap. De vragen zijn zodanig opgesteld dat als een vraag met ja wordt beantwoord het waterthema relevant is. De relevante thema's worden na de watertoetstabel behandeld. Het bestemmingsplan legt voornamelijk de bestaande legale situatie vast, hierdoor zijn een aantal thema's minder relevant.

Tabel: Watertoetstabel met waterhuishoudkundige thema's

Thema   Toetsvraag   Rele-
vant  
Hoofdthema's      
Veiligheid   1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering?   Nee  
  2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?   Nee  
Riolering en afvalwaterketen   1. Is er toename van het afvalwater (DWA)?   Nee  
  2. Ligt in het plangebied een persleiding van Waterschap Rijn en IJssel?   Ja  
  3. Ligt in of nabij het plangebied een rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap?   Nee  
Wateroverlast   1. Is sprake van toename van verhard oppervlak?   Nee  
(oppervlaktewater)   2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?   Nee  
  3. Bevinden zich in of nabij het plangebied natte en laaggelegen gebieden, beekdalen en overstromingsvlaktes?   Ja  
Grondwateroverlast   1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?   Nee  
  2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel?   Nee  
  3. Is in het plangebied sprake van kwel?   Nee  
  4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?   Nee  
Oppervlaktewaterkwaliteit   1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd?   Ja  
  2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?   Nee  
  3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een strategisch actiegebied?   Nee  
Grondwaterkwaliteit   1. Ligt in het plangebied een beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee  
Volksgezondheid   1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel?   Nee  
  2. Bevinden zich of komen er functies in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?   Ja  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een hydrologisch beïnvloedingsgebied voor natte land natuur?   Nee  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte ecologische verbindingszone?   Ja  
  2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte landnatuur?   Nee  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn van het waterschap?   Ja  
  2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?   Nee  
Aandachtsthema's      
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Ja  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee  

Riolering en afvalwaterketen
In de zonering van de persleidingen van Waterschap Rijn en IJssel worden geen ontwikkelingen toegestaan die de bereikbaarheid van de persleidingen kunnen belemmeren. De persleidingen worden op de verbeelding opgenomen als dubbelbestemming. In de regels wordt opgenomen dat de leiding zelf en de bereikbaarheid ervan blijft gewaarborgd. In de nabijheid van het plangebied bevindt zich geen rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Marveld heeft een directe lozing op de persleiding van het waterschap. Het waterschap heeft problemen om al het afvalwater van Groenlo naar de RWZI te transporteren. Bij nieuwe ontwikkelingen is het advies het hemelwater op eigen terrein te verwerken en/of afvalwater te bufferen bij hevige neerslag.

Wateroverlast (oppervlaktewater)
Binnen het plangebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het verhard oppervlak neemt ook niet toe. De aanwezige natte laaggelegen gebieden vormen geen belemmering voor de bestaande aanwezige functies. De ligging direct naast de Slinge heeft overigens in 2010 tot problemen geleid, er is een deel van het terrein geïnundeerd. Inmiddels heeft het waterschap een verhoogde kade aangelegd langs de Slinge om toekomstig wateroverlast tegen te gaan.

Oppervlaktewaterkwaliteit
In het plangebied wordt water op het oppervlaktewater geloosd. Dit is met name hemelwater. Dit plan is een conserverend bestemmingsplan, er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er wordt daarom ook geen extra water geloosd op het oppervlaktewater.

Volksgezondheid
In het plangebied liggen zwembaden en vijvers. Bovendien grenst het plangebied aan de Slinge. Dit betreft bestaande functies in het plangebied. Bovendien is bij het zwembad toezicht aanwezig.


Natte natuur
Het plangebied ligt deels binnen de ecologische verbindingszone (EVZ) die langs de Groenlose Slinge ligt. Deze watergang is tevens aangewezen in het kader van de Kaderrichtlijn Water en is gekarakteriseerd als ‘sterk veranderd’. De Slinge, die verschillende keren gekanaliseerd is, onder meer in het kader van de verdedigingswerken rondom Groenlo, heeft een slingerend verloop. De Groenlose Slinge ligt niet binnen dit bestemmingsplan. Dit betreft een conserverend bestemmingsplan. Er worden in de nabijheid van de watergang geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.

Inrichting en beheer
Ten oosten en zuiden wordt het plangebied begrensd door watergangen die in eigendom zijn van het Waterschap Rijn en IJssel. De Groenlose Slinge is inmiddels ingericht als EVZ. De watergang aan de zuidkant heeft ook een natuurlijk karakter. Langs de watergang is een zone aangebracht voor natte natuurontwikkeling.

De watergangen die in beheer en onderhoud zijn bij het waterschap worden beschermd door de KEUR van het waterschap. Dit kan betekenen dat er tot 5 meter uit de insteek van de watergang of bij aanwezigheid van een kade tot 5 meter uit de teen van de kade, een beschermingszone ligt, waarin werkzaamheden en activiteiten vergunningplichtig zijn.

Het oppervlaktewaterpeil wordt binnen de, door het waterschap gewenste of vastgestelde marges, gehandhaafd. De maaipaden langs de waterlopen die in beheer en onderhoud zijn van het waterschap, zijn opengesteld voor wandelaars (passief medegebruik).

Recreatie

Langs de beek ligt een wandelpad dat aansluit op het doorgaande wandelpad langs de Slinge.

Wijzigingsbevoegdheid

Bij het uitvoeren van de wijzigingsbevoegdheid dient aangetoond te worden dat bij de realisatie van de 30 recreatiewoningen de waterhuishouding niet verslechtert. Bij nieuwe ontwikkelingen is het advies het hemelwater op eigen terrein te verwerken en/of afvalwater te bufferen bij hevige neerslag.

Overigens zijn de huidige 45 stacaravans en 40 seizoenplaatsen ook aangesloten op het riool. Het aantal woningen zal lager zijn. Er is geen toename van de dwa en/of de toename van de pompcapaciteit. Wel zal een vakantiewoning in de winterperiode een betere bezetting hebben, zodat er een gelijk matiger capaciteit van afvalwater zal ontstaan. Afvalwater wordt momenteel reeds gebufferd. Kortom, het hemelwater wordt op eigen terrein verwerkt en het afvalwater wordt geloosd op de persleiding van het waterschap.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • De bestaande hoofdwatergangen, inclusief onderhoudsstroken worden in het bestemmingsplan vastgelegd. De begrenzing van de watergangen wordt zodanig gelegd, dat enige verbreding of verloop ten behoeve van waterberging mogelijk is.
  • In de bestemming 'Groen' en in de verkeersbestemming is ook water mogelijk.
  • Bescherming van de rioolpersleidingen in het plangebied door middel van een dubbelbestemming 'Leiding - Riool'.
  • De geldende bestemmingen 'Natuur en Water' vanuit het geldende bestemmingsplan wordt ter plekke van het GNN opgenomen met de bestemming 'Natuur'.
  • Ten behoeve van de natte natuurontwikkeling wordt aan de zuidkant de dubbelbestemming 'Waarde - Natuur' opgenomen.
  • Bij wijzigingsbevoegdheden wordt opgenomen dat er geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding mogen zijn.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan wij het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.


Als uitgangspunt voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt veelal de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke indicatieve richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het plan mogelijk is.


Onderzoek en conclusie

Op het bungalow en kampeerpark is een niet overdekt zwembad aanwezig. Conform de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009 geldt bij een niet overdekt zwembad een standaard richtafstand van 200 m. De dichtstbijzijnde woning van derden bevindt zich op ruim 200 m afstand van dit zwembad. Hiermee vormt het niet overdekte zwembad geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

De hoogste richtafstand voor het recreatieterrein Marveld en de naastgelegen sportvoorzieningen is volgens de VNG-uitgave 50 m, en deze geldt voor het aspect geluid. Een golfbaan heeft een richtafstand van 10 m. Voor alle omliggende woningen wordt niet voldaan aan de standaard richtafstand van 50 m tot het bungalow en kampeerpark. Doordat het voorliggende bestemmingsplan in hoge mate een conserverend karakter heeft en er geen nieuwe ontwikkelingen worden meegenomen, vormen de standaard richtafstanden geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.

4.5 Geluid

Gemeente Oost Gelre heeft in regionaal verband geluidsbeleid ontwikkeld, om de stilte als kwaliteit van de Achterhoek te versterken en richting te geven aan het geluidsaspect in bestemmingsplannen, vergunningen en dergelijke.
Bij nieuwe activiteiten dient de geluidsbelasting te voldoen aan de streefwaarden. Een goed akoestisch leefklimaat kan soms ten koste gaan van nieuwe (te luidruchtige) activiteiten.

Verkeerslawaai
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs wegen geluidszones. In buitenstedelijk gebied geldt voor wegen, bestaande uit vijf of meer rijstroken een zone van 600 m, voor drie of vier rijstroken een zone van 400 m en voor wegen bestaande uit één of twee rijstroken een zone van 250 m, gemeten vanuit de as van de weg. Voor wegen binnen de bebouwde kom geldt een zone van 200 m. Binnen de zone moet in het geval van een nieuwe situatie met een geluidsgevoelige bestemming onderzoek worden verricht naar de optredende geluidsbelasting. Een aantal wegen heeft geen zone, te weten:

  • wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.

Binnen het plangebied komen geen openbare wegen voor, met uitzondering van de Elshofweg. Voor de wegen binnen het plangebied gelden geen wettelijke zones. De ontsluitingsweg van het recreatieterrein (Elshofweg) kent een maximum snelheidslimiet van 30 km per uur. Het terrein van Tennis en Pitch en Putt complex De Blankenborgh Groenlo wordt ontsloten via de Oude Winterswijkseweg. De N18 (Twenteroute) valt buiten de bebouwde kom en buiten het plangebied. Met de wettelijke zones (250 m) van deze wegen dient wel rekening gehouden te worden omdat de zone binnen het plangebied valt.

Nieuwe situaties binnen de zones van deze wegen moeten in beginsel voldoen aan de voorkeursgrenswaarde 48 dB. Daarboven kan in een beperkt aantal gevallen onder voorwaarden een ontheffing worden verleend.

Voor nieuwe ontwikkelingen waarvoor het bestemmingsplan gewijzigd wordt, moet rekening gehouden worden met de Wet geluidhinder (Wgh) en aanvullend daarop de beleidsregel Hogere geluidgrenswaarden. Nieuwbouw binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan moet voldoen aan het Bouwbesluit, zodat ook via deze weg rekening wordt gehouden met geluid. Recreatiewoningen zijn geen geluidgevoelige objecten, tenzij ze naar hun aard niet bestemd zijn voor bewoning in de zin van de Wgh (ABRS 30 mei 2000, nr 199901166/1). Dat is hier niet het geval, waardoor ze niet als geluidgevoelige objecten worden beschouwd.

Industrielawaai
In de Wgh is bepaald dat rond industrieterreinen waarop bepaalde, krachtens Het Besluit omgevingsrecht (BOR) aangewezen, inrichtingen zijn gevestigd of zich mogen vestigen (grote lawaaimakers), een geluidszone moet zijn vastgesteld. Met deze zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel lawaaimakers als aan woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Lawaaimakers kunnen aan de ene kant hun geluidsproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen, te veel oprukken naar de lawaaimakers. Buiten deze geluidszone mag de geluidsbelasting door industrielawaai niet meer bedragen dan 50 dB(A) (de voorkeursgrenswaarde industrielawaai).

Voor het voorliggende bestemmingsplan is het Bedrijventerrein Brandemate, Groenlo van belang. Het bedrijventerrein is gezoneerd, waarbij de zonering tot in het voorliggende bestemmingsplangebied reikt. Hiervoor is een zonebeheerplan opgesteld. Het industrielawaai vormt geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan. De recreatiewoningen zijn niet geluidgevoelig en het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk.

Onderstaande afbeelding geeft de geluidzones van het bedrijventerrein Brandemate weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0009.jpg"

Bedrijventerrein Brandemate, Groenlo (in oranje het bedrijventerrein, in geel de zone industrielawaai) met globale ligging van het plangebied

Moet een bestaande geluidzone worden vastgelegd in het bestemmingsplan
In de Wet geluidhinder is vastgelegd dat het vastleggen, opheffen of wijzigen van een geluidzone moet plaatsvinden via het vaststellen van een bestemmingsplan. Niet is vastgelegd dat bestaande geluidzones opnieuw overgenomen moeten worden. Binnen de geluidzone mogen geen nieuwe geluidgevoelige functies toegestaan worden tenzij hogere waarden zijn verleend.

Het onderhavig plan maakt geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk. De nieuw te bouwen recreatiewoningen zijn volgens de Wgh niet geluidgevoelig. Het is niet nodig om de geluidzone in het bestemmingsplan Marveld en omgeving, Groenlo op te nemen.

Aangezien het voorliggende bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt waarbij een geluidgevoelige functie mogelijk wordt gemaakt dan wel nieuwe geluid producerende functies worden toegevoegd, vormt het aspect geluid geen belemmering voor de directe omgeving. Het geldende bouwvlak t.b.v. de centrale voorzieningen is gewijzigd, dit betreft alleen vormverandering van het geldende bouwvlak. Hierdoor vindt geen uitbreiding van de centrale voorzieningen plaats. De verplaatsing van het bouwvlak heeft aan de noordkant plaatsgevonden, hierdoor ligt het bouwvlak nu verder af van woningen van derden.

Spoorlawaai

De spoorlijn Winterswijk-Zutphen loopt door de gemeente Oost Gelre. Deze lijn betreft reizigersvervoer en enkel spoor. De lijn heeft van rechtswege een zone van 100 m. Het plangebied wordt niet beïnvloed door de spoorlijn.

Wijzigingsbevoegdheid

Het aspect geluid heeft geen invloed op de wijzigingsbevoegdheid. Aangezien de wijzigingsbevoegdheid niet voorziet in de oprichting van een geluidgevoelig functie dan wel een functie die gezien kan worden als lawaaimaker, anders dan nu al het geval is.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • Het bedrijventerrein Brandemate is een gezoneerd bedrijventerrein. De geluidscontouren hoeven niet te worden opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan, aangezien ze reeds zijn vastgelegd in de vigerende bestemmingsplannen.
  • Akoestisch onderzoek is voor dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. In het bestemmingsplan zijn namelijk de bestaande situaties vastgelegd en er worden in beginsel geen nieuwe geluidgevoelige functies bij recht mogelijk gemaakt. Ook de 30 nieuw te bouwen recreatiewoningen zijn volgens de Wgh niet geluidgevoelig.

4.6 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). De geurbelasting wordt berekend en getoetst met het verspreidingsmodel V-Stacks vergunning. Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De Regeling geurhinder en veehouderij is gepubliceerd op 18 december 2006.


Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Oost Gelre 2008

De raad heeft bij besluit van 12 maart 2008 de Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Oost Gelre 2008 vastgesteld. Deze verordening is op 28 maart 2008 in werking getreden.

Daarbij zijn de bebouwde kommen van Groenlo, Lievelde en Vragender aangewezen als gedeelte van het gemeentelijk grondgebied waarvoor een andere geurnorm van toepassing is. Op grond van de verordening gelden de volgende waarden als maximale waarde voor de geurbelasting van een veehouderij:

  • bebouwde kom van Groenlo: 5 odour units per kubieke meter lucht;
  • bebouwde kom van Lievelde: 7 odour units per kubieke meter lucht;
  • bebouwde kom van Vragender: 7 odour units per kubieke meter lucht.

Het bestemmingsplan biedt ten opzichte van de voorgaande bestemmingsplannen niet de mogelijkheid om nieuwe geurgevoelige objecten op kleinere afstand van omliggende veehouderijen te realiseren. Veehouderijen worden dus ten opzichte van voorgaande bestemmingsplannen niet verder in de ontwikkelingsmogelijkheden belemmerd. Ook voor het woon- en leefklimaat hoeft om die reden nu geen nieuwe afweging te worden gemaakt. Er is in zoverre sprake van bestaande rechten. Daarbij bestaan geen aanwijzingen voor een zodanig slecht woon- en leefklimaat dat hierop in het kader van dit bestemmingsplan moet worden ingegrepen.


Wijzigingsbevoegdheid

Het aspect geur heeft geen invloed op de wijzigingsbevoegdheid. Aangezien de wijzigingsbevoegdheid niet voorziet in de oprichting van geurgevoelige objecten op kleinere afstand van omliggende veehouderijen.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • Het aspect geur vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.7 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden.

Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Plangebied
Met het plan worden geen nieuwe gevoelige bestemmingen als bedoeld in het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' mogelijk gemaakt. Er is geen nader onderzoek nodig. Het bestemmingsplan is op het gebied van luchtkwaliteit uitvoerbaar.
In en in de directe omgeving van het plangebied is geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van luchtkwaliteitsnormen.


Wijzigingsbevoegdheid

Ten behoeve van de wijzigingsbevoegdheid is de onderstaande onderbouwing geschreven met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.

Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil de 'nibm-tool 1-5-2014' ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.

De wijzigingsbevoegdheid maakt het realiseren van circa 30 recreatiewoningen mogelijk. Deze waren reeds binnen de vigerende bestemmingsplannen toegelaten, maar zijn nog niet gerealiseerd. Voor de volledigheid worden de mogelijkheden in het kader van verkeer en parkeren voor de te realiseren recreatiewoningen hier weergegeven. Conform de publicatie kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, oktober 2012 van het CROW is bepaald wat de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie is voor deze ontwikkeling. Per bungalow dienen twee parkeerplekken gerealiseerd te worden en de verkeersaantrekkende werking per bungalow is 2,8 motorvoertuigen per weekdaggemiddelde. In de onderstaande tabel is het totaal aan motorvoertuigen weergegeven inclusief de toename aan stoffen No2 en PM10.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0010.png"

Uitkomstberekening met behulp van de NIBM-tool 13-06-2014

Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat de wijzigingsbevoegdheid de grens van 3% (een toename van 1,2 Pg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. De wijzigingsbevoegdheid wordt dan beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is conserverend van aard, waarbij uitsluitend ontwikkelingen worden meegenomen die reeds planologisch geregeld zijn. Er worden geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt.

De opgenomen wijzigingsbevoegdheid voor het realiseren van de 30 recreatiewoningen kan gezien worden als nibm-project. Er worden voorts geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten die leiden tot een substantiële toename van het verkeer. De verwachting is dat in de toekomst geen overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen zullen plaatsvinden.

Het bestemmingsplan is op het gebied van luchtkwaliteit uitvoerbaar.

4.8 Externe veiligheid

Onder externe veiligheid verstaat men het beheersen van risico's die voortvloeien uit de opslag, productie, het gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen.

Het Nederlandse externe veiligheidsbeleid is gebaseerd op een risicobenadering (kans versus effect model).

De risicobenadering kent twee begrippen om het risiconiveau voor activiteiten met gevaarlijke stoffen, in relatie tot de omgeving, aan te geven. Er zijn normen opgesteld voor het plaatsgebonden risico (PR, locatiegericht) en groepsrisico (GR, gericht op grootte van een slachtoffergroep).

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico van een bepaalde activiteit is de kans dat een persoon die continu en onbeschermd op die plaats aanwezig is, komt te overlijden als gevolg van een ongeval met die activiteit. De 10-6 contour geldt hiervoor als risicomaat.

Groepsrisico
Het Groepsrisico is de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt weergegeven in een Fn-curve en vergeleken met de oriëntatiewaarde.

Gemeentelijk externe veiligheidsbeleid

De gemeente Oost Gelre heeft in 2008 een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld.

Met de beleidsvisie externe veiligheid geeft de gemeente haar visie op de beheersing van veiligheidsrisico's binnen de gemeente. Het gaat dan om risico's als gevolg van de opslag, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarmee geeft de gemeente Oost Gelre eveneens haar ambitieniveau aan. Op basis van deze visie wordt een nadere invulling gegeven aan de beleidsvrijheid op het gebied van externe veiligheid. Zo wordt aangegeven hoe de gemeente omgaat met (de verantwoording van) het groepsrisico en de richtwaarde bij het plaatsgebonden risico bij (beperkt) kwetsbare objecten. Het externe veiligheidsbeleid is samengevat in figuur 4.6.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0011.png"

In de paragrafen hierna wordt ingegaan op de wet- en regelgeving met hierbij direct de motivatie van het groepsrisico voor de onderdelen waarvoor dit verplicht is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0012.png"

Figuur 1 Onderzoek Uitsnede professionele Risicokaart (Bron: nederlandprof.Risicokaart.nl)

Inrichtingen met gevaarlijke stoffen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit richt zich primair op inrichtingen als bedoeld in Het Besluit omgevingsrecht. Deze inrichtingen brengen risico's met zich mee voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten. Sindsdien is het BEVI en REVI verschillende keren geactualiseerd. Actualisaties van het BEVI zijn meegewogen tot 25 augustus 2015.

Het Bevi stelt dat bij een aantal genoemde besluiten op grond van de Wro de grens- en richtwaarden in acht moeten worden genomen indien het besluit de bouw of de vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten toelaat. Is dat het geval dan geldt binnen het invloedsgebied van het groepsrisico ook de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. De Raad van State heeft in meerdere uitspraken (zie onder andere zaaknummer 200505405/1 d.d. 25 oktober 2006), een interpretatie gegeven van het begrip "bouw of vestiging". De interpretatie is dat als het vast te stellen bestemmingsplan de bouw of vestiging van kwetsbare objecten toelaat, het Bevi van toepassing is, ongeacht of die bouw of vestiging al is gerealiseerd of niet. De Raad van State beschouwt het opnieuw vaststellen van een bestaand bestemmingsplan dus als het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan. Voor het Bevb en toekomstige Bevt gelden identieke overwegingen.

De volgende risicovolle inrichtingen liggen in de omgeving van het plangebied:

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0014.png"

Figuur 2 aanwezige inrichtingen in de omgeving van het plangebied

Een motivatie van het groepsrisico dient plaats te vinden als:

  • het invloedsgebied van de risicobron over het plangebied valt
  • er ruimtelijke ontwikkelingen zijn binnen dit gedeelte van het plangebied
  • het groepsrisico nog niet eerder is vastgelegd voor dit plangebied
  • er sprake is van nieuwe wet en regelgeving waardoor de situatie veranderd

Voor de onderhavige bestemmingsplanwijziging geldt dat het invloedsgebied van de inrichting aan de Industrieweg 11 over een deel van het bestemmingsplan heen valt. Voor deze inrichting moet het groepsrisico worden gemotiveerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0015.png"

Figuur 3 10-6 contouren en invloedsgebied van de inrichting

Plaatsgebonden risico

Zoals in de figuur te zien is liggen binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour van het vulpunt twee bedrijfswoningen op huisnummer 9a en 9b, een industriefunctie op huisnummer 9b, 11a en 12, winkelfunctie op huisnummer 8a. Voor alle objecten geldt dat er sprake is van beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6 contour in een bestaande situatie. Dit past binnen de beleidsvisie van de gemeente Oost Gelre.

Groepsrisico

Volgens artikel 13 van het Bevi moet in de motivering van het groepsrisico in ieder geval worden ingegaan op de volgende onderdelen:

  • het aantal aanwezigen in de bestaande situatie en het te verwachten aantal aanwezige personen in het invloedsgebied van de inrichtingen op grond van het te nemen besluit;
  • het groepsrisico per inrichting op het tijdstip waarop het besluit wordt vastgesteld en de bijdrage van het besluit aan de hoogte van het groepsrisico;
  • indien mogelijk, de in dit plan opgenomen en mogelijk in de toekomst te nemen maatregelen ter beperking van het groepsrisico van de zijde van de inrichtingdrijver;
  • indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de omgevingsvergunning van de inrichting;
  • voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;
  • mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst;
  • mogelijkheden voor beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij calamiteiten;
  • zelfredzaamheid.

Op deze onderdelen wordt voor zover deze relevant zijn bij een consoliderend bestemmingsplan ingegaan.

Aantal aanwezige personen en de hoogte van het groepsrisico

De berekening van het groepsrisico is uitgevoerd met de lpg-tool4 welke via de website van groepsrisico.nl beschikbaar is. In deze rekenmethode wordt onderscheid gemaakt tussen drie gebieden. Het gebied van 0 tot 100 meter rond het vulpunt en tank, 100 tot 130 meter rond vulpunt en tank en het gebied van 130 tot 160 meter rond de tank. Deze gebiedskeuze houdt verband met de graad van vulling van de LPG tankauto tijdens de verlading.

Bij de berekening is uitgegaan van de volgende personen binnen de verschillende cirkels.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0016.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0017.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0018.png"

Figuur 4 personendichtheden cirkels

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0019.png"

Figuur 5 Cirkels groepsrisicoberekeningen LPG

Met deze gegevens is de berekening uitgevoerd met de lpg-tool5 . In dit geval geldt dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt overschreden als wordt gerekend met een verouderde vulslang en bevoorrading met niet gecoate tankauto's. Als echter wordt uitgegaan van bevoorrading met gecoate tankauto's en een verbeterde vulslang zoals in het convenant LPG is opgenomen en binnenkort wordt vastgelegd in de wetgeving, wordt de oriëntatiewaarde niet overschreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0020.png"

Figuur 6 fN-curve groepsrisicoberekening LPG

In de grafiek is het groepsrisico weergegeven voor het LPG tankstation. De gestippelde lijn geeft hierin de situatie weer dat wordt bevoorraad met een niet gecoate tankauto en verouderde vulslang. De rode lijn geeft de situatie weer volgens het convenant. Op dit moment is niet in de omgevingsvergunning van het bedrijf vastgelegd dat bevoorrading uitsluitend met gecoate tankauto's dient plaats te vinden. Er is dan ook sprake van een overschrijding van het groepsrisico.

Voor de volledige berekening wordt verwezen naar Bijlage 1 Externe veiligheid bij deze toelichting.


Te nemen maatregelen

Van de zijde van de inrichtinghouder kan gevraagd worden om in de vergunning te laten vastleggen dat bevoorrading alleen nog plaatsvind met gecoate tankauto's met een verbeterde vulslang.

Daarnaast kan overwogen worden of het met de geldende geluidsruimte een mogelijkheid is om venstertijden voor de bevoorrading in te stellen. Dit is in casu echter niet van toegevoegde waarde, gezien de permanente aanwezigheid van personen op het recreatiepark.


Alternatieven voor dit bestemmingsplan

Het betreft een conserverend bestemmingsplan. Er wordt in dit plan derhalve niet gekeken naar alternatieven.

In ruimtelijk opzicht is de berekening vrij conservatief uitgevoerd, nu de weg verhoogd is aangelegd en in die zin een barrière vormt tussen het LPG tankstation en het aan de overzijde van de weg gepositioneerde recreatiegebied binnen het plangebied.

Bestrijdbaarheid / beheersbaarheid en zelfredzaamheid

Voor dit onderdeel wordt verwezen naar het opgenomen advies van de VNOG in Bijlage 1 Externe veiligheid.

Binnen en Buiten Zwembad Elshofweg 6

Voor het zwembad aan de Elshofweg 6 geldt dat dit onderdeel uitmaakt van het recreatiepark. Ten behoeve van zowel het binnen- als buitenzwembad was in het verleden een opslag van chloorbleekloog aanwezig. Bij navraag bij de inrichting blijkt dat momenteel met zout elektrolyt wordt gewerkt als chloorproducent, en dat er geen chlooropslag meer aanwezig is binnen het bedrijf voor zowel het binnen- als het buitenzwembad.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0021.png"

Propaan opslagen

Voor zowel de propaanopslag aan de Marhulzenpad 3 en de Zwolseweg 17 geldt dat deze te ver van het plangebied zijn verwijderd om het invloedsgebied over het plangebied te laten vallen.

Transport gevaarlijke stoffen over wegen

Zoals bij inrichtingen het Bevi voorwaarden stelt aan de omgang met externe veiligheid, zo zijn bij vervoer van gevaarlijke stoffen deze voorwaarden opgenomen in het besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT).

In de plantoelichting moet worden ingegaan op de volgende onderdelen:

  • de aanwezige en de op grond van het besluit te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute die het groepsrisico mede veroorzaken;
  • het groepsrisico op het tijdstip waarop het besluit wordt vastgesteld en de bijdrage van de in dat besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico, vergeleken met de lijn die de kans weergeeft op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-4 per jaar en de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-6 per jaar;
  • de maatregelen ter beperking van het groepsrisico;
  • andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico en de voor- en nadelen daarvan;
  • de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval;
  • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen voor zover dat plan of die vergunning betrekking heeft op nog niet aanwezige kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

Met een beperkte motivering van het groepsrisico vanwege de N18 kan worden volstaan als uit de berekening van de hoogte van het groepsrisico blijkt dat:

  • het groepsrisico niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde of
  • de toename van het groepsrisico minder is dan 10% voor zover de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet wordt overschreden.

Een beperkte motivering van het groepsrisico moet volgens het Bevt de volgende onderdelen bevatten:

  • de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval;
  • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen voor zover dat plan of die vergunning betrekking heeft op nog niet aanwezige kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

Met het programma RBMII is in dit geval een kwantitatieve risicoberekening transport uitgevoerd.

Aanwezige en te verwachten dichtheid van personen

In figuur 8 is weergegeven welke personen zijn meegenomen in de groepsrisicoberekening weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0022.png"

Figuur 8 Personendichtheden

Zoals uit figuur 8 blijkt gaat het om redelijk grote personenaantallen binnen de 10-8 contour van de weg. Het betreft een conserverend bestemmingsplan. Er verandert dus niets aan de personendichtheid in de nieuwe situatie.

Hoogte van het groepsrisico


Met behulp van het programma RBMII is een berekening gemaakt van de hoogte van het groepsrisico. In de rapportage van de OmgevingsDienst Achterhoek zijn de resultaten van deze berekening opgenomen. Zie Bijlage 1 Externe veiligheid bij de toelichting.

De oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt niet overschreden.

Doordat er sprake is van een conserverend bestemmingsplan en de verplaatsing van de centrale voorziening en mogelijke uitbreiding met 30 appartementen buiten de 10-8 contour ligt verandert er niets aan de hoogte van het groepsrisico. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarden om met een beperkte verantwoording van het groepsrisico te volstaan.

De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen voor zover dat plan of die vergunning betrekking heeft op nog niet aanwezige kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

Voor dit onderdeel wordt verwezen naar het hierna opgenomen advies van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland.

Advies VNOG


De VNOG heeft desgevraagd advies uitgebracht over dit bestemmingsplan in relatie tot externe veiligheid. Het advies is als volgt samen te vatten:

  • Advies over Bevi

Het voorgenomen bestemmingsplan past binnen de normen van de Bevi.

  • Advies over de algemene veiligheid

Het recreatiepark Marveld is vanaf de N18 via de Oude Winterswijkseweg te bereiken. Voor de bereikbaarheid van hulpverleningsdiensten maar ook voor afvoer van bezoekers van het recreatiepark is het van belang dat bij een calamiteit een tweede ontvluchtingsweg aanwezig is. In de huidige situatie is er een 2e ontvluchtingsweg (tevens calamiteitenroute voor de hulpverleningsdiensten) aanwezig die via de Marhulzenweg op de N18 aangesloten is. In 2013 is het Tracébesluit Varsseveld-Enschede door de minister ondertekend. Een gevolg van dit besluit is dat de huidige aansluiting op de N18 komt te vervallen. De VNOG adviseert om in de nieuwe situatie ook een aansluiting te (laten) realiseren die qua locatie in de nabijheid van de huidige aansluiting op de N18 komt te liggen.

Voorts is het advies om in overleg met de brandweer een adequate opstelplaats voor blusvoertuigen bij de Groenlose Slinge te realiseren.

Om escalatie van een incident waarbij mogelijk een BLEVE kan ontstaan te voorkomen, is het advies om de bevoorrading van het nabij gelegen LPG tankstation te laten gebeuren door gecoate tankwagens, waarbij gebruik gemaakt wordt van de verbeterde vulslang. Een en ander kan in de voorschriften van de milieuvergunning opgenomen worden.


Zoals de VNOG noemt is er op dit moment reeds een 2e ontvluchtingsweg aanwezig, tevens calamiteiteningang voor de hulpverleningsdiensten. In het kader van dit bestemmingsplan, dat een actualisatieplan betreft voor een bestaande recreatie-inrichting, volstaat de bestaande voorziening. De opmerking voor de toekomst is een terecht aandachtspunt, maar gaat buiten dit bestemmingsplan om. Wij zullen hier aandacht voor vragen bij de ondernemer en Rijkswaterstaat. Een optie zou kunnen zijn het plaatsen van calamiteitenhekken aan beide zijden van de toekomstige N18 ter hoogte van de ontsluiting aan de Marhulzenweg.
De brandweer heeft bij oefeningen voor groot watertransport de brug bij de Marhulzenweg als opstelplaats. Daar is ook een extra grote toegangspoort naar het park.

De situatie rondom het LPG-tankstation voldoet op dit moment aan alle wet- en regelgeving. Wel zullen wij separaat een nadere afweging maken over de voorgestelde aanscherping van de milieuvoorschriften voor het nabij gelegen LPG-tankstation.


Transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Op 1-1-2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Dit besluit omvat de nieuwe regelgeving op het gebied van buisleidingen, waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In plaats van de bebouwings- en toetsingsafstanden waar in de oude circulaires van werd uitgegaan, dienen nu de belemmeringenstrook (5 m), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico (1%-letaliteitsgrens) in acht te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.

In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen hogedruk aardgasleidingen welke een invloedsgebied over het plangebied hebben.

Wijzigingsbevoegdheid en gedeeltelijke verplaatsing centrale voorzieningen

De 30 nieuwe recreatiewoningen zijn in kader van externe veiligheid een kwetsbaar object. De wijzigingsbevoegdheid ligt buiten het plaatsgebonden en groepsrisicocontour (150 m) van het dichtstbijzijnde LPG tankstation. Het wijzigingsgebied ligt wel in het invloedsgebied van het groepsrisico van het zwembad van de inrichting Marveld. Dit zwembad behoort echter tot de inrichting. De wijzigingsbevoegdheid valt buiten de 10-8 contour van de weg en zal derhalve geen noemenswaardige invloed hebben op de hoogte van het groepsrisico. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de wijzigingsbevoegdheid en de verplaatsing.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de wijzigingsbevoegdheid en de verplaatsing. Het betreft een conserverend bestemmingsplan. Er verandert dus niets aan de personendichtheid in de nieuwe situatie.

4.9 Flora en fauna

De natuurwaarden worden op twee wijzen beschermd: middels de soortenbescherming (Flora- en faunawet) en middels de gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet 1998).
Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Volgens de Flora- en faunawet is het verboden om beschermde planten te verwijderen of te beschadigen, beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen of opzettelijk te verontrusten en voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen te beschadigen.
Voor de uitvoering van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet worden onderzocht welke natuurwaarden aanwezig zijn en of verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet zullen worden overtreden.
Er hoeft hiervoor geen flora- en faunaonderzoek te worden verricht, aangezien in het bestemmingsplan geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen via directe bouwmogelijkheid worden opgenomen.
De beschermde gebieden bestaan uit het Gelders Natuur Netwerk (GNN), de Natura 2000-gebieden (de Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden) en beschermde Natuurmonumenten, voorheen de Staatsnatuurmonumenten en beschermde Natuurmonumenten.

In de omgeving van het plangebied zijn geen gebieden aangewezen als Natura 2000-gebied. Ten noorden van het plangebied ligt de Slinge, deze is aangewezen als Ecologische Verbindingszone.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0023.png"

Omgevingsverordening Gelderland t.a.v. natuur en landschap

Aangezien binnen het plangebied vrijwel geen ontwikkelingen plaatsvinden, leidt het bestemmingsplan niet tot extra overlast voor de flora en fauna in de bovengenoemde gebieden.

Het geldende bouwvlak t.b.v. de centrale voorzieningen is gewijzigd, dit betreft alleen vormverandering van het geldende bouwvlak. Hierdoor vindt geen uitbreiding van de centrale voorzieningen plaats. De verplaatsing van het bouwvlak heeft aan de noordkant plaatsgevonden midden op het terrein van Marveld. De vormverandering heeft geen gevolgen van de Flora en Fauna in de verder af gelegen natuurgebieden.

De uitbreiding van de centrale voorzieningen grenst aan de bestaande centrale voorzieningen en wordt nu al intensief gebruikt, vanwege de daar aanwezige chalets.

Wijzigingsbevoegdheid

Indien de wijzigingsbevoegdheid wordt uitgevoerd dient een flora en fauna onderzoek uitgevoerd te worden. Tevens dient in het plan rekening gehouden te worden met de ligging van de GO en de daarbij behorende kernkwaliteiten. Omdat het terrein momenteel al in gebruik is voor stacaravans/chalets, lijkt dit op voorhand goed inpasbaar. Derhalve vormt het aspect flora en fauna geen onoverkomelijke belemmering voor het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid in het voorliggende bestemmingsplan.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • Het bestemmingsplan biedt geen rechtstreekse ontwikkelingsmogelijkheden, waardoor ecologisch onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 niet aan de orde is.
  • De geldende bestemmingen 'Natuur en Water' en 'Groenvoorziening' vanuit de geldende plannen worden ter plekke van het Gelders Natuur Netwerk (GNN) opgenomen met de bestemming 'Natuur'. De overige delen van het plangebied die vallen binnen de GO/GNN zijn voorzien van de aanduiding 'Groene ontwikkelingszone'. De groenbestemmingen vanuit de geldende plannen worden opgenomen met een bestemming 'Groen'.
  • In de wijzigingsvoorwaarden wordt opgenomen dat bij het uitvoeren van de wijzigingsbevoegdheid er een flora en fauna onderzoek uitgevoerd dient te worden.

4.10 Verkeer en parkeren

Het plangebied wordt voor het bungalow en kampeerpark Marveld ontsloten via de Elshofweg. Het terrein voor Tennis en Pitch en Putt complex De Blankenborgh wordt ontsloten via de Oude Winterswijkseweg. De Elshofweg en de Oude Winterswijkseweg zijn goed begaanbare openbare wegen. Voor de brandweer is aan de noordkant van het bungalow en kampeerpark aan de Marhulzenweg een extra toegangsweg aanwezig. Binnen het plangebied is voldoende parkeergelegenheid aanwezig voor de te verwachten bezoekers.

Alle gangbare technische infrastructuur is aanwezig in de omgeving, inclusief riolering. Aangezien het voorliggend bestemmingsplan conserverend van aard is, vormt het aspect verkeer en parkeren geen belemmering.

Wijzigingsbevoegdheid

Zoals aangeven in paragraaf 4.7 Luchtkwaliteit dient bij het uitwerken van de wijzigingsbevoegdheid voor het realiseren van 30 recreatiewoningen, per recreatiewoning minimaal 2 parkeerplekken te worden gerealiseerd. Deze parkeerplekken zijn inclusief het bezoekersparkeren. De huidige verkeersinfrastructuur is voldoende voor de nog te realiseren recreatiewoningen.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • Het bestaande parkeerterrein op het bungalow en kampeerpark Marveld wordt opgenomen binnen het bestemmingsplan met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.
  • De toegangsweg en het parkeerterrein voor Tennis en Pitch en Putt complex De Blankenborgh wordt opgenomen met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.
  • Binnen de bestemmingsomschrijving van de verschillende overige bestemmingen zal het aspect verkeer en parkeren mogelijk gemaakt worden.
  • In de wijzigingsbevoegdheid van de 30 recreatiewoningen wordt opgenomen dat per recreatiewoningen minimaal 2 parkeerplekken aanwezig moeten zijn.

4.11 Laagvliegroute, kabels en leidingen

Bovenlokale, hoofdtransportleidingen zijn planologische relevant. Er zijn binnen het plangebied geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig.

Binnen het plangebied ligt een deel van een militaire laagvliegroute. Op deze route mag door militaire vliegtuigen worden gevlogen op een hoogte van minimaal 75 m. Op grond van het gestelde in artikel 2.6.10 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, gelden onder de route beperkingen voor de bouw van obstakels (zoals telecommunicatiemasten, windturbines en dergelijke). Bouwwerken met een hoogte van meer dan 40 m zijn niet toelaatbaar onder de laagvliegroute. De zone waarvoor de beperking geldt, is weergegeven op onderstaande afbeelding. Omdat het bestemmingsplan geen mogelijkheden biedt voor bouwwerken tot 40 m hoogte, is dit niet verwerkt in de regels van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0024.png"

Afbeelding laagvliegroute

Rioolpersleiding
De rioolpersleiding is voorzien van een passende dubbelbestemming, te weten 'Leiding - Riool'. Deze dubbelbestemming is opgenomen als bufferzone van 5 m aan weerzijden vanaf de hartleiding. Het is niet toegestaan om bouwwerken te bouwen op deze gronden, met uitzondering van gebouwtjes met een maximaal bebouwde oppervlakte van 100 m² ten behoeve van het leidingbeheer. Door middel van een afwijking via een omgevingsvergunning is het mogelijk om van dit verbod af te wijken en bouwwerken te realiseren uit onderliggende bestemmingen. Daarbij wordt als voorwaarde gesteld dat de leidingbeheerder wordt gehoord.

Daarnaast het stelsel van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en/of van werkzaamheden met verbodsbepalingen van toepassing om de leiding te beschermen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0025.jpg"

Ligging van de Rioolleiding met de daarbijbehorende bufferzone ter bescherming

Wijzigingsbevoegdheid

Met de wijzigingsbevoegdheid worden geen bouwwerken mogelijk gemaakt hoger dan 40 m. Hierdoor vormt dit aspect geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • Omdat het bestemmingsplan geen mogelijkheden biedt voor bouwwerken tot 40 m hoogte, wordt de laagvliegroute niet in het bestemmingsplan verwerkt.
  • Voor de Rioolpersleiding wordt de bufferzone als een dubbelbestemming 'Leiding - Riool' opgenomen.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

Algemeen
Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Daarnaast dient het bestemmingsplan te voldoen aan de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012). Deze ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het bestemmingsplan Buitengebied Oost Gelre. Zo zijn in deze ministeriële regeling hoofdgroepen van bestemmingen opgenomen en worden er standaard regels voor de begrippen en de wijze van meten gegeven.
Met inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) per 1 oktober 2010 is een aantal vergunningen, zoals de bouwvergunning, sloopvergunning en aanlegvergunning, alsmede de flexibiliteitsbepalingen uit de Wro opgegaan in de omgevingsvergunning. Het bestemmingsplan wordt opgesteld op basis van de Wabo.
Het gemeentelijk handboek wordt toegepast. Waar nodig wordt de regeling enigszins aangepast, in geval van bijzonderheden in dit plangebied. Gekozen wordt voor gedetailleerde bestemming. De bestaande situatie en de geldende bestemmingsplannen zijn daar het uitgangspunt. Rekening wordt gehouden met de dynamiek in het plangebied en ruimte voor 'reguliere' uitbreidingen en veranderingen. Hiermee wordt voorkomen dat er onnodige procedures voor verlening van omgevingsvergunning moeten worden gevoerd. Daarnaast biedt het bestemmingsplan een actueel handvat om ongewenste ontwikkelingen te weren en handhavend op te treden als dat nodig is. Anderzijds dient het bestemmingsplan voor derden zekerheid te geven over inrichting en gebruik.

5.1 Plansystematiek

Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt.
Op de verbeelding worden tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.


Regels
Begripsomschrijvingen
Het opnemen van begripsbepalingen wordt beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert. Begrippen die zijn voorgeschreven in de SVBP2012 worden ook conform de SVBP2012 overgenomen. Tevens wordt een aantal begrippen op basis van de Wabo opgenomen. Voor recreatieve begrippen wordt grotendeels aangesloten bij respectievelijk het bestemmingsplan buitengebied 2011 en het kampeerbeleid.


Wijze van meten
Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken, is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven, bij het toepassen van de wijze van meten. Dit betreft het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met bijvoorbeeld luifels, ventilatiekanalen, schoorstenen en kroonlijsten. In de SVBP2012 zijn standaarden beschreven waaraan deze regels moeten voldoen. Indien van toepassing, worden deze één op één overgenomen.


Bestemmingsregeling
Per bestemming zijn, voor zover noodzakelijk, de volgende onderdelen onderscheiden:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijking van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijking van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden;
  • wijzigingsregels.


Bestemmingsomschrijving
De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien deze de basis vormt voor de overige regels die opgenomen zijn binnen die bestemming.


Bouwregels
In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het is mogelijk dat bestaande, legale gebouwen afwijken. Onder bestaand wordt verstaan de ‘bestaande situatie’ zoals deze is vastgelegd op basis van de veldinventarisatiegegevens, alsmede de gemeentelijke bouw- en milieudossiers, de luchtfoto’s, de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG), zoals deze bij de gemeente bekend waren ten tijde van de inwerkingtreding van het Bestemmingsplan Buitengebied.


Specifieke gebruiksregels
In sommige bestemmingen is het noodzakelijk om het gebruik zoals toegelaten in de bestemmingsomschrijvingen nader te specificeren. Ter nadere toelichting is in sommige bestemmingen aangegeven welke gebruiksvormen in ieder geval vallen onder strijdig gebruik zoals bedoeld in artikel 2.1 Wabo.


Afwijken van de bouw- of gebruiksregels
Afwijkingen bij een omgevingsvergunning worden gebruikt om een bestemmingsplan flexibel te maken. Er is bijvoorbeeld een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om af te kunnen wijken van de opgenomen maatvoeringen, met een maximum van 10%.


Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
Op grond van de Wro is het mogelijk om ter bescherming van de functies in bestemmingsplan, een omgevingsvergunningstelsel op te nemen waarmee bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden omgevingsvergunningplichtig worden. In het bestemmingsplan geldt bijvoorbeeld voor de gronden met de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' een omgevingsvergunningplicht.


Bestemmingen
In het plan worden de volgende bestemmingen onderscheiden: 'Groen', 'Natuur', 'Recreatie - Centrale voorzieningen', 'Recreatie - Chalets', 'Recreatie - Hotel', 'Recreatie - Kampeerterrein', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', 'Sport - Centrale voorzieningen', 'Sport - Pitch en Putt', 'Sport - Tennisbaan', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Water', 'Leiding - Riool', 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2', en 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3'.


Deze bestemmingen worden gekozen op basis van de te onderscheiden hoofdfunctie die aan de betrokken gronden kan worden toegekend. Dat wil niet zeggen dat binnen deze bestemmingen geen specifieke en/of afwijkende functies voorkomen. Voor zover daarvan sprake is, zijn aparte aanduidingen opgenomen om specifiek voorkomende functies binnen de hoofdbestemming te benoemen.


De bestaande en nieuwe centrale voorzieningen en bedrijfswoning(en) worden in een bouwvlak vervat, waarbij tevens indien van toepassing, de maximaal toelaatbare goot- en/of bouwhoogten zijn weergegeven. Er is ook een bebouwingspercentage van toepassing. Bij het toekennen van de bouwmogelijkheden is steeds ook naar de bestaande rechten (uit de tot op heden geldende bestemmingsplannen) gekeken.

5.2 Beschrijving van de bestemmingen

Bestemming 'Groen'

De randen van het plangebied kennen momenteel de bestemming 'Groen'. Deze bestemming wordt ook in onderhavig bestemmingsplan gehandhaafd. De zone tussen het recreatieterrein en de Pitch & Putt-terrein krijgt eveneens de bestemming 'Groen'.

Bestemming 'Natuur'
Aan de randen van het plangebied, langs de Slinge, is sprake van een ecologische verbindingszone, nu Gelders Natuurnetwerk (GNN). In dat kader is een aantal percelen bestemd als 'Natuur'. Dit betreft de zone rond de recreatiewoningen langs de Slinge. De natuurbestemming is bedoeld voor het behoud van de natuurlijke en landschappelijke waarden. Er zijn geen gebouwen toegestaan, maar wel bouwwerken geen gebouwen zijnde en verhardingen. Als er negatieve effecten op de kernkwaliteiten van het gebied ontstaan of er oppervlakte verdwijnt door ingrepen, dan dient dat te worden gecompenseerd. Daar waar sprake is van een Groene Ontwikkelingszone (GO, eveneens langs de Slinge), is deze voorzien van een aanduiding 'Overige zone - groene ontwikkelingszone'.

Bestemming 'Recreatie - Centrale voorzieningen'

Binnen de bestemming 'Recreatie - Centrale voorzieningen' liggen de centrale voorzieningen. De centrale voorzieningen zoals receptie, kantoor, supermarkt, zwembaden, douchegebouw, tennisbanen, speeltuin, solarium, sauna/fitness/hairstyling, snackbar, restaurant, recreatiezalen (waaronder discotheek), bowlingbaan, wasserette, zalencentrum, en een bedrijfswoning, zijn, met uitzondering van de buitenglijbaan ten behoeve van het zwembad, voorzien van een bouwvlak met bijbehorende maatvoering. Het maximale oppervlak is gebonden aan een percentage, conform het geldende bestemmingsplan. De twee bedrijfswoningen zijn voorzien van de aanduiding ‘bedrijfswoning’. De bedrijfswoningen zijn namelijk niet op alle locaties wenselijk, waardoor ze plaatsvast worden gemaakt door middel van een aanduiding.

Voor de gronden die zijn aangeduid met 'specifieke vorm van recreatie - beheersvoorziening' geldt dat, naast de mogelijkheid voor een bedrijfswoning inclusief de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' uitsluitend voorzieningen ten behoeve van beheer zijn toegestaan. Op deze gronden zijn centrale voorzieningen dus niet toegestaan, met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van beheer.

Bestemming 'Recreatie - Chalets'

Deze bestemming geldt voor het deel van het terrein dat in gebruik is voor chalets en stacaravans.

Het aantal chalets/stacaravans wordt vastgelegd. Het betreft het huidige aantal chalets. Kampeermiddelen zijn binnen deze bestemming ook toegelaten. Het aantal kampeermiddelen is niet gereguleerd.

In de vigerende bestemmingsplannen zit een restcapaciteit wat betreft aantallen recreatiewoningen. Om deze reden is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het realiseren van ongeveer 30 recreatiewoningen ten koste van bestaande chalets. In de algemene wijzigingsbevoegdheden is hiertoe een regeling opgenomen onder voorwaarden. Deze is hieronder beschreven onder het kopje Algemene wijzigingsregels.

Uiteraard is de permanente bewoning van bouwwerken en gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatie niet toegestaan en is bedrijfsmatige exploitatie verplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0026.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPMEO1400-VA02_0027.png"

Afbeelding: Referentiebeeld Chalets, bron www.marveld.nl/

De volgende definities en afmetingen worden gehanteerd in het bestemmingsplan:

Reguliere kampeermiddelen   tenten, tentwagens, toercaravans en kampeerauto's of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf;  
Chalet/stacaravan   Een gebouw, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, niet zijnde een kampeermiddel, dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, en inclusief bijbehorende bouwwerken, geen grotere oppervlakte heeft dan 55 m².

Afmetingen:
- oppervlakte maximaal 55 m²
- maximale goot- hoogte 2,50 meter
- maximale nokhoogte 4,00 meter. (Pm stacaravans hadden een maximale hoogte van 3,5 m)
- maximaal één bouwlaag.
- al dan niet inpandige bijgebouwen, binnen de maximale oppervlakte van 55 m² van het chalet.

NB stacaravans en chalets worden niet meer apart onderscheiden. Stacaravans en chalets gaan steeds meer op elkaar lijken. Stacaravans worden onder het begrip Chalets geschaard en zijn dus tevens toegelaten binnen de bestemming Recreatie - Chalets. Stacaravans zijn kampeermiddelen in de vorm van een caravan of een soortgelijk onderkomen op wielen. De chalets liggen midden op het terrein en zijn van de buitenzijde niet zichtbaar. Ook op het terrein zelf is een groene indeling in 'kamers' gemaakt.  
Bedrijfsmatige exploitatie   Het door middel van een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon beheren of exploiteren van recreatiewoningen, waarbij voor recreatiewoningen geldt dat daar permanent wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden.  

Er is gebleken dat een aantal (zijnde 2) chalets een grotere maat hebben dan de toegestane maat van 55 m². Deze chalets zijn aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - te grote chalets'. Ter plaatse van deze aanduiding is gebruik van de chalets als verblijfsrecreatieve voorziening met een grotere omvang dan 55 m² toegestaan. De bestaande omvang is tijdelijk toegelaten, tot 31 december 2022. Onder bestaand wordt verstaan de ‘bestaande situatie’ zoals deze is vastgelegd op basis van de veldinventarisatiegegevens, alsmede de gemeentelijke bouw- en milieudossiers, de luchtfoto’s, de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG), zoals de gemeente deze bekend waren ten tijde van de inwerkingtreding van het Bestemmingsplan Marveld e.o.. Het gebruik van het deel van de chalet met een grotere omvang dan 55 m² zal uiterlijk 31 december 2022 moeten worden beëindigd. Op basis van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid kan de aanduiding worden verwijderd. Deze termijn is gerelateerd aan de afschrijvingstermijn van de te grote chalets.

Bestemming 'Recreatie - Hotel'

Voor het hotel wordt de bestemming 'Recreatie - Hotel' opgenomen. Binnen deze bestemming wordt de planologisch-juridische regeling opgenomen die het hotel met spa mogelijk maakt zoals dat middels de omgevingsvergunning verleend is.

Bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein'

Het deel van het terrein dat in gebruik is voor het kamperen, heeft de bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein' gekregen. Het aantal kampeermiddelen wordt niet vastgelegd. Er zijn gebouwen mogelijk ten behoeve van beheers-, douche- en toiletgebouwen. De maatvoering voor de gebouwen en bouwwerken is gebaseerd op de geldende planologische situatie.

Uiteraard is de permanente bewoning van bouwwerken en gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatie niet toegestaan en is bedrijfsmatige exploitatie verplicht.

De volgende definities worden gehanteerd in het bestemmingsplan:

Reguliere kampeermiddelen   tenten, tentwagens, toercaravans en kampeerauto's of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf;  
Bedrijfsmatige exploitatie   Het door middel van een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon beheren of exploiteren van recreatiewoningen, waarbij voor recreatiewoningen geldt dat daar permanent wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden.  

Stacaravans vallen niet onder de kampeermiddelen.

Bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'

De recreatiewoningen zijn bestemd als Recreatie-Verblijfsrecreatie. Het bestaande aantal recreatiewoningen wordt vastgelegd. De hooimijtrecreatiewoningen vallen ook onder de recreatiewoningen.

In de vigerende bestemmingsplannen zit een restcapaciteit wat betreft aantallen recreatiewoningen. Om deze reden is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het realiseren van recreatiewoningen ten koste van bestaande chalets. Deze is hieronder beschreven onder het kopje Algemene wijzigingsregels.

Uiteraard is de permanente bewoning van bouwwerken en gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatie niet toegestaan en is bedrijfsmatige exploitatie verplicht.

De maatvoering voor de gebouwen en bouwwerken is gebaseerd op de geldende planologische situatie.

De volgende definities en afmetingen worden gehanteerd in het bestemmingsplan:

Recreatiewoningen   een recreatiewoning is elk recreatief verblijf, zijnde een permanent gebouw, geen chalet of kampeermiddel zijnde, inclusief bijbehorende bouwwerken. In de bouwregels is opgenomen dat recreatiewoningen een oppervlakte hebben van maximaal 75 m² en een maximale inhoud van 300 m³;
Hierbij wordt aangesloten bij het provinciale beleid. Er kan ontheffing worden verleend, indien wordt aangetoond dat er vanuit de toeristische markt aantoonbaar behoefte bestaat aan het realiseren van recreatiewoningen met grotere maatvoering op de betreffende locatie.

Afmetingen:
- oppervlakte maximaal 75 m²
- inhoud maximaal 300 m³
- maximum bouwhoogte van 7 m.
- bijgebouwen, verbonden dan wel vrijstaand maximum bouwhoogte 4,5 m.
- bijgebouwen binnen de maximale oppervlakte van 75 m² van de recreatiewoning.
Enkele recreatiewoningen hebben een grotere maat dan 75 m² in de huidige situatie. Deze grotere maat wordt aangeduid op de verbeelding.  
Bedrijfsmatige expoitatie   Het door middel van een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon beheren of exploiteren van recreatiewoningen, waarbij voor recreatiewoningen geldt dat daar permanent wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden.  

Bestemmingsplan 'Sport - Centrale voorzieningen'

De centrale voorzieningen van het Tennis en Pitch en Putt complex De Blankenborgh Groenlo hebben de bestemming 'Sport - Centrale voorzieningen' gekregen. De inhoudelijke regeling wordt overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Het gaat om de kantine, kleedkamers en sanitaire voorzieningen. De voorzieningen mogen tevens worden gebruikt ten behoeve van vergaderingen of cursussen. Ook zijn ondergeschikte horecavoorzieningen ten dienste van de sportbeoefening en ten dienste van cursus- of vergaderfaciliteiten toegestaan. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd. Het bouwvlak wordt rondom de bestaande voorzieningen neergelegd. Er geldt een specifieke maatvoering, weergegeven op de verbeelding. De maatvoering is gebaseerd op de geldende planologische situatie.

Bestemming 'Sport -Pitch en Putt'

De bestemmingsomschrijving wordt één op één overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Binnen deze bestemming zijn de voorzieningen ten behoeve van de uitoefening van de pitch & putt-sport, waaronder begrepen golfholes en een driving range. Gebouwen zijn niet toegelaten.

Bijbehorende groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en wegen en paden vallen onder de bestemmingsomschrijving.

Bestemming 'Sport - Tennisbaan'

Voor het tennisterrein wordt de bestemming 'Sport - Tennisbaan' opgenomen, waarbij de beschrijving overgenomen wordt uit het geldende bestemmingsplan. Het betreft de tennisbanen, ballenvangers en lichtmasten. Gebouwen zijn niet toegelaten.

Bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'
De verkeersstructuur wordt voorzien van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Verkeersmaatregelen en eventuele herinrichting kan plaatsvinden binnen de verkeersbestemming. Ook uitbreiding van het fiets- en wandelnetwerk, voor zover bekend, is mogelijk binnen die bestemming, voorzover passend binnen de begrenzing van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Nutsvoorzieningen zijn mogelijk tot een maximum van 15 m². Ook kleinschalig groen en water vallen onder de verkeersbestemming.


Bestemming 'Water'
De watergangen en waterpartijen zijn voorzien van de bestemming 'Water'.
Deze bestemming laat tevens extensieve dagrecreatie en waterberging toe. Gebouwen zijn niet toegestaan. Er mogen bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde gebouwd worden, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, met inachtneming van de keur van het waterschap. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen en de bouwhoogte van een brug bedraagt maximaal 5 m. Daarnaast zijn in alle andere gebieds- en functiebestemmingen de voorzieningen voor water, waterberging en waterinfiltratie geregeld. Op deze wijze zijn alle kleinere watergangen geregeld en is het eenvoudig bij recht voorzieningen te treffen ten gunste van waterberging en –infiltratie.

Bestemming 'Leiding - Riool'
Voor de rioolleiding is een dubbelbestemming opgenomen. Binnen deze bestemming is de zakelijkrechtzone bestemd en gelden specifieke bouwregels en is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden vereist.


Bestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 en 3'
Deze bestemmingen betreffen de te beschermen archeologische waarden. De betrokken gronden zijn op de verbeelding aangegeven. Dit is gebaseerd op de gemeentelijke archeologische beleidskaart.


In het bestemmingsplan komen twee categorieën voor:

Bestemming   Categorie gemeentelijke archeologische beleidskaart en bijbehorend beleid  
Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2   AWV categorie 6 en 8:
Onder voorwaarden bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 100 m²  
Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3   AWV categorie 9 en 10: Onder voorwaarden bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 2500 m²  


Er zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk te laten vervallen of van categorie te veranderen.


Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat bij opeenvolgende bouwaanvragen waarbij een bepaalde oppervlakte aan grond als voorwaarde is geformuleerd, dezelfde grond opnieuw bij de afweging omtrent vergunningverlening wordt betrokken. De anti-dubbeltelbepaling wordt conform het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) overgenomen in het bestemmingsplan.


Algemene bouwregels
In de algemene bouwregels zijn regels opgenomen ten behoeve van overschrijdingen van de bouwgrenzen. Tevens is een vervangende bouwregel opgenomen ten behoeve van bestaande bebouwing die afwijkt van de in de regels en op de verbeelding opgenomen maatvoering.


Algemene gebruiksregels
In het artikel 'Algemene gebruiksregels' is aangegeven welke gebruiksvormen in ieder geval strijdig zijn met het bestemmingsplan. Het verbod om gronden en bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan te gebruiken is geregeld in de Wabo, ex art. 2.1 lid 1 sub c.


Algemene aanduidingsregels
De geluidzone voor de bestaande geluidgezoneerde industrieterreinen hoeft niet te worden opgenomen. Deze is reeds in de vigerende plannen vastgelegd. Nieuwe geluidgevoelige functies worden uitgesloten. De Groene ontwikkelingszone is aangeduid als 'Overige zone - groene ontwikkelingszone'. De gronden gronden zijn tevens bestemd voor versterking van de samenhang tussen inliggende en aangrenzende natuurgebieden alsmede het voorkomen van significante effecten op de kernkwaliteiten. Als er negatieve effecten op de kernkwaliteiten van het gebied ontstaan of er oppervlakte verdwijnt door ingrepen, dan dient dat te worden gecompenseerd.


Algemene afwijkingsregels
In de algemene afwijkingsregels is onder andere geregeld dat nutsvoorzieningen kunnen worden gerealiseerd tot een maximum van 75 m³. Tevens is overschrijding van de hoogten en oppervlakten tot een maximum percentage van 10% mogelijk. Verder is afwijking mogelijk voor zendmasten en onder voorwaarden verschuiving van bijvoorbeeld bouwgrenzen.


Algemene wijzigingsregels

In de algemene wijzigingsregels is de wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het realiseren van recreatiewoningen ten koste van bestaande chalets. In de vigerende bestemmingsplannen zit namelijk een restcapaciteit wat betreft aantallen recreatiewoningen. De wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor de deelgebieden 4, 5, 8 en 10. Momenteel staan in de deelgebieden 4, 8 en 10 in totaal 160 recreatiewoningen. Vanuit het geldende bestemmingsplan waren in deze deelgebieden in totaal 193 recreatiewoningen toegestaan. De wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om ook recreatiewoningen mogelijk te maken in deelgebied 5. Hiervoor dienen dan de bestaande chalets in dit deelgebied verwijderd te worden. In totaal mag het aantal recreatiewoningen na toepassen van de wijzigingsbevoegdheid binnen het wijzigingsgebied niet meer bedragen dan 193 recreatiewoningen.

Aan het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid zijn voorwaarden gekoppeld. Zoals onderzoek in het kader van flora- en fauna/kernkwaliteiten GO, archeologisch onderzoek conform de ter plekke geldende archeologische dubbelbestemming, geen verslechtering van de waterhuishouding en minimaal 2 parkeerplekken per recreatiewoning.

Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
In het bestemmingsplan is het overgangsrecht conform het Bro opgenomen. De peildata voor bouwen en gebruiken zijn gelijkgetrokken en gelegd op de datum waarop het bestemmingsplan in werking treedt.

Slotregel

In de slotregel is aangegeven onder welke benaming de regels kunnen worden aangehaald.


Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan heeft geen financiële consequenties voor de gemeente. Het terrein is in particulier eigendom. In het grootste deel van het bestemmingsplan worden geen ontwikkelingsmogelijkheden gecreëerd. Hierdoor is geen exploitatieplan nodig. Afdeling 6.4 van de Wro is ten aanzien van dit bestemmingsplan niet van toepassing.


Voor de realisatie van circa 30 recreatiewoningen middels de wijzigingsbevoegdheid zijn geen andere kosten gemoeid dan de standaard ruimtelijke procedures, waarvoor leges worden geheven. Planschade wordt niet voorzien voor dit plan, omdat het een consoliderend bestemmingsplan betreft. De wijzigingsbevoegdheid voor de 30 recreatiewoningen past wat betreft aantallen al binnen de vigerende bestemmingsplannen. Ook daarvoor wordt om die reden geen planschade verwacht. De ruimtelijke planvorming past binnen het budget voor ruimtelijke plannen zoals dat in de gemeentelijke begroting is opgenomen. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd.


Bedrijfsmatige exploitatie

Het huidige recreatiepark wordt al jaren geheel bedrijfsmatig geëxploiteerd. De eigenaar heeft aangegeven dit te willen handhaven. In de regels is de eis tot bedrijfsmatige exploitatie overgenomen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is toegezonden aan provincie en waterschap voor een reactie in het kader van wettelijk vooroverleg. Het waterschap heeft gereageerd. De waterparagraaf is op een drietal punten aangevuld conform advies.

Ook de provincie heeft een reactie ingediend. De reactie betrof enerzijds de aanpassing van de toelichting aan de nieuwe Omgevingsvisie en -verordening en anderzijds de regels met betrekking tot de Groene Ontwikkelingszone en de bestemming Natuur. Het gebied met de bestemming Natuur is een relatief smalle rand rondom een deel van het bestaande recreatiepark met recreatiewoningen. De regels zijn overeenkomstig die in het bestemmingsplan Buitengebied.

In de groene ontwikkelingszone is sprake van bestaande rechten voor het recreatiepark. Op basis van de provinciale reactie is een regeling met betrekking tot compensatie van de Groene Ontwikkelingszone opgenomen. Aan de regels aan art 4.3c en 21.2.3 is toegevoegd: De overblijvende negatieve effecten op de kernkwaliteiten van het gebied, de oppervlakte van de groene ontwikkelingszone en de samenhang dienen tevens gelijkwaardig te worden gecompenseerd. Aan de toelichting is daartoe in H5 bij de bestemming Natuur, en de 'Overige zone - groene ontwikkelingszone' toegevoegd: Als er negatieve effecten op de kernkwaliteiten van het gebied ontstaan of er oppervlakte verdwijnt door ingrepen, dan dient dat te worden gecompenseerd.

Het bestemmingsplan is als ontwerp ter inzage gelegd. Gedurende de termijn van inzagelegging is één zienswijze ingediend. Tengevolge van de zienswijze zijn de veiligheidscontouren rondom twee gasdrukmeet- en regelstations opgenomen in het plan. Tevens is de paragraaf externe veiligheid in de toelichting aangepast.