Plan: | Dorpskern Lichtenvoorde, herziening 1, Ontwikkeling sportcomplex Lichtenvoorde |
---|---|
Status: | concept |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1586.BPLIC101-VG01 |
Bij ingrepen waarbij de ondergrond ernstig wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast. Door RAAP is een archeologisch onderzoek (zie bijlage 5) uitgevoerd in de vorm van een bureau- en inventariserend veldonderzoek. Doel van het bureauonderzoek was het verwerven van informatie over bekende en verwachte archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Doel van het veldonderzoek was het toetsen van die gespecificeerde archeologische verwachting en, indien mogelijk, een eerste indruk te geven van de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging van eventueel aangetroffen archeologische resten. Ondanks de bevindingen van het bureauonderzoek (lage tot middelmatige archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de periode Prehistorie t/m Late Middeleeuwen) zijn in plangebied geen archeologische vindplaats(en) uit de periode Prehistorie t/m Late Middeleeuwen aangetroffen. De bodem in het plangebied lijkt ernstig verstoord te zijn tot 50-155 cm -mv. Deze verstoringen zijn hoofdzakelijk veroorzaakt door kabel- en leidingaanleg, aanleg van verharding en het realiseren van de recreatieve functie van het gebied (aanleg sportveld, bouw sporthal). Gezien de scherpe overgang naar de verstoorde bovengrond lijkt het erop dat de bovenlaag in latere tijden (recent) opgebracht moet zijn of er hebben egaliseringwerkzaamheden plaatsgevonden. Mogelijk is de bodem door intensieve bodembewerking (bijv. diepploegen) ernstig verstoord. De natuurlijke ondergrond (C-horizont of moedermateriaal) bestaat uit licht(geel-) grijs, matig tot uiterst siltig zand. Deze natuurlijke, ijzerrijke ondergrond kan geïnterpreteerd worden als een zogenaamde beekafzetting. Op basis van oude kaarten lijkt het gebied lange tijd in gebruik te zijn geweest als akkerland en niet geschikt te zijn geweest voor bewoning in verband met de lage ligging ten opzichte van de relatief hoger liggende omgeving en de waterhuishouding. Op basis van de onderzoeksresultaten en de voorgenomen bodemingrepen in het plangebied kan worden geconcludeerd dat bij de realisering van de plannen vermoedelijk geen archeologische waarden zullen worden verstoord. Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt in het plangebied in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. De geplande ingrepen kunnen voor zover het archeologische waarden betreft, zonder beperkingen worden uitgevoerd. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 van de Wet op de archeologische monumentenzorg 1988 (directe) aanmelding van de betreffende vondsten bij het bevoegd gezag (gemeente Oost Gelre) verplicht. Met betrekking tot de bevindingen van onderhavig onderzoek dient contact opgenomen te worden met het bevoegd gezag, de gemeente Oost Gelre.