Plan: | Herziening woningbouw Kerkstraat 36 Harreveld |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1586.BPHAR902-VG01 |
Aan de Kerkstraat 36 in het centrum van de kern Harreveld bevindt zich de horecalocatie van 'Café de Boer'. Dit betreft een bestaande horecalocatie, met daarop het café en een losstaand zalencomplex. Het voornemen bestaat om de zaalaccommodatie te slopen en het café te behouden. Na deze sloop worden ter plaatse van de zaalaccommodatie 8 woningen (2 rijen van 4) ontwikkeld via Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO).
De afgelopen tijd zijn de gewenste herontwikkelingsmogelijkheden van het plangebied geanalyseerd en uitgewerkt in een stedenbouwkundige visie en schetsverkavelingen.
Concreet voorziet het plan in de sloop van de bestaande bebouwing van het zalencentrum en de nieuwbouw van in totaal 8 grondgebonden woningen. Met dit plan wordt (door middel van CPO) op passende wijze invulling gegeven aan de woningbehoefte in het dorp.
Het voornemen is op basis van het geldende bestemmingsplan "Kern Harreveld 2015" niet mogelijk, omdat de locatie is voorzien van een horecabestemming welke het bouwen van reguliere woningen niet toelaat. Om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken is het noodzakelijk om het bestemmingsplan te herzien.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een adequaat juridisch-planologisch kader voor de voorgenomen ontwikkeling. Hierbij zal worden aangetoond dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met 'een goede ruimtelijke ordening'.
Het plangebied bevindt zich aan de Kerkstraat en wordt omgeven door woonbebouwing en de horecalocatie 'Café de Boer'. Het plangebied bestaat uit het kadastrale perceel welke bekend staat als gemeente Lichtenvoorde, sectie M, nummer 337 (gedeeltelijk). In afbeelding 1.1 is het plangebied ten opzichte van de kern Harreveld en de directe omgeving aangegeven, door middel van de rode ster en de rode belijning. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding.
![]() |
Afbeelding 1.1 Ligging van het plangebied in Harreveld en de directe omgeving (Bron: PDOK) |
Het bestemmingsplan “Herziening woningbouw Kerkstraat 36 Harreveld” bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld met een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten, maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het plangebied is onderdeel van het bestemmingsplan “Kern Harreveld 2015”. Dit bestemmingsplan is op 30 mei 2017 door de raad van de gemeente Oost Gelre vastgesteld.
Het plangebied heeft de bestemming 'Horeca' met bijbehorend bouwvlak en maatvoeringsaanduidingen. Tevens is er een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2'.
In afbeelding 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingplan opgenomen. Het plangebied is indicatief weergegeven met de rode omlijning.
![]() |
Afbeelding 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan “Kern Harreveld 2015” (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl) |
Horeca
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor horecavoorzieningen in de categorieën I en II. Daarnaast zijn de gronden bestemd voor de bestaande bedrijfswoningen.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt dat deze binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd. Er geldt een maximumbebouwingspercentage van 65% en een maximum bouwhoogte van 8 meter.
Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2
De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Op basis van het geldend bestemmingsplan is de voorgenomen woningbouwontwikkeling niet in overeenstemming met de geldende bouw- en gebruiksregels uit de horecabestemming. Een plaatstelijke herziening van het bestemmingsplan is daarom noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het juridisch planologisch kader op basis waarvan de gewenste ontwikkeling mogelijk kan worden gemaakt.
In Hoofdstuk 1 is de aanleiding en doel van dit bestemmingsplan uiteengezet. In Hoofdstuk 2 van de toelichting wordt de bestaande en toekomstige situatie in het plangebied beschreven. De historie en cultuurhistorie komt aan bod. Ook wordt inzicht gegeven in de opbouw van het plangebied met de daarbij behorende functies. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 3 het beleidskader van het Rijk, de provincie Gelderland en de gemeente Oost Gelre uiteen gezet. Hoofdstuk 4 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische opzet waarbij de verbeelding en planregels worden besproken. Tot slot volgt in Hoofdstuk 6 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten van overleg en terinzagelegging.
Het dorp Harreveld is gelegen ten zuid-westen van de kern Lichtenvoorde in de zuid-west hoek van de gemeente Oost Gelre. Het silhouet van het dorp wordt met name bepaald door woningen, een horecabedrijf, de basisschool en de Rooms Katholieke Kerk met de daarbij behorende pastorie. Ook het jongerenhuis draagt bij aan het silhouet.
Woningbouw overheerst het dorp. De meeste woningen zijn vrijstaande of twee-onder-één kap woningen. Verder komen er ook enkele rijtjeswoningen in deze kern voor. Hoogbouw is niet in dit dorp aanwezig. Ook kent men in dit kerkdorp het fenomeen 'Randschappelijk wonen'. Hierdoor zijn de erven Reinas (gelegen aan westzijde van het dorp) en 't Hag aan de Looweg ontstaan. Ten noorden van laatstgenoemd erf zijn de sportvelden van HMC'17 gekomen. Aan de Kerkstraat is bedrijvigheid aanwezig bestaande uit een horeca-onderneming en (kleinschalige) detailhandel.
Autoverkeer
De Kerkstraat is de belangrijkste verkeersader van het dorp. Tezamen met de Looweg en de Lindeboomweg vormt deze weg de directe verbinding met het omliggende gebied. In de Kerkstraat zijn verkeersremmende maatregelen aangebracht. De maximaal toegestane snelheid is 30 km/uur.
Openbaar vervoer
Het dorp heeft matige verbindingen door middel van het openbaar vervoer. Het openbaar vervoer, de bus, heeft haar halte aan de N18. Hierdoor zijn diverse bestemmingen te bereiken.
Fietsers en voetgangers
De afstanden binnen het dorp zijn gering. De inrichting van de wegen is afgestemd op langzaam verkeer zodat men relatief veilig kan fietsen en lopen.
Ruimtelijke structuur
De bebouwing in het dorp heeft overwegend een goede kwaliteit. De meeste bebouwing bestaat uit 2 lagen met een kap. De kapvormen zijn divers en de bebouwing heeft een statige en verfijnde uitstraling. De bebouwing staat voor een groot deel kort op de straat.
In onderstaande luchtfoto is de huidige situatie in en rondom het plangebied in beeld gebracht. In afbeelding 2.2 zijn straatbeelden van de huidige situatie weergegeven.
![]() |
Afbeelding 2.1 Luchtfoto huidige situatie omgeving plangebied (bron: Kadastrale kaart) |
![]() |
Afbeelding 2.2 Straatbeelden huidige situatie (bron: Maps Google) |
Het voornemen bestaat om de bestaande horecalocatie van 'Café de Boer', aan de Kerkstraat 36 in het centrum van de kern Harreveld, gedeeltelijk om te zetten naar een woonbestemming. Op het perceel bevindt zich het café en een losstaand zalencomplex. Het plan is om de zaalaccommodatie te slopen en het café te behouden. Na sloop worden ter plaatse van de zaalaccommodatie 8 woningen ontwikkeld via CPO, in de vorm van hofwoningen. De woningen zijn geschikt voor diverse doelgroepen (starters, gezinnen, senioren etc.). De kenmerken van de te realiseren woningen zijn gasloos en energiezuinig. De beoogde woningen bestaan uit twee bouwlagen met kap.
Ten behoeve van voorliggend plan is een schetsontwerpplan opgesteld. De nieuwe bebouwing kan eenvoudig worden aangesloten op de bestaande omliggende wegenstructuur en middels wegen en fiets- en voetpaden staat deze wegenstructuur in verbinding met omliggende woonstraten. In afbeelding 2.3 is de beoogde stedenbouwkundige verkaveling weergegeven. In afbeelding 2.4 is een stedenbouwkundige impressie opgenomen van de woningen.
Het plan is middels CPO vormgegeven aan de hand van vijf hoofdspeerpunten, namelijk:
De woningen worden middels CPO ontwikkeld, waardoor de ontwikkel- en bouwkosten betaalbaar blijven voor de toekomstige bewoners. De woningen zijn daarnaast voldoende ruim voor de beoogde doelgroep, zoals starters, gezinnen en senioren.
Binnen en langs de randen wordt op diverse plaatsen opgaande beplanting aangelegd om het gewenste groene karakter met bijbehorende ruimtelijke kwaliteit te realiseren.
Conform de bestaande woningen in de directe omgeving krijgen de woningen een massa van één laag met kap. Daarmee gaat dit gebied één geheel vormen met de omgeving. De beperkte hoogte, maar ook een rustige kleurstelling moeten zorgen voor een ingetogen beeld waardoor de toekomstige woningen één zijn met het groen en de omgeving. De woningen zijn gericht op de Kerkstraat en op een gezamenlijke hof die kan worden afgesloten om te zorgen voor een besloten karakter. De levendigheid en het verblijven vindt plaats aan de binnenzijde (hof-zijde).
![]() |
Afbeelding 2.3 Stedenbouwkundige verkaveling (bron: Initiatiefnemer) |
![]() |
Afbeelding 2.4 Stedenbouwkundige impressies (bron: Initiatiefnemer) |
Wat betreft de nieuw te realiseren 8 woningen worden voor het bewonersparkeren in totaal 16 parkeervakken gerealiseerd ten westen (buiten het plangebied gedeeltelijk) en ten zuidoosten (binnen het plangebied) van het plangebied. De verwachting van initiatiefnemer is dat er 2 parkeerplaatsen per woning zijn benodigd en dat dit aansluit op de behoefte van de doelgroep van de woningen.
In voorliggend geval wordt gebruik gemaakt van de parkeerplaatsen aan de westzijde van het plangebied. Opgemerkt wordt dat deze parkeerplaatsen tevens worden gebruikt door bezoekers van café de Boer, waardoor er sprake is van dubbelgebruik. In afbeelding 2.3 zijn de parkeermogelijkheden in kaart gebracht.
In uitzonderlijke gevallen, wanneer de parkeerplaatsen op de naastgelegen parkeervoorzieningen onvoldoende toereikend zijn, bestaat de mogelijkheid om uit te wijken naar overige parkeerplaatsen in de buurt.
Wat betreft het aspect 'parkeren' wordt bij deze ontwikkeling maatwerk toegepast, gezien het parkeren aan de westzijde van het plangebied binnen de horecabestemming (voorzien van een 'verkeer'aanduiding) gaat plaatsvinden. Het algemene uitgangspunt voor parkeren bij de woningen is namelijk parkeren op eigen terrein. Daarnaast zouden er normaliter parkeerplaatsen beschikbaar moeten zijn voor het overblijvende café de Boer, welke de horecabestemming behoudt.
Gezien de locatie van het plangebebied en wanneer gekeken wordt naar de huidige planologisch druk van de bestaande functies (café + zalencentrum), dan kan er in de huidige situatie reeds niet voldaan worden aan de geldende parkeernorm. Door sloop van het zalencentrum neemt de (fictieve) planologische druk op het openbaar gebied daarmee af. De conclusie is hiermee dat het aspect parkeren geen belemmering vormt voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.
Voor het gebied geldt een groot aantal juridische kaders en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat. Op internationaal niveau zijn diverse regelingen van kracht die de duurzame instandhouding van habitats en soorten tot doel hebben. De meest verplichtende regelingen van de Europese unie zijn de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Op nationaal en provinciaal niveau zijn eveneens een groot aantal juridische kaders en beleidskaders van toepassing op het plangebied.
De "Vogelrichtlijn" (79/409/EG) uit 1979 heeft tot doel: de bescherming en het beheer van alle op het grondgebied van de Europese Unie in het wild levende vogels en hun habitats. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de instandhouding van al deze vogelsoorten en in het bijzonder de trekvogels en zijn verplicht om de verschillende natuurlijke habitats die het leefmilieu van de wilde vogels vormen, in stand te houden. Op grond van deze richtlijn worden gebieden aangewezen als Speciale Beschermingszone. Deze gebieden maken deel uit van het Europese initiatief om een ecologisch netwerk van natuurgebieden duurzaam te beschermen (Natura 2000). Daarnaast stelt de richtlijn nadere regels voor de bescherming, het beheer en de regulering van vogelsoorten.
De rechtsgevolgen die voortvloeien uit de Vogelrichtlijn betreffen, naast het aanwijzen van de Speciale Beschermingszones, ook de verplichting om passende maatregelen te nemen om de kwaliteit van de leefgebieden van de vogelsoorten niet te laten verslechteren. Verder mogen er geen storende invloeden optreden in gebieden die negatieve gevolgen hebben voor het voortbestaan van de vogelsoorten, die door de Vogelrichtlijn beschermd worden. Nieuwe plannen of projecten in en in de nabijheid van Speciale Beschermingszones worden volgens de richtlijn getoetst.
Het plangebied en de directe omgeving zijn niet aangewezen als Speciale Beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn.
De in 1992 vastgestelde "Habitatrichtlijn" is het voornaamste stuk wetgeving van de Europese Gemeenschap ter bevordering van de biologische verscheidenheid. Deze richtlijn houdt de verplichting in voor deelstaten om de habitats en soorten, die voor de Europese Unie van belang zijn, in stand te houden. Iedere lidstaat moet op zijn grondgebied de gebieden die voor het behoud van de onder de richtlijn vallende habitats en soorten het belangrijkst zijn, identificeren en vervolgens aanwijzen als Speciale Beschermingszones.
Het plangebied en de directe omgeving zijn niet aangewezen als Speciale Beschermingszone in het kader van de Habitatrichtlijn.
Het "Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed", kortweg het Verdrag van Malta, is op 16 januari 1992 te Valletta tot stand gekomen. Uitgangspunt van het verdrag is het archeologisch erfgoed waar mogelijk te behouden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang, beter nog het cultuurhistorisch belang, vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Het verdrag is geratificeerd door de Eerste en Tweede Kamer. Invoering van het verdrag heeft gevolgen voor het huidige archeologisch bestel. Het moet nog (beter) in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd worden. Alle overheden hebben zorgplicht voor archeologische waarden gekregen, dus ook de gemeenten. In de ruimtelijke ordening wordt aan veel aspecten aandacht geschonken en worden tal van belangen tegen elkaar afgewogen. Voor veel zaken wordt de afweging gestuurd door wet- en regelgeving. Het verdrag van Malta heeft tot gevolg dat dit ook voor de archeologie het geval is. Door het verdrag heeft (ook) de gemeente de inspanningsverplichting de archeologische waarden te beschermen.
In paragraaf 4.1 wordt nader ingegaan op de archeologische waarden binnen het plangebied
De Kaderrichtlijn water (KRW) is een Europese richtlijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De KRW is sinds december 2000 van kracht en maakt het mogelijk om waterverontreiniging van oppervlaktewater en grondwater internationaal aan te pakken. De kaderrichtlijn is geen vrijblijvende richtlijn, ze vormt een Europese verplichting, waar de waterbeheerder (Rijk, waterschappen, provincies en gemeenten) niet omheen kan. De belangrijkste uitgangspunten van de KRW zijn:
Via de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water is de KRW vertaald in de Nederlandse wetgeving. De Kaderrichtlijn water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen. Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.
In paragraaf 4.3 wordt nader ingegaan op de waterhuishouding binnen het plangebied.
Nederland staat voor grote uitdagingen die van invloed zijn op onze fysieke leefomgeving. Complexe opgaven zoals verstedelijking, verduurzaming en klimaatadaptatie zijn nauw met elkaar verweven. Dat vraagt een nieuwe, integrale manier van werken waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zorgt voor een gezamenlijke aanpak die leidt tot een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Dit is nodig om onze doelen te halen en is een zaak van overheid en samenleving.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten.
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
In voorliggend geval betreft een project waarbij geen nationale belangen in het geding zijn en er is geen sprake van enige belemmering met betrekking tot de prioriteiten zoals verwoord in de NOVI. Bij het uitwerken van het plan zijn de kenmerken en identiteit van het gebied centraal gesteld. Geconcludeerd wordt dat de NOVI geen belemmering vormt voor de in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkeling.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.
In het Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:
Bij het beschrijven van de behoefte dient te worden uitgegaan van het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).
Wat betreft de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' wordt opgemerkt dat deze van toepassing is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen (3.1.6 Bro).
Ten aanzien van de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt opgemerkt dat het al dan niet toenemen van het ruimtebeslag een belangrijk criterium is voor het aanmerken van een ontwikkeling als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Indien er wel sprake is van een (geringe) toename van bouwmogelijkheden, dan is doorgaans sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Met betrekking tot het realiseren van woningen is onder meer de uitspraak ABRvS 16 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2921 van toepassing. Uit deze uitspraken blijkt dat het realiseren van 11 woningen niet wordt gezien als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. In dit geval worden er niet meer dan 11 woningen toegevoegd.
Geconcludeerd kan worden dat een verdere toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking niet noodzakelijk is.
Tevens is er sprake van een concrete en actuele behoefte aan deze 8 woningen. Op 15 oktober 2019 heeft de gemeenteraad van Oost Gelre de 'Woonvisie Kleine kernen' vastgesteld met als titel: 'Ruimtelijke verkenning wonen kleine kernen Oost Gelre'. In deze woonvisie is een duidelijke opgave opgenomen: 'passende woonruimte voor iedereen in de kleine kernen'.
Er is een behoorlijke actuele behoefte aan nieuwe woningen. De huidige plancapaciteit is niet voldoende om te voorzien in de behoefte. De ruimtelijke opgave voor de kleine kernen is samengevat om per kern op korte termijn ongeveer 15 woningen toevoegen (0-2 jaar) naast de bestaande plannen. Het exacte getal is niet leidend, maar geeft een richting voor de opgave, de kwaliteit van plannen en de actuele behoefte is leidend.
Bij het zoeken van locaties wordt rekening gehouden met de bandbreedte, behoefte en wijzigingen in het aantal vestigers, actuele behoefte blijft daarbij gemonitord om daarop kunnen anticiperen bij lokale ontwikkelingen. Bij nieuwe ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met het kwalitatief beeld, waarbij expliciet wordt ingezet op de betaalbaarheid voor koopwoningen tot 200.000,- euro. Dit kan ook doorstroming op de markt creëren.
Geconcludeerd kan worden dat dit plan concreet ziet op behoefte-invulling. De woningen worden middels CPO ontwikkeld, waardoor de ontwikkel- en bouwkosten betaalbaar blijven voor de toekomstige bewoners. De woningen zijn daarnaast voldoende ruim voor de beoogde doelgroep, zoals starters, gezinnen en senioren.
Geconcludeerd kan worden dat het relevante ruimtelijke ordeningsbeleid op rijksniveau de ontwikkeling niet in de weg staat.
Geconcludeerd wordt dat voorliggende ontwikkeling voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking en dat er een concrete en actuele behoefte is.
Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.
Het provinciaal beleid behelst een doorvertaling van rijksbeleid en is verwoord in tal van plannen. De belangrijkste plannen betreffen de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en de Omgevingsverordening Gelderland.
In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. In de Omgevingsvisie worden twee provinciale hoofddoelen onderscheiden:
Deze hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, waarbij per ambitie de aanpak op hoofdlijnen is beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's en samenwerking met partners. Daarmee is de Omgevingsvisie een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt; geen plan met exacte antwoorden. Ofwel: 'de Omgevingsvisie gaat over het speelveld en de spelregels, niet over de uitkomst van het spel'. In voorliggend geval is met name het beleid ten aanzien van het woon- en leefomgeving van belang.
Om Gelderland voor mensen en bedrijven aantrekkelijk te houden, is de kwaliteit van de leefomgeving van groot belang. Bovendien draagt een goede kwaliteit van de leefomgeving bij aan gezondheid. Goed bereikbare voorzieningen, aansprekende evenementen, unieke cultuurhistorie, inspirerende culturele voorzieningen, een mooie natuur; het is allemaal van belang. Ook goed wonen hoort daarbij. Gelderland heeft op woongebied een bijzondere positie met uiteenlopende woonkwaliteiten, zowel stedelijke als landelijke. De Gelderse streken hebben ieder hun eigen aard, waar mensen zich thuis en verbonden met elkaar voelen. In de groeiende Gelderse steden komen veel activiteiten samen. Tegelijkertijd wordt er geïnvesteerd in een vitaal platteland, juist als daar krimp plaatsvindt. Om het landschap open, groen en het voorzieningenniveau op peil te houden en leegstand te voorkomen, is bouwen binnen bestaand verstedelijkt gebied het vertrekpunt. De voorkeur wordt gegeven aan het benutten van bestaande gebouwen en het concentreren van bebouwing. Pas als er geen andere goede mogelijkheden zijn, wordt er uitgebreid aan de randen van de steden of dorpen.
Het plan voorziet in de realisatie van 8 woningen middels CPO op een inbreidingslocatie in het dorpscentrum van Harreveld. Het plan sluit hiermee zowel kwantitatief als kwalitatief aan bij de woningbehoefte in in het dorp. De ontwikkeling vormt geen belemmering voor overige functies in de omgeving. Het plan voorziet (gezien het middels CPO wordt ontwikkeld) in een concrete behoefte naar nieuwe woningen, welke geschikt zijn voor meerdere doelgroepen. De nieuwe woningen passen zowel vanuit stedenbouwkundig als functioneel oogpunt goed in de omgeving. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar Hoofdstuk 2. Verder is er vanuit het provinciale programma Steengoed Benutten reeds subsidie toegekend voor de uitvoering van het project. Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland.
Met een omgevingsverordening stelt de provincie regels aan ruimtelijke plannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen.
De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen.
In voorliggend geval is uitsluitend artikel 2.2 (instructieregel bestemmingsplan doorwerking regionale woonagenda) van de omgevingsverordening van toepassing.
Artikel 2.2 (instructieregel bestemmingsplan doorwerking regionale woonagenda)
In de verordening wordt aangegeven dat een ontwikkeling dient te passen binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda. Kortheidshalve wordt verwezen naar paragrafen 3.4.5 en 3.2.2 waar het voornemen is getoetst aan de Woonvisie Oost Gelre en Ladder voor duurzame verstedelijking. Hier wordt geconcludeerd dat het voornemen in overeenstemming is met artikel 2.2 van de Omgevingsverordening Gelderland.
Het gemeentelijk beleid is een doorvertaling van rijks-, provinciaal en regionaal beleid en is verwoord in tal van plannen. In deze paragraaf wordt ingegaan op de voor de ontwikkeling relevante beleidsstukken.
Als gevolg van enkele rampen en incidenten, zoals de vuurwerkramp in Enschede, is externe veiligheid een belangrijk thema geworden. Deze rampen en incidenten hebben ertoe geleid dat de Rijksoverheid diverse maatregelen heeft genomen om acht te krijgen op de risicobronnen in Nederland en het optimaliseren van de risicobeheersing rondom de risicobronnen. Maatschappelijk gezien hebben deze rampen eveneens een belangrijke bijdrage geleverd aan de bewustwording van het leven met veiligheidsrisico's. Helder is dat de huidige maatschappij nu eenmaal veiligheidsrisico's met zich meebrengt, maar dat er wel grenzen aan deze risico's gesteld moeten worden.
Met de beleidsvisie externe veiligheid geeft de gemeente allereerst haar visie op de beheersing van veiligheidsrisico's binnen de gemeente. Het gaat dan om risico's als gevolg van de opslag, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarmee geeft de gemeente Oost Gelre eveneens haar ambitieniveau aan. Op basis van deze visie wordt een nadere invulling gegeven aan de beleidsvrijheid op het gebied van externe veiligheid. Zo wordt aangegeven hoe de gemeente omgaat met (de verantwoording van) het groepsrisico en de richtwaarde bij het plaatsgebonden risico bij (beperkt) kwetsbare objecten.
Daarnaast wordt aangegeven welke maatregelen genomen moeten worden om de geformuleerde ambities te realiseren en welke instrumenten daarvoor kunnen worden ingezet. De maatregelen worden uitgewerkt in andere gemeentelijke documenten (bestemmingsplannen / streekplannen, milieuvergunningen en rampenbestrijdingsplannen). In die zin bestrijkt de beleidsvisie zowel de beheersing van risico's als de bestrijding van een ramp wanneer die zich voordoet.
In paragraaf 4.8 wordt nader ingegaan op de externe veiligheidsrisico in relatie tot de woningbouwontwikkeling.
Met het welstandsbeleid wordt richting gegeven aan gebouwen en het landschap in de gemeente Oost Gelre. Wat is belangrijk om te behouden of te beschermen en op welke plekken kunnen de burgers meer vrijheid van handelen krijgen. Deze keuze vormt de politieke component van het welstandsbeleid. De gemeenteraad heeft aangegeven meer "vrijheid" te willen en meer te willen "inspireren".
Het beleid is gericht op deregulering: voor minder bouwaanvragen een welstandstoets gebaseerd op minder en duidelijkere regels. Op de vraag hoe eventueel welstandstoezicht zou moeten plaatsvinden, wordt hier al een voorlopig antwoord geformuleerd: niet door te omschrijven hoe het gebouw moet worden, maar door aan te geven waarop de beoordeling van het ontwerp gebaseerd moet worden. Het welstandsbeleid biedt concreet gereedschappen (handvatten) voor burgers, ondernemers en gemeente om samen aan de slag te gaan met nieuwe ruimtelijke initiatieven.
Aan het welstandsbeleid is een Inspiratiedocument gekoppeld. Dit document vormt een belangrijke basis voor het welstandsbeleid. In dit document zijn de kernkwaliteiten voor Oost Gelre beschreven. Deze kernkwaliteiten en kansen voor de kernen bieden aanknopingspunten ter inspiratie voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Bij de verdere uitwerking van het plan zullen de beeldkwaliteitscriteria zoals geldend in Harreveld in acht worden genomen. Opgemerkt wordt dat het schetsplan in het voorjaar van 2021 op hoofdlijnen reeds positief is beoordeeld door de welstandscommissie.
Geluid is een belangrijke bron van hinder en zelfs een mogelijk gevaar voor de volksgezondheid. Naar schatting een miljoen mensen in Nederland ondervinden ernstige hinder van geluid. Belangrijke bronnen zijn wegverkeer en in minder mate railverkeer en industrielawaai. Ook buren zijn belangrijke veroorzakers van geluidhinder. Het is daarom belangrijk om in het gemeentelijke geluidbeleid hinder ten gevolge van geluid te reduceren. Stilte (het ontbreken van hinderlijk geluid) is een belangrijke kernkwaliteit van de Achterhoek. Deze kwaliteit is het waard om beschermd te worden.
Daarnaast is het een belangrijke gemeentelijke taak om ruimte te bieden aan (geluidproducerende) bedrijvigheid en verkeer. Een goede balans daartussen is de uitdaging van dit beleidsstuk.
Op 11 februari 2020 heeft de gemeenteraad het nieuwe 'Geluidbeleid Oost Gelre' vastgesteld. Met dit beleid worden de uitgangspunten en de normen van het Activiteitenbesluit als basis genomen voor het bepalen van de geluidsnormen. Uitzondering hierop zijn agrarische bedrijven.
Het Activiteitenbesluit kent wat betreft geluidnormering maar twee gebiedstypes (bedrijventerrein en al het overige) met twee bedrijfstypes (agrarisch en tankstations) als uitzondering. Dit staat in schril contrast met het 'oude' geluidbeleid van Oost Gelre waarin negen verschillende gebiedstypes en vele (streef-, grens- en plafond) waarden werden aangeduid. Het Activiteitenbesluit is nu voor het overgrote deel van de bedrijven van toepassing.
Het Rijk en de provincies leggen hun verkeer- en vervoersbeleid vast in een beleidsplan. Gemeenten zijn vrij in de manier waarop zij hun beleid vastleggen. Het is wel een verplichting om aan te geven hoe het verkeer- en vervoersbeleid in de gemeente wordt vormgegeven. Hiervoor heeft de gemeente Oost Gelre, in navolging van het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoer Plan 2011-2015 (GVVP), het "Integraal verkeersprogramma Oost Gelre 2014-2024" vastgesteld.
Het uitvoeringsprogramma (hoofdstuk 6) heeft betrekking op de periode 2014-2018 en wordt geactualiseerd. Waar voorheen het GVVP zich vrijwel uitsluitend beperkte tot een aantal maatregelen die slechts betrekking hadden op de verkeersproblematiek, is nu gekozen voor een opzet die de oplossing van verkeers- en vervoersproblemen in een breder kader plaatst.
De hernieuwde insteek voorziet in een integrale benadering van het verkeer in een landschappelijke en ruimtelijke omgeving. Verkeer is vaak een afgeleide van ruimtelijke ontwikkelingen. Vanuit deze integrale benadering zijn er ambities, aandachtspunten en beleidsprincipes in beeld gebracht. Dit leidt tot een concreet uitvoeringsprogramma om de komende jaren aan te werken. In het uitvoeringsprogramma (hoofdstuk 6) is ruimte geboden voor het inbrengen van (lokale) aandachtspunten door burgers/belangengroepen. Deze zijn geïnventariseerd en vervolgens opgenomen in het uitvoeringsprogramma.
In voorliggend geval zijn de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling van belang. In paragraaf 4.10 wordt hier nader op ingegaan.
De gemeenten in de Achterhoek hebben gezamenlijk een visie voor het woonbeleid vastgesteld om in te spelen op de veranderde behoefte. In het najaar van 2019 is de Regionale Woonagenda op onderdelen aangepast. Daarmee wordt vooruit gelopen op de nieuwe Regionale Woonagenda. Het beleidskader is in lijn met de Koers Ruimte voor goed wonen van de provincie en met het provinciale coalitieakkoord. Een aantal passages zijn niet meer van toepassing, zoals:
Diverse onderzoeken laten zien dat er kwalitatieve tekorten en overschotten zijn tussen vraag en aanbod van woningen in de regio Achterhoek. Daarnaast blijkt uit de nieuwste Primosprognose dat het aantal huishoudens in de regio Achterhoek tot 2030 blijft groeien. Er zijn daardoor op regioniveau extra woningen nodig bovenop de bestaande woningbouwafspraken die vastliggen in de Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025.
De gemeente Oost Gelre heeft een eigen woonvisie vastgesteld voor de periode 2016-2025. Deze is door de gemeenteraad vastgesteld op 20 september 2016. De woonvisie Oost Gelre is een kernachtige en toegankelijke visie. De visie is vormgegeven op basis van een drietal thema's: kwantiteit & kwaliteit, beschikbaarheid & betaalbaarheid en wonen met zorg en welzijn. Bij ieder thema is aangegeven wat wordt gezien als ontwikkelingen, wat er bereikt moet worden en wat hiervoor moet worden gedaan.
Woningbouwbehoefte Oost Gelre (2019)
Uit nieuwe bevolkingsprognoses blijkt dat de komende jaren extra woningen moeten worden toegevoegd. Op basis van het onderzoek “Woningbouwbehoefte Oost Gelre” is er een behoefte van 560 woningen (2018-2025) met daarbij een bandbreedte tussen de 460 woningen en 660 woningen. Aan de hand van het besluit van de gemeenteraad van 17 september 2019 wordt dit als nieuwe uitgangspunt genomen voor lokaal beleid en de woningbehoefte voor Oost Gelre.
Monitoring Woningbouw (2021)
In dat besluit is besloten dat de woningbehoefte kan worden bijgeteld op basis van nieuwe gegevens over de demografische ontwikkeling en/of de woningmarkt. Er is besloten om elk jaar een bijstelling te doen in een vaste cyclus. Op basis van monitoring kan worden bepaald of er een noodzaak is om het beleid bij te stellen. Met de notitie 'Monitoring Woningbouw' is het huidig beleid geactualiseerd. De monitoring is op 16 februari 2021 vastgesteld door het college, waarin de behoefte voor de periode 2018-2025 is bijgesteld van 560 naar 660 woningen. In de praktijk komt het voor dat plannen uiteindelijk niet doorgaan of niet ontwikkeld worden. Om in de toekomst sneller in te kunnen spelen op de woningmarkt, stuurt men de plancapaciteit op 130% van de behoefte. Daarom is weer extra ruimte voor woningbouw.
Naast de bestaande projecten die al in de planning zitten was het gewenst om meer woningen te realiseren. Zo heeft de raad ingestemd met de Menukaart Wonen voor Lichtenvoorde en Groenlo, en de Ruimtelijke Verkenning Wonen Kleine Kernen. Voor de kleinen kennen hebben we met de ruimtelijke verkenning zones aangeduid voor mogelijke woningbouwlocaties. In de visie staat een strategie per kern. Daar is gemeente samen met de dorpsbelangenorganisaties en initiatiefnemers mee aan de slag gegaan.
Het initiatief is getoetst aan de visie zoals die gehanteerd wordt bij initiatieven voor de kleine kernen en voldoet hieraan.
Kwantitatieve behoefte
Elk jaar wordt de planningslijst voor de woningbouwprogrammering in Oost Gelre doorgenomen en doorgestuurd naar de provincie Gelderland. In de planningslijst zijn alle (voorziene) bouwplannen in Oost Gelre opgenomen. De totale plancapaciteit per 1 januari 2021 is 317 woningen. Dit zijn alle plekken in de gemeente waar nog gebouwd kan gaan worden en waar er nog wensen zijn voor nieuwbouw. In de kleine kernen ligt nog een bouwopgave. Het plan aan de Kerkstraat betreft de toevoeging van 8 woningen.
Kwalitatieve behoefte
Starters die een woning willen kopen, krijgen het steeds moeilijker. Zonder eigen geld of ondersteuning is kopen voor veel starters niet meer mogelijk. Bouwkosten staan onder druk als gevolg van de kwaliteitseisen en duurzaamheidsmaatregelen. Nieuwbouwen voor starters wordt steeds lastiger. Flexibele woonvormen bieden uitkomst om op korte termijn te voorzien in de urgente vraag naar betaalbare woningen.
Het voorliggende plan voorziet in maximaal 8 woningen binnen het plangebied. Het plan draagt hiermee wezenlijk bij de kwalitatieve behoefte van Harreveld. Tevens past het goed binnen de kwalitatieve behoefte.
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. De gemeente Oost Gelre heeft een archeologische beleidsadvieskaart. Op deze kaart is aangegeven welke gebieden archeologisch waardevol zijn en welke gebieden de verwachting hebben archeologisch waardevol te zijn. Het beleid dient direct door te werken in het bestemmingsplan. Bescherming (behoud/conservering) van gebieden met archeologische (verwachtings)waarden is uitgangspunt bij de zorg voor het archeologische erfgoed in het plangebied.
Afhankelijk van de verstoring moeten de gebieden eerst nader worden onderzocht, voordat hier bebouwing of grondbewerking (=verstoring) plaatsvindt. Tijdens het onderzoek gevonden archeologische resten, moeten zo mogelijk onaangetast in de grond bewaard blijven of anders op verantwoorde wijze worden opgegraven. De kosten hiervan komen voor degene die de grond wil verstoren. Met behulp van een dubbelbestemming wordt voornoemde bescherming van archeologische waarden dan wel archeologische verwachtingswaarden in het bestemmingsplan geregeld.
Zoals in paragraaf 1.4 reeds beschreven heeft het plangebied in het geldende bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2'. Het betreft een doorvertaling van de archeologische beleidskaart van gemeente Oost Gelre.
Hamaland Advies heeft ten behoeve van de ontwikkeling een bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek uitgevoerd binnen het plangebied. Hieronder worden de resultaten van het bureauonderzoek en booronderzoek weergegeven. De volledige rapportage is opgenomen in Bijlage 1. Aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen sloop (incl. funderingen) van het zalencentrum waarna dit deel van de locatie zal worden herontwikkeld voor woningbouw. Op basis van de schetsplannen kan voorlopig uitgegaan worden van een indicatieve omvang van ca. 350 m² voor de bouwputten van de acht woningen. Hiervan vallen ca. 155-160 m² buiten de contour van de te slopen bebouwing. De ontgravingsdiepte zal naar verwachting ca. 1,0 m -mv bedragen. Het plangebied heeft een omvang van ca. 1.140 m², het te slopen zalengebouw heeft een oppervlakte van ca. 565 m².
Volgens het vigerende bestemmingsplan Kern Harreveld 2015 geldt voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologische verwachtingswaarde 2'. Archeologisch vooronderzoek is hier verplicht bij bodemingrepen met een omvang van meer dan 100 m2 en een verstoringsdiepte van meer dan 0,3 m -mv. De toekomstige sloop- en bouwplannen zullen naar verwachting beide vrijstellingsgrenzen overschrijden. Vanwege de verwachte overschrijding van de vrijstellingsgrenzen heeft Hamaland Advies een KNA-conform bureauonderzoek uitgevoerd dat is aangevuld met een veldonderzoek (verkennende fase).
Bureauonderzoek
Het bureauonderzoek heeft laten zien dat het plangebied zich in het pleistocene dekzandlandschap van het Oostnederlands Plateau bevindt (Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden). Geomorfologisch is (na extrapolatie) waarschijnlijk sprake van dekzandwelvingen en/of een dekzandrug, beide met een vrij vlak, laaggelegen reliëf (steilste hellingen) en een lokaal maximaal hoogteverschil van 0,5-1,5 m met op de hogere delen soms een oud-bouwlanddek, bodemkundig is sprake van een hoge zwarte enkeerdgrond van lemig fijn zand. Het plangebied is nog niet eerder archeologisch onderzocht, evenmin zijn in Archis3 vondstmeldingen in het plangebied geregistreerd. Hoewel archeologische resten vanaf het laat-Paleolithicum verwacht kunnen worden zijn deze in het onderzoeksgebied vooralsnog niet aangetoond. De vroegste op dit moment bekende bewoning dateert in de vroege middeleeuwen B.
Op grond van de resultaten van het bureauonderzoek wordt voor het plangebied uitgegaan van een lage tot middelhoge verwachting op archeologische resten uit de periode laat-Paleolithicum tot en met de Romeinse tijd en een hoge verwachting op resten van nederzettingen en landgebruik vanaf de vroege middeleeuwen tot en met de recente tijd. Volgens de resultaten van het cartografische onderzoek is het plangebied (vanaf) in ieder geval de 19e eeuw tot en met het begin van de 20e eeuw agrarisch gebruikt. Agrarische werkzaamheden kunnen een bodemverstoring tot in de C-horizont hebben veroorzaakt. Vanaf de jaren '20 van de 20e eeuw is het plangebied bebouwd. Over de oudste bebouwing zijn geen verdere gegevens beschikbaar. Voor de meest recente bebouwing is volgens informatie van de opdrachtgever een vlakdekkende bouwput uitgegraven. Hierdoor zal de bodem ter plaatse van het nu te slopen zaalgebouw tot ca. 0,8 à 1,0 m -mv verstoord zijn. Afhankelijk van de dikte van het esdek in het plangebied moet ervan worden uitgegaan dat de verstoring door de meest recente bebouwing tot in de (top van de) C-horizont reikt. Dit is ook aannemelijk, omdat funderingen doorgaans op het dekzand worden gerealiseerd. Buiten de bestaande bebouwing zal het naar verwachting een beschermend effect hebben gehad op eventuele archeologische resten ter plaatse. Dit zal door middel van bodemonderzoek moeten worden aangetoond.
Booronderzoek
Er zijn tijdens het uitgevoerde verkennend booronderzoek geen intacte bodems aangetroffen in het plangebied. In het plangebied is in alle boringen sprake van een ophoogpakket met subrecent geroerde lagen met een bijmenging aan gebroken puin. Ter plaatse van boring 3A, 3B en 3C zijn de boringen vastgelopen in de puinlaag een diepte van respectievelijk 40 cm-mv..De natuurlijke ondergrond is aangetroffen op minimaal 70 cm-mv (boring 1) en 95 cm-mv (boring 2) tot maximaal 145 cm-mv (boring 4) en 170 cm-mv (boring 5) en bestaat uit fijn sterk siltig dekzand van de Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden. Alle laagovergangen zijn scherp. De diepe bodemverstoring is waarschijnlijk ontstaan bij de sloop van de voormalige boerderij en de bouw van het zalencomplex.
Selectieadvies
Vanwege de grote mate van bodemverstoring waarbij de oorspronkelijke bodemopbouw en de eerdlaag verloren zijn gegaan, is de kans dat met de voorgenomen bodemingrepen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen verloren gaan gering. Daarom adviseert Hamaland om geen vervolgonderzoek te laten uitvoeren en het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling.
De gemeente Oost Gelre heeft de Omgevingsdienst Achterhoek gevraagt bovenstaande onderzoek te beoordelen. Deze geeft aan dat het onderzoek met bijbehorende rapportage voldoet aan de hiervoor geldende richtlijn uit de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 4.1). Het onderzoek voldoet ook aan het archeologiebeleid van de gemeente Oost Gelre. Er zijn verder geen opmerkingen op de rapportage.
Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden meegewogen bij het vaststellen van ruimtelijke ingrepen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.
Tot de overige cultuurhistorische waarden worden gerekend:
Het voorliggend bestemmingsplan tast de cultuurhistorische waarden niet aan en levert een kwalitatieve bijdrage aan het historische karakter van de Kerkstraat. Ook zijn binnen het plangebied geen monumenten aanwezig.
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Het plangebied wordt vrijgegeven ten aanzien archeologische verwachtingen.
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er daardoor gezondheidsrisico's of ecologische risico's zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Op 1 juli 2012 zijn in Oost Gelre de Nota Bodembeheer en Bodemkwaliteitskaart in werking getreden. De Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart zijn bedoeld om de omgang met grond goed te regelen. Op basis van de Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart is het in veel gevallen mogelijk om het hergebruik van grond als bodem zonder extra keuringen toe te staan. Grondverzet op basis van Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart is mogelijk binnen de volgende gemeenten: Aalten, Bronckhorst, Berkelland, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk. De Nota Bodembeheer met bodemkwaliteitskaart vormt de basis van duurzaam bodembeheer binnen de regio Achterhoek.
Door Rouwmaat Groep is een verkennend bodemonderzoek en nader bodemonderzoek in het plangebied verricht. Hieronder worden de onderzoeksresultaten puntsgewijs weergeven. De volledige rapportage is opgenomen in Bijlage 2. Tevens werd op deze locatie een K-waarde onderzoek t.b.v. waterinfiltratie uitgevoerd, minstens twee boringen werden doorgezet tot 5,- m -mv voor inzicht in de laagopbouw.
Uit het uitgevoerde bodemonderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:
De Omgevingsdient Achterhoek heeft het verkennde en nader bodemonderzoek beoordeeld en aangegeven: dat het bodemonderzoek voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen. De bodemkwaliteit is geschikt voor een gebruik als ‘wonen’. Het uitvoeren van nader bodemonderzoek is niet nodig. Aan de vergunning hoeven geen bodemspecifieke voorschriften te worden verbonden.
Het aspect bodem is in het kader van de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan voldoende onderzocht.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het thema watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden-Bergen-Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft het waterschap naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk in het plangebied wordt vastgehouden in de bodem (infiltratie) en in het oppervlaktewater wordt geborgen. Vervolgens wordt, zo nodig, het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd.
Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
In de stroomgebiedsvisie (Provincie Gelderland in nauwe samenwerking met de waterschappen en de Directie Oost-Nederland van Rijkswaterstaat) staan zowel bestaand beleid als suggesties voor nieuw waterbeleid, waarbij de nadruk ligt op de ruimtelijke aspecten van dit waterbeleid.
De stroomgebiedsvisie geeft inzicht in de aard en omvang van de wateropgaven die relevant zijn. Het accent in de wateropgaven voor de Achterhoek en Liemers ligt op het voorkomen van wateroverlast en herstel c.q. bescherming ecologisch waardevolle wateren en natte landnatuur. Ter voorkoming van huidige en toekomstige wateroverlast is in en langs bestaande waterlopen naar oplossingen gezocht (verbreden, verondiepen, hermeanderen). Het beleid gaat uit van:
Specifiek voor het stedelijk gebied is het volgende van belang:
In de bestaande situatie is er ter plaatse van het plangebied een zalencentrum aanwezig en zijn er parkeerplaatsen gesitueerd. Het bouwplan voorziet in de bouw van 8 woningen. In de Kerkstraat is een gemengd rioolstelsel aanwezig.
Door Civicon is een watertoets uitgevoerd, met bijbehorende rapportage, welke is opgenomen in Bijlage 6. Hierin wordt ingegaan op de waterthema's en de bijbehorende waterparagraaf.
Het Waterschap Rijn en IJssel heeft de watertoets en waterparagraaf beoordeelt en geeft aan dat de beschreven watertoets en de resultaten ervan, voldoen aan het beleid van het waterschap, om het water zoveel mogelijk vast te houden. Over de conclusie en aanbevelingen, aan het eind van de toets, wil het Waterschap bij de laatst genoemde zin over de definitieve keuze omtrent het toe te passen hemelwatersysteem en de verdere uitwerking ervan, het volgende adviseren:
Als oplossing voor het infiltreren van hemelwater, wordt genoemd dat het hemelwater zal worden geborgen in de onderbouw van een wandelpad, dat wordt voorzien van een waterbergende fundatie, bijvoorbeeld Aquaflow met 40 % poriënvolume. Dit is een goede oplossing. Mocht dit echter niet lukken, dan wordt alsnog in overleg met de gemeente en waterschap, op een andere wijze voorzien in het infiltreren, bergen en vertraagd afvoeren van 9,4 m3 hemelwater.
Het aspect water vormt op voorhand geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) is bij de wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.
Naast het wettelijk kader van de Wet geluidhinder moet ook een afweging gemaakt worden of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Op 11 februari 2020 heeft de gemeenteraad het nieuwe 'Geluidbeleid Oost Gelre' vastgesteld. Met dit beleid worden de uitgangspunten en de normen van het Activiteitenbesluit als basis genomen voor het bepalen van de geluidsnormen. Uitzondering hierop zijn agrarische bedrijven.
Het Activiteitenbesluit kent wat betreft geluidnormering maar twee gebiedstypes (bedrijventerrein en al het overige) met twee bedrijfstypes (agrarisch en tankstations) als uitzondering. Dit staat in schril contrast met het 'oude' geluidbeleid van Oost Gelre waarin negen verschillende gebiedstypes en vele (streef-, grens- en plafond) waarden werden aangeduid. Het Activiteitenbesluit is nu voor het overgrote deel van de bedrijven van toepassing, zie in deze ook paragraaf 3.4.3.
De geplande woningen worden op basis van de Wgh aangemerkt als een geluidsgevoelige objecten. Hierna wordt achtereenvolgens ingegaan op de aspecten wegverkeer-, railverkeer- en industrielawaai als bedoeld in de Wgh.
Wegverkeerslawaai
In artikel 74 van de Wgh is aangegeven dat wegen aan weerszijden van de weg een wettelijke geluidszone hebben waarvan de grootte is opgenomen in onderstaande tabel.
Wettelijke geluidszones van wegen:
Aantal rijstroken | Stedelijk gebied | Buitenstedelijk gebied |
1 of 2 rijstroken | 200 m | 250 m |
3 of 4 rijstroken | 350 m | 400 m |
5 of meer rijstroken | 350 m | 600 m |
De hiervoor genoemde zones gelden niet voor:
De wegen rondom het plangebied betreffen 30 km/uur wegen waarvoor geen geluidzone geldt. Om te onderzoek of desondanks sprake is van een goede ruimtelijke ordening heeft Adviesburo van der Boom BV een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De volledige onderzoeksrapportage is opgenomen in Bijlage 3. Hieronder worden de onderzoeksresultaten weergegeven.
De woningen liggen niet binnen de geluidzone van een gezoneerde weg. Er hoeft voor de woningen geen hogere waarde te worden aangevraagd. De hoogste geluidbelasting van alle (30 km) wegen samen bedraagt 58 dB zonder aftrek in de hoogst geluidbelaste rekenpunten 1 en 2.
Bij het toetsen of sprake is van een “goede ruimtelijke ordening” is aangesloten bij het toetsingskader van de gemeente Oost Gelre uit haar “Beleidsregel Hogere geluidsgrenswaarden”. Hierin wordt tevens voor 30 km wegen beschreven onder welke voorwaarden wordt voldaan aan het criterium “goede ruimtelijke ordening”. Dat is het geval indien de ten hoogst toelaatbare waarde niet wordt overschreden. De geluidbelasting op de woningen bedraagt ten hoogste 58 dB zonder aftrek, dat is 53 dB na aftrek van 5 dB ex art 110g Wgh. De ten hoogst toelaatbare waarde bedraagt 63 dB na aftrek van 5 dB voor woningen binnen de bebouwde kom. Voor het aspect geluid is derhalve sprake van een “goede ruimtelijke ordening”.
Geluidwerende voorzieningen zijn mogelijk noodzakelijk voor gevels met een geluidbelasting van meer dan 53 dB zonder aftrek. De geluidbelasting op de woningen bedraagt ten hoogste 58 dB zonder aftrek, er zijn dan aanvullende geluidwerende voorzieningen noodzakelijk. De benodigde karakteristieke geluidwering GAk bedraagt 25 dB.
Railverkeerslawaai
In de omgeving van het plan bevindt zich geen spoorweg. Het onderdeel railverkeerslawaai van de Wgh is niet van toepassing.
Industrielawaai
In de omgeving van het plan bevindt zich geen gezoneerd industrieterrein. Het onderdeel industrielawaai van de Wgh is niet van toepassing. In paragraaf 4.7 wordt nader ingegaan op (individuele) milieubelastende functies in de omgeving van het plangebied.
De Omgevingsdienst Achterhoek heeft het akoestische onderzoek beoordeeld en geeft aan:
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling mits de benodigde geluidswerende voorzieningen zoals beschreven in het akoestisch onderzoek worden getroffen.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een herontwikkeling van het plangebied waarbij 8 nieuwe woningen worden gerealiseerd. Een ontwikkeling met een dergelijke omvang is aan te merken als een project welke “niet in betekenende mate bijdraagt” aan luchtverontreiniging.
Uit de jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit blijkt dat er, in de omgeving van het plangebied, langs wegen geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten.
Tot slot wordt geconcludeerd dat de nieuwe woningen niet worden aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Wet natuurbescherming en het Natuur Netwerk Nederland (voorheen EHS). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
In navolgende paragrafen wordt eerst ingegaan op gebiedsbescherming en vervolgens op soortenbescherming.
Natura 2000-gebieden
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.
De locatie ligt niet binnen een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt ten oosten van het plangebied op circa 8,24 kilometer afstand. Dit betreft het Natura 2000-gebied “Korenburgerveen”. In afbeelding 4.1 is de ligging van het plangebied ten opzichte van Natura 2000 weergegeven.
![]() |
Afbeelding 4.1 Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000 (Bron: AERIUS.nl) |
Van directe negatieve effecten (bijv. geluid/verlichting) op Natura 2000-gebied is gelet op de onderlinge afstand geen sprake. Naast directe negatieve effecten dient tevens de mogelijke toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden onderzocht te worden. Er is daarom door Natuurbank Overijssel een stikstofdepositieberekening gemaakt met behulp van de AERIUS Calculator 2020. Hierbij is gekeken naar de aanleg- en gebruiksfase uitgaande van een worstcase scenario met maximaal 8 woningen. De volledige rapportage is opgenomen in Bijlage 4. Hieronder worden de conclusies weergegeven.
Uit de berekeningen is naar voren gekomen dat zowel in de aanleg- als gebruiksfase geen sprake is van rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. Er is daarmee geen sprake van een stikstofdepositie met significant negatief effect op Natura 2000-gebieden. Het project is in het kader van de Wet natuurbescherming, ten aanzien van de effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, niet vergunningsplichtig.
Gelders Natuurnetwerk
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voormalig EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN.
De provincie Gelderland streeft naar het veiligstellen van de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse natuur. Hiertoe zet de provincie in op de realisatie van een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. Dit wil de provincie bereiken door de bestaande natuur in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) te beschermen en de samenhang te versterken door het uitbreiden van natuurgebieden in het GNN en het aanleggen van verbindingszones in de Groene Ontwikkelingszone (GO). Dit vindt plaats in de Omgevingsverordening Gelderland. De GNN en GO kent formeel geen externe werking.
De locatie ligt niet binnen het concreet begrensde GNN. Het dichtstbijzijnde natuur die onderdeel uitmaakt van het GNN ligt op ruime afstand buiten de kern Harreveld. De ligging ten opzichte van het NNN wordt in afbeelding 4.2 weergegeven.
![]() |
Afbeelding 4.2 Ligging plangebied ten opzichte van het Gelders Natuurnetwerk (Bron: Provincie Gelderland) |
Wat betreft de soortbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.
Omdat binnen het plangebied bebouwing wordt gesloopt is door Natuurbank Overijssel een Quickscan natuurtoets voor het plangebied uitgevoerd. Hieronder worden de onderzoeksresultaten weergegeven. De volledige rapportage is opgenomen in Bijlage 5.
Quickscan natuurtoets
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten of tot functioneel leefgebied van beschermde dieren.
Als gevolg van de voorgenomen activiteiten wordt geen beschermd dier verstoord of gedood en wordt geen rust- of voortplantingsplaats van een beschermd dier verstoord, beschadigd of vernield. Uitvoering van de voorgenomen activiteiten is niet strijdig met wet- en regelgeving voor beschermde soorten.
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. Hoewel deze richtafstanden indicatief zijn, volgt uit jurisprudentie dat deze afstanden als harde eis gezien worden door de Raad van State bij de beoordeling of woningen op een passende afstand van bedrijven worden gesitueerd.
Volgens de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” dient eerst te worden beoordeeld of in de omgeving sprake is van een ‘rustige woonwijk’ of een ‘gemengd gebied’.
Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. In de VNG-uitgave wordt het buitengebied veelal gerekend tot het omgevingstype ‘rustige woonwijk’.
Een ‘gemengd gebied’ is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
Het plangebied ligt in een gebied waar naast woonfuncties ook andere functies voorkomen. Het gaat om een café, maatschappelijke voorzieningen en een kerk met een bijbehorende kerkhof/begraafplaats. Daarom wordt in dit geval uitgegaan van het omgevingstype 'gemengd gebied'.
![]() |
Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen. Er wordt bij het realiseren van nieuwe bestemmingen gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen en rol:
Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast of het plan leidt tot hinder of belemmeringen voor de bedrijven in de omgeving.
De functie 'wonen' betreft geen milieubelastende activiteit voor de omgeving. Van enige vorm van aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden is dan ook geenszins sprake. Daarnaast wordt opgemerkt dat middels voorliggend bestemmingsplan gedeeltelijk de huidige horecabestemming wordt verwijderd, waardoor de bijbehorende milieubelastende activiteiten permanent komen te vervallen. Er is daarmee sprake van een verbetering van het woon- en leefklimaat van omwonenden.
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe woningen binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving. Omgekeerd gaat het om de vraag of bestaande functies in de omgeving belemmerd worden in de bedrijfsvoering door de nieuwe milieugevoelige functies.
In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich locaties waar op basis van het huidige juridisch-planologisch regime milieubelastende functies zijn toegestaan. Het gaat om de maatschappelijke bestemming (Kerkstraat 38), een detailhandelsbestemming (Kerkstraat 30) en de horecabestemming (café de Boer, Kerkstraat 36). Voor het overige zijn er met name woonfuncties aan alle zijden van het plangebied.
Maatschappelijke bestemming
Op gronden met de bestemming 'maatschappelijk' zijn op basis van het geldende planologische regime milieubelastende functies toegestaan, waaronder op de Kerkstraat 38 uitsluitend een kerkgebouw ter plaatse van de aanduiding "religie". Op basis van omgevingstype 'gemengd gebied' dient bij een dergelijke toegestane functies een richtafstand van 30 meter te worden aangehouden. In voorliggend geval bedraagt de afstand tussen de dichtstbijzijnde gevel van de nieuw toe te voegen milieugevoelige functies in het plangebied en de bestemmingsvlakken 'maatschappelijk' in alle ten minste 65 meter. Hiermee wordt aan de richtafstand voldaan.
Bestemming 'detailhandel'
Op gronden met de bestemming 'detailhandel' zijn milieubelastende functies toegestaan tot en met maximaal milieucategorie 2. Het gaat hierbij aan de Kerkstraat 30 om een schildersbedrijf met verkoop aan huis. Op basis van omgevingstype 'gemengd gebied' dient bij een dergelijke toegestane functies een richtafstand van 10 meter te worden aangehouden. In voorliggend geval bedraagt de afstand tussen de dichtstbijzijnde mogelijke gevel van een milieugevoelige functie in het plangebied en de bestemmingsvlakken in alle ten minste 35 meter. Hiermee wordt aan de richtafstand voldaan.
Tenslotte wordt opgemerkt dat ten zuiden van het plangebied een parkeerplaats aanwezig is ten behoeve van de winkels. Voor parkeerterreinen geldt een milieucategorie 2 met een grootste richtafstand van 10 meter voor het aspect 'geluid' op basis van het gemengd gebied. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan (circa 50 meter).
Bestemmingen 'horeca'
Op gronden met horecabestemming zijn milieubelastende functies toegestaan tot en met maximaal milieucategorie 2. Op basis van omgevingstype 'gemengd gebied' dient bij een dergelijke toegestane functies een richtafstand van 10 meter te worden aangehouden. In voorliggend geval bedraagt de afstand tussen de dichtstbijzijnde mogelijke gevel van een milieugevoelige functie in het plangebied en de bestemmingsvlakken ongeveer 10 meter.
Daarom is er een akoestisch onderzoek ingesteld naar de geluidbelasting van café de Boer op de te realiseren woningen aan de Kerkstraat 36 te Harreveld, opgenomen in bijlage Bijlage 3. Op de locatie worden 8 woningen gerealiseerd. De bestaande feestzaal op de locatie wordt verwijderd. Het bestaande café met snackbar en terras ligt op 10 meter vanaf de woningen. In het café is een bruin café gevestigd. Het zalencentrum met hoge muziekgeluidniveaus wordt gesloopt. Het muziekgeluidniveau in de horecagelegenheid bedraagt ten hoogste ca. 80 dB(A). De geluidbelasting (langtijdgemiddeld) door muziekgeluid uit het café op de nieuw te bouwen woningen ligt op maximaal 28 dB(A) overdag, in de avond, en in de nacht. De grenswaarden worden daarbij, gecorrigeerd voor muziekgeluid, niet overschreden.
De geluidbelasting (langtijdgemiddeld) door installaties op de nieuw te bouwen woningen ligt op maximaal 34 dB(A) overdag, 41 dB(A) in de avond, en 32 dB(A) in de nacht. De grenswaarden van 50 ,45 en 40 dB(A) worden daarbij niet overschreden.
De geluidbelasting (langtijdgemiddeld) door muziekgeluid en installaties samen op de nieuw te bouwen woningen ligt op maximaal 35 dB(A) overdag, 41 dB(A) in de avond, en 33 dB(A) in de nacht. De voor muziekgeluid gecorrigeerde grenswaarden van 40 ,35 en 30 dB(A) worden daarbij in de avond met 6 dB(A) en in de nacht met 3 dB(A) overschreden. Het geluid van de installaties is daarbij maatgevend in combinatie met de muziekgeluidcorrectie.
De geluidbelasting (langtijdgemiddeld) door stemgeluid op de nieuw te bouwen woningen ligt op maximaal 34 dB(A) overdag en 36 dB(A) in de avond, en voldoet daarmee met marge aan de richtwaarden voor een gemengd gebied. Het terras leidt tot maximale geluidniveaus van hooguit 52 dB(A) overdag en 54 dB in de avond waarmee ruimschoots aan de richtwaarde kan worden voldaan.
Met een afscherming op het platte dak met een hoogte van 3 meter (goothoogte) en een breedte van 2,5 m kan de geluidbelasting met ca. 4 - 5 dB(A) worden teruggebracht. Er resteert dan nog een overschrijding van ca. 1 - 2 dB(A) in de rekenpunten 7 en 9. Deze kan worden opgeheven door de geluidoverdracht via het raam in het zijzaaltje terug te brengen. De meest eenvoudige oplossing daarvoor is het verbeteren van de geluidsisolatie van de deur tussen het zaaltje en het café.
Er is na, het treffen van de geschetste maatregelen, bij de bouw van de woningen geen sprake van belemmering van het horecabedrijf omdat kan worden voldaan aan de eisen uit het Activiteitenbesluit. Er is om dezelfde reden sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, ook indien het geluid van het terras wordt mee beschouwd. Tevens wordt daarmee voldaan aan het gemeentelijk geluidbeleid.
Ter plaatse van de woningen is in het kader van milieuzonering sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Omgekeerd worden omliggende functies ten gevolge van het plan niet belemmerd.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Bij externe veiligheid gaat het onder meer om productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'gevoelige objecten' wordt voldaan aan de wettelijke normen.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 27 oktober 2004 en de hierin opgenomen Regeling externe veiligheid inrichtingen, geeft aan welke activiteiten/bedrijven risicocontouren kennen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Het Bevi heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in bedrijven tot het aanvaarde maximum te beperken. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en effect van een ernstig ongeval vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen. Op vergelijkbare wijze zijn de aanvaardbare risico's, verbonden aan transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en het transport door buisleidingen, vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de daarbij behorende regelingen.
Het doel wordt in Bevi, Bevt en Bevb vertaald naar de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico:
In Bevi, Bevt en Bevb zijn de risiconormen (plaatsgebonden risicoafstanden) wettelijk vastgelegd. Binnen deze afstanden mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht. Beperkt kwetsbare objecten mogen alleen onder zwaarwegende motieven binnen deze risicoafstanden. Er is in Bevi, Bevt en Bevb geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.
De gemeente Oost Gelre heeft in 2008 een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld.
Met de beleidsvisie externe veiligheid geeft de gemeente haar visie op de beheersing van veiligheidsrisico's binnen de gemeente. Het gaat dan om risico's als gevolg van de opslag, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarmee geeft de gemeente Oost Gelre eveneens haar ambitieniveau aan. Op basis van deze visie wordt een nadere invulling gegeven aan de beleidsvrijheid op het gebied van externe veiligheid. Zo wordt aangegeven hoe de gemeente omgaat met (de verantwoording van) het groepsrisico en de richtwaarde bij het plaatsgebonden risico bij (beperkt) kwetsbare objecten. Het externe veiligheidsbeleid is samengevat in onderstaand figuur.
Door de omgevingsdienst Achterhoek is de situatie omtrent externe veiligheid beoordeeld. De omgevingsdient heeft hierbij getoetst aan de volgende wet- en regelgeving:
Er wordt is rekening gehouden met een woningbezetting van 2,4 personen per woning, dat zijn voor 8 woningen 20 mensen welke toegevoegd worden aan deze omgeving. Dit is meer dan 10 personen, zodat er sprake kan zijn van een groepsrisico.
Met behulp van de signaleringskaart externe veiligheid is gekeken naar de risico's in de omgeving van het planinitiatief. De signaleringskaart externe veiligheid is een door de provincie Gelderland in samenwerking met de Gelderse omgevingsdiensten opgestelde verbeterde versie van de risicokaart Nederland.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de signaleringskaart. Het plangebied is weergegeven met de rode pointer in de blauwe cirkel.
![]() |
Afbeelding 4.3 Uitsnede signaliseringskaart externe veiligheid (Bron: Provincie Gelderland) |
Aan de hand van de landelijke risicokaart is een beoordeling uitgevoerd. Uit de inventarisatie blijkt dat de locatie:
Advies van de veiligheidsregio is niet nodig. Het planinitiatief ligt niet binnen een PR-contour of invloedsgebied van een risicobron, het groepsrisico hoeft niet verantwoord te worden. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Bij de realisatie van gevoelige bestemmingen, zoals woningen, is het van belang dat er een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd wordt. Daarom moet rekening worden gehouden met geurcontouren van bijvoorbeeld bestaande veehouderijen, maar ook andere geurproducerende industriële bedrijven. Hiervoor bieden het Activiteitenbesluit en de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) een toetsingskader.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). De geurbelasting wordt berekend en getoetst met het verspreidingsmodel V-Stacks vergunning. Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De Regeling geurhinder en veehouderij is gepubliceerd op 18 december 2006.
De situatie ter plaatse van het plangebied is onderzocht, hierbij is gekeken naar met name het horecabedrijf café de Boer. Direct aangrenzend aan het plangebied bevindt zich dit café. Vanwege de bereiding van etenswaren is sprake van een bepaalde geuremissie. In het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn regels gesteld ter voorkoming van geurhinder. Het bedrijf heeft daarbij de keuze uit de volgende maatregelen:
Daarnaast is een doelmatig vetvangend filter vereist. Verder kan het bevoegd gezag bij onaanvaardbare geurhinder maatwerkvoorschriften stellen met betrekking tot zaken als de situering van het emissiepunt en de uitvoering en het onderhoud van een ontgeuringsinstallatie. Vanuit het Activiteitenbesluit gelden geen afstandseisen.
Zoals blijkt uit paragraaf 4.7 over bedrijven en milieuzonering, is voor gemengde gebieden en functiemengingsgebieden een gecorrigeerde richtafstand. Enerzijds is in gemengd gebied een bepaalde mate van geurhinder door de vermenging van functies meer acceptabel te achten en anderzijds bieden de regels van het Activiteitenbesluit milieubeheer voldoende waarborgen om geurhinder te voorkomen of tot een acceptabel niveau van geurhinder te beperken.
Agrarische bedrijven
Agrarische bedrijven bevinden zich gelet op de ligging van het plangebied in het dorpscentrum van Harreveld niet op korte afstand. Agrarische bedrijven vormen geen belemmering.
Het aspect geur vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Hiertoe kunnen berekeningen worden uitgevoerd op basis van de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren, publicatie 381 (december 2018)' van het CROW. Het CROW ontwikkelt en publiceert kennis onder andere op het gebied van verkeer en parkeren. Specifiek voor verkeersgeneratie en parkeren heeft het CROW de publicatie, 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' opgesteld. Deze kencijfers zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en praktijkervaringen van gemeenten. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van onder andere de verkeergeneratie. Overigens wordt opgemerkt dat bij iedere functie, in de CROW-publicatie, een maximum en minimum wordt genoemd. Dit is de bandbreedte. Veelal wordt bij nieuwe ontwikkelingen het gemiddelde gehanteerd.
De gemeente Oost Gelre beschikt over een eigen Nota Parkeernormen. De nota ‘Parkeernormen gemeente Oost Gelre’ is een nadere uitwerking van het parkeerbeleid zoals dat is opgenomen in het integraal verkeersprogramma.
In deze nota is een eenduidig toepassingskader vastgelegd van de parkeernormen. Tevens zijn in deze nota de toe te passen parkeernormen van de gemeente Oost Gelre vastgelegd.
Het hanteren van parkeernormen is van belang om de vraag naar en aanbod van parkeerplaatsen met elkaar in evenwicht te houden. Bij bouwplannen (nieuwbouw, verbouw, herontwikkeling etc.) kan extra parkeerbehoefte ontstaan. De hoeveelheid en de kwaliteit van de extra te realiseren parkeer-plaatsen wordt berekend aan de hand van parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet de initiatiefnemer in principe op eigen terrein in de eigen parkeerbehoefte voorzien. Hierdoor wordt een verhoging van de parkeerdruk in de openbare ruimte voorkomen.
De basis voor deze Nota Parkeernormen is het ASVV 2012 (Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom) en publicatie 317 'Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering' van CROW - het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte.
Op basis van het autobezit in Oost Gelre is ervoor gekozen om de gemiddelde CROW-parkeerkencijfers als uitgangspunt te hanteren. Bij de toekomstige werkwijze bij het aanvragen van een omgevingsvergunning wordt de gemiddelde norm gehanteerd voor het aantal aan te leggen parkeerplaatsen. De normen zijn opgenomen in de nota. De parkeernormen zijn opgenomen per functie, onderverdeeld naar de stedelijke zones: centrum Groenlo en Lichtenvoorde, schil rond centrum Groenlo en Lichtenvoorde, rest bebouwde kom (overige gebieden binnen de bebouwde kom van Groenlo en Lichtenvoorde evenals de kernen Zieuwent, Mariënvelde, Harreveld, Vragender en Lievelde) en buitengebied. In de normering is rekening gehouden met een aandeel van bezoekers van 0,3 parkeerplaatsen per woning. In de nota zijn ook richtlijnen gegeven voor bijvoorbeeld maatvoering van de parkeerplaatsen en de locatie van de parkeerplaatsen. Verder is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen.
In voorliggend geval is voor het aspect parkeren aangesloten bij de uitgangspunten van de Nota Parkeernormen Oost Gelre. Voor het aspect verkeersgeneratie is aangesloten bij de meest recente publicatie 'Toekomstbestendig parkeren, publicatie 381 (december 2018)' van het CROW.
De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd.
Parkeren
In onderstaande tabel is de parkeerbehoefte van de ontwikkeling in beeld gebracht.
Woningtype | Aantal | Kencijfer Gemiddelde parkeerbehoefte | Parkeerbehoefte incl. 0.3 pp voor bezoekers |
Koop tussen/hoek | 8 | 1,5 | 12 |
12Totaal | 8 | 12 |
Wat betreft de nieuw te realiseren 8 woningen worden voor het bewonersparkeren in totaal 16 parkeervakken gerealiseerd ten westen (buiten het plangebied gedeeltelijk) en ten zuidoosten (binnen het plangebied) van het plangebied. De verwachting van initiatiefnemer is dat er 2 parkeerplaatsen per woning zijn benodigd en dat dit aansluit op de behoefte van de doelgroep van de woningen.
In voorliggend geval wordt gebruik gemaakt van de parkeerplaatsen aan de westzijde van het plangebied. Opgemerkt wordt dat deze parkeerplaatsen tevens worden gebruikt door bezoekers van café de Boer, waardoor er sprake is van dubbelgebruik. In afbeelding 2.3 zijn de parkeermogelijkheden in kaart gebracht.
In uitzonderlijke gevallen, wanneer de parkeerplaatsen op de naastgelegen parkeervoorzieningen onvoldoende toereikend zijn, bestaat de mogelijkheid om uit te wijken naar overige parkeerplaatsen in de buurt.
Wat betreft het aspect 'parkeren' wordt bij deze ontwikkeling maatwerk toegepast, gezien het parkeren aan de westzijde van het plangebied binnen de horecabestemming (ter plaatse van de aanduiding 'verkeer') gaat plaatsvinden. Het algemene uitgangspunt voor parkeren bij de woningen is namelijk parkeren op eigen terrein. Daarnaast zouden er normaliter parkeerplaatsen beschikbaar moeten zijn voor het overblijvende café de Boer, welke de horecabestemming behoudt.
Gezien de locatie van het plangebebied en wanneer gekeken wordt naar de huidige planologisch druk van de bestaande functies (café + zalencentrum), dan kan er in de huidige situatie reeds niet voldaan worden aan de geldende parkeernorm. Door sloop van het zalencentrum neemt de (fictieve) planologische druk op het openbaar gebied daarmee af. De conclusie is hiermee dat het aspect parkeren geen belemmering vormt voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.
In het bestemmingsplan is conform het facetbestemmingsplan parkeren uit 2018 een parkeerregeling opgenomen, waarin wordt verwezen naar de gemeentelijke Parkeernota of een rechtsopvolger daarvan. Expliciet is aangegeven dat ook een rechtsopvolger het kader kan vormen. Als de Nota Parkeernormen gemeente Oost Gelre wordt aangepast, dan vormt de opvolger daarvan het nieuwe toetsingskader.
Verkeersgeneratie en ontsluiting
In onderstaande tabel is de verkeersgeneratie van de ontwikkeling in beeld gebracht.
Woningtype | Aantal | Kencijfer Gemiddelde verkeersgeneratie | Verkeersgeneratie |
Koop tussen/hoek | 8 | 7,2 | 57,6 |
Totaal | 8 | Afgerond 28 |
De 8 woningen genereren samen een verkeersgeneratie van afgerond 28 voertuigbewegingen per weekdagetmaal. Per saldo zal de toename van het verkeer minder zijn, omdat de bestaande zalencentrum in het plangebied verdwijnt.
Het woongebied wordt voor autoverkeer ontsloten via de Kerkstraat. De capaciteit hiervan is van voldoende omvang om het verwachte aantal verkeersbewegingen veilig en eenvoudig te kunnen afwikkelen.
Geconcludeerd wordt dat de aspecten parkeren, verkeersgeneratie en ontsluiting geen belemmeringen opleveren als gevolg van voorliggend voornemen.
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in de integrale ruimtelijke afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'.
Het komt er op neer dat voor bestemmingsplan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen in onderdeel D en beneden de drempelwaarden vallen, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
Artikel 2.8 van de Wet Natuurbescherming
Het plangebied ligt op enige afstand van Natura 2000-gebied. Uit de stikstofberekening (Bijlage 4) is gebleken dat de ontwikkeling niet leidt tot een toename van stikstofdepositie. Van een aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied is geen sprake. Een passende beoordeling op basis van artikel 2.8 lid 1 van de Wet Natuurbescherming is in verband met deze ontwikkeling dan ook niet noodzakelijk. Er is daarom geen sprake van een m.e.r.-plicht op basis van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer.
Drempelwaarden Besluit m.e.r.
Voor wat betreft het gehele plangebied wordt voorzien in directe eindbestemmingen en vormt daarmee een besluit in het kader van het besluit me.r.
In het voorliggende geval is geen sprake van activiteiten die op grond van onderdeel C van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.-plichtig zijn. Wel is er mogelijk sprake van een activiteit die is opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r., namelijk: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject'. Het voornemen betreft de ontwikkeling van een nieuw woongebied met maximaal 8 woningen in het centrum van Harreveld. Het betreft hier een fysieke ontwikkeling. Er is echter geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject als genoemd in onderdeel D 11.2 van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Op grond van jurisprudentie vallen dit soort kleinere woningbouwontwikkelingen niet onder dit begrip. Hierbij zijn de volgende omstandigheden van belang:
Het bestemmingsplan is daarom niet vanuit het spoor van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.- of m.e.r.-beoordelingsplichtig. Er is op grond hiervan dan ook geen vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig.
Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.(beoordelings)-plichtig. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012. De planologisch-juridische regeling in dit bestemmingsplan sluit zoveel mogelijk aan bij andere recente bestemmingsplannen van de gemeente Oost Gelre.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
Begrippen (Artikel 1)
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.
Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel geeft op een eenduidige manier aan op welke wijze afstanden, dakhellingen en oppervlakten moeten worden gemeten en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in:
Bestemmingsomschrijving:
Hierin is de omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan binnen deze bestemming opgenomen. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies.
Bouwregels:
In deze regels zijn eisen opgenomen waaraan de binnen de bestemming voorkomende bebouwing aan moet voldoen. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd is hierin vastgelegd.
Afwijken van de bouwregels (indien van toepassing):
Op basis van deze regels hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels in het plan.
Nadere eisen (indien van toepassing):
In de nadere eisen is bepaald dat burgemeester en wethouders met inachtneming van het elders het betreffende artikel bepaalde, nadere eisen kunnen stellen aan bebouwing.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (indien van toepassing):
In deze regels is aangegeven welke werken of werkzaamheden verboden zijn om uit te voeren zonder een omgevingsvergunning.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
Anti-dubbeltelregel (Artikel 6)
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich bijvoorbeeld voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
Algemene bouwregels (Artikel 7)
In dit artikel worden de algemene bouwregels beschreven inzake ondergronds bouwen, het overschrijden van bouwgrenzen en afwijkingsbevoegdheden.
Algemene gebruiksregels (Artikel 8)
In dit artikel worden het strijdig en toegestaan gebruik in dit bestemmingsplan geregeld.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 9)
In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken. Onder meer kunnen de bestemmingsgrenzen van de bestemming wonen worden overschreden ten behoeve van een stedenbouwkundig gewenste invulling van de wijk.
Algemene wijzigingsregels (Artikel 10)
In dit artikel worden de algemene wijzigingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om het plan in geringe mate aan te passen. Het gaat hierbij om bestemmings- of bouwgrenzen of het bouwen van gebouwen van openbaar nut.
Parkeerregelgeving (Artikel 11)
In dit artikel is regelgeving opgenomen omtrent parkeren conform de nota Parkeernormen gemeente Oost Gelre, dan wel haar rechtsopvolger.
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.
In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd.
'Horeca' (Artikel 3)
Deze bestemming is opgenomen voor de overblijvende horeca binnen het plangebied en het bijbehorende achterterrein, terras en de parkeergelegenheden. Er is een horecagelegenheid toegestaan, gesitueerd binnen het ter plaatse aanwezige bouwvlak waarop tevens een maximum bebouwingspercentage is opgenomen.
Ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' zijn de gronden expliciet bedoeld voor parkeervoorzieningen ten behoeve van de naastgelegen woonbestemming betreffende de 8 woningen en daarnaast ondermeer voor wegen, straten, pleinen, paden voor verkeer en verblijf.
'Wonen' (Artikel 4)
Deze bestemming is opgenomen voor de woningen binnen het plangebied en de bijbehorende achtertuinen.
In het plangebied worden maximaal 8 aaneengebouwde woningen toegestaan.
Verder zijn binnen deze bestemming paden voor verkeer en verblijf; groenvoorzieningen, ondergrondse afvalcontainers, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, nutsvoorzieningen en straatmeubilair toegestaan.
In de bestemming is daarnaast de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m². De activiteit mag niet leiden tot belemmeringen voor de omliggende functies en geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
In de bouwregels is onderscheid gemaakt tussen een hoofdgebouw (de woning) en bij het hoofdgebouw behorende bijbehorende bouwwerken.
Het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, terwijl bijbehorende bouwwerken zowel binnen als buiten het bouwvlak zijn toegestaan, op minimaal 1 m achter de voorgevel van de woning.
De maximaal toegestane goot- en bouwhoogte van de woning is op de verbeelding aangeduid evenals de toegestane bouwwijze(n) twee-aaneen, of aaneengebouwd.
'Waarde – Archeologische Verwachtingswaarde 2 (Artikel 5)
Deze bestemming is overgenomen conform het moederplan. Uit het archeologisch onderzoek is echter gebleken dat geadviseerd wordt het plangebied vrij te geven. Het voorstel is daarom om deze dubbelbestemming van het plangebied te verwijderen.
Overleg
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Ter voldoening hieraan wordt het concept-ontwerpbestemmingsplan toegestuurd aan de vooroverlegpartners.
Provincie Gelderland
De provincie heeft aangegeven dat er geen vooroverleg meer nodig is als de woningbouwontwikkeling niet meer woningen betreft dan maximaal 11. Vooroverleg is in onderhavig geval dan ook niet nodig.
Waterschap Rijn en IJssel
Het waterschap is betrokken bij het opstellen van de waterparagraaf en de uitgangspunten. De gemaakte opmerkingen zijn hierin verwerkt.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft voor een termijn van zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Binnen deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend. Het vooroverleg is daarmee positief afgerond. Het voorliggende bestemmingsplan kan daarom wat betreft het aspect 'zienswijzen' ongewijzigd door de gemeenteraad van de gemeente Oost-Gelre worden vastgesteld.
Wel wordt er één ambtelijke wijziging binnen de regels van dit bestemmingsplan doorgevoerd, te weten goot- en bouwhoogtes. In het ontwerp-bestemmingsplan was het mogelijk woningen te realiseren met een nokhoogte van 10 meter en een goothoogte van 6,5 meter. Hiermee zou een volwaardige woning met 2 lagen en een kap kunnen worden gerealiseerd. Dit is binnen het plangebied echter niet gewenst en passend daar initiatiefnemers altijd de intentie hebben gehad om hier compacte woningen in 2 bouwlagen te realiseren, dit is noodzakelijk om echte betaalbare starters woningen te kunnen aanbieden.
In dit licht zijn de regels licht gewijzigd vastgesteld, waarbij de nokhoogte 8 meter wordt en de goothoogte 6 meter.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In het voorliggende geval zijn afspraken omtrent het kostenverhaal (waaronder planschade) vastgelegd in een anterieure overeenkomst tussen de gemeente Oost Gelre en initiatiefnemer. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid van het plan verzekerd.