Plan: | De Gracht Groenlo |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1586.BPGRO012-VG05 |
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven en tuinen alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming mogen worden gebouwd.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, waarbij het bebouwingspercentage op het bouwperceel 100% bedraagt;
b. de goot- en bouwhoogte van de hoofdgebouwen mogen niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
a. een bijbehorend bouwwerk mag alleen aan het hoofdgebouw aangebouwd worden;
b. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mag maximaal 70 m² bedragen, waarbij het bebouwingspercentage op het bouwperceel niet meer dan 70% mag bedragen;
d. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
e. de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen en mag niet hoger zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
f. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt minimaal 1 m.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m bedragen en daar achter 2 m;
b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van antennes, vlaggenmasten, lantaarnpalen en vergelijkbare andere bouwwerken maximaal 10 m bedragen, met dien verstande dat het aantal vlaggenmasten niet meer dan 3 mag bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
c. de breedte van de gebouwen;
d. de oriëntering van de gebouwen;
e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 sub a voor het toestaan van andere maatschappelijke voorzieningen.
De in sub 4.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, onder de voorwaarden dat:
a. in voldoende mate voorzien wordt in parkeergelegenheid in/bij het gebouw;
b. er geen belemmeringen voor in de omgeving voorkomende functies ontstaan;
c. de bestaande ruimtelijk kwaliteit niet aangetast wordt.