direct naar inhoud van Artikel 4 Maatschappelijk
Plan: De Gracht Groenlo
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1586.BPGRO012-VG05

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen en woningen, beide ten behoeve van de gezondheidszorg, ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg';

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven en tuinen alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming mogen worden gebouwd.

4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, waarbij het bebouwingspercentage op het bouwperceel 100% bedraagt;

b. de goot- en bouwhoogte van de hoofdgebouwen mogen niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

a. een bijbehorend bouwwerk mag alleen aan het hoofdgebouw aangebouwd worden;

b. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;

c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mag maximaal 70 m² bedragen, waarbij het bebouwingspercentage op het bouwperceel niet meer dan 70% mag bedragen;

d. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;

e. de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen en mag niet hoger zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

f. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt minimaal 1 m.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m bedragen en daar achter 2 m;

b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van antennes, vlaggenmasten, lantaarnpalen en vergelijkbare andere bouwwerken maximaal 10 m bedragen, met dien verstande dat het aantal vlaggenmasten niet meer dan 3 mag bedragen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;

b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen;

c. de breedte van de gebouwen;

d. de oriëntering van de gebouwen;

e. de wijze van afdekking van de gebouwen;

f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  • a. art. 4.2.2, sub a voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de functie maatschappelijk buiten het bouwvlak onder voorwaarden dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen maximaal 50% bedraagt van de gronden buiten het bouwvlak tot een maximum van 70 m²;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot de gronden van de aangrenzende percelen met een andere bestemming minimaal 5 m bedraagt;
    • 4. de logistieke afwikkeling blijvend op eigen terrein plaats dient te vinden.
  • b. art. 4.2.4, sub a voor het aanbrengen van een luifel aan het hoofdgebouw onder voorwaarden dat:
    • 1. de luifel maximaal 0,75 m uit de voor- en zijgevel van het hoofdgebouw mag uitsteken;
    • 2. de luifel aan de voorgevel maximaal 1/3 gedeelte van de totale lengte van de luifel tot maximaal 1,25 m uit de voorgevel mag uitsteken;
    • 3. de luifel steun mag vinden aan maximaal 1 wand van een belendend gebouw;
    • 4. de hoogte van de luifel mag maximaal 4 m bedragen.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Gevallen waarvoor omgevingsvergunning kan worden verleend

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 sub a voor het toestaan van andere maatschappelijke voorzieningen.

4.5.2 Criteria

De in sub 4.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, onder de voorwaarden dat:

a. in voldoende mate voorzien wordt in parkeergelegenheid in/bij het gebouw;

b. er geen belemmeringen voor in de omgeving voorkomende functies ontstaan;

c. de bestaande ruimtelijk kwaliteit niet aangetast wordt.