direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Parapluplan Archeologie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1586.BPARCH-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Op 14 april 2020 heeft de raad van de gemeente Oost Gelre nieuw archeologiebeleid vastgesteld. In dat archeologiebeleid, met de titel 'Archeologische monumentenzorg in de gemeente Oost Gelre, een actualisatie van de archeologische waarden-, verwachtings- en beleidskaart’, is onder andere vastgelegd wanneer bij bouw of andere bodemingrepen een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Ten opzichte van de in de geldende bestemmingsplanregels opgenomen oppervlaktecriteria, zijn de oppervlaktecriteria in het nieuwe archeologiebeleid aanmerkelijk verruimd.

Ondanks dat in het nieuwe archeologiebeleid de oppervlaktes voor de diverse archeologische verwachtingswaarden verruimd zijn, vormt het ter plaatse geldende bestemmingsplan nog steeds het toetsingskader. Om de nieuwe oppervlaktecriteria uit het archeologiebeleid formeel van kracht te laten worden dienen deze dan ook opgenomen te worden in de diverse bestemmingsplannen. Dit kan middels het opstellen van een 'parapluplan'. Een 'parapluplan' is een bestemmingsplan waarbij in één keer een aantal bestemmingsplannen gedeeltelijk wordt herzien. Dit biedt de mogelijkheid om gelijktijdig in meerdere plannen een regeling op te nemen over een specifiek onderwerp. Het voorliggende bestemmingsplan betreft een dergelijk 'parapluplan'. Hierin wordt het reeds vastgestelde beleid ten aanzien van het onderwerp archeologie nu dan ook doorvertaald in de betreffende bestemmingsplannen.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied omvat het gehele grondgebied van de gemeente Oost Gelre.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Met dit parapluplan gaat voor alle vigerende bestemmingsplannen in de gemeente Oost Gelre dezelfde regeling voor archeologie gelden. Dit plan heeft dan ook alleen betrekking op de regeling voor wat betreft het aspect archeologie en brengt geen wijzigingen aan in de overige regels van de vigerende bestemmingsplannen.

De artikelen van voorliggend bestemmingsplan vervangen de artikelen betreffende het aspect archeologie uit de geldende bestemmingsplannen die in bijlage 1 bij de regels zijn opgenomen. De overige regels van de bestemmingsplannen die gelden voor de gronden waar dit parapluplan op van toepassing is, blijven onverkort van kracht.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Een zorgvuldige omgang met archeologisch erfgoed betekent dat archeologische (of breder:
cultuurhistorische) waarden bijdragen aan de inrichting (en daarmee aan de kwaliteit) van de
leefomgeving. Dat er iets bijzonders in de grond zit, kan op verschillende manieren in de
architectuur, beplanting of ruimtelijke structuur terugkomen. Hier is een belangrijke taak
weggelegd voor ontwerpers. Stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten kunnen zich laten
inspireren door archeologische waarden.

De gemeenteraad dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan bij de bestemming van gronden altijd rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Deze bestemmingsplanverplichting brengt met zich mee dat de gemeente het kader moet stellen voor de archeologische monumentenzorg. In 2016 is door RAAP in opdracht van de gemeente Oost Gelre een archeologische vindplaatsen- en verwachtingskaart vervaardigd. Deze kaart is vervolgens, voor de toepassing op beleidsmatig, gemeentelijk niveau ‘vertaald’ naar een beleidskaart.

2.1 Archeologische beleidskaart

De archeologische beleidskaart is een beleidsmatige uitwerking van de geactualiseerde archeologische vindplaatsen- en verwachtingskaart en dient als afwegingsinstrument (onderlegger) bij processen in de ruimtelijke ordening. De beleidskaart kan juridisch-planologisch worden verankerd bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen conform de Wro. De archeologische beleidskaart van de gemeente Oost Gelre bevat de beleidsuitgangspunten met betrekking tot de archeologische beleidsgebieden zoals die door de gemeente Oost Gelre worden gehanteerd, te weten: Archeologisch Waardevolle Gebieden (AWG's) en Archeologisch Waardevolle Verwachtingsgebieden (AWV’s).

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPARCH-VG01_0001.png"

Fragment archeologische beleidskaart

2.2 Beleidsuitgangspunten

Voor de Archeologisch Waardevolle Gebieden (AWG’s) en de Archeologisch Waardevolle Verwachtingsgebieden (AWV’s) wordt aanbevolen deze op te nemen in het bestemmingsplan. Daarbij zijn plangebieden met een oppervlak kleiner dan 100 m2 in principe vrijgesteld van de verplichting tot archeologisch onderzoek (deze vrijstelling geldt overigens niet voor gebieden die zijn aangewezen als archeologisch monument).

Op gezag van de regionaal archeoloog is, in samenspraak met RAAP Archeologisch Adviesbureau, besloten in de gemeente Oost Gelre de volgende oppervlaktes, dieptematen en beleidsuitgangspunten (inclusief onderzoeksverplichting) per categorie te hanteren:

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPARCH-VG01_0002.png"

Uitgangspunten archeologiebeleid (inclusief onderzoeksverplichting) per categorie

2.3 Archeologie in de regels

Zoals in paragraaf 2.1 reeds vermeld, is op de archeologische beleidskaart onderscheid gemaakt tussen Archeologisch Waardevolle Gebieden en Archeologische Waardevolle Verwachtingsgebieden. Daarnaast zijn er gebieden waar, bijvoorbeeld door vergravingen, geen archeologische waarden meer worden verwacht. De beleidsuitgangspunten zijn in de regels van voorliggend plan verankerd middels dubbelbestemmingen (zie ook hoofdstuk 2 in de regels). Samenvattend geldt het volgende:

Bestemming   Uitgangspunt onderzoeksplicht   Categorie  
Waarde - Archeologisch waardevol gebied 1   Bodemingrepen dieper dan
30 cm -Mv  
AWG categorie 2  
Waarde - Archeologisch waardevol gebied 2   Bodemingrepen dieper dan
30 cm -Mv en groter dan 50 m²  
AWG categorie 3+4  
Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 1   Bodemingrepen dieper dan
30 cm -Mv en groter dan 250 m²  
AWV categorie 6  
Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 2   Bodemingrepen dieper dan
40 cm -Mv en groter dan 250 m²  
AWV categorie 5  
Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 3   Bodemingrepen dieper dan
30 cm -Mv en groter dan 1000 m²  
AWV categorie 7  
Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 4   Bodemingrepen dieper dan
30 cm -Mv en groter dan 5000 m²  
AWV categorie 8+9  
Waarde - Archeologisch rijksmonument     AWG categorie 1a  

2.3.1 Archeologisch Waardevolle Gebieden (AWG)

Het op de verbeelding van het bestemmingsplan plaatsen van bekende en onbekende archeologische waarden is een belangrijke stap om het belang van archeologie in de ruimtelijke ordening aan te geven. Van Archeologisch Waardevolle Gebieden weet men (globaal) wat er aanwezig is en er is sprake van een duidelijke, vaak kadastrale, begrenzing. Hierbij worden de volgende categorieën onderscheiden:

  • Categorie 1a: Terrein van zeer hoge archeologische waarde (beschermd archeologisch monument);
  • Categorie 1b: Gemeentelijke archeologische monumenten;
  • Categorie 2: Terrein van ((zeer) hoge) archeologische waarde (archeologisch monument);
  • Categorie 3: Historische stads- of dorpskern;
  • Categorie 4: Bekende archeologische vindplaats of historische nederzettingslocatie.

Hierna wordt per categorie beschreven op welke wijze deze op de verbeelding en in de regels van voorliggend bestemmingsplan zijn opgenomen.

2.3.1.1 AWG categorie 1a - Terrein van zeer hoge archeologische waarde (beschermd archeologisch monument

Voor beschermde terreinen van zeer hoge archeologische waarde geldt een wettelijke bescherming op basis van de Erfgoedwet. Onder deze categorie vallen ook de archeologische rijksmonumenten. Binnen de gemeente Oost Gelre bevindt zich één archeologisch rijksmonument met een dergelijke wettelijke bescherming; de Circumvallatielinie rondom Groenlo, welke op 30 juni 2016 door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed aangewezen is als beschermd archeologisch monument.

Een dergelijk rijksmonument wordt reeds beschermd op basis van de Erfgoedwet. Daarom is in voorliggend bestemmingsplan de Circumvallatielinie slechts informatief op de verbeelding opgenomen middels de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch rijksmonument'. Als begrenzing is het door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) aangeleverde bestand gehanteerd, dat is gebruikt bij de aanwijzing van de Circumvallatielinie als rijksmonument in 2016.

2.3.1.2 AWG categorie 1b: Gemeentelijke archeologische monumenten

Gemeentelijke archeologische monumenten worden door de gemeenteraad aangewezen, deze zijn echter niet aanwezig binnen de gemeente Oost Gelre.

De gemeentelijke gebouwde monumenten en gebouwde rijksmonumenten zijn niet op de archeologische beleidskaart opgenomen en maken dan ook geen deel uit van voorliggend bestemmingsplan.

2.3.1.3 AWG categorie 2: Terrein van ((zeer) hoge) archeologische waarde (archeologisch monument)

Het gaat hierbij in principe om gewaardeerde archeologische vindplaatsen waarin de aanwezigheid, de aard, datering en de omvang van de archeologische resten (tot op zekere hoogte) bekend zijn. De gemeente Oost Gelre hanteert voor deze terreinen als uitgangspunt dat een archeologisch onderzoek verplicht is bij ingrepen dieper dan 30 cm -Mv of dieper dan de bekende bodemverstoring, ongeacht de oppervlakte van de ingreep. De gemeente Oost Gelre heeft ervoor gekozen om aan de terreinen van archeologische waarde een attentiezone van 50 meter te geven. Voor deze zone gelden dezelfde
restricties. In voorliggend bestemmingsplan zijn deze terreinen op de verbeelding opgenomen middels de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied 1'.

2.3.1.4 AWG categorie 3 en 4: Historische stads- en dorpskernen en bekende archeologische vindplaats of historische nederzettingslocatie

Op basis van historisch kaartmateriaal en andere bronnen is het duidelijk dat in de historische kernen vanaf de Middeleeuwen sprake was van een clustering van bebouwing. In de historisch waardevolle kernen komen archeologische resten in principe direct onder het maaiveld voor. De historische kernen van Groenlo en Lichtenvoorde vallen in deze categorie (3).

Voor de archeologische vindplaatsen (categorie 4) geldt dat het merendeel van de bekende archeologische vindplaatsen in het landelijk gebied van Oost Gelre, gebieden zonder status zijn. Dit wil zeggen dat het gebied niet is opgenomen op de Archeologische Monumentenkaart-Gelderland, omdat het over het algemeen niet gewaardeerde vindplaatsen zijn. De conservering, de omvang en de aard van de archeologische resten zijn niet of slechts ten dele bekend. Onder deze vindplaatsen kunnen zich zowel zeer waardevolle en puntgave terreinen met archeologische resten, als geheel verstoorde terreinen bevinden. Het kan gaan om een enkel fragment laatmiddeleeuws aardewerk dat met bemesting op een akker is terechtgekomen, maar ook om een intact nederzettingsterrein.

De vindplaatsen die wel een rol gespeeld hebben bij het begrenzen van de verwachtingsgebieden zijn indicatief op de archeologische verwachtingskaart opgenomen. Bij gebrek aan een begrenzing van de vindplaats is een attentiezone van 50 meter rondom de centrumcoördinaat gehanteerd als zone waarbinnen een verhoogde kans bestaat op het aantreffen van archeologische resten. Indien maatregelen (ingrepen) in deze zone onvermijdelijk zijn en fysieke aantasting van de vindplaats wordt verwacht, dient in een zo vroeg mogelijk stadium van de planvorming inventariserend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

De gemeente Oost Gelre hanteert voor deze categorieën als uitgangspunt dat een archeologisch onderzoek verplicht is bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv (of dieper dan de bekende bodemverstoring) en een omvang groter dan 50 m². In voorliggend bestemmingsplan zijn de historische kernen en archeologische vindplaatsen opgenomen middels de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied 2'.

2.3.2 Archeologisch Waardevolle Verwachtingsgebieden

Op basis van archeologische kennis en fysieke kenmerken van het landschap zijn verwachtingsgebieden onderscheiden waarin sprake is van verschillen in de verwachte dichtheid waarin archeologische resten voorkomen. Deze gebieden zijn relevant in het buitengebied en in delen van de bebouwde kom buiten de historische kern van Oost Gelre. In tegenstelling tot de in paragraaf 2.3.1.1 en 2.3.1.3 genoemde terreinen van archeologische waarde (AWG categorieën 1 en 2) is in deze gebieden de dichtheid aan (en de ligging, omvang en conservering van) terreinen met archeologische resten slechts in grote lijnen bekend.

De verwachtingsgebieden zijn op de archeologische beleidskaart aangeduid als 'Archeologische Waardevolle Verwachtingsgebieden' (AWV) waarbij een onderscheid in de mate van verwachting is aangebracht (hoog, middelmatig en laag). De volgende categorieën worden onderscheiden:

  • Categorie 5: Gebieden met een hoge archeologische verwachting;
  • Categorie 6: Gebieden met een hoge archeologische verwachting;
  • Categorie 7: Gebieden met een middelmatige archeologische verwachting;
  • Categorie 8: Gebieden met een lage archeologische verwachting;
  • Categorie 9: Gebieden met een lage archeologische verwachting (laag voor nederzettingsresten, hoog voor water gerelateerde archeologische resten).

2.3.2.1 AWV categorieën 5 en 6: Gebieden met een hoge archeologische verwachting

In Oost Gelre is onderscheid gemaakt tussen twee zones met een hoge archeologische verwachting. Onder AWV 5 zijn alle landschappelijke eenheden met een dikkere afdekkende laag weergegeven. Voor gebieden met plaggendekken geldt bijvoorbeeld een verhoogde kans op de aanwezigheid van archeologische resten. AWV 6 betreft alle overige landschappelijke eenheden waarvoor een hoge verwachting geldt evenals een bufferzone rond historische nederzettingslocaties.

In gebieden met een hoge archeologische verwachting wordt de hoogste dichtheid aan archeologische vindplaatsen verwacht. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen deze terreinen dienen te worden voorkomen. Hierbij dient uitgegaan te worden van ingrepen dieper dan 40 cm -Mv (AWV 5) of 30 cm -Mv (AWV 6) of dieper dan de bekende bodemverstoring en van plangebieden die groter dan 250 m² zijn. In voorliggend bestemmingsplan zijn deze gebieden opgenomen middels de archeologische dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 2' (categorie 5 gebieden) en 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 1' (gebieden vallend in categorie 6).

2.3.2.2 AWV categorie 7: Gebieden met een middelmatige archeologische verwachting

In gebieden met een middelmatige archeologische verwachting wordt een lagere dichtheid aan archeologische vindplaatsen verwacht dan in gebieden met een hoge archeologische verwachting. Ook voor deze gebieden geldt dat bij voorkeur geen werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd die tot fysieke aantasting leiden van archeologische resten. Het beleid is immers gericht op behoud van archeologische resten in de ondergrond.

Dit betreft bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv of dieper dan de bekende bodemverstoring en plangebieden die groter dan 1.000 m² zijn. In voorliggend bestemmingsplan zijn deze gebieden opgenomen middels de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 3'.

2.3.2.3 AWV categorieën 8 en 9: Gebieden met een lage archeologische verwachting

In gebieden met een lage archeologische verwachting wordt een lagere dichtheid aan archeologische vindplaatsen verwacht dan in gebieden met een hoge en middelmatige archeologische verwachting. Wel kunnen hier toevalsvondsten aangetroffen worden, waarvoor een meldingsplicht geldt. Vooral langs randen naar hogere delen in het landschap bestaat een verhoogde kans op archeologische resten.

Voor de natte gebiedsdelen geldt een lage archeologische verwachting voor nederzettingsresten, maar een hoge archeologische verwachting voor resten van beekaccessen, beekovergangen, tijdelijke jachtkampen, afvaldumps en/of verdedigingswerken, jachtattributen, rituele deposities, verdedigingswerken, oeverbeschoeiingen, aanlegplaatsen en/of visattributen. Om te benadrukken dat het hierbij om een bijzondere categorie binnen de gebieden met een lage verwachting gaat is ervoor gekozen om de beekdalen in een eigen verwachtingszone in te delen (AWV 9). Het gaat hier om een intact (oorspronkelijk) landschap waarin zeer bijzondere archeologische resten verwacht kunnen worden. Voor de oude rivierbeddingen geldt derhalve dat er bij voorkeur geen (grootschalige) werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd die tot fysieke aantasting leiden van archeologische resten. Hierbij moet gedacht worden aan het uitgraven van restgeulen etc.

Het betreft bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv of dieper dan de bekende bodemverstoring en plangebieden die groter dan 5.000 m² zijn. In voorliggend bestemmingsplan zijn deze gebieden opgenomen middels de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 4'.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Het Verdrag van Malta (Valletta)

Het 'Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed', kortweg het 'Verdrag van Malta', is op 16 januari 1992 te Valletta tot stand gekomen. Uitgangspunt van het verdrag is het archeologisch erfgoed waar mogelijk te behouden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang (beter nog: het cultuurhistorisch belang), vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.

Alle overheden hebben zorgplicht voor archeologische waarden gekregen, dus ook de gemeenten. In de ruimtelijke ordening wordt aan veel aspecten aandacht geschonken en worden tal van belangen tegen elkaar afgewogen. Voor veel zaken wordt de afweging gestuurd door wet- en regelgeving. Het verdrag van Malta heeft tot gevolg dat dit ook voor archeologie het geval is. Door het verdrag heeft (ook) de gemeente de inspanningsverplichting de archeologische waarden te beschermen.

3.1.2 Erfgoedwet

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van het voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

3.2 Gemeentelijk beleid

3.2.1 Archeologiebeleid Oost Gelre

Het archeologiebeleid dient verankerd te worden in bestemmingsplannen en beheersverordeningen. Het overgangsrecht van de Erfgoedwet (art. 9.1) bevat namelijk de in de Monumentenwet 1988 opgenomen verplichting om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.

In opdracht van de gemeenten Oost Gelre en Winterswijk heeft RAAP een actualisatie doorgevoerd van de bestaande archeologische waarden- en verwachtingskaart en de archeologische beleidskaart. Deze evaluatie heeft geleid tot een beleidsvoorstel dat gericht is op een zorgvuldige omgang met archeologische waarden en een verruiming van de vrijstellingsregeling voor archeologisch onderzoek. Dit nieuwe archeologiebeleid is door de raad van de gemeente Oost Gelre vastgesteld op 14 april 2020.

De gemeentelijke beleidsnota 'Archeologische monumentenzorg in de gemeente Oost Gelre, een actualisatie van de archeologische waarden-, verwachtings- en beleidskaart’ krijgt in het voorliggende bestemmingsplan zijn doorvertaling in de in bijlage 1 bij de regels genoemde bestemmingsplannen (zie ook paragraaf 1.3 van de toelichting en hoofdstuk 2 van de regels). De in het voorliggende plan opgenomen regeling waarborgt zo de instandhouding en bescherming van het archeologisch erfgoed binnen de gemeente. De regeling is gebaseerd op de beleidskaart die bij de beleidsnota hoort. Het gemeentelijke archeologiebeleid wordt door middel van voorliggend plan verankerd, waarmee wordt voldaan aan het wettelijk bepaalde.

Hoofdstuk 4 Uitvoeringsaspecten

4.1 Water

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van rijk, provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.

Voorliggend plan betreft een conserverend plan ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden en leidt niet tot een toename van verharding ten opzichte van de geldende planologisch-juridische situatie. Het aspect water vormt dan ook geen belemmering.

4.2 Overig

Omdat het hier gaat om een parapluplan is nader onderzoek met betrekking tot diverse andere aspecten, zoals milieu, parkeren, flora en fauna, niet vereist. Deze aspecten zijn, indien van toepassing, reeds onderzocht en opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen waarop deze parapluherziening van toepassing is. Dergelijke aspecten vormen dan ook geen belemmering voor het voorliggend plan.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, overeenkomstig het gestelde in de SVBP2012 behorende bij de Regeling standaarden ruimtelijke ordening. Daarnaast zijn de verplichte bepalingen uit het Besluit ruimtelijke ordening, te weten de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht, opgenomen.

Het digitale bestemmingsplan 'Parapluplan Archeologie' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten welke is vervat in het GML-bestand met bijbehorende regels.

5.2 Plansystematiek

Zoals in paragraaf 5.1 reeds gesteld, zijn de regels onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Hierin wordt ook de reikwijdte van het bestemmingsplan geregeld, waarbij wordt verwezen naar bijlage 1 bij de regels.

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat de diverse archeologische dubbelbestemmingen (gebaseerd op de gemeentelijke archeologische beleidskaart), zie ook paragraaf 2.3.

De voor 'Waarde – Archeologisch .... ' bestemde gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden in de bodem. Voor deze gronden geldt dat het verboden is zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning diverse nader omschreven werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren.

Een dergelijk verbod is overigens niet opgenomen voor de gronden met de voor 'Waarde - Archeologisch rijksmonument' aangewezen gronden. Een dergelijk rijksmonument wordt reeds beschermd op basis van de Erfgoedwet en is daarom in voorliggend bestemmingsplan slechts informatief op de verbeelding en in de regels opgenomen.

Hoofdstuk 3: Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen - dat wil zeggen: het gehele bestemmingsplan betreffend - karakter. Het betreft hier algemene bepalingen omtrent archeologie, algemene wijzigings- en procedureregels en de anti-dubbeltelregel.

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk bevat het overgangsrecht conform het Bro en in de slotregel is aangegeven onder welke benaming de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Voorliggend plan vertaalt en verankert dat wat reeds is vastgelegd in het archeologiebeleid in de reeds geldende bestemmingsplannen. Er is geen sprake van nieuw beleid en eveneens is het provinciaal belang niet in het geding. Het voeren van vooroverleg kan dan ook achterwege worden gelaten.

Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. Wel zijn ambtelijke wijzigingen doorgevoerd. Het vast te stellen bestemmingsplan moet dan ook gewijzigd worden vastgesteld. De ambtelijke wijzigingen zijn verwoord in de "Nota Inhoud ambtelijke wijzigingen" (Bijlage 1 bij toelichting).

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het 'Parapluplan Archeologie' maakt geen ontwikkelingen met financiële consequenties mogelijk. Het plan leidt niet tot kosten en kan derhalve als economisch uitvoerbaar worden beschouwd. Het is dan ook niet noodzakelijk een exploitatieplan op te stellen.