Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Woestduinlaan 85 en naast 85 te Doorn
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1581.bpDOOwoestduinln85-va01

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie 2030 'groen dus vitaal'

De gemeenteraad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft op 28 januari 2010 de Structuurvisie 2030 ‘Groen dus vitaal’ vastgesteld. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van het (ruimtelijk) beleid voor het hele grondgebied van de gemeente Utrechtse Heuvelrug in de periode tot 2030.
 
De ambitie van de gemeente komt tot uiting in het gekozen motto: ‘Groen dus vitaal’. Natuur, landschap, cultuurhistorie en archeologie zijn samen met de sociale kwaliteit van de dorpen het uitgangspunt. Voor wonen, economische ontwikkeling, sport en recreatie is ruimte als dat in het verlengde van het uitgangsput gevonden kan worden. Behouden en versterken van de bestaande kwaliteiten is de drager van de vitaliteit van de gemeente. De gekozen ambitie is op twee manieren beleidsmatig uitgewerkt: via zes thema’s en via gebiedsgericht beleid. Toekomstige ontwikkelingen worden aan dit beleid getoetst.
 
De zes thema’s die in de structuurvisie worden genoemd zijn:
  1. natuur over de heuvels;
  2. op de schouders van ons erfgoed;
  3. duurzaam bereikbaar;
  4. leefbare dorpen;
  5. vrije tijd op de Utrechtse Heuvelrug;
  6. maatwerk voor wonen en werken.  
Afbeelding 7: uitsnede structuurvisiekaart
 
Het gebiedsgericht beleid is gekoppeld aan de structuurvisiekaart met kleuren en zones (zie afbeelding 6).
 
Onderhavig plangebied ligt in het gebied ‘bebouwing binnen rode contouren’ van de kern Doorn. De gemeente wil Doorn graag doorontwikkelen als ‘breed’ dorp met een landelijk zichtbaar groen kwaliteitsimago. De gemeente ziet echter nagenoeg geen uitbreidingsmogelijkheden voor Doorn en ook voor inbreiding is weinig ruimte. Alleen in herontwikkeling van bestaande gebouwde volumes zit enige rek.
 
Conclusie
Onderhavig plangebied ligt binnen de rode contouren van de kern Doorn. Met onderhavig plan wordt geen afbreuk gedaan aan het landelijke zichtbare groene kwaliteitsimago. Om dit te waarborgen wordt voor het voorste gedeelte van de percelen een tuinbestemming opgenomen. Daarnaast komt de woning 15 meter uit de as van de weg te liggen.

3.3.2 Welstandsnota

Het welstandsbeleid van de gemeente is vastgelegd in de welstandsnota uit 2008. De nota beschrijft het welstandsbeleid en fungeert als toetsingskader voor het welstandsadvies dat noodzakelijk is bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen (voorheen bouwvergunning). Welstandstoezicht wordt vooral gelegitimeerd vanuit het belang dat door de gemeente wordt gehecht aan de kwaliteit van de openbare ruimte en de bijdrage die gebouwen en bouwwerken geacht worden daaraan te leveren. Om dat belang op de juiste wijze te kunnen doorvertalen naar welstandscriteria, is de gemeente onderverdeeld in deelgebieden. Onderhavig plangebied valt binnen het deelgebied ‘Doorn-Dorpsbebouwing’. Dit is een gebied waar overwegend woningen uit het hogere marktsegment staan, voornamelijk vrijstaand of twee-onder-een-kap, bestaande uit overwegend twee lagen met een kap, op ruime kavels, met veel groen. Ook in de openbare straatruimte overheerst het groene karakter, door straten met brede grasbermen en bomen en het voor een groot deel ontbreken van trottoirs. Gelet op de betekenis en de gewenste uitstraling van de dorpsbebouwing van Doorn, is de bebouwing in dit deelgebied van relatief gedetailleerde welstandscriteria voorzien. Voor het gebied gelden de volgende welstandscriteria:
  • Algemeen:
    • de bouwwerken passen bij de karakteristiek van het gebied wat betreft situering op de kavel, schaal en vormgeving van de bouwmassa, indeling van de gevels en detaillering, kleur- en materiaalgebruik.
  • Situering:
    • panden centraal op kavel (of dubbele kavel) plaatsen;
    • entree aan voor- of zijkant realiseren;
    • uitgangspunt is het handhaven van zoveel mogelijk onderlinge tussenruimte tussen woningen, onder meer door het vermijden van grote zijaanbouwen;
    • de woningen worden in de rooilijn gebouwd;
    • de hoofdbebouwing is op de openbare ruimte gericht;
  • Massa en vorm:
    • de dakvorm is vrij. Bij toepassing van een plat dak dient de bovenste bouwlaag als terugliggend geveldeel te worden vormgegeven;
    • bij een dakhelling kleiner dan 40 graden, is het dakvlak gesloten en zonder dakkapellen;
    • pandbreedte per enkele of dubbele woning 8-15 m;
    • de woningen hebben een korrelgrootte die aansluit bij die van de omgeving;
    • de massa-opbouw is per rij gelijk;
    • bij veranderingen (symmetrie in de gevel, hoogte-breedteverhouding van geveluitsnijdingen en dergelijke) worden de stijlkenmerken van het oorspronkelijke gebouw toegepast;
    • aan- en bijgebouwen zijn plat, afgedekt of voorzien van een kap en liggen terug ten opzichte van de voorgevelrooilijn.
  • Detaillering, kleur- en materiaalgebruik:
    • aanbouw hebben de stijlkenmerken van het hoofdgebouw of vormen een duidelijk contrast daarmee;
    • omgeving. Architectonische diversiteit wordt nagestreefd;
    • duurzame (onderhoud, levensduur, productie) materialen gebruiken met een natuurlijke uitstraling, zoals hout of baksteen.
Conclusie
Bij de beoordeling van de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het bouwplan wordt het bouwplan door de welstandscommissie getoetst aan de welstandsnota. Desalniettemin kan geconcludeerd worden dat voorliggend bestemmingsplan de genoemde welstandscriteria niet beperkt.
 

3.3.3 Woonvisie 2008

De gemeente Utrechtse Heuvelrug telt zeven kernen: Amerongen, Overberg, Doorn, Driebergen, Rijsenberg, Leersum, Maarn en Maarsbergen. Elk van deze kernen heeft een eigen identiteit waarmee bij de uitwerking van het woonbeleid rekening gehouden wordt. Ondanks de verschillen, ligt er een aantal algemene opgaven op het terrein van ‘het wonen’ die voor alle kernen gelijk zijn:
  • zinspelen op vergrijzing;
  • alle inkomens bedienen;
  • woningtekort oplossen;
  • gericht woningen toevoegen.
Vertrekpunt voor de woonvisie van de gemeente Utrechtse Heuvelrug is het werken aan vitale kernen. Die vitaliteit rust op de volgende drie pijlers:
  1. dynamiek en groei, met respect voor het landschap;
  2. een gemengde bevolking;
  3. passend voorzieningenniveau, goede leefomgeving.
Voor het nieuwbouwprogramma wordt uitgegaan van 30% woningen in de sociale sector en 70% woningen in de marktsector. Kenmerken van het woningbouwprogramma zijn tot 2017:
  • toevoegen van 1.350 woningen, waarvan circa 320 in Doorn;
  • toevoegen van 520 eenheden verzorgd wonen in de huursector;
  • toevoegen van circa 200 sociale woningen die zowel verhuurd als verkocht kunnen worden;
  • stimuleren van aanpassing in bestaande koopwoningen en het toevoegen van 135 nultredenkoopwoningen;
  • toevoegen van 535 eengezinskoopwoningen vanaf €250.000,-;
  • 10% van het woningbouwprogramma in (collectief) particulier opdrachtgeverschap realiseren. 
Conclusie
De toevoeging van 1 woning binnen kern van Doorn past binnen het woningbouwprogramma van de kern Doorn. Daarnaast draagt het plan, zij het in geringe mate, bij aan de algemene opgaven op het terrein van ‘het wonen’. Het plan is derhalve in overeenstemming met de Woonvisie 2008.

3.3.4 Vigerend bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan voor de locatie van het plangebied is het bestemmingsplan ‘Landelijk gebied Doorn’. Op afbeelding 7 is een uitsnede vande vigerende bestemmingsplankaart weergegeven.
 
Afbeelding 8: uitsnede vigerende bestemmingsplankaart
 
Uit de plankaart blijkt dat het gehele plangebied de bestemming ‘Verzorgingscentrum’ heeft. Binnen deze bestemming is de bouw van een woning niet mogelijk. Om de bouw van de woning mogelijk ze maken zal daarom de huidige bestemming moeten veranderen.
 
Conclusie
In het vigerende bestemmingsplan ‘Landelijk gebied Doorn’ heeft het plangebied de bestemming ‘Verzorgingscentrum’. Omdat binnen deze bestemming woningen niet mogelijk zijn wordt voor de locatie voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

3.3.5 Milieubeleidsplan “Natuurlijk Duurzaam” 2009-2012

Het milieubeleidsplan “Natuurlijk Duurzaam” 2009-2012 is op 24 september 2009 vastgesteld door de Raad. Het beschrijft de duurzaamheidsambities van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. In het milieubeleidsplan staan vier pijlers centraal:
  1. duurzaamheid
  2. gemeentelijke interne duurzaamheidszorg
  3. klimaat, energie en duurzaam bouwen
  4. kwaliteit van de leefomgeving
Het milieubeleidsplan stelt duurzaamheid voorop. Intern zet de gemeente in op duurzaamheid, maar ook buiten de gemeentelijke organisatie wordt dit gestimuleerd. In 2035 wil de gemeente klimaatneutraal zijn en in 2015 wil de gemeentelijke organisatie energieneutraal zijn. Daarnaast streeft de gemeente naar een gezonde, veilige en duurzame leefomgeving. Hiertoe wil de gemeente de bestaande milieukwaliteit behouden en waar mogelijk verbeteren. Dit betekent dat er ook eisen worden gesteld aan ruimtelijke ontwikkelingen, enerzijds op gebouwniveau en anderzijds op omgevingsniveau.  
Op gebouwniveau streeft de gemeente naar een 25% verscherpte EPC en het werken met het instrument GPR Gebouw®. GPR Gebouw geeft per thema een ‘rapportcijfer’ uiteenlopend van 6 (minimaal niveau) tot 10 (zeer goed)
waarvoor geldt dat voor het thema energie per 1 januari 2011 een GPR-score van 7 overeenkomt met het bouwbesluit.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt een GPR score van gemiddeld minimaal 7, met minimaal een 7 voor het thema energie. Bij zogenaamde “kansrijke” projecten, waarbij bijvoorbeeld meer dan 50 woningen gebouwd worden of waar de gemeente een grondpositie heeft, geldt een GPR score van minimaal 8. Voor de ontwikkeling van de planlocatie aan de Woestduinlaan 85 en naast 85 te Doorn wordt uitgegaan van een GPR score van gemiddeld minimaal 7, met minimaal een 7 voor het thema energie.
 
Op omgevingsniveau past de gemeente gebiedsgericht milieubeleid toe. Hiertoe zijn er voor de gemeente acht gebiedstypen met bijbehorende ambities (milieukwaliteitsprofielen) opgesteld.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen worden deze milieukwaliteitsprofielen toegepast. Het gebiedstype dat voor dit bestemmingsplan van toepassing is: ‘Wonen – buiten centrum’. Een uitgebreide beschrijving van de bijbehorende de ambities is te vinden in het milieubeleidsplan (in bijlage 2 van dit advies in het Milieukwaliteitsprofiel toegevoegd).

3.3.6 Gemeentelijk Waterplan Heuvelrug

Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden zorgt voor het lokale en regionale waterbeheer in Midden-Nederland, waaronder ook de gemeente Utrechtse Heuvelrug. De vijf voormalige gemeenten op de Utrechtse Heuvelrug, waaronder ook Doorn, hebben een gezamenlijk waterplan heuvelrug opgesteld. Dat is gebeurd in samenwerking met de provincie Utrecht, het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en Hydron Midden-Nederland. Het Waterplan Heuvelrug is eind november 2005 vastgesteld.
Doel van het waterplan is te komen tot een integrale visie en daarop gebaseerde maatregelen, gericht op een gezond en veerkrachtig watersysteem. Planuitvoering moet leiden tot een hogere gebruikswaarde en belevingswaarde van het water. Daarnaast dient het waterplan bij te dragen aan de bewustwording van water bij burgers en ondernemers.
Het waterplan Heuvelrug richt zich vooral op de stedelijke kernen en de directe omgeving ervan. Belangrijke punten uit het waterplan zijn:
  • afkoppelen en infiltreren van regenwater: de zandige Utrechtse Heuvelrug biedt veel mogelijkheden voor infiltratie van water van nieuwe bebouwing en bestaande bebouwing in de grond;
  • beleving en cultuur: de landgoederen en Stichtse Lustwarande zijn beeldbepalend, en water vervult daar een eigen functie in;
  • natuur en ecologie: op allerlei plaatse kan de natuur en ecologie in en om het water verbeterd worden. Eerst moet gekeken worden welk water een belangrijke functie vervult hierin;
  • beheer en onderhoud: het is nodig om het beheer van watergangen en dat van erlangs gelegen wegen goed op elkaar af te stemmen.
Conclusie
De bouw van 1 woning zal geen schadelijke effecten met zich meebrengen voor het water in het gebied. Daarnaast sluit onderhavig plan aan conform de bovenstaande punten uit het waterplan. De afkoppeling en infiltratie zal nader worden besproken in toelichting . Er kan geconcludeerd worden dat het gemeentelijk waterplan de uitvoer van onderhavig plan niet beperkt.