In het kader van het verkrijgen van een duurzaam watersysteem hebben Rijk, provincie, gemeenten en waterschappen in 2001 de Startovereenkomst waterbeleid 21e eeuw (WB’21) ondertekend. Onderdeel van het nieuwe waterbeleid is de ‘watertoets’: de check van ruimtelijke plannen aan de gevolgen voor het watersysteem.
Ruimtelijke plannen dienen een waterparagraaf te bevatten. Initiatiefnemers van ruimtelijke plannen moeten in een vroegtijdig stadium van het planvormingsproces de waterbeheerder(s) betrekken. De initiatiefnemer vraagt de waterbeheerder(s) om een wateradvies in de vorm van een watertoets. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van het overleg opgenomen. Op basis van de watertoets zal de waterbeheerder, indien noodzakelijk, een watervergunning verlenen.
In de huidige situatie is het terrein van het plangebied niet verhard. In de toekomstige situatie zal er echter wel verharding aanwezig zijn. Deze verharding bestaat uit de woonbebouwing en overige verharding voor onder andere de oprit en de tuinrichting. De totale verharding in de toekomstige situatie bedraagt maximaal 225 m2.
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden beschrijft in haar Handboek Watertoets dat bij dergelijke plannen (met een verhard oppervlak kleiner dan 1 hectare) de inzet van het hoogheemraadschap vooral reactief is. Verder heeft het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden bepaald dat elke toename van verharding groter dan 250 m2 gecompenseerd dient te worden. Omdat hier in onderhavig geval geen sprake van is, is watercompensatie derhalve niet noodzakelijk.
De vuilwaterafvoer van het plan zal aangesloten worden op het openbaar riool grenzend aan het plangebied. Het hemelwater zal volledig afgekoppeld worden en op eigen perceel worden verwerkt, bijvoorbeeld door infiltratie.