Plan: | Gemeentekantoor en Cultuurhuis |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1581.bpDOOgemeentekantr-oh01 |
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden (algemene verbodsbepalingen, artikelen 8 t/m 12). Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren (zorgplicht, artikel 2). Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Flora- en faunawet heeft dan ook consequenties voor ruimtelijke plannen.
Bij ruimtelijke plannen dient onderzocht te worden of de geplande activiteiten negatieve effecten hebben op de beschermde dier- of plantensoorten. Indien sprake is van negatieve effecten, kan worden uitgezocht of er maatregelen genomen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste verblijfplaats te garanderen. Als dat mogelijk is en betreffende maatregelen worden genomen hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Indien dit niet het geval is kan een ontheffing worden aangevraagd. Voor sommige soorten geldt een vrijstelling. Onderstaand schema geeft weer hoe de beoordeling plaatsvindt.
Aanvullend gelden de volgende regels:
Afbeelding 14: Stroomschema beoordeling in het kader van de Flora- en faunawet.
Natuurtoets Flora- en Fauna
Als onderdeel van de planvorming heeft een natuurtoets plaatsgevonden. Deze natuurtoets bestaat uit een Quick Scan Natuur15 en een Aanvullend Onderzoek Natuur16.
De quick scan natuur kan worden opgevat als een eerste stap van de natuurtoetsing. Tijdens deze quick scan is onderzocht welk vigerend beleid en wetgeving van toepassing is op de planlocatie, welke beschermde soorten mogelijk op de planlocatie of in de invloedsfeer daarvan voorkomen en wat eventuele vervolgstappen moeten zijn in het onderzoek.
Tijdens het aanvullend onderzoek is nader onderzocht welke beschermde soorten daadwerkelijk in het plangebied of in de invloedssfeer daarvan voorkomen. Tevens is beoordeeld of de activiteiten effecten kunnen hebben op de beschermde dier- of plantensoorten. Indien dit mogelijk het geval zou kunnen zijn is vastgesteld of en welke maatregelen genomen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen (aanbevelingen).
Conclusies en maatregelen
In het totaalonderzoek (Quick Scan + Aanvullend Onderzoek Natuur) worden de volgende conclusies getrokken en aanbevelingen voor maatregelen gedaan.
Vleermuizen
In de bosranden (bekeken tot minimaal 50 meter het bos in) die in het zuiden en westen grenzen van het plangebied zijn 3 soorten vleermuizen aangetroffen, namelijk gewone dwergvleermuis, laatvlieger en rosse vleermuis. Het ging in alle gevallen om foeragerende of overvliegende exemplaren. Vleermuizen en hun leefgebied zijn beschermd via de Flora- en faunawet (tabel 3) en de habitatrichtlijn (tabel IV). Een enkel exemplaar van de dwergvleermuis is foeragerend aan de binnenkant van de bosrand op de rand van het plangebied aangetroffen. Eén exemplaar van de rosse dwergvleermuis vloog over het plangebied heen. De bosrand zelf, waarin zich ook open paden bevinden, wordt duidelijk het meest intensief gebruikt door vleermuizen om te foerageren.
Er zijn geen vaste verblijfplaatsen aangetroffen van vleermuizen. Ook de ijskelder fungeert, ondanks wat de bebording vermeldt, niet als verblijfplaats van vleermuizen. Dit blijkt uit onze inventarisaties en wordt bevestigd door de Stichting IJskelder Doorn die aangeeft dat sinds 1991 (verbouwing ijskelder) deze niet meer als vaste verblijfplaats door vleermuizen is gebruikt.
Indien tijdens de bouwwerkzaamheden een aantal voorzieningen worden getroffen en aan een aantal spelregels wordt voldaan zal hierdoor zo goed als zeker geen negatieve invloed op (individuele) vleermuizen ontstaan. De functionaliteit van het leefgebied is niet in het geding en er is geen sprake van een significant nadelige invloed op de populatie. Ook tijdens de nieuwe situatie (na oplevering en ingebruikname van het gemeentekantoor) zal de functionaliteit van het leefgebied niet verminderen en is geen sprake van een significant nadelige invloed op de populatie. Door het treffen van een aantal maatregelen kan de functionaliteit van het gebied zelfs verbeteren wat een positieve invloed op de populaties kan hebben.
Om het uitsluiten van negatieve invloeden op vleermuizen te garanderen worden de volgende aanbevelingen opgevolgd:
Naast deze maatregelen om te voldoen aan de wettelijke verplichtingen, kunnen ook aanvullend maatregelen genomen worden om de kwaliteit van het leefgebied voor vleermuizen zelfs te verbeteren. Te denken valt aan vleermuisvriendelijke constructies. Zie hiervoor ook paragraaf 4.6.
Vogels
Alle vogelsoorten zijn beschermd via de Flora- en faunawet. Verstoring van vogels is niet toegestaan. Hiervan kan met name in het broedseizoen sprake zijn. Bomen, struwelen, heesters en struiken op de planlocatie worden daarom buiten het broedseizoen18 geveld of verwijderd. Verstoring van broedvogels in de bosrand is niet aannemelijk indien de aanbevelingen die voor vleermuizen zijn gedaan worden opgevolgd.
Aan te bevelen is om voor of na het broedseizoen met de werkzaamheden te beginnen en deze continu door te laten gaan (geen lang weekeind/vakantieperiodes inlassen). Van broedende vogels die tijdens de werkzaamheden gaan broeden in de bosrand kan gesteld worden dat deze van de werkzaamheden geen hinder ondervinden. Van sommige soorten, zoals roofvogels is de nestplaats jaarrond beschermd. Deze nesten zijn in het plangebied niet aangetroffen.
Overige flora en fauna
Tijdens de natuurtoets zijn, ondanks zorgvuldig en gericht onderzoek in het plangebied geen andere plant- of diersoorten aangetroffen die op tabel 2 of 3 van de Flora- en faunawet staan. Het plangebied is niet geschikt als leefgebied voor deze soorten.
Niet geheel uitgesloten kan worden dat een individu van een soort van tabel 2 of 3, zoals een eekhoorn, zich een keer door het gebied begeeft.
Vrijwel zeker komen wel enkele soorten voor die op tabel 1 van de Flora - en faunawet staan. Dit zou bijvoorbeeld goed het geval kunnen zijn in de westrand, waar een struiklaag aanwezig is. Te denken valt aan muizen, egels en kleine marterachtigen. In het bos ten westen van het plangebied zijn bijvoorbeeld wel gewone bosmuizen gezien. Voor alle soorten uit tabel 1 van de Flora- en faunawet geldt een vrijstelling voor uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling, zoals hier het geval is. Wel geldt voor alle soorten de algemene zorgplicht.
Toetsing op eventuele aantasting van de EHS
Bouwplannen kunnen leiden tot significante aantasting van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Wezenlijke waarden en kenmerken moeten daarbij worden ontzien. Door het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht zijn vier hoofdaspecten aangewezen die bepalen welke waarden en kenmerken binnen de EHS als wezenlijk moeten worden aangemerkt. Deze zijn:
Als de EHS op één van deze vier hoofdaspecten wordt aangetast, dan is er sprake van significante aantasting van de EHS en kan het bouwplan niet worden uitgevoerd zoals gewenst. Er moet dan gekeken worden naar alternatieven.
Het plangebied is in en nabij de EHS gesitueerd. Daarom zullen diverse (optimalisatie)maat-regelen ter bescherming van de EHS getroffen worden. Een aantal maatregelen is hiervoor reeds beschreven. Zie hiervoor ook paragraaf 4.6. Hieronder wordt per waarde weergegeven dat deze waarden niet zullen worden aangetast.