Plan: | De Beaufortweg 46 te Doorn |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1581.bpDOObeaufortweg46-va01 |
In verband met de voorgenomen ontwikkeling is in 2004 een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied. Het onderzoek was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. Tijdens het veldonderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.
Rekening houdend met het gewijzigde omstandigheden (Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie) heeft in 2008 een nadere beoordeling van het rapport plaatsgevonden. Na weging van alle factoren luidt het advies dat de kans op archeologische resten/sporen hier waarschijnlijk zo klein is dat geen nader onderzoek behoeft te worden verricht. Deze conclusie is door de gemeentelijke archeoloog bevestigd.
Op de beleidskaart van de gemeente Utrechtse Heuvelrug uit 2010 staat het plangebied aangegeven als een terrein van lage archeologische verwachting. Op basis van de huidige archeologische kennis is de trefkans op archeologische sporen en vondsten gering. Dit betekent echter niet dat er geen belangrijke archeologische vindplaatsen in de bodem aanwezig zijn. Om het inzicht in dergelijke gebieden te kunnen vergroten geldt voor ontwikkelingen die groter zijn dan 10 hectare een onderzoekplicht.
Conform het gemeentelijk beleid dient in dergelijke gevallen een archeologische dubbelbestemming te worden opgenomen (Waarde - Archeologie 5 laag). Voor een beschrijving van deze bestemming wordt verwezen naar paragraaf 9.3.
Afbeelding 9: De gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart.
Conclusie
De locatie bevindt zich op een terrein van lage archeologische verwachtingswaarde waarbij voor bodemingrepen groter dan 100.000 m2 archeologisch onderzoek verplicht wordt gesteld. Het onderhavige bouwplan omvat een bodemingreep die kleiner is. Het verrichte onderzoek heeft bovendien geen archeologische indicatoren opgeleverd. Er zijn derhalve geen beperkingen voor de planontwikkeling. Hierbij dient wel de opmerking te worden gemaakt dat toevalsvondsten gemeld moeten worden volgens art. 53 van de Monumentenwet.