Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Landgoed 't Wissel met identificatienummer NL.IMRO.1581.MAAamersfrtsewg60-va01 van de gemeente Utrechtse Heuvelrug;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 archeologisch deskundige
professioneel archeoloog die volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of programma's van eisen op te stellen en te toetsen.
1.6 archeologisch onderzoek
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen.
1.7 archeologisch rapport
in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de archeologische waarde van een terrein.
1.8 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde die wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van sporen van menselijk handelen in het verleden die in de grond zijn achtergebleven, bijvoorbeeld potscherven, resten van voedselbereiding, graven, maar ook verkleuringen in de grond die duiden op bewoning of infrastructuur.
1.9 archeologisch waardevol gebied
gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.
1.10 basis achtergevel
de achtergevel van het hoofdgebouw zonder aan- of uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen of vergrotingen van het hoofdgebouw.
1.11 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12 bebouwingsgebied
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.
1.13 bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat het deel van het maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.14 bed & breakfastvoorziening
een (deel van een) gebouw, bedoeld voor veelal kortdurend recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.
1.15 bedrijf aan huis
een bedrijf dat in een (gedeelte van) een woning en/of bijgebouwen wordt uitgeoefend en gericht is op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de bewoner van de woning, met dien verstande dat de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.16 beroep aan huis
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in een woning en/of de bijgebouwen wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.17 bestaand(e)
- bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bebouwing die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning, tenzij in de regels anders is bepaald;
- bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.20 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.21 bijgebouw
een gebouw dat, zowel in bouwkundige als in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw en niet geschikt is voor bewoning.
1.22 bijzondere woonvorm
een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één of meerdere huishoudens door hulpbehoevenden op het fysieke, psychische en/of sociale vlak eventueel met extra zorg en/of begeleiding, met bijbehorende voorzieningen, zoals een gemeenschappelijke ruimte en kantoor.
1.23 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.25 bouwlaag
een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd, zulks met uitzondering van onderbouwen en kappen. De eerste bouwlaag is de bouwlaag op de begane grond.
1.26 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.28 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.29 daknok
hoogste punt van een schuin dak.
1.30 dakvoet
laagste punt van een schuin dak.
1.31 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.32 erker
een uitbouw aan een woning, die zich bevindt aan de gevel van een woning en ondergeschikt is aan de massa van het hoofdgebouw.
1.33 escortbedrijf
het bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbieden door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
1.34 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan.
1.35 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.36 grondwaterpeil
bovenste niveau van het water dat zich in de bodem bevindt.
1.37 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.38 huisvesting in verband met mantelzorg
huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.
1.39 internetwinkel
winkel waarbij de verkoop plaatsvindt op internet en de klantencontacten grotendeels of geheel digitaal verlopen';
1.40 kamerbewoning
het bewonen van eenzelfde woning door meerdere personen die ieder in een eigen ruimte een eigen huishouden voeren waarbij deze bewoners wezenlijke voorzieningen, zoals een entree, keuken en/of sanitaire ruimte, gemeenschappelijk gebruiken.
1.41 landschapswaarden
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van natuurlijke en menselijke factoren.
1.42 maaiveld
de hoogte van het afgewerkte bouwterrein.
1.43 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde eenzelfde maatvoering geldt.
1.44 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.45 natuurwaarden
De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de hydrologie en door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk, als in onderlinge samenhang.
1.46 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
1.47 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.48 overkapping
een bouwwerk, omsloten door maximaal één, tot de constructie behorende wand en voorzien van een gesloten dak.
1.49 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.50 parkeervoorzieningen
elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.
1.51 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.52 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.53 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm en bouwkundig kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw maar er functioneel wel onderdeel van uitmaakt, alsmede een bij de oorspronkelijke bouw optioneel aangeboden en ook daadwerkelijk gebouwde uitbouw.
1.54 voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.55 voorgevel
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, de gevel waar de hoofdentree is gesitueerd;
1.56 voorgevelrooilijn
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;
1.57 woning
een gebouw of gedeelte van een gebouw, bestaande uit een complex van ruimten, dat is bedoeld en dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten en berekend:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 de breedte en diepte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van scheidingsmuren.
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 bruto vloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een vastgoedobject gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen. Ter aanvulling op bovenstaande geldt het volgende:
- Indien een binnenruimte aan een andere binnenruimte grenst, moet worden gemeten tot het hart van de betreffende scheidingsconstructie;
- Indien een gebouwgebonden buitenruimte aan een binnenruimte grenst, moet het grondvlak van de scheidingsconstructie volledig worden toegerekend aan de bruto-vloeroppervlakte van de binnenruimte.
2.8 het peil
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.
2.9 afstand tot de zijdelingse perceelgrens
de kleinste afstand tussen de zijdelingse bouwperceelgrens en het bouwwerk.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bosbouw,
- instandhouding van bos ten behoeve van aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, cultuurhistorische en ecologische waarden,
- instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, poelen, plassen en andere waterpartijen,
- instandhouding van natuurgebieden met heide en met natte natuur,
- instandhouding als zodanig van ter plaatse voorkomende zandwegen en inritten,
- natuurvoorlichting en -educatie,
- agrarisch medegebruik ten behoeve van de realisatie van de natuurdoelen,
met daarbij behorend:
- paden, in- en uitritten, onverharde wegen, voorzieningen ten behoeve van flora en fauna zoals faunapassages, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie zoals picknickplaatsen en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
- mogen uitsluitend overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) worden gebouwd;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
Overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) | Maximum bouwhoogte |
erf- en terreinafscheidingen | 2 m |
andere overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) | 3 m |
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking voor opslag onderhoudsmaterieel
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen, in afwijking van andere voor deze gronden geldende bestemming(en), ten behoeve van gebouwen voor de opslag van onderhoudsmaterieel, mits:
- de goot- en bouwhoogte maximaal 4 en 6 m bedragen;
- de oppervlakte maximaal 100 m² bedraagt, indien aangetoond wordt dat 5 tot 50 hectare natuur in eigen beheer wordt onderhouden;
- de oppervlakte maximaal 150 m² bedraagt, indien aangetoond wordt dat meer dan 50 hectare natuur in eigen beheer wordt onderhouden;
- de inpassing van het gebouw in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt,waarbij eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins;
- indien het onder b en c genoemde gebouw, wordt gesitueerd op gronden met de bestemming 'Waarde - Ecologie' dient uit onderzoek te blijken, dat er geen sprake is van significante aantasting van de ecologische waarden.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het ontginnen, afgraven en verlagen, ophogen of egaliseren van de bodem;
- het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of op andere wijze herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
- het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
- het vellen of rooien van bos en/of verwijderen van houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van bos en/of houtopstanden ten gevolge hebben of kunnen hebben;
- het verwijderen van natuur- en landschapselementen;
- diepploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
- bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
- het aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden waaronder ook begrepen het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
- aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
3.4.2 Uitzonderingen
Het gestelde verbod in
artikel 3 lid 4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
- reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning ingevolge de Ontgrondingenwet;
- het aanleggen van kavelpaden en verhardingen ten behoeve van in- of uitritten, tot elk een oppervlakte van 60 m2 betreffen;
- het vellen, rooien of beschadigen van berken, coniferen, amerikaanse vogelkers en fruitbomen, uitgezonderd hoogstamfruitbomen.
3.4.3 Toelaatbaarheid
De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 3 lid 4.1, zijn slechts toelaatbaar, mits:
- door die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer natuur- en landschapswaarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
- door aanvrager een rapport is overgelegd, waaruit blijkt dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de onder a genoemde voorwaarden is voldaan.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep- en of bedrijf aan huis;
met daarbij behorend:
- tuinen en erven, paden, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeren op eigen terrein.
4.2.1 Bouwen algemeen
Het bestemmingsvlak mag voor niet meer dan 40 % worden bebouwd dan wel worden verhard.
4.2.2 Bouwen van hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- mogen uitsluitend in de vorm van vrijstaande woningen worden gebouwd;
- mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- het aantal mag per bouwvlak niet meer dan 1 bedragen;
- de inhoud van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)' is aangegeven;
- de goot- en bouwhoogte mogen respectievelijk maximaal 6 en 10 m bedragen;
- indien hoofdgebouwen worden afgedekt met een kap, dient de dakhelling van deze kap maximaal 65° te bedragen;
- in afwijking van het bepaalde onder f mag de dakhelling maximaal 75° bedragen indien het dak in de vorm van een mansarde kap wordt uitgevoerd;
- de afstand tot vrijstaande bijbehorende bouwwerken op hetzelfde bouwperceel moet minimaal 1 m bedragen;
- dakkapellen zijn toegestaan in de dakvlakken van het hoofdgebouw, mits de breedte van dakkapellen in de dakvlakken aan de voorgevel en de naar de openbare weg gekeerde zijgevels per dakvlak niet meer dan de helft van de breedte van de desbetreffende dakvlakken ter hoogte van de bovenkant van de dakkapel bedraagt.
4.2.3 Bouwen van bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
- mogen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- voor zover binnen het bouwvlak of op een afstand van niet meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw, niet hoger dan:
- 5 m;
- 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, en
- het hoofdgebouw.
- de oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerkenbedraagt niet meer dan:
- in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van dat bebouwingsgebied;
- in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
- in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 150 m2.
4.2.4 Bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)
Voor het bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven:
Overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) | Maximum bouwhoogte |
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst voor (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw | 1 m |
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst achter (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw | 2 m |
vlaggenmasten, antennemasten | 10 m |
andere overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) | 3 m |
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2.3 sub b onder 1 voor het toestaan van een bouwhoogte van 6 meter mits:
- het betreft een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op een afstand van minimaal 4 meter van het hoofdgebouw;
- de inpassing van het gebouw in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt,waarbij eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Uitoefening van een beroep- en/of bedrijf aan huis
Het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis is in overeenstemming met de woonfunctie, indien wordt voldaan aan de volgende regels:
- niet meer dan 40% van de totale bruto vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, inclusief bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;
- bij de uitoefening van een bedrijf aan huis alleen activiteiten worden uitgevoerd die genoemd worden in de bij deze regels behorende bijlage 'Beroep en Bedrijf aan Huis' (bijlagen bij de regels bijlage 1) en/of een internetwinkel zonder een afhaalbalie, showroom of andere fysieke bezoekmogelijkheid;
- geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten worden uitgeoefend, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van het betrokken beroep of bedrijf aan huis;
- de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door de bewoners worden uitgeoefend;
- de verkeersbelasting niet onevenredig toeneemt;
- in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien of, ingeval dit niet mogelijk is, voldoende parkeergelegenheid in de directe nabijheid aanwezig is;
- buitenopslag ten behoeve van de activiteit niet is toegestaan.
4.4.2 Voorwaardelijke verplichting
Het gebruik van het hoofdgebouw als bedoeld in
artikel 4 lid 1 is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' uitsluitend toegestaan, als:
4.4.3 Verharding en bebouwing
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt gerekend het bebouwen dan wel verharden van een bestemmingsvlak tot meer dan 40% van dit betreffende bestemmingsvlak.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Bijzondere woonvormen en kamerbewoning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in
artikel 10 lid 1 voor het toestaan van bijzondere woonvormen en kamerbewoning, mits:
- het hoofdgebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
- de functie een ruimtelijke werking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
- de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 4
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
5.2.1 Bouwen van bouwwerken
p en in de gronden als bedoeld in
artikel 5 lid 1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) niet anders worden gebouwd dan in overeenstemming met de volgende regels:
- de aanvrager van een omgevingsvergunning dient in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.2.2 Uitzondering bouwregels
Het bepaalde in
artikel 5 lid 2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
- vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte kleiner dan 1.000 m2;
- bouwwerken die niet dieper dan 0,3 m onder maaiveld geplaatst kunnen worden.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 1000 m2 of meer:
- het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
- het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
- het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
- het ophogen en egaliseren van gronden.
5.3.2 Uitzonderingen
Het in
artikel 5 lid 3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
- in het kader van het normale onderhoud en/of gebruik;
- die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
- die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- in het kader van het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 5 lid 2.1;
- in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige;
- in en op gronden waarvan naar oordeel van het bevoegd gezag vaststaat dat daar geen archeologische waarden aanwezig zijn of meer aanwezig zijn.
5.3.3 Toelaatbaarheid
De werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 5 lid 3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
- door die werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
- door aanvrager een rapport is overgelegd, waaruit blijkt dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de onder a genoemde voorwaarden is voldaan.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming '
Waarde - Archeologie 4' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de -mede aan de hand van de gemeentelijke archeologische beleidskaart- geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 5
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.2.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 100.000 m2
(10 ha) of meer:
- het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
- het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
- het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
- het ophogen en egaliseren van gronden.
6.2.2 Uitzonderingen
Het in
artikel 6 lid 2.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
- in het kader van het normale onderhoud en/of gebruik;
- die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
- die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige;
- in en op gronden waarvan naar oordeel van het bevoegd gezag vaststaat dat daar geen archeologische waarden aanwezig zijn of meer aanwezig zijn.
6.2.3 Toelaatbaarheid werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
De werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 6 lid 2.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:
- door die werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
- door aanvrager een rapport is overgelegd, waaruit blijkt dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de onder a genoemde voorwaarden is voldaan.
6.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming '
Waarde - Archeologie 5' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de -mede aan de hand van de gemeentelijke archeologische beleidskaart- geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 7 Waarde - Ecologie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- de instandhouding van landschaps- en natuurwaarden;
met daarbij behorend:
- voorzieningen ten behoeve van flora en fauna, zoals faunapassages.
7.2 Bouwregels
In afwijking van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mogen worden gebouwd overige bouwwerken ten dienste van de waarden als bedoeld in
artikel 7 lid 1 waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
7.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken die krachtens de andere bestemmingen mogen worden gebouwd, ter voorkoming van onevenredige aantasting van de waarden als bedoeld in
artikel 7 lid 1.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het ontginnen, afgraven en verlagen, ophogen of egaliseren van de bodem;
- het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of op andere wijze herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
- het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
- het vellen of rooien van bos en/of verwijderen van houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van bos en/of houtopstanden ten gevolge hebben of kunnen hebben;
- het verwijderen van natuur- en landschapselementen;
- diepploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
- bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
- het aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden waaronder ook begrepen het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
7.4.2 Uitzonderingen
Het gestelde verbod in
artikel 7 lid 4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
- reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning ingevolge de Ontgrondingenwet;
- het aanleggen van kavelpaden en verhardingen ten behoeve van in- of uitritten, tot elk een oppervlakte van 60 m2 betreffen.
- het vellen, rooien of beschadigen van berken, coniferen, amerikaanse vogelkers en fruitbomen, uitgezonderd hoogstamfruitbomen.
7.4.3 Toelaatbaarheid
De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 7 lid 4.1, zijn slechts toelaatbaar, mits:
- door die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer landschaps- en natuurwaarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
- door aanvrager een rapport is overgelegd, waaruit blijkt dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de onder a genoemde voorwaarden is voldaan.
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
9.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- of aanduidingsgrenzen en van maatvoeringsregels niet meer dan 1 m bedraagt.
9.2 Ondergronds bouwen
Tenzij in
regels hoofdstuk 2 anders is bepaald, zijn ondergrondse ruimten uitsluitend toegestaan geheel of gedeeltelijk onder bovengrondse bebouwing, voor zover:
- bijbehorende voorzieningen voor licht- en luchttoetreding en toegangen niet zijn gesitueerd aan de zijde van de voorgevel;
- de hoogte, gemeten ten opzichte van de beganegrondvloer, van de in sub a bedoelde toegangen niet meer dan 3 meter bedraagt.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
10.1 Verboden gebruik
- Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en);
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:
- een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie, een escortbedrijf of een erotisch getinte vermaaksfunctie behoudens in het geval dat dit gebruik uitdrukkelijk is toegestaan;
- een gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
- een gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak voor bewoning;
- een gebruik van woningen voor kamerbewoning;
- een gebruik van woningen voor bijzondere woonvormen;
- een gebruik van 'bed & breakfast'-appartementen, recreatiewoningen, vakantie-appartementen, groepsaccomodatie, pensions en kampeerboerderijen voor permanente bewoning;
10.2 Uitoefening bed and breakfast in en bij een woning
Het uitoefenen van een bed & breakfast in een (bedrijfs)woning is toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende regels:
- niet meer dan 40 % van de totale bruto vloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning of bovenwoning, inclusief bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van bed & breakfastvoorzieningen worden gebruikt, met een maximum van 60 m2;
- de oppervlakte per bed & breakfastvoorziening dient minimaal 20 m2 te bedragen;
- het aantal bed & breakfastvoorzieningen mag maximaal 3 bedragen;
- de activiteiten door de bewoners worden uitgeoefend;
- per bed & breakfastvoorziening een zelfstandige sanitaire ruimte aanwezig is;
- per bed & breakfastvoorziening geen zelfstandige keuken aanwezig is;
- per bed & breakfastvoorziening een extra parkeerplaats op eigen terrein aanwezig is.
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
11.1 overige zone - infiltratiegebied
11.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - infiltratiegebied' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit.
11.1.2 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werken en werkzaamheden uit te voeren die de waterhuishouding (waaronder de wateraan- en afvoer) beïnvloeden, zoals waterontrekking, door bemaling en onderbemaling, het draineren van gronden, het verbreden en verdiepen, verbeteren en dempen van watergangen en greppels, en het slaan van putten.
11.1.3 Uitzonderingen
Het gestelde verbod in
artikel 11 lid 1.2 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
- reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning ingevolge de Ontgrondingenwet.
11.1.4 Toelaatbaarheid
De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 11 lid 1.2, zijn slechts toelaatbaar, mits:
- door die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer natuur- en landschapswaarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
- door aanvrager een rapport is overgelegd, waaruit blijkt dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de onder a genoemde voorwaarden is voldaan.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
12.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
- de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- de regels en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
- de regels ten aanzien van de hoogte van overige bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte voor overige bouwwerken, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
mits:
- de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
- vanuit verkeerstechnisch oogpunt geen onveilige situaties ontstaan.
12.2 Afwijking 10 % overschrijding
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, mits:
- medische-, sociale- of welstandtechnische noodzaak aanwezig is;
- de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
- vanuit verkeerstechnisch oogpunt geen onveilige situaties ontstaan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Bouwen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %;
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Gebruik
- Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Landgoed 't Wissel .
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug
De griffier, De voorzitter,