Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Maarsbergseweg 23-25 te Leersum
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1581.LSMmaarsberg23en25-va01

Regels

hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1. Plan
 
het wijzigingsplan Maarsbergseweg 23-25 te Leersum met identificatienummer
 
NL.IMRO.1581.LSMmaarsbweg23en25-on01 van de Gemeente Utrechtse Heuvelrug.
  
2. Geldend bestemmingsplan
 
het bestemmingsplan 'Leersum Buitengebied 2005, herziening 2009’ zoals vastgesteld
 
door de raad van Gemeente Utrechtse Heuvelrug op 16 september 2010.
  
2a. Overige begrippen
 
de begripsbepalingen uit het geldende bestemmingsplanregels van bestemmingsplan 'Leersum Buitengebied 2005, herziening 2009’ zoals bij besluit van 16 september 2010 door de raad van Gemeente Utrechtse Heuvelrug zijn van overeenkomstig van toepassing op dit wijzigingsplan.
 
5. ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;

6. ander bouwwerk:
bouwwerk, geen gebouw zijnde;

8. bebouwing: 
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;
 
9. "bed and breakfast"-appartement:
een deel van agrarische bebouwing, bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
 
9a. “bed and breakfast” unit:
een deel van de woning, bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- en verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
 
10. bedrijfsgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening;
 
11. bedrijfswoning of dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;
 
12. bestaande woning, bebouwing, oppervlakte, goothoogte, hoogte, inhoud en afstand tussen gebouwen:
de woning, bebouwing, oppervlakte, goothoogte, hoogte, inhoud en afstand tussen gebouwen die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat althans rechtens mag bestaan;
 
13. bestemmingsgrens:
de op de plankaart als zodanig aangegeven lijn, die de grens vormt tussen bestemmingsvlakken;
 
14. bestemmingsvlak: een op de plankaart door bestemmingsgrenzen omsloten vlak van gronden met eenzelfde bestemming;
 
15. bijgebouw:
een aan de woning ondergeschikt gebouw, zoals een garage, berging of hobbyruimte, behorende bij een woning, dat uitsluitend indien het aan de woning is aangebouwd en van daaruit rechtstreeks toegankelijk is, mag worden gebouwd en gebruikt voor bewoning;

17. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
18. bouwperceel of bebouwingsvlak:
een op de plankaart door een grens van een bouwperceel of bebouwingsgrens omgeven oppervlakte van gronden, waarbuiten geen gebouwen mogen worden gebouwd, tenzij dat krachtens deze voorschriften is toegestaan;
 
19. bouwwerk: 
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
20. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

22. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
23. grens van een bouwperceel of bebouwingsgrens:
een op de plankaart als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, tenzij dat krachtens deze voorschriften is toegestaan;

27. hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door constructie en afmetingen als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

28. horeca:
hotel, pension, restaurant, café, cafetaria of daaraan verwante inrichting, waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden
bereid of verstrekt, een en ander, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, met uitzondering van nachtclubs, discotheken, dancings of soortgelijke inrichtingen; onder horeca is in ieder geval niet begrepen een seksinrichting;

43. peil:
a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst:
de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b. in andere gevallen:
de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte maaiveld;

46. seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel en parenclub al of niet in combinatie met elkaar;
  
52. vloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
 
53. voorgevel:
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
 
54. voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
 
55. "vrij" beroep:
beroep of beroepsmatige dienstverlening op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en daarmee gelijk te stellen gebied
  
Artikel 2 Wijze van meten
Voor de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten en berekend:
  1. de goothoogte van een gebouw:
    vanaf peil tot de bovenkant van de goot of daarmede gelijk te stellen constructiedeel;
  2. de hoogte van een bouwwerk:
    vanaf peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, op of aan dat bouwwerk bevestigde ondergeschikte delen, zoals schoorstenen, vlaggenmasten en antennes niet meegerekend;
  3. de inhoud van een gebouw:
    boven de begane grondvloer, tussen de buitenwerkse gevelvlakken, harten van scheidsmuren en dakvlakken, met inbegrip van erkers en dakkapellen, en in geval van een recreatiewoning ook onder de begane grondvloer, met inbegrip van kelders en souterrains;
  4. de oppervlakte van een gebouw:
    ter hoogte van de bovenkant van de begane grondvloer, tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren;
  5. de hoogte van een windmolen of windturbine:vanaf peil tot het hoogste punt van van de mast.
 
hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
  1. De op de plankaart als "Bedrijven" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. bedrijven, met de nadere bestemming die hierna is vermeld bij de code, waarmee het desbetreffende bestemmingsvlak op de plankaart is aangeduid:
 
code   nadere bestemming   max. aantal bedrijfs woningen   bestaande oppervlakte gebouwen 1) max. oppervlakte gebouwen 1) max. goothoogte gebouwen 2) max. hoogte gebouwen 2)
B4   Transport- en bergingsbedrijf 1 1.490 m² 1.490 m² n.v.t. 8 m
1) inclusief bedrijfswoningen en bijgebouwen
2) geldt niet voor niet-inpandige bedrijfswoningen en bijgebouwen, zie lid 4, sub e
 
b. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen afschermende en andere groenvoorzieningen, parkeerplaatsen en tuinen.
  1. Onder bedrijven als bedoeld in lid 1, zijn niet begrepen:
    1. detailhandelsbedrijven, tenzij het betreft detailhandel die als zodanig ingevolge lid 1 is toegestaan of detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse voortgebrachte producten;
    2. bedrijven, die zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, krachtens artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dat laatstelijk is gewijzigd.
Toegestane bouwwerken
  1. Op de gronden als bedoeld in lid 1, mogen, met inachtneming van het bepaalde in de tabel in lid 1, uitsluitend worden gebouwd gebouwen en andere bouwwerken, waaronder zijn begrepen bij bedrijfswoningen behorende bijgebouwen.
Bouwen
  1. Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 3, gelden de volgende bepalingen:
    1. het aantal bedrijfswoningen, de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, en de goothoogte en hoogte van gebouwen mogen binnen elk bestemmingsvlak niet meer bedragen dan voor dat vlak in de tabel in lid 1 is aangegeven;
    2. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien vaststaat dat binnen hetzelfde bestemmingsvlak ten minste één ander gebouw ten behoeve van het betreffende bedrijf wordt of is gebouwd;
    3. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 600 m³ of indien de bestaande inhoud meer dan 600 m³ bedraagt, niet meer dan de bestaande inhoud;
    4. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde woning behorende bouwvergunningplichtige bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 50 m² bedragen;
    5. de goothoogte en hoogte van niet-inpandige bedrijfswoningen en bijgebouwen en de hoogte van andere bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
 
bouwwerken max. goothoogte max. hoogte
niet-inpandige bedrijfswoningen: 4,5 m 8 m
bijgebouwen en overkappingen: 3 m 6 m
erf- of perceelsafscheidingen: - 2 m
licht- en vlaggenmasten: - 5 m
overige andere bouwwerken - 10 m
f. het bepaalde in hoofdstuk IV (Bijzondere bepalingen).
  
Wijzigingsbevoegdheid ander soort bedrijf
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk II (Beschrijving in hoofdlijnen), het plan te wijzigen zodanig dat de betreffende nadere bestemming in lid 1 wordt gewijzigd in een ander soort bedrijf, mits:
    1. het betreft bedrijven die in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn vermeld als milieucategorie 1 en 2, danwel naar hun gevolgen voor de omgeving daarmee gelijk kunnen worden gesteld;
    2. de gezamenlijke oppervlakte, goothoogte en hoogte van gebouwen ten opzichte van de ten tijde van de wijziging bestaande situatie niet worden vergroot;
    3. het ander soort bedrijf geen opslag van goederen in de open lucht inhoudt of met zich meebrengt, en
    4. het ander soort bedrijf geen seksinrichting, horeca of detailhandel betreft.
Procedure bij wijziging
  1. Bij de voorbereiding van een besluit omtrent wijzigen als bedoeld in lid 5, wordt de procedure gevolgd, die is vervat in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Vorm van verboden gebruik
  1. en verboden gebruik als bedoeld in artikel 26, lid 1 (Gebruik van gronden en bouwwerken), is in ieder geval ook permanente bewoning van vakantie-appartementen.
Voorwaardelijke verplichting 
  1. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - voorwaardelijke verplichting" dient voorafgaand aan de in gebruikname van gronden zoals bedoeld in lid 1 ter plaatse van de aanduiding een aarden wal aangelegd te worden met een minimale hoogte van 1 meter en aanvullend ingeplant met streekeigen (hoog) opgaande beplanting;
Nadere eisen
  1. Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van
    de landschappelijke en ecologische waarden van het nabijgelegen EHS-gebied, dan wel overlast voor direct omwonenden nadere eisen stellen aan de situering en de toepassing van lantarenpalen en lichtarmaturen.
 
hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels
Gebruik van gronden en bouwwerken
 
Gebruiksverbod
  1. Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van deze gronden en bouwwerken bepaalde.
  2. Voor de toepassing van het bepaalde in lid 1 wordt als strijdig gebruik aangemerkt het gebruik ten behoeve van een seksinrichting, behoudens in het geval dat gebruik uitdrukkelijk is toegestaan. 
Vormen van verboden gebruik
  1. Een verboden gebruik als bedoeld in lid 1, is in ieder geval het gebruik van onbebouwde gronden:
    1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
Uitoefening "vrij" beroep
  1. Een verboden gebruik als bedoeld in lid 1, is in ieder geval niet het gebruiken van een woning en bijbehorende bijgebouwen voor de uitoefening van een "vrij" beroep, mits de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het "vrij" beroep, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 5, niet meer bedraagt dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen, en ieder geval niet meer dan 60 m².

Vrijstelling beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1, ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten, andere dan een "vrij" beroep, in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, mits:
    1. het betreft beroeps- en bedrijfsactiviteiten, die in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1 en 2, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving,
    2. het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroeps- of bedrijfsactiviteit,
    3. de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de daarbij behorende bijgebouwen, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een "vrij" beroep als bedoeld in lid 4, niet meer bedraagt dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen, en ieder geval niet meer dan 60 m²,
    4. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten plaatsvindt,
    5. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
      1. het parkeren ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten op eigen terrein dient plaats te vinden, en
      2. behoudens in- en uitladen, geen beroeps- en bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden, en
    6. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten.

Gebruik als paardenbak
  1. Een verboden gebruik als bedoeld in lid 1, is in ieder geval het gebruik van gronden, gelegen buiten de op de plankaart aangegeven bouwvlakken, als paardenbak.

Vrijstelling paardenbak
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 6, ten behoeve van het gebruiken van gronden behorende bij woningen, waaronder begrepen bedrijfs- en dienstwoningen, niet zijnde recreatiewoningen, als paardenbak en het aldaar bouwen van andere bouwwerken ten dienste daarvan, mits:
    1. het ten hoogste één paardenbak betreft bij eenzelfde bedrijf,
    2. de paardenbak in de nabijheid van de betreffende woning respectievelijk de hoofdbebouwing van het betreffende bedrijf wordt gesitueerd,
    3. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer dan 2 m bedraagt,
    4. de ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast, en
    5. bij de landschappelijke inpassing het bepaalde in hoofdstuk II (Beschrijving in hoofdlijnen) in acht wordt genomen.

Vrijstelling
 
9. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatig gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd
  
Artikel 4 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan Maarsbergseweg 23-25 te Leersum van de Gemeente Utrechtse Heuvelrug.