Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Gooyerdijk 102 te Doorn
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1581.DOOGooyerdijk102-VA01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan Gooyerdijk 102 te Doorn met identificatienummer
NL.IMRO.1581.UHR.DOOGooyerdijk102-VA01 van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorendebijlagen.
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van dezegronden.
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 agrarische bedrijvigheid
bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van agrarischeproducten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met inbegrip van eenpaardenfokkerij en met uitzondering van een paardenhouderij en manege.
 
1.6 (agrarisch) loonwerkbedrijf
een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven en het verrichtenvan cultuurtechnische- en civieltechnische werkzaamheden met behulp van werktuigen.
 
1.7 archeologisch deskundige
professioneel archeoloog die volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijkenormen bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of programma's van eisen opte stellen en te toetsen.
 
1.8 archeologisch onderzoek
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied,uitgevoerd volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen.
 
1.9 archeologisch rapport
in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroepgebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kanworden getrokken over de archeologische waarde van een terrein.
 
1.10 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde die wordt gekenmerkt door de aanwezigheid vansporen van menselijk handelen in het verleden die in de grond zijn achtergebleven,bijvoorbeeld potscherven, resten van voedselbereiding, graven, maar ook verkleuringen in degrond die duiden op bewoning of infrastructuur.
 
1.11 archeologisch waardevol gebied
gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.13 bebouwingsgebied
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder hetoorspronkelijk hoofdgebouw.
 
1.14 bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat het deel van het maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaalmag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.
 
1.15 bed & breakfastvoorziening
een (deel van een) gebouw, bedoeld voor veelal kortdurend recreatief nachtverblijf door eenpersoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats eldershebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoningdoor eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.
 
1.16 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen,bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van producten en goederen dan wel hetbedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
 
1.17 bedrijf aan huis
een bedrijf dat in een (gedeelte van) een woning en/of bijbehorende bouwwerken wordtuitgeoefend en gericht is op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten,mede door de bewoner van de woning, met dien verstande dat de woning in overwegendemate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met dewoonfunctie in overeenstemming is.
 
1.18 bedrijfsgebouw
een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening.
 
1.19 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op of bij het terrein, die hoort bij en functioneel gebondenis aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein.
 
1.20 bestaand(e)
  1. bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, tenzij in de regels anders is bepaald;
  3. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan;
  4. het bepaalde onder b is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
1.21 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.22 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.23 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceelbevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of anderbouwwerk, met een dak.
 
1.24 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergrotenvan een bouwwerk.
 
1.25 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.26 bouwlaag
een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijkehoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd. De eerste bouwlaag is de bouwlaag opde begane grond.
 
1.27 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaarbehorende bebouwing is toegelaten.
 
1.28 bouwperceelgrensde grens van een bouwperceel.
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regelsbepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.30 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden
 
1.31 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat isontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van datbouwwerk of dat gebied.
 
1.32 dakvoet
laagste punt van een schuin dak.
 
1.33 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen,verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voorgebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- ofbedrijfsactiviteit.
 
1.34 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij eenhoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van datgebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is,deze die inrichting niet verbieden.
 
1.35 erker
een uitbouw aan een woning, die zich bevindt aan de gevel van een woning en ondergeschiktis aan de massa van het hoofdgebouw.
 
1.36 escortbedrijf
het bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbieden door eennatuurlijke persoon of rechtspersoon, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordtuitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
 
1.37 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delendaarvan, is toegestaan.
 
1.38 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk metwanden omsloten ruimte vormt.
 
1.39 gebruiksfunctie
gedeelten van een of meer bouwwerken die dezelfde gebruiksbestemming hebben en dietezamen een gebruikseenheid vormen.
 
1.40 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat gericht is op activiteiten waarvan de productie geheel of nagenoeggeheel afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond (als productiemiddel) waarhet bedrijf over kan beschikken. Dat wil zeggen voor zover bij veehouderijbedrijven hetbenodigde ruwvoer (gras, snijmaïs) geheel of vrijwel geheel afkomstig is van structureel bijhet bedrijf behorende gronden.
 
1.41 hoofdgebouw
gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldendeof toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceelaanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
het bewonen van eenzelfde woning door meerdere personen die ieder in een eigen ruimte eeneigen huishouden voeren waarbij deze bewoners wezenlijke voorzieningen, zoals een entree,keuken en/of sanitaire ruimte, gemeenschappelijk gebruiken.
 
1.43 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschiktemate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- envergaderaccommodatie.
 
1.44 landschapswaarden
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van hetaardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding vannatuurlijke en menselijke factoren.
 
1.45 maaiveld
de hoogte van het afgewerkte bouwterrein / landbouwgrond.
 
1.46 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regelsvoor bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde eenzelfde maatvoeringgeldt.
 
1.47 natuurwaarden
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de hydrologie en door geologische,geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk, als inonderlinge samenhang.
 
1.48 ondergeschikte detailhandel
een niet zelfstandig uitgevoerde detailhandelsfunctie die duidelijk waarneembaarondergeschikt is aan en afhankelijk is van de hoofdfunctie en deze ondersteunt zodat dekwaliteit van de hoofdfunctie vergroot of gecompleteerd wordt, hieronder mede begrepen eenafhaalbalie voor een internetwinkel eventueel in combinatie met een beperkte showroom.
 
1.49 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaammet de aarde is verbonden.
 
1.50 overkapping
een bouwwerk, omsloten door maximaal één, tot de constructie behorende wand en voorzienvan een gesloten dak.
 
1.51 opslag
bedrijfsactiviteiten gericht op op- en overslag, be- en verwerking en hergebruik van bouw-,grond-, hulp-, rest- of afvalstoffen of (agrarische) producten, tevens grondbank.
 
1.52 paardenbak
een niet overdekt terrein ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden enpony's en het anderszins beoefenen van de paardensport.
 
1.53 parkeervoorzieningen
elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.
 
1.54 schuilgelegenheid
een bouwwerk bestemd voor het schuilen van dieren.
 
1.55 staat van bedrijfsactiviteiten
bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.
 
1.56 voorgevel
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het eengebouw betreft met meerdere zodanige gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moetworden aangemerkt.
 
1.57 voorgevelrooilijn
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan deperceelsgrenzen.
 
1.58 woning
een gebouw of gedeelte van een gebouw, bestaande uit een complex van ruimten, dat isbedoeld en dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten en berekend:
 
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmeegelijk te stellen constructiedeel.
 
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk metuitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar deaard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.4 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hartvan de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.5 de breedte en diepte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van scheidingsmuren.
 
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaartsgeprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van hetbouwwerk.
 
2.7 bruto vloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een vastgoedobjectgemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaandescheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen. Ter aanvulling opbovenstaande geldt het volgende:
  1. Indien een binnenruimte aan een andere binnenruimte grenst, moet worden gemeten tot het hart van de betreffende scheidingsconstructie;
  2. Indien een gebouwgebonden buitenruimte aan een binnenruimte grenst, moet het grondvlak van de scheidingsconstructie volledig worden toegerekend aan de brutovloeroppervlakte van de binnenruimte.
 
2.8 het peil
  1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buitenbeschouwing blijven.
 
2.9 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
de kleinste afstand tussen de zijdelingse bouwperceelgrens en het bouwwerk.
 
2.10 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
2 Bestemmingsregels
   
Artikel 3 Agrarisch met waarden
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarische bedrijvigheid, met dien verstande dat:
    1. uitsluitend op de bestaande locatie, de uitoefening van veehouderijbedrijven in de vorm van een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwelafhankelijke vegetatie' of 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - open landschap' kwekerijen niet zijn toegestaan.
  2. instandhouding van de aanwezige dan wel daaraan verbonden landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele en ecologische waarden:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – landschappelijke inpassing' de landschappelijke inpassing;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwelafhankelijke vegetatie' de kwelafhankelijke vegetatie van het landschap;
    3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - open landschap' de openheid van het landschap;
    4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - verkavelingspatroon' het verkavelingspatroon van het landschap.
met daarbij behorend:
  1. tuinen en erven, paden, toegangswegen, parkeervoorzieningen, in-/uitritten van percelen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, flora en fauna, zoals faunapassages, voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals picknickplaatsen.
 
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwen van gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen, bouwwerken voor mestopslag, silo's en overkappingengelden de volgende regels:
  1. mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.
 
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking mestopslag en andere silo's buiten bouwvlak
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van hetbepaalde in artikel 3 lid 2.1 voor het toestaan van het op ten hoogste 25 m buiten eenbouwvlak bouwen van:
  1. ten hoogste één bouwwerk voor mestopslag, bij elk agrarisch bedrijf, tot een inhoudvan 1000 m³ en een maximum bouwhoogte van 5 m;
  2. andere silo's, dan voor mestopslag, en kuilvoerplaten tot een gezamenlijkeoppervlakte van 250 m² bij elk agrarisch bedrijf, en een maximum bouwhoogte van 2m,
mits:
  1. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van situering buiten het bouwvlak is aangetoond;
  2. de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt waarbij eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins.
 
3.3.2 Afwijking schuilgelegenheden buiten bouwvlak
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van hetbepaalde in artikel 3 lid 2.1 voor het toestaan van een schuilgelegenheid voor dieren buiteneen bouwvlak met een oppervlakte van niet meer dan 15 m2 en een maximale bouwhoogtevan 3 m mits:
  1. bij een agrarisch bedrijf, de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van situering buiten het bouwvlak is aangetoond;
  2. bij een hobbymatig karakter, de noodzaak van situering buiten het bouwvlak is aangetoond;
  3. de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.
 
3.4 Specifieke gebruiksregels3.4.1 Strijdig gebruik
Een gebruik in strijd met de bestemming is in ieder geval ook het gebruik van gronden alsbedoeld in artikel 3 lid 1 voor:
  1. boogkassen, hagelnetten, teeltondersteunende voorzieningen, opslag van hooirollen en mestzakken buiten het bouwvlak;
  2. chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van de boom- en fruitteelt binnen een afstand van 50 meter van bestemmingsvlakken van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies, met uitzondering van bestaand gebruik waarbij de bestaande afstand als minimale afstand dient te worden aangehouden. Onder voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies worden verstaan alle functies waar geregeld en gedurende langere perioden mensen verblijven, met uitzondering van bedrijfswoningen behorende bij het bedrijf dat de fruit- of boomteelt uitoefent.
 
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden
3.5.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken,geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
 
 
3.5.2 Uitzonderingen
Het gestelde verbod in lid artikel 3 lid 6.1 is niet van toepassing op werken, geenbouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke:
  1. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een daartoe verleende omgevingsvergunning;
  2. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning ingevolge de Ontgrondingenwet;
  3. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan.
  5. het aanleggen van kavelpaden en verhardingen ten behoeve van in- of uitritten, tot elk een oppervlakte van 60 m2 betreffen;
  6. het vellen, rooien of beschadigen van berken, coniferen, Amerikaanse vogelkers en fruitbomen, uitgezonderd hoogstamfruitbomen.
 
3.5.3 Toelaatbaarheid
De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid artikel 3 lid 5.1zijn slechts toelaatbaar, mits:
  1. door die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer natuur- en landschapswaarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  2. door aanvrager een rapport is overgelegd, waaruit blijkt dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de onder a genoemde voorwaarden is voldaan.
  
Artikel 4 Bedrijf
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven tot en met categorie 2 uit de bij deze regels behorende bijlage 'bijlagen bij de regels - milieucategorie';
  2. kantoren als onderdeel van de bedrijfsfunctie, met dien verstande dat per bedrijf het oppervlak niet meer dan 50% van de totale bruto vloeroppervlakte mag bedragen, met een maximum van 1.500 m2;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' mede voor opslag;
  4. de bedrijven die hierna als nadere bestemming zijn aangegeven bij de adressen die in of bij het betreffende bestemmingsvlak zijn aangegeven:
 

  1. tuinen en erven, paden, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, (onverharde) paden, wegen, op-/ overslagdoeleinden en een (paarden-)rijbak.
 
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwen van gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. binnen een bouwvlak mogen het aantal bedrijfswoningen en de gezamenlijke oppervlakte, de goothoogte en de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan voor dat vlak in de tabel in lid 4.1 is aangegeven;
  3. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m3 (exclusief ondergrondse bouwwerken) bedragen tenzij:
    1. bestaande inhoud groter is, in welk geval de bestaande inhoud als maximum geldt;
  4. dakkapellen in de bedrijfswoning aan de voorgevel en de naar de openbare weg gekeerde zijgevels zijn toegestaan, mits:
    1. de breedte van dakkapellen per dakvlak niet meer dan de helft van de breedte van de desbetreffende dakvlakken ter hoogte van de bovenkant van de dakkapel bedraagt;
    2. voorzien van een plat dak;
    3. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m;
    4. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
    5. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    6. zijkanten meer dan 0,9 m van de zijkanten van het dakvlak;
    7. bij meerdere dakkapellen deze uitsluitend in één horizontale lijn worden geplaatst;
    8. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het dakvlak gebruikt voor dakkapellen, dakramen en andere dakdoorbrekingen gezamenlijk.
  5. in afwijking van lid a mogen erkers, toegangsportalen, luifels, balkons, trappen en bordessen vòòr de voorgevel van de bedrijfswoning en voor het bouwen van erkers, toegangsportalen, luifels, balkons, trappen, bordessen én overkappingen aan zijgevels, welke zicht hebben op of gelegen zijn aan de zijde van een openbare weg ofopenbaar groen worden gebouwd, mits:
    1. de bouwgrens met ten hoogste 1,5 m wordt overschreden;
    2. de afstand vanaf het openbaar toegankelijk gebied tot aan het te bouwen bouwwerk minimaal 2,5 m is;
    3. de bouwhoogte maximaal 3 m, dan wel 0,25 m boven de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning bedraagt;
    4. de breedte maximaal 2/3 van de breedte bedraagt van de gevel van het hoofdgebouw waaraan uitgebouwd wordt tot maximaal 4 m.
 
4.2.2 Bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)
Voor het bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) gelden de volgenderegels:
  1. mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
Overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)
Maximum bouwhoogte
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst voor (hetdenkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw
1 m
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst achter (hetdenkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw
2 m
vlaggenmasten, antennemasten, lichtmasten
10 m
andere overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)
4 m
 
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Gebruik ten behoeve van ondergeschikte detailhandel
Het gebruik ten behoeve van ondergeschikte detailhandel is in overeenstemming met dehoofdfunctie, indien wordt voldaan aan de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing niet wordt vergroot, voor zover deze vergroting betrekking heeft op het met de omgevingsvergunning toegestane gebruik;
  2. binnen eenzelfde bouwvlak de verkoop vloeroppervlakte van detailhandel niet meer dan 50 m² bedraagt;
  3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  4. de verkeersbelasting niet onevenredig toeneemt;
  5. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
 
4.3.2 Ondergeschikte nevenactiviteit
Als ondergeschikte nevenactiviteiten bij een loon- en grondverzet-, aannemingsbedrijfgrond-, weg- en waterbouw zijn toegestaan:
  1. de inname, levering, opslag van goederen en/of stoffen van / door derden voor zover functioneel verband houdend met de toegestane relevante bedrijfsmatige activiteiten;
  2. waarbij de ondergeschikte nevenactiviteiten plaats moeten vinden binnen de aanduiding opslag en de gezamenlijke oppervlakte voor deze nevenactiviteiten in elk geval niet meer dan 10% van de opslagcapaciteit mag bedragen.
 
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Afwijking toestaan bedrijf buiten de staat van bedrijfsactiviteitenHet bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in artikel 4 lid 1 onder a of d voor het toestaan van een ander bedrijf dan op grondvan de bij deze regels behorende bijlage 'bijlagen bij de regels - milieucategorie' categorie 1en 2 is toegestaan, mits:
  1. het beoogde bedrijf naar zijn aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot rechtstreeks toegelaten gelijkwaardige bedrijven met uitzondering van risicovolle inrichtingen en de opslag van brand- en explosiegevaarlijke stoffen, munitie en vuurwerk;
  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  3. ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-stiltegebied' de geluidsbelasting in het stiltegebied niet wezenlijk nadelig beïnvloedt;
  4. er geen sprake is van activiteiten welke op grond van de staat van bedrijfsactiviteiten ‘bijlagen bij de regels - milieucategorie’ de indices B hebben.


   
Artikel 5 Natuur
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. instandhouding, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden;
  2. bos en bosbouw;
  3. agrarisch medegebruik in de vorm van beweiding;
  4. extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik.
met daarbij behorend:
  1. paden, in- en uitritten, onverharde en halfverharde (toegangs)wegen, voorzieningen ten behoeve van flora en fauna zoals faunapassages, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van natuurvoorlichting en –educatie, voorzieningen ten behoeve van extensieveopenluchtrecreatie zoals picknickplaatsen en parkeervoorzieningen.
 
5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden
5.2.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken,geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het ontginnen, afgraven en verlagen, ophogen of egaliseren van de bodem;
  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of op andere wijze herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  3. het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  4. het vellen of rooien van bos en/of verwijderen van houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van bos en/of houtopstanden ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  5. het verwijderen van natuur- en landschapselementen;
  6. diepploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
  7. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  8. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden waaronder ook begrepen het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
  9. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
 
5.2.2 Uitzonderingen
Het gestelde verbod in lid artikel 5 lid 2.1 is niet van toepassing op werken, geenbouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  4. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning ingevolge de Ontgrondingenwet;
  5. het aanleggen van kavelpaden en verhardingen ten behoeve van in- of uitritten, tot elk een oppervlakte van 60 m2 betreffen.
  6. het vellen, rooien of beschadigen van berken, coniferen, amerikaanse vogelkers en fruitbomen, uitgezonderd hoogstamfruitbomen.
 
5.2.3 Toelaatbaarheid
De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid artikel 5 lid 2.1,zijn slechts toelaatbaar, mits:
  1. door die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer natuur- en landschapswaarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  2. door aanvrager een rapport is overgelegd, waaruit blijkt dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de onder a genoemde voorwaarden is voldaan.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 3 hoog
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daarvoorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling vanaanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
 
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwen van bouwwerken
Voor het bouwen ten dienste van de onderliggende bestemming(en) gelden de volgenderegels:
  1. de aanvrager van een omgevingsvergunning dient in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is onherroepelijk;
  2. in het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door het bevoegd gezag bij devergunning te stellen kwalificaties.
 
6.2.2 Uitzonderingen bouwregels
Het bepaalde in artikel 6 lid 2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeftop:
  1. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  2. bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte kleiner dan 150 m2;
  3. bouwwerken die niet dieper dan 0,3 m onder maaiveld geplaatst kunnen worden.
 
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden
6.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken,geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over eenoppervlakte van 150 m2 of meer:
  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  5. het ophogen en egaliseren van gronden.
 
6.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 6 lid 3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geenbouwwerk zijnde, of werkzaamheden:
  1. in het kader van het normale onderhoud en/of gebruik;
  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  3. die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  4. in het kader van het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 6 lid 2.1;
  5. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige;
  6. in en op gronden waarvan naar oordeel van het bevoegd gezag vaststaat dat daar geen archeologische waarden aanwezig zijn of meer aanwezig zijn.
 
6.3.3 Toelaatbaarheid
De werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 6 lid 3.1 zijnslechts toelaatbaar, indien:
  1. door die werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  2. door aanvrager een rapport is overgelegd, waaruit blijkt dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de onder a genoemde voorwaarden is voldaan.
 
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming'Waarde - Archeologie 3' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of
verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de -mede aande hand van de gemeentelijke archeologische beleidskaart- geconstateerde aanwezigheid ofafwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging vanopgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 4 - middelhoog
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daarvoorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling vanaanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
 
7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwen van bouwwerken
Voor het bouwen ten dienste van de onderliggende bestemming(en) gelden de volgenderegels:
  1. de aanvrager van een omgevingsvergunning dient in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is onherroepelijk;
  2. in het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door het bevoegd gezag bij devergunning te stellen kwalificaties.
 
7.2.2 Uitzonderingen bouwregels
Het bepaalde in artikel 7 lid 2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeftop:
  1. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  2. bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte kleiner dan 1.000 m2;
  3. bouwwerken die niet dieper dan 0,3 m onder maaiveld geplaatst kunnen worden.
 
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden
7.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken,geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over eenoppervlakte van 1.000 m2 of meer:
  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  5. het ophogen en egaliseren van gronden.
 
7.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 7 lid 3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geenbouwwerk zijnde, of werkzaamheden:
  1. in het kader van het normale onderhoud en/of gebruik;
  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  3. die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  4. in het kader van het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 7 lid 2.1;
  5. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige;
  6. in en op gronden waarvan naar oordeel van het bevoegd gezag vaststaat dat daar geen archeologische waarden aanwezig zijn of meer aanwezig zijn.
 
7.3.3 Toelaatbaarheid
De werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 7 lid 3.1 zijnslechts toelaatbaar, indien:
  1. door die werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  2. door aanvrager een rapport is overgelegd, waaruit blijkt dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de onder a genoemde voorwaarden is voldaan.
 
7.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming'Waarde - Archeologie 4' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of
verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de -mede aande hand van de gemeentelijke archeologische beleidskaart- geconstateerde aanwezigheid ofafwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging vanopgravingen, daartoe aanleiding geeft
3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels
 
9.1 Bestaande situatie
Daar waar een hoofdgebouw, of bijbehorend bouwwerk niet voldoet aan de gestelde regelsin hoofdstuk 2 gelden de bestaande afmetingen, afstanden en/of aantallen wooneenhedenzoals deze zijn gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke bouwvergunning c.q.omgevingsvergunning is verleend ten tijde van de inwerkingtreding van ditbestemmingsplan als maximaal toegestane afmetingen en/of afstanden.
 
9.2 Bouwen in ondergrond
Indien voor het oprichten van bouwwerken gebruik dient te worden gemaakt van heipalenis dit slechts toelaatbaar indien er gebruik gemaakt wordt grond verdringende heipalen bijde realisatie van funderingswerken.
 
9.3 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschiktebouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen,schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buitenbeschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- of aanduidingsgrenzen en vanmaatvoeringsregels niet meer dan 1 m bedraagt.
 
9.4 Maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken
Voor zover op de verbeelding of in de regels geen maximum bouwhoogte is opgenomengelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van een bouwwerk op een bouwperceel, waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist, bedraagt de afstand tussen de tegenover elkaar liggende voorgevelrooilijnen langs de desbetreffende weg, vermeerderd met 1 m;
  2. de afstand wordt gemeten haaks op de desbetreffende voorgevelrooilijn in het midden van de breedte van het bouwwerk of de projectie daarvan op de voorgevelrooilijn;
  3. indien aan de overzijde van de weg een voorgevelrooilijn ontbreekt geldt ter bepaling van de maximum toegestane bouwhoogte, de dichtst bij gelegen tegenoverliggende voorgevelrooilijn. Indien de tegenoverliggende rooilijn plaatselijk is onderbroken geldt ter plaatse van die onderbreking de verst verwijderde van de beide ter weerszijden van de onderbreking voorkomende rooilijnen;
  4. de maximum bouwhoogte bij gevallen als bedoeld onder a bedraagt in ieder geval niet meer dan 15 m. De bestaande en toegestane bouwwerken die meer dan 15 m bedragen, mogen als ten hoogste worden aangehouden.
 
9.5 Kleinschalige grondgebonden zonnepaneelinstallaties
Het bouwen van grondgebonden zonnepanelen voor eigen gebruik bij een (bedrijfs)woningis toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende regels:
  1. de grondgebonden zonnepanelen binnen hetzelfde bouwperceel worden gerealiseerd als de (bedrijfs)woning;
  2. de oppervlakte maximaal 50 m2 bedraagt;
  3. in afwijking van lid a zijn grondgebonden zonnepanelen niet toegestaan indien het perceel is gelegen:
    1. op een grafheuvel;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'beschermd stads- en dorpsgezicht';
    3. in beschermde historische park- en tuinaanleggen, zoals een landschapspark met solitairen, boomgroepen en open weiden zoals een arboretum of een heidetuin;
    4. in een Natura 2000-gebied;
    5. in het 'oude engen' gebied zoals opgenomen in de Nota Ruimtelijke kwaliteit, herziening 2017;
    6. op de Grebbelinie.
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
Grondgebonden zonnepaneelinstallaties
Maximum bouwhoogte
Binnen het bebouwingsgebied
2 m
Buiten het bebouwingsgebied (het voorerf)
1 m

Artikel 10 Algemene gebruiksregels
10.1 Verboden gebruik
  1. Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en);
  2. Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:
    1. een gebruik van gronden als stortplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
    2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;26
    3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie, een escortbedrijf of een erotisch getinte vermaaksfunctie behoudens in het geval dat dit gebruik uitdrukkelijk is toegestaan;
    4. een gebruik van bijbehorende bouwwerken die zijn gelegen buiten het bouwvlak en op meer dan 4 m afstand van het oorspronkelijk hoofdgebouw voor bewoning, tenzij het betreft huisvesting in verband met mantelzorg;
    5. een gebruik van woningen voor kamerbewoning;
    6. een gebruik van woningen voor bijzondere woonvormen;
    7. een gebruik van 'bed & breakfast'-voorzieningen, recreatiewoningen, vakantie-appartementen, groepsaccommodatie, pensions en kampeerboerderijen voor permanente bewoning;
 
10.2 Uitoefenen van een bed & breakfast
Het uitoefenen van een bed & breakfast in of bij een (bedrijfs)woning is toegestaan, indienwordt voldaan aan de volgende regels:
  1. niet meer dan stedelijk 30 % buitengebied 40 % van de totale bruto vloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van bed & breakfastvoorzieningen wordt gebruikt, met een maximum van 75 m2;
  2. de oppervlakte per bed & breakfastvoorziening dient minimaal 20 m2 te bedragen;
  3. het aantal bed & breakfastvoorzieningen mag maximaal 3 bedragen;
  4. de activiteiten door de bewoners worden uitgeoefend;
  5. per bed & breakfastvoorziening een zelfstandige sanitaire ruimte aanwezig is;
  6. per bed & breakfastvoorziening geen zelfstandige keuken aanwezig is;
  7. per bed & breakfastvoorziening een extra parkeerplaats op eigen terrein aanwezig is.
 
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
 
11.1 milieuzone - stiltegebied
11.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'artikel 11 lid 1' geldt dat die gronden, behalve voor de daarvoorkomende bestemming(en), mede zijn aangewezen voor het behoud van stilte.
 
11.1.2 Gebruiksverbod
Ter plaatse van de aanduiding 'artikel 11 lid 1' is het verboden zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning voor het gebruik van gronden en/of gebouwenen bouwwerken bedrijfs- en/of andere activiteiten te laten plaatsvinden die wordentoegestaan door toepassing van onderstaande artikelen:
  1. artikel Bedrijf
 
11.1.3 Uitzonderingen
Het in lid 11.1.2 bedoelde verbod is niet van toepassing op gebruik van gronden en/ofgebouwen en bouwwerken welke:
  1. reeds mag worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het gebruik van gronden en/of bouwwerken;
  2. reeds in uitvoering is op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
 
11.1.4 Toelaatbaarheid
Het gebruik van gronden en/of gebouwen en bouwwerken als bedoeld in artikel 11 lid 1.2 isslechts toegestaan, indien:
  1. door dat gebruik de richtwaarde van 35 dB(A) Laeq 24 hr gemeten op 50 meter afstand van de inrichting niet wordt overschreden;
  2. door aanvrager een rapport wordt overgelegd waarin wordt aangetoond dat deze richtwaarde naar het oordeel van het bevoegd gezag door het in lid 11.1.2 genoemde gebruik niet wordt overschreden.
Artikel 12 Wetgevingszone – voorwaardelijke verplichting
 
12.1 Voorwaardelijke verplichting
Het gebruik conform de bestemming 'Bedrijf' als bedoeld in artikel 4.1 van dit plan is alleendan toegestaan, indien:
  1. binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van dit wijzigingsplan de maatregelen, die zijn beschreven in het landschappelijke inpassingsplan dat als bijlage 2 deel uitmaakt van deze planregels zijn uitgevoerd en deze maatregelen in stand worden gehouden;
Tevens gelden ter uitvoering van het landschapsplan de volgende nadere bepalingen:
  1. zorggedragen wordt dat de opgenomen haag / hagen geen grotere hoogte bereiken dan maximaal 1,25 meter;
  2. het beheer-/onderhoud van de haag / hagen, binnen het plangebied, vindt plaats door c.q. onder verantwoordelijkheid van de (grond-) eigenaar / initiatiefnemer.
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
 
13.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
  1. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  2. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  3. de regels ten aanzien van de hoogte van overige bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte voor overige bouwwerken, wordt vergroot tot maximaal 10 m; mits:
    1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
    3. vanuit verkeerstechnisch oogpunt geen onveilige situaties ontstaan.
 
13.2 Afwijking 10 % overschrijding
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van in hetplan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages enafstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van degoothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen,mits:
  1. medische-, sociale- of welstandtechnische noodzaak aanwezig is;
  2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  3. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  4. vanuit verkeerstechnisch oogpunt geen onveilige situaties ontstaan.
 
13.3 Afwijking extra grondgebonden zonnepaneelinstallatie voor wko
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van hetbepaalde in artikel 9 lid 4 lid b voor het bouwen van grondgebonden zonnepanelen vooreigen gebruik bij een (bedrijfs)woning van nogmaals maximaal 50 m2, mits:
  1. aangetoond is dat deze nodig is in verband met de energiebehoefte van een warmte koude opslaginstallatie (wko) of warmtepompinstallatie;
  2. aan de overige bepalingen van het betreffende artikel wordt voldaan.
 
13.4 Afwijking inhoud (bedrijfs)woning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van hetbepaalde in bepaalde in artikel 4 lid 2.1 lid c voor het vergroten van de inhoud van eenbedrijfswoning mits:
  1. de inhoud van de oorspronkelijke bedrijfswoning wordt vergroot tot een maximum van 800 m3;
  2. de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt waarbij eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins.
 
13.5 Afwijking gebruik als paardenbak
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van hetbepaalde in artikel 3 lid 5 ten behoeve van het gebruiken van gronden voor paardenbakken,mits:
  1. een (bedrijfs)woning op het perceel aanwezig is;
  2. de oppervlakte van het bij de woning behorende perceel tenminste 1 ha bedraagt;
  3. bij eenzelfde (bedrijfs)woning ten hoogste één paardenbak gerealiseerd wordt;
  4. de lengte van de paardenbak niet meer dan 40 m, de breedte niet meer dan 20 m en de oppervlakte niet meer dan 800 m² bedraagt;
  5. de paardenbak op maximaal 25 m van het bouwvlak wordt gesitueerd;
  6. het een recreatieve, niet-bedrijfsmatige activiteit betreft;
  7. de bouwhoogte van overige bouwwerken niet meer dan 1,3 m bedraagt;
  8. de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins;
  9. bij situering en inpassing van de paardenbak op gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' de ter plaatse dan wel in de directe nabijheid voorkomende landschaps- en natuurwaarden, als bedoeld in lid artikel 3 lid 1, onder b, niet onevenredig worden aangetast;
  10. geen lichtmasten worden geplaatst.
 
13.6 Afwijking isoleren van een gebouw
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van in hetplan genoemde goothoogten, bouwhoogten en bouwgrenzen ten behoeve van voorzieningengericht op het isoleren van een gebouw, mits:
  1. bouwgrenzen niet meer dan 0,3 m worden overschreden;
  2. maximale goot- en bouwhoogten niet meer dan 0,5 m worden overschreden;
  3. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.
Artikel 14 Algemene wijzigingsregels
 
14.1 Wijziging naar Wonen na bedrijfsbeëindiging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat in eenbestemmingsvlak op gronden als bedoeld in artikel Bedrijf, geen bedrijf meer is gevestigd, enbinnen het betreffende bestemmingsvlak een of meer bedrijfswoningen aanwezig zijn, debestemming binnen het betreffende bestemmingsvlak te wijzigen in de bestemming alsbedoeld in artikel Wonen - B 1 of artikel Wonen - B 2, zoals opgenomen in het moederplan,met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. bij elke wijziging wordt tegelijkertijd het betreffende bestemmingsvlak verwijderd;
  2. ter plaatse van en aansluitend aan elke bestaande woning worden gronden tot een oppervlakte van ten hoogste 1200 m² aangewezen met de bestemming als bedoeld in artikel ‘Wonen’ zoals opgenomen in het bestemmingsplan Landelijk Gebied; de overige gronden binnen het voormalig bestemmingsvlak worden aangewezen, als 'Agrarisch met waarden';
  3. elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bestemmingsvlak te omvatten;
  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  5. het aantal woningen binnen elk voormalig bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
Artikel 15 Overige regels
 
15.1 Parkeergelegenheid
15.1.1 Parkeergelegenheid bij bouwen
  1. Een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is vereist en waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd of vergroot wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien. Deze bepaling geldt niet voor herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging;
  2. De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP, d.d. 2 februari 2010), met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden. Hierbij kunnen voorschriften worden opgenomen over het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
 
15.1.2 Parkeergelegenheid bij functiewijziging
  1. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend een functiewijziging waarvoor een omgevingsvergunning is vereist van bouwwerken of onbebouwde gronden in een functie met een grotereparkeerbehoefte, zonder dat in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve vanhet parkeren of stallen van auto's. Deze bepaling geldt niet voor bestaand gebruik;
  2. De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP, d.d. 2 februari 2010), met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden. Hierbij wordt alleen gelet op de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de functiewijziging. Hierbij kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en omvang van de parkeergelegenheid ten behoeve van het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
 
15.1.3 Afwijken van de parkeernormen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 15 lid 1.1en artikel 15 lid 1.2 en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheidwordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft. Deaanvrager dient in dat geval door middel van een verkeersonderzoek naar oordeel van hetbevoegd gezag aan te tonen dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan debereikbaarheid en verkeersveiligheid.
 
15.2 Laad- en losruimte
15.2.1 Laad- en losruimte bij bouwen
Een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is vereist en waarvan een behoefte aanruimte voor laden of lossen van goederen wordt verwacht, mag niet worden gebouwd ofvergroot wanneer aan, in of onder dat bouwwerk dan wel op of onder het onbebouwdeterrein dat bij het bouwwerk hoort, niet wordt voorzien in die behoefte. Deze bepaling geldtniet voor herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging.
 
15.2.2 Laad- en losruimte bij functiewijziging
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend eenfunctiewijziging waarvoor een omgevingsvergunning is vereist van bouwwerken ofonbebouwde gronden in een functie met een grotere behoefte aan ruimte voor laden enlossen van goederen, zonder dat in voldoende mate ruimte aanwezig aan of in datbouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk. Deze bepaling geldt nietvoor bestaand gebruik.
 
15.2.3 Afwijken van de regels voor laad- en losruimte
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 15 lid 2.1en artikel 15 lid 2.2 worden toegestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheidwordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft. Deaanvrager dient in dat geval door middel van een verkeersonderzoek naar oordeel van hetbevoegd gezag aan te tonen dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan debereikbaarheid en verkeersveiligheid.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
 
16.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
16.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 17 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald onder de naam: 'Regels van het bestemmingsplan Doorn, Gooyerdijk 102’.