Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is per 1 januari 2017 de Flora- en faunawet samen met de Boswet en Natuurbeschermingswet vervangen door de Wet natuurbescherming (Wnb). Onder de Wet natuurbescherming vervallen de tabellen 1, 2 en 3 waarin de beschermde soorten zijn opgenomen. Tevens zijn er circa 200 soorten niet langer beschermd en worden enkele bedreigde soorten toegevoegd. De soortenbescherming binnen de Wet natuurbescherming is opgedeeld in de volgende beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Voor alle beschermde soorten geldt een ontheffingsplicht. Het bevoegd gezag (de provincie) kunnen voor de soorten die zijn opgenomen in het ‘beschermingsregime andere soorten’ vrijstellingsbesluit nemen en hierin onderscheid maken tussen meer en minder strikt beschermde soorten.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Ecologisch onderzoek
De beoogde ruimtelijke ingreep heeft mogelijk een negatief effect op beschermde flora en fauna (soortenbescherming), beschermde natuurgebieden (gebiedsbescherming) en/of beschermde houtopstanden. Ten behoeve van de beoogde ruimtelijke ingreep geldt de wettelijke verplichting onderzoek te verrichten naar de aanwezigheid van beschermde flora en fauna en de mogelijke effecten van de ruimtelijke ingreep daarop. Derhalve is door MBH Consult B.V. een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd (MBH Consult B.V., 2021007, 4 maart 2023, zie
bijlagen bij toelichting bijlage 3). Als laatst is hier ook nog een stikstofdepositie onderzoek uitgevoerd (S&W Bouwkunding Ingenieurs, 2230782, 13 juli 2023, zie
bijlagen bij toelichting bijlage 8) hieruit kan het onderstaande worden geconcludeerd.
Gebiedsbescherming
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is 'Kolland & Overlangbroek' op circa 12 km ten zuidoosten van het plangebied. Op het aspect stikstof wordt ingegaan aan het slot van deze paragraaf. Negatieve effecten door andere verstoringsvormen dan stikstof zijn uitgesloten. Het treffen van vervolgstappen, met uitzondering van een stikstofdepositie onderzoek, is niet nodig.
Het plangebied is niet gelegen in het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De afstand tot het dichtstbijzijnde NNN-gebied is circa 380 meter. Op basis van het feit dat het plangebied buiten het NNN valt, kan er op voorhand uitgesloten worden dat de beoogde activiteiten negatieve effecten hebben op het Natuurnetwerk Nederland. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Het aanvragen van een vergunning is niet nodig.
Soortenbescherming
In het kader van soortbescherming is er gekeken naar de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten. Indien deze niet uitgesloten kunnen worden dat deze geen gebruik maken van het plangebied moet er vervolgonderzoek uitgevoerd worden.
Vogels
Bij consultatie van het NDFF blijkt er dat in de omgeving van het plangebied diverse soorten zijn waargenomen. Het betreft hierbij de buizerd, gierzwaluw, grote gele kwikstaart, havik, huismus, kerkuil, ooievaar, ransuil, roek, sperwer, steenuil en wespendief. Tijdens het onderzoek is er vastgesteld dat er geen nestplekken voor gebouwbewonende soorten aanwezig is, waarbij de aanwezigheid van deze soorten uitgesloten is. In en rond het plangebied zijn ook geen vogelnesten aangetroffen, maar wel is er in de zilveresdoorn binnen het plangebied holtes aangetroffen. Deze holtes moeten onderzocht worden op mogelijke nesten indien deze boom gekapt wordt in verband met het beoogde plan. Hiernaast is de verwachting dat het beoogde plan niet meer geluidshinder zal veroorzaken dan reeds aanwezig waardoor deze verder geen factor speelt.
Vleermuizen
Bij consultatie van het NDFF blijkt dat in de omgeving van het plangebied diverse waarnemingen van vleermuizen zijn. Tijdens het onderzoek is het vastgesteld dat er geen sprake is van spouwmuren of holtes onder dakpannen aanwezig waarin vleermuizen kunnen zitten. Er is wel sprake van openingen onder de vensters in de zijgevels waardoor vervolgonderzoek naar vleermuizen noodzakelijk is. Er kunnen ook vleermuizen schuilen in de reeds benoemde holtes in de zilveresdoorn, waarbij onderzoek nodig is indien kappen nodig is. Hiernaast is een vervolgonderzoek naar vliegroutes of foerageergebieden niet nodig indien de werkzaamheden enkel plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en dat er geen kunstmatige lichtbronnen gebruikt worden tijdens de bouwfase.
Grondgebonden zoogdieren
Bij consultatie van het NDFF blijkt dat er in de omgeving van het plangebied diverse soorten zijn waargenomen, waaronder de eekhoorn, egel, konijn en rosse woelmuis. Uit het onderzoek bleek dat er geen nesten aanwezig zijn binnen het plangebied en dat er genoeg mogelijkheden buiten het plangebied zijn voor dit soort. Hiernaast zijn er geen sporen van konijnen, hazen, egels en de rosse woelmuis aangetroffen. Voor deze soorten geldt de zorgplicht onder de wetgeving van de provincie Utrecht.
Er is ook gekeken of er mogelijkheden zijn voor marterachtigen om zich te vestigen in het plangebied. Hierbij is de conclusie dat er zowel geen geschikte verblijfsplekken aanwezig zijn en geen sporen van marterarchtige aangetroffen. Vervolgstappen voor dit soortgroep is niet nodig.
Flora
Bij consultatie van het NDFF blijkt dat er in de omgeving van het plangebied de schubvaren aanwezig is. Gezien het feit dat er geen geschikt habitat binnen het plangebied aanwezig is voor dit soort zijn vervolgstappen dus niet nodig.
Amfibieën
Bij consultatie van het NDFF blijkt dat er in de omgeving van het plangebied amfibieën aanwezig zijn. Er is een spreng aanwezig dicht bij het plangebied. Deze zal niet beschadigd worden als gevolg van het beoogde plan. Hiernaast is er geen sprake van een geschikt landhabitat binnen het plangebied wegens dat de mogelijke locaties te intensief gebruikt worden. Vervolgstappen zijn dus niet nodig.
Reptielen
Bij consultatie van het NDFF blijkt dat er in de omgeving van het plangebied dat de hazelworm, ringslang en zandhagedis zijn waargenomen. Vanuit het onderzoek is er bleken dat er een beperkte strooisellaag aanwezig is onder de struiken, waardoor de aanwezigheid van de hazelworm niet uitgesloten kan worden. Deze strooisellaag is niet groot genoeg om dienst te doen als broeihopen voor de ringslang, waardoor vervolgonderzoek rondom dit soort niet nodig is. Alsnog wordt er aangeraden om tijdens de nazomer/herfst de beplanting en strooisellaag te verwijderen om te voorkomen dat de ringslang hier mogelijk gebruik van maakt.
Vissen
Aangezien het feit dat er geen permanent oppervlaktewater aanwezig is binnen het plangebied, verder onderzoek is dus ook niet nodig voor deze groep.
Ongewervelden
Bij consultatie van het NDFF blijkt dat er in de omgeving van het plangebied de grote vos is aangetroffen. Vanuit het onderzoek blijkt dat het plangebied ongeschikt is voor dit soort en kan verder achterwege blijven. Andere beschermde dagvlindersoorten of andere ongewervelden worden ook niet verwacht. Verder onderzoek naar deze groep kan dan achterewege blijven.
De aanwezigheid van een aantal beschermde dier soorten kunnen in beginsel niet uitgesloten worden, waardoor een vervolgonderzoek naar de volgende soorten verplicht is:
• vleermuizen (alle soorten, vensters in de zijgevels en holtes in zilveresdoorn);
• hazelworm;
• bij kap van de zilveresdoorn dient vervolgonderzoek gedaan te worden naar vogelnesten in de holtes
Kap en het verwijderen van groen, dient plaats te vinden buiten het broedseizoen (circa 15 maart-15 juli), waarbij ook buiten deze periode altijd voorafgaand aan de kap of het verwijderen van groen gecontroleerd moet worden op nesten. Indien deze in gebruik zijn, dienen de werkzaamheden uitgesteld te worden tot het nest niet meer in gebruik is. Wanneer de werkzaamheden in het broedseizoen worden uitgevoerd, dient vooraf een broedvogelcheck te worden uitgevoerd door een ecoloog. Wanneer nesten worden aangetroffen, dienen de werkzaamheden uitgesteld te worden totdat het nest verlaten is. Hiernaast dient er altijd rekening gehouden te worden met de Zorgplicht (artikel 1.11 Wnb).
Nader Onderzoek Vleermuis & Hazelworm
Grofalex BV heeft een naderonderzoek uitgevoerd naar vleermuizen en hazelwormen (Grofalex, NO Vm Hw 12-2022, d.d. 9 januari 2023, zie
bijlagen bij toelichting bijlage 4). Bij de voorgaande Quickscan was naar voren gekomen dat de locatie mogelijk functie heeft als vaste rust- en verblijfplaats voor de Vleermuizen (Pipistrellus pipistrellus) en Hazelwormen (Angius fragilis).
Conclusie Vleermuis
Binnen het onderzoeksgebied zijn geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. Binnen het onderzoeksgebied wordt wel gefoerageerd door de Gewone Dwergvleermuis. Het betreft geen essentieel foerageergebied; er is in de omgeving voldoende alternatief foerageergebied aanwezig,
Door de voorgenomen activiteiten worden geen verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming overtreden. Het aanvragen van een ontheffing Wet natuurbescherming – onderdeel soortbescherming vleermuizen, is daarom niet noodzakelijk.
Geconcludeerd kan worden gesteld, dat gezien het bovenstaande, de Wet natuurbescherming geen belemmering vormt voor de voorgenomen (bouw)activiteiten.
Conclusie Hazelworm
In de Wet natuurbescherming (artikel 3.5, lid 4) is het verboden om voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van hazelwormen te beschadigen of te vernielen. In het plangebied zijn geen voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van hazelwormen vastgesteld. Om deze reden is er in het kader van de Wet natuurbescherming geen noodzaak tot het aanvragen van een ontheffing Wet natuurbescherming – onderdeel soortbescherming.
Hazelwormen (of aantoonbare vervellingen van de soort) zijn niet aangetroffen in het plangebied, waardoor het opzettelijk doden of verstoren van hazelwormen tijdens werkzaamheden niet aan de orde is. Bovendien is het plangebied niet van wezenlijk belang voor hazelwormen waardoor er geen sprake kan zijn het overtreden van lid 1 (het opzettelijk doden) en lid 2 (het opzettelijk verstoren) van de Wet natuurbescherming. Concluderend kan gesteld worden dat gezien het bovenstaande de Wet natuurbescherming geen belemmering vormt voor de voorgenomen werkzaamheden.
Er kan worden geconcludeerd dat het aspect flora en fauna geen belemmering vormt voor het initiatief.