direct naar inhoud van Regels
Plan: Landgoed De Reehorst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1581.DBGldgdereehorst-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.2 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.3 agrarische bedrijvigheid

bedrijvigheid, gericht op akkerbouw, alsmede veehouderij (niet zijnde intensieve veehouderij) en weidebedrijven, mits de exploitatie van deze bedrijven grotendeels is gebonden aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden.

1.4 archeologisch deskundige

professioneel archeoloog die volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of programma's van eisen op te stellen en te toetsen.

1.5 archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen.

1.6 archeologisch rapport

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de archeologische waarde van een terrein.

1.7 atelier

bedrijfsmatige werk- en expositieruimte voor de beoefening van kunstzinnige en ambachtelijke beroepen, waarbij detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van ter plaatse vervaardigde producten is toegestaan.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat het deel van het maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.10 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van producten en goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.11 bedrijfsgebouw

een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening.

1.12 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij het terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein.

1.13 bestaand(e)
  • a. bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • c. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan;
  • d. het bepaalde onder b is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.18 boogkas

een transparante afdekking van gewassen met een hoogte van maximaal 1 m, geen bouwwerk zijnde.

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.21 bouwlaag

een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijkehoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd.

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.26 congrescentrum

een gebouw waarin ruimten beschikbaar zijn waarin bijeenkomsten gehouden kunnen worden, met de daarbij behorende ondergeschikte horeca-activiteiten.

1.27 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.28 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.29 escortbedrijf

het bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbieden door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.30 extensieve openluchtrecreatie

vormen van dagrecreatief medegebruik door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, zoals wandel- en fietspaden en picknickplaatsen.

1.31 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan.

1.32 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 grondgebonden veehouderij

een veehouderij die gericht is op activiteiten waarvan de productie geheel of nagenoeg geheel afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond (als productiemiddel) waar het bedrijf over kan beschikken.

1.34 historische buitenplaats

een eenheid van een landhuis, zijn tuin of park en overige bouwwerken en/of gebouwen, zoals een koetshuis.

1.35 hoofdgebouw

gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.36 Intensieve veehouderij

niet-grondgebonden veehouderij: agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden veehouderij.

1.37 kampeermiddel

een tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of huifkar dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Woningwet een vergunning is vereist; één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.38 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

1.39 kas

een gebouw met overwegend transparante, lichtdoorlatende afdekking en wanden van een bouwhoogte van meer dan 1 meter, bedoeld voor het kweken en telen van gewassen.

1.40 kunstwerken

civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.

1.41 landgoed

de historische buitenplaats én de daarbij behorende natuur- en of landbouwgronden met de daarbij behorende bouwwerken en/of gebouwen.

1.42 landschapswaarden

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van natuurlijke en menselijke factoren.

1.43 maaiveld

de hoogte van het afgewerkte (bouw)terrein.

1.44 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde eenzelfde maatvoering geldt.

1.45 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de hydrologie en door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk, als in onderlinge samenhang.

1.46 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.47 onderzoeksinstituut

een organisatie gericht op de ontwikkeling van wetenschap danwel de uitvoering van wetenschappelijk onderzoek, of beide (laboratoria niet toegestaan).

1.48 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.49 overkapping

een bouwwerk, omsloten door maximaal één, tot de constructie behorende wand en voorzien van een gesloten dak.

1.50 paardenbak

een niet overdekt terrein ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport.

1.51 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.52 parkeervoorzieningen

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.53 plan

het bestemmingsplan Landgoed De Reehorst met identificatienummer NL.IMRO.1581.DBGldgdereehorst-va01 van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

1.54 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.55 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.56 voorgevel

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.57 voorgevelrooilijn

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen.

1.58 woning

een gebouw of gedeelte van een gebouw, bestaande uit een complex van ruimten, dat is bedoeld en dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.59 zonnepanelen

panelen opgebouwd uit fotovoltaïsche cellen die op, aan of tegen een object wordt geplaatst en die (zon)licht omzetten in elektriciteit.

1.60 zorgboerderij

Een boerderij waar mensen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking begeleid locatiegebonden agrarisch of landschappelijk georiënteerde werkzaamheden verrichten.

1.61 zorgvoorziening

een voorziening ten behoeve van de welzijnszorg , i.c. de verzorging/verpleging van mensen op het fysieke, psychische en/of sociale vlak in het kader van de verbetering van hun welzijn, met uitzondering van mantelzorg.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten en berekend:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 het peil
  • a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
    de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen:
    de hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
  • c. met uitzondering van het kantoorgebouw in de bestemming 'Kantoor', waarvoor het niveau ligt op 4,50 meter + Normaal Amsterdams Peil (NAP).
2.6 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

de kleinste afstand tussen de zijdelingse bouwperceelgrens en het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijvigheid;
  • b. instandhouding van de aanwezige dan wel daaraan verbonden landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele en ecologische waarden en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - half open landschap' de half-openheid van het landschap;
  • c. wonen in een bedrijfswoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' voor een ontsluiting;

met daarbij behorend:

  • e. tuinen en erven, folly's, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van flora en fauna en extensieve openluchtrecreatie.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwen van gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd door één bedrijf;
  • c. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één bedragen;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m3 (exclusief ondergrondse bouwwerken) bedragen tenzij de bestaande inhoud groter is, in welk geval de bestaande inhoud als maximum geldt;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van kassen met een bouwhoogte van meer dan 1 m mag binnen elk bouwvlak niet meer dan 300 m² bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

bouwwerken   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfsgebouwen   6 m   10 m  
bedrijfswoningen   4,5 m   10 m  
bijbehorende bouwwerken   3 m   6 m  
bouwwerken voor mestopslag en kassen   -   6 m  
silo's   -   12 m  
opslag   bestaande   bestaande  
veldschuur   bestaande   bestaande  

3.2.2 Bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)

Voor het bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) gelden de volgende regels:

  • a. deze mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

bouwwerken   max.
bouwhoogte  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw binnen het bouwvlak   2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen   1 m  
andere, overige bouwwerken, binnen het bouwvlak   10 m  
andere, overige bouwwerken, buiten het bouwvlak   3 m  

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking mestopslag en andere silo's buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.2.1 voor het toestaan van het op ten hoogste 25 m buiten een bouwvlak bouwen van:

  • a. ten hoogste één bouwwerk voor mestopslag, bij elk agrarisch bedrijf, tot een inhoud van 1000 m³ en een maximum bouwhoogte van 5 m;
  • b. andere silo's, dan voor mestopslag, en kuilvoerplaten tot een gezamenlijke oppervlakte van 250 m² bij elk agrarisch bedrijf, en een maximum bouwhoogte van 2 m,

mits de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van situering buiten het bouwvlak is aangetoond en daardoor de waarden als bedoeld in lid 3.1, onder b, niet onevenredig worden aangetast.

3.3.2 Afwijking schuilgelegenheden buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.2.1 voor het toestaan van een schuilgelegenheid voor dieren buiten een bouwvlak met een oppervlakte van niet meer dan 15 m2 en een maximale bouwhoogte van 3 m mits:

  • a. bij een agrarisch bedrijf, de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van situering buiten het bouwvlak is aangetoond;
  • b. bij een hobbymatig karakter, de noodzaak van situering buiten het bouwvlak is aangetoond;
  • c. daardoor de waarden als bedoeld in lid 3.1, onder b, niet onevenredig worden aangetast.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik als bedoeld in 3.1 sub d is uitsluitend toegestaan indien de ontsluitingsweg met tenminste één faunapassage ter plaatse van de aanduiding 'half verdiepte ligging' voor ingebruikname van de ontsluitingsweg is aangelegd en in stand wordt gehouden overeenkomstig Bijlage 1 bij deze regels.

3.4.2 Strijdig gebruik

Een gebruik in strijd met de bestemming is in ieder geval ook het gebruik van gronden als bedoeld in 3.1 voor:

  • a. boogkassen;
  • b. opslag van hooirollen buiten het bouwvlak.
3.4.3 Grondgebonden veehouderij

Ten behoeve van een veehouderij in de vorm van een grondgebonden agrarisch bedrijf mag maximaal 18% van het bouwvlak worden gebruikt als stalruimte voor de veehouderij in de vorm van een grondgebonden agrarisch bedrijf, tenzij de bestaande amoniakemissie wordt verlaagd.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijking boogkassen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 3.4.2, onder a, ten behoeve van het gebruik van gronden voor boogkassen, mits:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond,
  • b. daardoor de waarden als bedoeld in lid 3.1, onder b, niet onevenredig worden aangetast.
3.5.2 Afwijking kleinschalige nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.1 voor het toestaan van het gebruiken van gronden en gebouwen binnen een bouwvlak waar sprake is van agrarische bedrijvigheid als hoofdactiviteit, voor de volgende niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit:

  • a. ambachtelijke landbouwproducten verwerkende bedrijven, zoals een wijnmakerij, zuivelmakerij, slachterij, imkerij;
  • b. aan agrarische functies verwante bedrijven, zoals een paardenpension, paardenopleidingscentrum, agrarisch loonwerkbedrijf, fouragehandel, hoefsmederij en hoveniers- en boomverzorgingsbedrijven;
  • c. ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker, schildersbedrijf, meubelmaker, installatiebedrijf;
  • d. opslag- en stallingsbedrijven;
  • e. kantoorbedrijvigheid, zoals een adviesbureau of een computerservicebureau;
  • f. bezoekers- en cursuscentrum;
  • g. atelier, museum, galerie en kunsthandel;
  • h. detailhandel overwegend in ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten;
  • i. horeca, zoals een theetuin, een ijs-/snackverkooppunt, een terras;
  • j. dagrecreatieve voorzieningen, zoals een speeltuin en verhuur van fietsen;
  • k. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van 'bed & breakfast'-voorzieningen, vakantie-appartementen, pension en kampeerboerderij en in de vorm van standplaatsen voor kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans;
  • l. sociale en medische dienstverlening;
  • m. andere niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, die in ruimtelijk en functioneel opzicht met de hiervoor genoemde gelijk kunnen worden gesteld.

mits:

  • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing van het betreffende agrarisch bedrijf niet wordt vergroot, voor zover deze vergroting betrekking heeft op het met de omgevingsvergunning toegestane gebruik;
  • 2. binnen eenzelfde bouwvlak de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de hiervoor genoemde niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten niet meer dan 300 m² bedraagt;
  • 3. onverminderd het bepaalde onder 2, binnen eenzelfde bouwvlak de verkoop vloeroppervlakte van detailhandel niet meer dan 50 m² bedraagt;
  • 4. voor verblijfsrecreatieve voorzieningen bovendien de volgende bepalingen in acht worden genomen:
    • a. de inhoud van een 'bed & breakfast'-voorziening of vakantie-appartement niet meer dan 250 m³ bedraagt;
    • b. standplaatsen voor kampeermiddelen ook buiten een bouwvlak zijn toegestaan tot een afstand van 25 m uit de grens van het bouwvlak, mits daardoor de waarden van het bepaalde in 3.1 onder b, niet onevenredig worden aangetast;
    • c. het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen per bouwvlak geldt voor ten hoogste 15 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart t/m 31 oktober;
  • 5. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet onevenredig wordt aangetast;
  • 6. in vergelijking met het agrarisch gebruik de verkeersbelasting niet onevenredig toeneemt;
  • 7. het parkeren behorende bij het andere gebruik binnen het betreffende bouwvlak plaatsvindt;
  • 8. het andere gebruik door de visuele aspecten, zoals buiten-opslag en -stalling, reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantast; ter bewerkstelliging van een redelijke visuele inpassing van een en ander in het landschap kunnen eisen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins;
3.5.3 Afwijking agrarisch- en duurzaam onderzoeksinstituut

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.1 voor het toestaan van het gebruiken van gronden en gebouwen binnen een bouwvlak voor een agrarisch- en duurzaam onderzoeksinstituut tot een maximum van 1.700 m2, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing van het betreffende agrarisch bedrijf niet wordt vergroot, voor zover deze vergroting betrekking heeft op het met de omgevingsvergunning toegestane gebruik;
  • b. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet onevenredig wordt aangetast;

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verbod

Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - half-open landschap' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het vellen of rooien van bos en/of verwijderen van houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van bos en/of houtopstanden ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  • b. het verwijderen van natuur- en landschapselementen;
  • c. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters.
3.6.2 Uitzonderingen

Het gestelde verbod in lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke:

  • a. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een daartoe verleende omgevingsvergunning;
  • b. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning ingevolge de Ontgrondingenwet;
  • c. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan.
  • e. het aanleggen van kavelpaden en verhardingen ten behoeve van in- of uitritten, tot elk een oppervlakte van 60 m2 betreffen;
  • f. het vellen, rooien of beschadigen van berken, coniferen, amerikaanse vogelkers en fruitbomen, uitgezonderd hoogstamfruitbomen.
3.6.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. door die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer natuur- en landschapswaarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind;
  • b. door aanvrager een rapport is overgelegd, waaruit blijkt dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de onder a genoemde voorwaarden is voldaan.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging verschuiven bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de grens van een bouwvlak te verschuiven, mits:

  • a. de noodzaak daarvan voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. het oorspronkelijke bouwvlak ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan voor ten minste 80% van de oppervlakte is opgenomen in het nieuwe bouwvlak;
  • c. geen gebouw door het wijzigen buiten het bouwvlak komt te liggen;
  • d. de oppervlakte van het bouwvlak door het verschuiven niet wordt vergroot;
  • e. de waarden als bedoeld in lid 3.1, onder b, niet onevenredig worden aangetast.
3.7.2 Wijziging naar 'Wonen' na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat in een bouwvlak geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. het betreffende bestemmingsvlak wordt verwijderd;
  • b. ter plaatse van en aansluitend aan elke bestaande woning een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 800 m² wordt aangewezen met de bestemming 'Wonen';
  • c. de overige gronden binnen het voormalig bouwvlak de betreffende agrarische bestemming houden;
  • d. alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak in de bestemming 'Wonen' worden gebracht;
  • e. de agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • f. het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak niet wordt vergroot;
  • g. de waarden als bedoeld in lid 3.1, onder b, niet onevenredig worden aangetast.
3.7.3 Wijziging naar 'Bedrijf, 'Kantoor', of 'Maatschappelijk' na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat in een bouwvlak geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemmingen 'Bedrijf', 'Kantoor' of 'Maatschappelijk' mits:

  • a. het betreffende bouwvlak wordt verwijderd;
  • b. binnen het voormalig bouwvlak van elk bedrijf aan de bestaande bebouwing en de direct daaraan grenzende gronden een nieuw bouwvlak wordt toegekend;
  • c. de overige gronden binnen het voormalig bouwvlak de betreffende agrarische bestemming houden;
  • d. alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak worden gebracht;
  • e. de agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de onder b bedoelde gronden nader bestemd en aangeduid worden voor:
    Hoofdbestemming   nadere aanduidingen  
    Bedrijf   ambachtelijke landbouwproducten verwerkende bedrijven, zoals een
    palingrokerij, wijnmakerij, zuivelmakerij, slachterij, imkerij;  
      ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker,
    schildersbedrijf, meubelmaker, installatiebedrijf;  
      landbouw verwante bedrijven, zoals een paardenpension,
    paardenopleidingscentrum, loonwerkbedrijf; niet zijnde
    landbouwmechanisatiebedrijven;  
      opslag- en stallingsbedrijven;  
    Kantoor
     
    kantoorbedrijvigheid, zoals een adviesbureau of een
    computerservicebureau;  
    Maatschappelijk   sociale en medische dienstverlening, zoals een kinderdagverblijf,
    verpleeghuis, dierenkliniek, artsenpraktijk, kuuroord.  
  • g. in afwijking van lid f, bedrijven die in ruimtelijk opzicht en gezien de gevolgen voor de omgeving daarmee gelijk kunnen worden gesteld, ook als zodanig bestemd en aangeduid mogen worden;
  • h. gezamenlijke oppervlakte, de goot- en de bouwhoogte van gebouwen en het totaal aantal woningen binnen het voormalige bouwvlak niet meer bedragen dan de ten tijde van het wijzigingsbesluit bestaande situatie, met dien verstande dat:
    • 1. van de gezamenlijke oppervlakte van de op dat tijdstip bestaande bedrijfsgebouwen ten minste 50% dient te worden gesloopt, doch maximaal 500 m² mag blijven staan;
    • 2. het bepaalde onder 1 niet van toepassing is op bedrijfsgebouwen met aangetoonde cultuurhistorische waarden.
  • i. het bedrijf voorziet in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • j. de bedrijfsactiviteiten:
    • 1. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet onevenredig aantasten;
    • 2. niet leiden tot een onevenredige aantasting van het landschap en het natuurlijk milieu van de omgeving, waarin het betreffende bedrijf voorkomt;
    • 3. geen wezenlijke wijziging van de uiterlijke verschijningsvorm van de betreffende bebouwing inhouden;
    • 4. geen opslag van goederen in de open lucht inhouden of met zich meebrengen;
    • 5. in vergelijking met het voormalige agrarische gebruik de verkeersbelasting niet onevenredig toeneemt;
3.7.4 Wijziging naar 'Wonen' na beëindiging agrarisch bedrijf; extra woning(en) toegestaan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat in een bouwvlak geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming 'Wonen' en daarbinnen extra woningen toe te staan, mits:

  • a. het betreffende bouwvlak aantoonbaar niet voor de landbouw nodig is en de locatie geen landbouwontwikkelingsperspectief meer heeft;
  • b. het betreffende bouwvlak wordt verwijderd;
  • c. ter plaatse van en aansluitend aan elke bestaande woning en de extra woning(en) een bestemmingsvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 800 m² wordt aangewezen met de bestemming 'Wonen';
  • d. de overige gronden binnen het voormalig bouwvlak de betreffende agrarische bestemming houden;
  • e. de agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • f. alle voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, met een minimum van 1000 m² per nieuw te bouwen woning, met uitzondering van gebouwen die dienst kunnen doen als bijgebouw bij een woning;
  • g. geen van de gevels van de extra woning(en), bij voltooiing, de geluidbelasting de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijdt;
  • h. de inpassing van de gebouwen in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt aan de hand van een deugdelijk inrichtingsplan, waarbij onevenredige aantasting wordt voorkomen van in ieder geval de waarden als bedoeld in lid 3.1;
3.7.5 Wijziging naar 'Recreatie' na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat in een bouwvlak geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming 'Recreatie', mits:

  • a. het betreffende bouwvlak wordt verwijderd;
  • b. ten behoeve van elk recreatiebedrijf of soortgelijke recreatieve voorziening worden ten hoogste de ten tijde van het wijzigingsbesluit bestaande bebouwing en de direct daaraan grenzende gronden binnen het betreffende, voormalige bouwvlak aangewezen als 'Recreatie';
  • c. de onder b bedoelde gronden nader worden aangeduid als kampeerboerderij, vakantie-appartementen, kampeerterrein of daarmee gelijk te stellen recreatieve voorzieningen, met dien verstande dat vakantie-appartementen uitsluitend kunnen worden toegestaan, indien vooraf door middel van recent regionaal marktonderzoek de behoefte daaraan is aangetoond;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte, de goothoogte en de bouwhoogte van gebouwen en het totaal aantal woningen binnen het voormalige bouwvlak niet meer bedragen dan de ten tijde van het wijzigingsbesluit bestaande situatie, met dien verstande dat:
    • 1. van de gezamenlijke oppervlakte van de op dat tijdstip bestaande bedrijfsgebouwen ten minste 50% dient te worden gesloopt, doch maximaal 500 m² mag blijven staan;
    • 2. het bepaalde onder 1 niet van toepassing is op bedrijfsgebouwen met aangetoonde cultuurhistorische waarden;
  • e. het bedrijf voorziet in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • f. de bedrijfsactiviteiten:
    • 1. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet onevenredig aantasten;
    • 2. niet leiden tot een onevenredige aantasting van het landschap en het natuurlijk milieu van de omgeving, waarin het betreffende bedrijf voorkomt;
    • 3. geen wezenlijke wijziging van de uiterlijke verschijningsvorm van de betreffende bebouwing inhouden;
    • 4. geen opslag van goederen in de open lucht inhouden of met zich meebrengen,
    • 5. in vergelijking met het voormalige agrarische gebruik de verkeersbelasting niet onevenredig toeneemt;
3.7.6 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigingen in de bestemming 'Natuur'' mits:

  • a. daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • b. daarop de agrarische bedrijvigheid is of zal worden beëindigd.
3.7.7 Wijziging nieuw bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, het plan te wijzigen voor het bouwen buiten de aangegeven bouwvlakken van niet voor bewoning bestemde agrarische bedrijfsgebouwen, zoals veldschuren en/of schuilgelegenheden voor vee worden gebouwd, mits:

  • a. per agrarisch bedrijf ten hoogste twee gebouwen zijn toegestaan;
  • b. de rij-afstand over de weg tot het bouwvlak van dat bedrijf tenminste 500 meter dient te bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de in dit lid bedoelde gebouwen niet meer dan 100 m² bedraagt;
  • d. de goot- en nokhoogte van de in dit lid bedoelde gebouwen niet meer bedraagt dan 3 respectievelijk 5 meter,
  • e. de agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van het landschap en het natuurlijk milieu van de omgeving, waarin het betreffende bedrijf voorkomt;

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. maatschappelijke voorzieningen waaronder:
    • 1. educatieve instellingen;
    • 2. onderzoeksinstituten;
    • 3. sociaal-medische instellingen;
    • 4. sociaal-culturele instellingen;
    • 5. levensbeschouwelijke instellingen;
    • 6. openbare dienstverlenende instellingen.
  • c. culturele en ontspanningsvoorzieningen waaronder:
    • 1. muziekscholen en dansscholen;
    • 2. ateliers en galeries;
    • 3. congrescentra.
  • d. imkerij;

met daarbij behorend:

  • e. tuinen en erven, folly's, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, ondergeschikte horeca.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwen van gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. een bouwperceel mag tot ten hoogste 100% worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ' maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. dakkapellen zijn toegestaan in de dakvlakken van het hoofdgebouw, mits de breedte van dakkapellen in de dakvlakken aan de voorgevel en de naar de openbare weg gekeerde zijgevels per dakvlak niet meer dan de helft van de breedte van de desbetreffende dakvlakken ter hoogte van de bovenkant van de dakkapel bedraagt.
4.2.2 Bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)

Voor het bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) gelden de volgende regels:

  • a. mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
Overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   Maximum bouwhoogte  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst voor (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw   1 m  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst achter (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw   2 m  
vlaggenmasten, antennemasten, lichtmasten   6 m  
kunstobjecten   6 m  
speeltoestellen   5 m  
andere overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   3 m  
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Verlichting

Lichtbronnen op het landgoed mogen op de in lid 4.1 aangewezen gronden niet meer lichtuitstraling hebben dan 0,5 lux;

4.3.2 Gebruik ten behoeve van ondergeschikte horeca

Het gebruik ten behoeve van ondergeschikte horeca is in overeenstemming met de hoofdfunctie, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. het gebruik uitsluitend plaats vindt ten behoeve van de functies maatschappelijke voorzieningen en congrescentra;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing niet wordt vergroot, voor zover deze vergroting betrekking heeft op het met de omgevingsvergunning toegestane gebruik;
  • c. binnen eenzelfde bouwvlak niet meer dan 30 % van de totale bruto vloeroppervlakte ten behoeve van ondergeschikte horeca wordt gebruikt;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 5 Kantoor

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoren met daarbij behorende tuinen en erven, paden, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen'

5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwen van gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. het vloeroppervlak van bebouwing bedraagt maximaal 12.500 m2;
5.2.2 Bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)

Voor het bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
Overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   Maximum
bouwhoogte  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst voor (het
denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw  
1 m  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst achter (het
denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw  
2 m  
vlaggenmasten, antennemasten   10 m  
andere overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   4,5 m  
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Verlichting

Lichtbronnen op het landgoed mogen op de in lid 5.1 aangewezen gronden niet meer lichtuitstraling hebben dan 0,5 lux;

5.3.2 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik als bedoeld in lid 5.1 is uitsluitend toegestaan, indien de nieuwe natuur, zoals aangegeven als 'uitbreiding NNN Reehorst bestaand', 'uitbreiding NNN Reehorst nieuw', '5989 m2 Boswet infraplan /NSW compensatie beuken-eiken bos' en '6580 m2 Boswet Landgoed de Reehorst compensatie beuken- eiken bos' op Bijlage 2 bij deze regels, binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor de bouw voor het kantoorgebouw, is aangelegd en in stand wordt gehouden.

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden;
  • b. bos;
  • c. agrarisch medegebruik in de vorm van beweiding;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – warmte koude opslag' voor de opslag van warmte en koude in de bodem;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' voor een ontsluiting;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer' voor een ontsluiting voor langzaam verkeer;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - auditorium' een bijeenkomstplek in de open lucht;
  • h. paden, in- en uitritten, wegen, voorzieningen ten behoeve van flora en fauna, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van natuurvoorlichting en –educatie, voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwen van gebouwen en overkappingen

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwen van overige bouwwerken (geen overkappingen)
  • a. Voor het bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven:
    Overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   Maximum bouwhoogte  
    erf- en terreinafscheidingen (slechts toegestaan aan de buitengrenzen van de bestemming Natuur)   2 m  
    andere overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   4,5 m  
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – warmte koude opslag' gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1 m;
    • 2. de oppervlakte mag per locatie niet meer bedragen dan 2,5 m².
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 6.2.1 voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en overkappingen ten dienste van de bestemming, mits:

  • a. de noodzaak daarvan is aangetoond;
  • b. de in 6.1 bedoelde waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • c. de oppervlakte per aanvraag om een omgevingsvergunning niet meer bedraagt dan 100 m2;
  • d. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Specifieke gebruiksregels
  • a. Lichtbronnen op het landgoed mogen op de in lid 6.1 aangewezen gronden niet meer lichtuitstraling hebben dan 0,5 lux;
  • b. Het gebruik van gronden ten behoeve van een imkerij wordt in overeenstemming geacht met de in lid 6.1 aangewezen doeleinden, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - auditorium' bedraagt de oppervlakte van de bijeenkomstplek niet meer dan 600 m²;
6.4.2 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik als bedoeld in 6.1 sub e is uitsluitend toegestaan indien de ontsluitingsweg met tenminste één faunapassage ter plaatse van de aanduiding 'half verdiepte ligging' voor ingebruikname van de ontsluitingsweg is aangelegd en in stand wordt gehouden overeenkomstig Bijlage 1 bij deze regels.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontginnen, afgraven en verlagen, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het graven of dempen van watergangen en waterpartijen;
  • c. het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • d. het vellen of rooien van bos en/of verwijderen van houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van bos en/of houtopstanden ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  • e. het verwijderen van natuur- en landschapselementen;
  • f. diepploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
  • g. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • h. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden waaronder ook begrepen het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
  • i. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
6.5.2 uitzonderingen

Het gestelde verbod in lid 6.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning ingevolge de Ontgrondingenwet;
  • e. het vellen, rooien of beschadigen van berken, coniferen, amerikaanse vogelkers en fruitbomen, uitgezonderd hoogstamfruitbomen.
6.5.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.5.1, zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. door die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer natuur- en landschapswaarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. door aanvrager een rapport is overgelegd, waaruit blijkt dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de onder a genoemde voorwaarden is voldaan;
  • c. alleen verharde paden en wegen zijn toegestaan van en naar het parkeerterrein met de aanduiding 'parkeerterrein' en van en naar de gebouwen met de bestemmingen 'Kantoor' en 'Gemengd'.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwen van bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) niet anders worden gebouwd dan overeenkomstig de volgende regels:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning dient in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. in het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.2.2 Uitzonderingen bouwregels

Het bepaalde in lid 7.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte kleiner dan 150 m2;
  • c. bouwwerken die niet dieper dan 0,3 m geplaatst kunnen worden.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 150 m2 of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • e. het ophogen en egaliseren van gronden.
7.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale onderhoud en/of gebruik;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • c. die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. in het kader van het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in lid 7.2.1;
  • e. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht dooreen archeologisch deskundige;
  • f. in en op gronden waarvan naar oordeel van het bevoegd gezag vaststaat dat daar geen archeologische waarden aanwezig zijn of meer aanwezig zijn.
7.3.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in lid 7.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind;
  • b. door aanvrager een rapport is overgelegd, waaruit blijkt dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de onder a genoemde voorwaarden is voldaan.
7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de -mede aan de hand van de gemeentelijke archeologische beleidskaart- geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft. 

Artikel 8 Waarde - Archeologie 4

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Bouwen van bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) niet anders worden gebouwd dan in overeenstemming met de volgende regels:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning dient in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
8.2.2 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde in lid 8.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte kleiner dan 1.000 m2;
  • c. bouwwerken die niet dieper dan 0,3 m geplaatst kunnen worden.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 1000 m2 of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • e. het ophogen en egaliseren van gronden.
8.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale onderhoud en/of gebruik;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • c. die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. in het kader van het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in lid 8.2.1;
  • e. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige;
  • f. in en op gronden waarvan naar oordeel van het bevoegd gezag vaststaat dat daar geen archeologische waarden aanwezig zijn of meer aanwezig zijn.
8.3.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden als bedoeld in lid 8.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind;
  • b. door aanvrager een rapport is overgelegd, waaruit blijkt dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de onder a genoemde voorwaarden is voldaan.
8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de -mede aan de hand van de gemeentelijke archeologische beleidskaart- geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 9 Waarde - Landgoed en buitenplaats

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landgoed en buitenplaats' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. instandhouding van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden en hun samenhang, welke met name bestaan uit:
    • 1. paden-, lanen- en groenstructuur;
    • 2. bijzondere landschappelijke elementen.
  • b. mede de instandhouding van de historische buitenplaats met de daarbij behorende voorzieningen welke met name bestaan uit:
    • 1. cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, zoals landhuizen en koetshuizen;
    • 2. cultuurhistorisch waardevolle overige bouwwerken, zoals entreehekken en bruggen;
    • 3. waterpartijen.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' voor parkeervoorzieningen ten behoeve van de op het landgoed gelegen bestemmingen met maximaal 400 parkeerplaatsen.
9.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mogen op een aaneengesloten oppervlak van maximaal 3.300 m2 zonnepanelen met inbegrip van de daarbij behorende constructie en lichtarmaturen worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 6 m,

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijking opslag onderhoudsmaterieel

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van andere voor deze gronden geldende (bestemmingen) ten behoeve van de opslag van onderhoudsmaterieel, mits:

  • a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
  • b. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • c. daardoor de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.
9.3.2 Afwijking overige bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van andere voor deze gronden geldende bestemming(en) ten behoeve van overige bouwwerken, zoals entreehekken en bruggen, mits:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedraagt;
  • b. de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik als bedoeld in lid 9.1 sub c is uitsluitend toegestaan indien het parkeerterrein, binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor de aanleg van het parkeerterrein landschappelijk is ingepast en in stand wordt gehouden zoals aangegeven op Bijlage 3.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontginnen, afgraven en verlagen, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of op andere wijze herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het vellen of rooien van bos en/of verwijderen van houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van bos en/of houtopstanden ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  • d. het verwijderen van natuur- en landschapselementen;
  • e. het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen;
  • f. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • g. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden waaronder ook begrepen het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
9.5.2 Uitzonderingen

Het gestelde verbod in lid 9.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke:

  • a. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • b. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning ingevolge de Ontgrondingenwet;
  • c. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan.
  • e. het aanleggen van kavelpaden en verhardingen ten behoeve van in- of uitritten, tot elk een oppervlakte van 60 m2 betreffen.
  • f. het vellen, rooien of beschadigen van berken, coniferen, amerikaanse vogelkers en fruitbomen, uitgezonderd hoogstamfruitbomen.
9.5.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.5.1, zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. door die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer cultuurhistorische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind;
  • b. door aanvrager een rapport is overgelegd, waaruit blijkt dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de onder a genoemde voorwaarden is voldaan.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Bestaande situatie

Daar waar een hoofdgebouw, bijbehorend bouwwerk of overkapping niet voldoet aan de gestelde regels in hoofdstuk 2 gelden de bestaande afmetingen, afstanden en/of aantallen wooneenheden zoals deze zijn gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning is verleend ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan als maximaal toegestane afmetingen en/of afstanden.

11.2 Bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- of aanduidingsgrenzen en van maatvoeringsregels niet meer dan 1 m bedraagt.

11.3 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en de aanduidingen waarvoor bouwregels zijn opgenomen;
  • b. ondergrondse bouwwerken mogen maximaal één bouwlaag omvatten;
  • c. van de regels onder sub a en b zijn uitgezonderd ondergrondse bouwwerken ten behoeve van een warmte koude opslag.
11.4 Parkeren

De omgevingsvergunning voor het bouwen kan alleen worden verleend als bij nieuwbouw wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals opgenomen in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan uit 2010. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijzigingen.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Verboden gebruik

a. Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en);

b. Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:

    • 1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
    • 2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
    • 3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie, een escortbedrijf of een erotisch getinte vermaaksfunctie behoudens in het geval dat dit gebruik uitdrukkelijk is toegestaan;
    • 4. een gebruik van woningen voor kamerbewoning;
    • 5. een gebruik van woningen voor bijzondere woonvormen;
    • 6. een gebruik van 'bed & breakfast'-voorzieningen, recreatiewoningen, vakantie-appartementen, groepsaccomodatie, pensions en kampeerboerderijen voor permanente bewoning;
    • 7. een gebruik van gronden voor een paardenbak.
12.2 Uitoefenen van een bed & breakfast

Het uitoefenen van een bed & breakfast in een (bedrijfs)woning is toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. niet meer dan 40% van de totale bruto vloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van bed & breakfastvoorzieningen worden gebruikt, met een maximum van 60 m2;
  • b. de oppervlakte per bed & breakfastvoorziening dient minimaal 20 m2 te bedragen;
  • c. het aantal bed & breakfastvoorzieningen mag maximaal 3 bedragen;
  • d. de activiteiten door de bewoners worden uitgeoefend;
  • e. per bed & breakfastvoorziening een zelfstandige sanitaire ruimte aanwezig is;
  • f. per bed & breakfastvoorziening geen zelfstandige keuken aanwezig is;
  • g. per bed & breakfastvoorziening een extra parkeerplaats op eigen terrein aanwezig is.
12.3 Parkeren
  • a. Gerealiseerde parkeervoorzieningen mogen niet zodanig worden gewijzigd, dat hierdoor niet meer voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, zoals opgenomen in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan uit 2010. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijzigingen;
  • b. Bij functiewijziging dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals opgenomen in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan uit 2010. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijzigingen.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 Vrijwaringszone - weg
13.1.1 Verbod

Het is niet toegestaan gebouwen en overige bouwwerken zijnde, ter plaatse van de aanduidingen 'Vrijwaringszone - weg (0-50m)' en 'Vrijwaringszone - weg (50-100m)' op te richten. Het verbod in de voorgaande zin geldt niet voor verkeers- en faunavoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - weg (0-50m)'.

13.1.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1.1 teneinde gebouwen en overige bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - weg (50 tot 100m)' op te richten, mits de belangen vanuit de weg niet in het gedrang komen; hiertoe wordt de wegbeheerder gehoord.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • b. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.

mits:

  • 1. de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • 2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • 3. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  • 4. vanuit verkeerstechnisch oogpunt geen onveilige situaties ontstaan.
14.2 Afwijking 10 % overschrijding

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, mits:

  • a. de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  • d. vanuit verkeerstechnisch oogpunt geen onveilige situaties ontstaan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Bouwen
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %;
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Landgoed De Reehorst.