direct naar inhoud van Regels
Plan: Woongebied Amerongen en Overberg 1e herziening
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.1581.AMRwoongebiedveeg-BV03

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 verordening

de beheersverordening Woongebied Amerongen en Overberg 1e herziening met identificatienummer NL.IMRO.1581.AMRwoongebiedveeg-BV03 van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

1.2 beheersverordening

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.6 afhaalpunt

een locatie waar de consument uitsluitend via internethandel bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten.

1.7 agrarische bedrijvigheid

bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van agrarische producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met inbegrip van een paardenfokkerij en met uitzondering van een paardenhouderij en manege.

1.8 archeologisch deskundige

professioneel archeoloog die volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of programma's van eisen op te stellen en te toetsen.

1.9 archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen.

1.10 archeologisch rapport

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de archeologische waarde van een terrein.

1.11 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde die wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van sporen van menselijk handelen in het verleden die in de grond zijn achtergebleven, bijvoorbeeld potscherven, resten van voedselbereiding, graven, maar ook verkleuringen in de grond die duiden op bewoning of infrastructuur.

1.12 archeologisch waardevol gebied

gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

1.15 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat het deel van het maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.16 bed & breakfastvoorziening

een (deel van een) gebouw, bedoeld voor veelal kortdurend recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.

1.17 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van producten en goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.18 bedrijf aan huis

een bedrijf dat in een (gedeelte van) een woning en/of bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend en gericht is op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, mede door de bewoner van de woning, met dien verstande dat de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.19 bedrijfsgebouw

een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening.

1.20 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij het terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein.

1.21 beeldbepalend pand

een pand of object dat niet als monument is beschermd, maar dat naar het oordeel van de raad een kenmerkend onderdeel vormt van een stads- of dorpsgezicht krachtens artikel 9.1 Erfgoedwet juncto 35 van de Monumentenwet 1988 en als zodanig is aangegeven op de verbeeldingen van de beheersverordening geldend voor het beschermd dorpsgezicht Amerongen, of ingevolge de gemeentelijke monumentenverordening in de gemeente is aangewezen, of waarvoor ex artikel 9.1 Erfgoedwet juncto 35 lid 1 van de Monumentenwet 1988 een aanwijzing heeft plaatsgevonden;

1.22 beperkt kwetsbaar object
  • a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en
  • b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • c. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van minder of gelijk aan 1.500 m2 per object;
  • d. restaurants, voor zover hierin geen grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn;
  • e. winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van minder of gelijk aan 2.000 m2, voor zover zij geen onderdeel uitmaken van een complex waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd, waarvan het gezamenlijk bruto oppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en waarin een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • f. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  • g. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet bestemd zijn voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
  • h. bedrijfsgebouwen, voor zover zij geen gebouwen zijn waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn zoals: kantoorgebouwen en hotels met een bruto oppervlak van meer dan 1.500 m2 per object / complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt, en winkels met een totaal oppervlak van meer dan 2.000 m2 per object, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • i. objecten die met onder a tot en met f en h genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  • j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.23 beroep aan huis

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in een woning en/of de bijbehornde bouwwerken mede wordt door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.24 bestaand
  • a. bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan/beheersverordening, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • c. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan;
  • d. het bepaalde onder b is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.25 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.26 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.27 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.28 bijzondere woonvorm

een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één of meerdere huishoudens door hulpbehoevenden op het fysieke, psychische en/of sociale vlak eventueel met extra zorg en/of begeleiding, met bijbehorende voorzieningen, zoals een gemeenschappelijke ruimte en kantoor.

1.29 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.30 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.31 bouwlaag

een voor mensen toegankelijke deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd. De eerste bouwlaag is de bouwlaag op de begane grond;

1.32 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.33 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.34 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.35 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden

1.36 daknok

hoogste punt van een schuin dak;

1.37 dakvoet

laagste punt van een schuin dak;

1.38 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.39 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé.

1.40 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.41 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.42 erker

een uitbouw aan een woning, die zich bevindt aan de gevel van een woning en ondergeschikt is aan de massa van het hoofdgebouw.

1.43 escortbedrijf

het bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbieden door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.44 extensieve openluchtrecreatie

vormen van dagrecreatief medegebruik van het agrarisch of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen.

1.45 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan.

1.46 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.47 groepsaccommodatie

een (deel van een) gebouw blijvend bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen met overnachting in slaapzalen en/of -kamers en dagverblijf voor huishoudelijke werkzaamheden.

1.48 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat gericht is op activiteiten waarvan de productie geheel of nagenoeg geheel afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond (als productiemiddel) waar het bedrijf over kan beschikken. Dat wil zeggen voor zover bij veehouderijbedrijven het benodigde ruwvoer (gras, snijmaïs) geheel of vrijwel geheel afkomstig is van structureel bij het bedrijf behorende gronden.

1.49 hoofdgebouw

een of meer gebouwen, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.50 horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven.

1.51 huisvesting in verband met mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

1.52 intensieve veehouderij

niet-grondgebonden veehouderij: agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden veehouderij.

1.53 internetwinkel

winkel waarbij de verkoop plaatsvindt op internet en de klantencontacten grotendeels of geheel digitaal verlopen.

1.54 jongerenontmoetingsplaats (JOP)

een door het gemeentebestuur als zodanig aangewezen of ingerichte voor jongeren bedoelde openbare locatie.

1.55 kamerbewoning

het bewonen van eenzelfde woning door meerdere personen die ieder in een eigen ruimte een eigen huishouden voeren waarbij deze bewoners wezenlijke voorzieningen, zoals een entree, keuken en/of sanitaire ruimte, gemeenschappelijk gebruiken.

1.56 kampeerboerderij

voorzieningen binnen al of niet voormalige agrarische bebouwing, bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.

1.57 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

1.58 kunstwerken

civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.

1.59 kwetsbaar object
  • a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens die aangemerkt worden als beperkt kwetsbare objecten: verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen, of
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.60 kwekerij

het bedrijfsmatig telen, kweken en verzorgen van bomen, heesters, struiken, planten en bloemen of tuinbouwzaden, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met, als ondergeschikte nevenactiviteit, de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten.

1.61 maatschappelijke voorziening

educatieve, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.

1.62 manege

bedrijvigheid geheel of overwegend gericht op het houden, stallen, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's, het ter zake lesgeven en de exploitatie van daarbij behorende voorzieningen.

1.63 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.64 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde eenzelfde maatvoering geldt.

1.65 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.66 ondergeschikte detailhandel

een niet zelfstandig uitgevoerde detailhandelsfunctie die duidelijk waarneembaar ondergeschikt is aan en afhankelijk is van de hoofdfunctie en deze ondersteunt zodat de kwaliteit van de hoofdfunctie vergroot of gecompleteerd wordt, hieronder mede begrepen een afhaalbalie voor een internetwinkel eventueel in combinatie met een beperkte showroom.

1.67 ondergeschikte horeca

een niet zelfstandig uitgevoerde horecafunctie die duidelijk waarneembaar ondergeschikt is aan en afhankelijk is van de hoofdfunctie en deze ondersteunt zodat de kwaliteit van de hoofdfunctie vergroot of gecompleteerd wordt en waarbij geen sprake is van verhuur van ruimte of anderszins in gebruik geven aan derden ten behoeve van feesten en partijen.

1.68 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.69 overkapping

een bouwwerk, omsloten door maximaal één, tot de constructie behorende wand en voorzien van een gesloten dak.

1.70 paardenbak

een niet overdekt terrein ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport.

1.71 paardenhouderij

het bedrijfsmatig, niet op de agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's.

1.72 parkeervoorzieningen

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.73 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt.

1.74 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.75 recreatiewoning

een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.

1.76 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.77 staat van bedrijfsactiviteiten

bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.78 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende overige bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegbebakening, bewegwijzering, verlichting, halteaanduiding, parkeerregulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaards, afvalcontainers, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, telefooncellen en abri's.

1.79 vakantie-appartement

een deel van een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin, of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.

1.80 verkoop vloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimte, garderobes en keukens.

1.81 viaduct

brug over een (spoor)weg of dal ten dienste van het verkeer.

1.82 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.83 voorgevel

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.84 woning

een gebouw of gedeelte van een gebouw, bestaande uit een complex van ruimten, dat is bedoeld en dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.85 zorgwoning

een woning, complex van ruimten, functioneel ingericht op het bieden van zorg, bedoeld voor de huisvesting van één of meerdere huishoudens door hulpbehoevenden op het fysieke, psychische en of sociale vlak eventueel met extra zorg en/of begeleiding, al dan niet door middel van gemeenschappelijke voorzieningen en kantoor, dan wel een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor ) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs).

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de breedte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van scheidingsmuren.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 bruto vloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een vastgoedobject gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen. Ter aanvulling op bovenstaande geldt het volgende:

  • a. Indien een binnenruimte aan een andere binnenruimte grenst, moet worden gemeten tot het hart van de betreffende scheidingsconstructie;
  • b. Indien een gebouwgebonden buitenruimte aan een binnenruimte grenst, moet het grondvlak van de scheidingsconstructie volledig worden toegerekend aan de bruto-vloeroppervlakte van de binnenruimte.
2.8 het peil

    • a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
      de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • b. in andere gevallen:
      de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
2.9 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

de kleinste afstand tussen de zijdelingse bouwperceelgrens en het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijvigheid, met dien verstande dat uitsluitend op de bestaande locatie, de uitoefening van veehouderijbedrijven in de vorm van een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan;
  • b. instandhouding van de aanwezige dan wel daaraan verbonden landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele en ecologische waarden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - open landschap' de openheid van het landschap;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - reliëf' het reliëf van de bodem en aardkundige waarden van het landschap;
  • e. wonen in een bedrijfswoning en het wonen ten behoeve van mantelzorg;

met daarbij behorend:

  • f. tuinen en erven, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, flora en fauna, zoals faunapassages, voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals picknickplaatsen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwen van gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. bouwvlakken mogen voor 100 % worden bebouwd;
  • c. het aantal bedrijfswoningen mag per bouwvlak niet meer dan één bedragen;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m3 (exclusief ondergrondse bouwwerken) bedragen tenzij:
    • 1. bestaande inhoud groter is, in welk geval de bestaande inhoud als maximum geldt;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)' een andere maximale inhoud staat weergegeven.
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van kassen met een bouwhoogte van meer dan 1 m mag binnen elk bouwvlak niet meer dan 300 m² bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

bouwwerken   max.
goothoogte  
max.
bouwhoogte  
bedrijfsgebouwen   6 m   10 m  
bedrijfswoningen   4,5 m   10 m  
bijbehorende bouwwerken   3 m   6 m  
bouwwerken voor mestopslag en kassen   -   6 m  
silo's   -   12 m  
kassen   6 m   8 m  
sleufsilo's   -   2 m  
opslag buiten het bouwvlak   bestaande   bestaande  
veldschuur buiten het bouwvlak   3 m   4 m  

3.2.2 Bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)

Voor het bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) gelden de volgende regels:

  • a. mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. paardenbakken mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • c. kuilvoerplaten mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

Overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   Maximum bouwhoogte  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst voor (het denkbeeldige verlengde van) van het hoofdgebouw in het bouwvlak   2 m  
overige erf- en terreinafscheidingen   1 m  
andere, overige bouwwerken, binnen het bouwvlak   10 m  
andere, overige bouwwerken, buiten het bouwvlak   3 m  

 

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking mestopslag en andere silo's buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.2.1 voor het toestaan van het op ten hoogste 25 m buiten een bouwvlak bouwen van:

  • a. ten hoogste één bouwwerk voor mestopslag, bij elk agrarisch bedrijf, tot een inhoud van 1000 m³ en een maximum bouwhoogte van 5 m;
  • b. andere silo's, dan voor mestopslag, en kuilvoerplaten tot een gezamenlijke oppervlakte van 250 m² bij elk agrarisch bedrijf, en een maximum bouwhoogte van 2 m,

mits:

  • 1. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van situering buiten het bouwvlak is aangetoond;
  • 2. de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt waarbij eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins.
3.3.2 Afwijking schuilgelegenheden buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.2.1 voor het toestaan van een schuilgelegenheid voor dieren buiten een bouwvlak met een oppervlakte van niet meer dan 15 m2 en een maximale bouwhoogte van 3 m mits:

  • a. bij een agrarisch bedrijf, de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van situering buiten het bouwvlak is aangetoond;
  • b. bij een hobbymatig karakter, de noodzaak van situering buiten het bouwvlak is aangetoond;
  • c. de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.

3.3.3 Afwijking bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder f voor het toestaan van een hogere bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen, mits:

  • a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 meter;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
  • c. de hogere bouwhoogte bedrijfstechnisch noodzakelijk is;
  • d. het aantal bouwlagen niet toeneemt.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Een gebruik in strijd met de bestemming is in ieder geval ook het gebruik van gronden als bedoeld in 3.1 voor:

  • a. boogkassen;
  • b. opslag van hooirollen, mestzakken en chemische bestrijdingsmiddelen buiten het bouwvlak.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijking kleinschalige nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.1 voor het toestaan van het gebruiken van gronden en gebouwen binnen een bouwvlak waar sprake is van agrarische bedrijvigheid als hoofdactiviteit, voor de volgende niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit:

  • a. ambachtelijke landbouwproducten verwerkende bedrijven, zoals een wijnmakerij, zuivelmakerij, slachterij, imkerij;
  • b. aan agrarische functies verwante bedrijven, zoals een paardenhouderij, paardenopleidingscentrum, agrarisch loonwerkbedrijf, fouragehandel, hoefsmederij en hoveniers- en boomverzorgingsbedrijven;
  • c. ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker, schildersbedrijf, meubelmaker, installatiebedrijf;
  • d. opslag- en stallingsbedrijven;
  • e. kantoorbedrijvigheid, zoals een adviesbureau of een computerservicebureau;
  • f. bezoekers- en cursuscentrum;
  • g. atelier, museum, galerie en kunsthandel;
  • h. detailhandel overwegend in ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten;
  • i. horeca, zoals een theetuin, een ijs-/snackverkooppunt, een terras;
  • j. dagrecreatieve voorzieningen, zoals een speeltuin en verhuur van fietsen;
  • k. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van 'bed & breakfast'-voorzieningen, vakantie-appartementen, pension en kampeerboerderij en in de vorm van standplaatsen voor kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans;
  • l. sociale en medische dienstverlening, zoals een kinderdagverblijf, verpleeghuis, zorgboerderij, dierenkliniek, artsenpraktijk, kuuroord;
  • m. andere niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, die in ruimtelijk en functioneel opzicht met de hiervoor genoemde gelijk kunnen worden gesteld.

mits:

  • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing van het betreffende agrarisch bedrijf niet wordt vergroot, voor zover deze vergroting betrekking heeft op het met de omgevingsvergunning toegestane gebruik;
  • 2. binnen eenzelfde bouwvlak de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de hiervoor genoemde niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten niet meer dan 300 m² bedraagt en waarvan de verkoop vloeroppervlakte van detailhandel niet meer dan 50 m² bedraagt;
  • 3. daarnaast binnen eenzelfde bouwvlak de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van statische opslag niet meer dan 500 m2 bedraagt;
  • 4. voor verblijfsrecreatieve voorzieningen bovendien de volgende bepalingen in acht worden genomen:
    • a. de inhoud van een 'bed & breakfast'-voorziening of vakantie-appartement niet meer dan 250 m³ bedraagt;
    • b. standplaatsen voor kampeermiddelen ook buiten een bouwvlak zijn toegestaan tot een afstand van 25 m uit de grens van het bouwvlak, mits daardoor de waarden van het bepaalde in 3.1 onder b, niet onevenredig worden aangetast;
    • c. het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen per bouwvlak geldt voor ten hoogste 15 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart t/m 31 oktober;
  • 5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • 6. in vergelijking met het agrarisch gebruik de verkeersbelasting niet onevenredig toeneemt;
  • 7. het parkeren behorende bij het andere gebruik binnen het betreffende bouwvlak plaatsvindt;
  • 8. de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt waarbij eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  werken en werkzaamheden*  
  gronden met de aanduiding / bestemming:   a   b   c   d   e   f   g   h   i   j  
  'specifieke vorm van agrarisch met waarden - open landschap'                 +      
  'specifieke vorm van agrarisch met waarden - reliëf'   +             +       +  
* de onderstaande letters worden hierna verklaard;
in de tabel is: + = omgevingsvergunning vereist  
a   het ontginnen, afgraven en verlagen, ophogen of egaliseren van de bodem;  
b   het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of op andere wijze herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;  
c   het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen;  
d   het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;  
e   het verwijderen van natuur- en landschapselementen;  
f   het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen;  
g   diepploegen, zijnde het vanaf een diepte van 0,5 m of meer omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;  
h   bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;  
i   het aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden waaronder ook begrepen het aanbrengen van oppervlakteverhardingen  
j   aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.  

3.6.2 Uitzonderingen

Het gestelde verbod in lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke:

  • a. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een daartoe verleende omgevingsvergunning;
  • b. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning ingevolge de Ontgrondingenwet;
  • c. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • e. het aanleggen van kavelpaden en verhardingen ten behoeve van in- of uitritten, tot elk een oppervlakte van 60 m2 betreffen;
  • f. het vellen, rooien of beschadigen van berken, coniferen, amerikaanse vogelkers en fruitbomen, uitgezonderd hoogstamfruitbomen.

3.6.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. door die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer natuur- en landschapswaarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. door aanvrager een rapport is overgelegd, waaruit blijkt dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de onder a genoemde voorwaarden is voldaan.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met categorie 2 uit de bij deze regels behorende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten Stedelijk', met dien verstande dat op de adressen, welke in de navolgende tabel zijn opgenomen, maximaal de aangegeven categorieën zijn toegestaan:
    Adres   Maximaal toegestane milieucategorie  
    Koenestraat 53 en 53A te Amerongen   3.1, met dien verstande dat uitsluitend een bedrijf ten behoeve van luchttechniek is toegestaan.  
    Koenestraat 55-57 te Amerongen   3.1, met dien verstande dat uitsluitend een meubelmaker is toegestaan  
    Haarweg 77 te Overberg   3.1 met dien verstande dat uitsluitend een timmerwerkfabriek is toegestaan  
  • b. kantoren als onderdeel van de bedrijfsfunctie, met dien verstande dat per bedrijf het oppervlak niet meer dan 50% van de totale bruto vloeroppervlakte mag bedragen, met een maximum van 2.000 m²;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mede het wonen in een bedrijfswoning en wonen ten behoeve van mantelzorg;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bovenwoning' mede het wonen boven de eerste bouwlaag;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' zijn uitsluitend de vormen van opslag toegestaan zoals zijn weergegeven in de onderstaande tabel:
Adres   Vorm van opslag  
Oranjelaan 17a tot en met 17d   Opslag ten behoeve van ambulante handel en garageboxen.  

met daarbij behorend:

  • f. tuinen en erven, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Bouwen van gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. bouwvlakken mogen voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carports buiten het bouwvlak worden gebouwd met in achtneming van de volgende regels:
    • 1. vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carports zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'onbebouwd';
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carports mag niet meer bedragen dan 15% van de oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum van 50 m2;
    • 3. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carports bedraagt tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 1 m tenzij in de perceelsgrens wordt gebouwd;
    • 4. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carports bedraagt ten hoogste de hoogste 3 m, respectievelijk 5 m;
    • 5. een deel van de toegestane oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken en/of carports mag worden benut voor de bouw van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat de bouw van tenminste 25 m2 aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogelijk moet blijven;
  • d. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • f. het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen' en 'bovenwoning' mag per bouwperceel niet meer dan één bedragen tenzij het bestaande aantal woningen groter is in welk geval het bestaande aantal als maximum geldt;
  • g. dakkapellen in het hoofdgebouw aan de voorgevel en de naar de openbare weg gekeerde zijgevels van bedrijfswoningen zijn toegestaan, mits:
    • 1. de breedte van dakkapellen per dakvlak niet meer dan de helft van de breedte van de desbetreffende dakvlakken ter hoogte van de bovenkant van de dakkapel bedraagt;
    • 2. voorzien van een plat dak;
    • 3. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m;
    • 4. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
    • 5. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 6. zijkanten meer dan 0,9 m van de zijkanten van het dakvlak;
    • 7. bij meerdere dakkapellen deze uitsluitend in één horizontale lijn worden geplaatst;
    • 8. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het dakvlak gebruikt voor dakkapellen, dakramen en andere dakdoorbrekingen gezamenlijk.
  • h. in afwijking van lid a mogen erkers, toegangsportalen, luifels, balkons, trappen en bordessen vóór de voorgevel van de bedrijfswoning en voor het bouwen van erkers, toegangsportalen, luifels, balkons, trappen, bordessen én overkappingen aan zijgevels, welke zicht hebben op of gelegen zijn aan de zijde van een openbare weg of openbaar groen worden gebouwd, mits:
    • 1. de bouwgrens met ten hoogste 1,5 m wordt overschreden;
    • 2. de afstand vanaf het openbaar toegankelijk gebied tot aan het te bouwen bouwwerk minimaal 2,5 m is;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 m, dan wel 0,25 m boven de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning bedraagt;
    • 4. de breedte maximaal 2/3 van de breedte bedraagt van de gevel van het hoofdgebouw waaraan uitgebouwd wordt tot maximaal 4 m.

4.2.2 Bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)

Voor het bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) gelden de volgende regels:

  • a. mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

Overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   Maximum bouwhoogte  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst voor (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw   1 m  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst achter (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw   2 m  
vlaggenmasten, antennemasten   6 m  
andere overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   3 m  

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder c voor het toelaten van aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carport tot 25% van de oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum van 75 m2 en met dien verstande dat voor de bouwpercelen die zijn gelegen in het gebied ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone beschermd dorpsgezicht' advies wordt ingewonnen van de gemeentelijke monumentencommissie.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Gebruik ten behoeve van ondergeschikte detailhandel

Het gebruik ten behoeve van ondergeschikte detailhandel is in overeenstemming met de hoofdfunctie, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing niet wordt vergroot, voor zover deze vergroting betrekking heeft op het met de omgevingsvergunning toegestane gebruik;
  • b. binnen eenzelfde bouwvlak de verkoop vloeroppervlakte van detailhandel niet meer dan 50 m² bedraagt;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de verkeersbelasting niet onevenredig toeneemt;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijking toestaan bedrijf buiten de staat van bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.1 onder a voor het toestaan van een ander bedrijf dan op grond van de bij deze regels behorende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten Stedelijk' categorie 1 en 2 is toegestaan, mits:

  • a. het beoogde bedrijf naar zijn aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot rechtstreeks toegelaten gelijkwaardige bedrijven met uitzondering van risicovolle inrichtingen en de opslag van brand- en explosiegevaarlijke stoffen, munitie en vuurwerk;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.5.2 Afwijking toestaan van een afhaalpunt

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.1 onder a voor het toestaan van een afhaalpunt, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing niet wordt vergroot, voor zover deze vergroting betrekking heeft op het met de omgevingsvergunning toegestane gebruik;
  • b. binnen eenzelfde bouwvlak de vloeroppervlakte van het afhaalpunt niet meer dan 50 m² bedraagt;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de verkeersbelasting niet onevenredig toeneemt;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

Artikel 5 Detailhandel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel met dien verstande dat perifere detailhandel niet is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' mede het wonen al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep- en of bedrijf aan huis;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' mede dienstverlening;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bovenwoning' mede het wonen in een bovenwoning;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalend pand' tevens de instandhouding van bouwwerken;

met daarbij behorend:

  • f. tuinen en erven, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en ondergeschikte horeca.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwen van gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. bouwvlakken mogen voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carports buiten het bouwvlak worden gebouwd met in achtneming van de volgende regels:
    • 1. vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carports zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'onbebouwd';
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carports mag niet meer bedragen dan 15% van de oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum van 50 m2;
    • 3. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carports bedraagt tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 1 m tenzij in de perceelsgrens wordt gebouwd;
    • 4. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carports bedraagt ten hoogste de hoogste 3 m, respectievelijk 5 m;
    • 5. een deel van de toegestane oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken en/of carports mag worden benut voor de bouw van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat de bouw van tenminste 25 m2 aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogelijk moet blijven;
  • d. het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen' en 'bovenwoning' mag per bouwperceel niet meer dan één bedragen tenzij het bestaande aantal woningen groter is in welk geval het bestaande aantal als maximum geldt;
  • e. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • g. dakkapellen in het hoofdgebouw aan de voorgevel en de naar de openbare weg gekeerde zijgevels van bedrijfswoningen zijn toegestaan, mits:
    • 1. de breedte van dakkapellen per dakvlak niet meer dan de helft van de breedte van de desbetreffende dakvlakken ter hoogte van de bovenkant van de dakkapel bedraagt;
    • 2. voorzien van een plat dak;
    • 3. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m;
    • 4. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
    • 5. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 6. zijkanten meer dan 0,9 m van de zijkanten van het dakvlak;
    • 7. bij meerdere dakkapellen deze uitsluitend in één horizontale lijn worden geplaatst;
    • 8. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het dakvlak gebruikt voor dakkapellen, dakramen en andere dakdoorbrekingen gezamenlijk.
  • h. in afwijking van lid a mogen erkers, toegangsportalen, luifels, balkons, trappen en bordessen vóór de voorgevel van de bedrijfswoning en voor het bouwen van erkers, toegangsportalen, luifels, balkons, trappen, bordessen én overkappingen aan zijgevels, welke zicht hebben op of gelegen zijn aan de zijde van een openbare weg of openbaar groen worden gebouwd, mits:
    • 1. de bouwgrens met ten hoogste 1,5 m wordt overschreden;
    • 2. de afstand vanaf het openbaar toegankelijk gebied tot aan het te bouwen bouwwerk minimaal 2,5 m is;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 m, dan wel 0,25 m boven de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning bedraagt;
    • 4. de breedte maximaal 2/3 van de breedte bedraagt van de gevel van het hoofdgebouw waaraan uitgebouwd wordt tot maximaal 4 m.
5.2.2 Bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)

Voor het bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) gelden de volgende regels:

  • a. mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

 

Overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   Maximum bouwhoogte  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst voor (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw   1 m  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst achter (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw   2 m  
vlaggenmasten, antennemasten   6 m  
andere overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   3 m  

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder c voor het toelaten van aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carport tot 25% van de oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum van 75 m2 en met dien verstande dat voor de bouwpercelen die zijn gelegen in het gebied ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – beschermd dorpsgezicht' advies wordt ingewonnen van de gemeentelijke monumentencommissie.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Gebruik ten behoeve van ondergeschikte horeca

Het gebruik ten behoeve ondergeschikte horeca is in overeenstemming met de hoofdfunctie, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing niet wordt vergroot, voor zover deze vergroting betrekking heeft op het met de omgevingsvergunning toegestane gebruik;
  • b. binnen eenzelfde bouwvlak niet meer dan 30% van de totale verkoop vloeroppervlakte ten behoeve van ondergeschikte horeca wordt gebruikt, met een maximum van 50 m2;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

5.4.2 Uitoefening van een beroep- en/of bedrijf aan huis

Het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis is in overeenstemming met de woonfunctie, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. niet meer dan 40 % van de totale bruto vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, inclusief bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;
  • b. bij de uitoefening van een bedrijf aan huis alleen activiteiten worden uitgevoerd die genoemd worden in de bij deze regels behorende bijlage 'Bedrijf aan huis';
  • c. geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten worden uitgeoefend, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van het betrokken beroep of bedrijf aan huis;
  • d. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door de bewoners worden uitgeoefend;
  • e. de verkeersbelasting niet onevenredig toeneemt;
  • f. in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien of, ingeval dit niet mogelijk is, voldoende parkeergelegenheid in de directe nabijheid aanwezig is;
  • g. buitenopslag ten behoeve van de activiteit niet is toegestaan.

5.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Voor het slopen van bouwwerken is, ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalend pand', een omgevingsvergunning vereist.

  • a. Een omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de architectonische kwaliteit en de plaats van het beeldbepalende pand in de stedenbouwkundige structuur van het dorpsbeeld;
    • 2. het beeldpalende karakter niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
    • 3. het beeldbepalende karakter in redelijkheid niet te handhaven is;
    • 4. het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;
    • 5. de gemeentelijke monumentencommissie om advies is gevraagd;
    • 6. het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het bouwen heeft verleend voor de bouw van een nieuw gebouw op de betreffende gronden.

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep- en of bedrijf aan huis;
  • b. dienstverlening;
  • c. detailhandel;
  • d. kantoren met een grootte van maximaal 1.500 m2 per vestiging;
  • e. maatschappelijke voorzieningen waaronder:
    • 1. educatieve instellingen met inbegrip van kinderopvang;
    • 2. sociaalmedische instellingen;
    • 3. sociaalculturele instellingen;
    • 4. levensbeschouwelijke instellingen;
    • 5. openbare dienstverlenende instellingen;
  • f. bedrijven tot en met categorie 2 uit de bij deze regels behorende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten Stedelijk' met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf uitgesloten' bedrijven niet zijn toegestaan;
  • g. sport;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1' mede horeca tot en met categorie 1 uit de bij deze regels behorende bijlage 'Staat van Horeca-activiteiten';
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2' mede horeca tot en met categorie 2 uit de bij deze regels behorende bijlage 'Staat van Horeca-activiteiten';
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van gemengd - schietbaan' mede een ondergrondse schietbaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mede ondergrondse en verdiept aangelegde parkeervoorzieningen met bijbehorende in- en uitritten;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalend pand' tevens de instandhouding van bouwwerken;

met daarbij behorend:

  • m. tuinen en erven, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, ondergeschikte horeca.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwen van gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. bouwvlakken mogen voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carports buiten het bouwvlak worden gebouwd met in achtneming van de volgende regels:
    • 1. vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carports zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'onbebouwd';
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carports mag niet meer bedragen dan 15% van de oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum van 50 m2;
    • 3. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carports bedraagt tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 1 m tenzij in de perceelsgrens wordt gebouwd;
    • 4. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carports bedraagt ten hoogste de hoogste 3 m, respectievelijk 5 m;
    • 5. een deel van de toegestane oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken en/of carports als bedoeld onder c2 mag worden benut voor de bouw van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat de bouw van tenminste 25 m2 aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogelijk moet blijven;
  • d. het aantal woningen mag per bouwperceel niet meer dan één bedragen tenzij het bestaande aantal woningen groter is in welk geval het bestaande aantal als maximum geldt;
  • e. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • f. de verticale bouwdiepte van ondergrondse en verdiept aangelegde parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mag maximaal 6 m bedragen;
  • g. dakkapellen in het hoofdgebouw aan de voorgevel en de naar de openbare weg gekeerde zijgevels van bedrijfswoningen zijn toegestaan, mits:
    • 1. de breedte van dakkapellen per dakvlak niet meer dan de helft van de breedte van de desbetreffende dakvlakken ter hoogte van de bovenkant van de dakkapel bedraagt;
    • 2. voorzien van een plat dak;
    • 3. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m;
    • 4. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
    • 5. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 6. zijkanten meer dan 0,9 m van de zijkanten van het dakvlak;
    • 7. bij meerdere dakkapellen deze uitsluitend in één horizontale lijn worden geplaatst;
    • 8. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het dakvlak gebruikt voor dakkapellen, dakramen en andere dakdoorbrekingen gezamenlijk.
  • h. in afwijking van lid a mogen erkers, toegangsportalen, luifels, balkons, trappen en bordessen vóór de voorgevel van de bedrijfswoning en voor het bouwen van erkers, toegangsportalen, luifels, balkons, trappen, bordessen én overkappingen aan zijgevels, welke zicht hebben op of gelegen zijn aan de zijde van een openbare weg of openbaar groen worden gebouwd, mits:
    • 1. de bouwgrens met ten hoogste 1,5 m wordt overschreden;
    • 2. de afstand vanaf het openbaar toegankelijk gebied tot aan het te bouwen bouwwerk minimaal 2,5 m is;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 m, dan wel 0,25 m boven de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning bedraagt;
    • 4. de breedte maximaal 2/3 van de breedte bedraagt van de gevel van het hoofdgebouw waaraan uitgebouwd wordt tot maximaal 4 m.
6.2.2 Bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)

Voor het bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) gelden de volgende regels:

  • a. mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

Overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   Maximum bouwhoogte  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst voor (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw   1 m  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst achter (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw   2 m  
erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'hogere erfafscheiding   2,5 m  
vlaggenmasten, antennemasten   6 m  
andere overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   3 m  

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder c voor het toelaten van aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carport tot 25% van de oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum van 75 m2 en met dien verstande dat voor de bouwpercelen die zijn gelegen in het gebied ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – beschermd dorpsgezicht' advies wordt ingewonnen van de gemeentelijke monumentencommissie.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Gebruik ten behoeve van ondergeschikte horeca

Het gebruik ten behoeve ondergeschikte horeca is in overeenstemming met de hoofdfunctie, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. het gebruik uitsluitend plaats vindt ten behoeve van de functies maatschappelijke voorzieningen en sport;
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing niet wordt vergroot, voor zover deze vergroting betrekking heeft op het met de omgevingsvergunning toegestane gebruik;
  • b. binnen eenzelfde bouwvlak niet meer dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte ten behoeve van ondergeschikte horeca wordt gebruikt;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

6.4.2 Uitoefening van een beroep- en/of bedrijf aan huis

Het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis is in overeenstemming met de woonfunctie, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. niet meer dan 40 % van de totale bruto vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, inclusief bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;
  • b. bij de uitoefening van een bedrijf aan huis alleen activiteiten worden uitgevoerd die genoemd worden in de bij deze regels behorende bijlage 'Bedrijf aan huis';
  • c. geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten worden uitgeoefend, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van het betrokken beroep of bedrijf aan huis;
  • d. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door de bewoners worden uitgeoefend;
  • e. de verkeersbelasting niet onevenredig toeneemt;
  • f. in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien of, ingeval dit niet mogelijk is, voldoende parkeergelegenheid in de directe nabijheid aanwezig is;
  • g. buitenopslag ten behoeve van de activiteit niet is toegestaan.

6.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Voor het slopen van bouwwerken is, ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalend pand', een omgevingsvergunning vereist.

  • a. Een omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de architectonische kwaliteit en de plaats van het beeldbepalende pand in de stedenbouwkundige structuur van het dorpsbeeld;
    • 2. het beeldpalende karakter niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
    • 3. het beeldbepalende karakter in redelijkheid niet te handhaven is;
    • 4. het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;
    • 5. de gemeentelijke monumentencommissie om advies is gevraagd;
    • 6. het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het bouwen heeft verleend voor de bouw van een nieuw gebouw op de betreffende gronden.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen waaronder bosgebieden en bermen;
  • b. plantsoenen;
  • c. water;

met daarbij behorend:

  • d. paden, in- en uitritten, kunstwerken, geluidswerende voorzieningen, speelvoorzieningen, speelveldjes, voorzieningen voor verblijf en ontmoeting zoals een jongerenontmoetingsplaats, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, straatmeubilair en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwen van gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een maximale oppervlakte van 15 m2 tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval deze oppervlakte als maximum geldt;
  • b. de oppervlakte van overkappingen mag maximaal 10 m2 per bouwwerk bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum geldt:

Gebouwen en overkappingen   Maximum bouwhoogte  
nutsvoorzieningen   3,5 m  
voorzieningen voor verblijf en ontmoeting   3,5 m  
overige overkappingen   3 m  

7.2.2 Bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)

Voor het bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven:

Overige bouwwerken   Maximum bouwhoogte  
lichtmasten   10 m  
kunstobjecten   6 m  
vlaggenmasten   6 m  
speeltoestellen   4,5 m  
andere overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   3 m  
antennemast ter plaatse van de aanduiding 'antennemast'   40 m  

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca tot en met categorie 2 uit de bij deze regels behorende bijlage 'Staat van Horeca-activiteiten';
  • b. wonen al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep- en of bedrijf aan huis;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' mede een slijterij;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalend pand' tevens de instandhouding van bouwwerken;

met daarbij behorend:

  • e. tuinen en erven, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Bouwen van gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. bouwvlakken mogen voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carports buiten het bouwvlak worden gebouwd met in achtneming van de volgende regels:
    • 1. vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carports zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'onbebouwd';
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carports mag niet meer bedragen dan 15% van de oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum van 50 m2;
    • 3. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carports bedraagt tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 1 m tenzij in de perceelsgrens wordt gebouwd;
    • 4. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carports bedraagt ten hoogste de hoogste 3 m, respectievelijk 5 m;
    • 5. een deel van de toegestane oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken en/of carports mag worden benut voor de bouw van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat de bouw van tenminste 25 m2 aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogelijk moet blijven;
  • d. het aantal woningen ter plaatse mag per bouwperceel niet meer dan één bedragen tenzij het bestaande aantal woningen groter is in welk geval het bestaande aantal als maximum geldt;
  • e. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • f. dakkapellen in het hoofdgebouw aan de voorgevel en de naar de openbare weg gekeerde zijgevels van woningen zijn toegestaan, mits:
    • 1. de breedte van dakkapellen per dakvlak niet meer dan de helft van de breedte van de desbetreffende dakvlakken ter hoogte van de bovenkant van de dakkapel bedraagt;
    • 2. voorzien van een plat dak;
    • 3. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m;
    • 4. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
    • 5. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 6. zijkanten meer dan 0,9 m van de zijkanten van het dakvlak;
    • 7. bij meerdere dakkapellen deze uitsluitend in één horizontale lijn worden geplaatst;
    • 8. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het dakvlak gebruikt voor dakkapellen, dakramen en andere dakdoorbrekingen gezamenlijk.
  • g. in afwijking van lid a mogen erkers, toegangsportalen, luifels, balkons, trappen en bordessen vóór de voorgevel van de woning en voor het bouwen van erkers, toegangsportalen, luifels, balkons, trappen, bordessen én overkappingen aan zijgevels, welke zicht hebben op of gelegen zijn aan de zijde van een openbare weg of openbaar groen worden gebouwd, mits:
    • 1. de bouwgrens met ten hoogste 1,5 m wordt overschreden;
    • 2. de afstand vanaf het openbaar toegankelijk gebied tot aan het te bouwen bouwwerk minimaal 2,5 m is;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 m, dan wel 0,25 m boven de eerste bouwlaag van de woning bedraagt;
    • 4. de breedte maximaal 2/3 van de breedte bedraagt van de gevel van het hoofdgebouw waaraan uitgebouwd wordt tot maximaal 4 m.
8.2.2 Bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)

Voor het bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) gelden de volgende regels:

  • a. mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

Overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   Maximum bouwhoogte  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst voor (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw   1 m  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst achter (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw   2 m  
vlaggenmasten, antennemasten   6 m  
andere overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   3 m  

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder c voor het toelaten van aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carport tot 25% van de oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum van 75 m2 en met dien verstande dat voor de bouwpercelen die zijn gelegen in het gebied ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – beschermd dorpsgezicht' advies wordt ingewonnen van de gemeentelijke monumentencommissie.

8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Uitoefening van een beroep- en/of bedrijf aan huis

Het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis is in overeenstemming met de woonfunctie, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. niet meer dan 40 % van de totale bruto vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, inclusief bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;
  • b. bij de uitoefening van een bedrijf aan huis alleen activiteiten worden uitgevoerd die genoemd worden in de bij deze regels behorende bijlage 'Bedrijf aan huis';
  • c. geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten worden uitgeoefend, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van het betrokken beroep of bedrijf aan huis;
  • d. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door de bewoners worden uitgeoefend;
  • e. de verkeersbelasting niet onevenredig toeneemt;
  • f. in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien of, ingeval dit niet mogelijk is, voldoende parkeergelegenheid in de directe nabijheid aanwezig is;
  • g. buitenopslag ten behoeve van de activiteit niet is toegestaan.

8.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Voor het slopen van bouwwerken is, ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalend pand', een omgevingsvergunning vereist.

  • a. Een omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de architectonische kwaliteit en de plaats van het beeldbepalende pand in de stedenbouwkundige structuur van het dorpsbeeld;
    • 2. het beeldpalende karakter niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
    • 3. het beeldbepalende karakter in redelijkheid niet te handhaven is;
    • 4. het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;
    • 5. de gemeentelijke monumentencommissie om advies is gevraagd;
    • 6. het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het bouwen heeft verleend voor de bouw van een nieuw gebouw op de betreffende gronden.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen waaronder:
    • 1. educatieve instellingen met inbegrip van kinderopvang;
    • 2. sociaal-medische instellingen;
    • 3. sociaal-culturele instellingen;
    • 4. levensbeschouwelijke instellingen;
    • 5. openbare dienstverlenende instellingen;
  • b. wonen al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep- en of bedrijf aan huis;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' is wonen niet toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' uitsluitend een begraafplaats;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalend pand' tevens de instandhouding van bouwwerken;

met daarbij behorend:

  • f. tuinen en erven, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en ondergeschikte horeca.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Bouwen van gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - beschermd dorpsgezicht' aan- en uitgebouwde bijbehorende bouwwerken uitsluitend op de gronden met de aanduiding 'uitbreidingsstrook' gebouwd worden en niet hoger dan:
      • 5 m;
      • 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, en
      • het hoofdgebouw;
  • c. bouwvlakken mogen voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carports buiten het bouwvlak worden gebouwd met in achtneming van de volgende regels:
    • 1. vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carports zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'onbebouwd';
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carports mag niet meer bedragen dan 15% van de oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum van 50 m2;
    • 3. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carports bedraagt tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 1 m tenzij in de perceelsgrens wordt gebouwd;
    • 4. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carports bedraagt ten hoogste de hoogste 3 m, respectievelijk 5 m;
    • 5. een deel van de toegestane oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken en/of carports mag worden benut voor de bouw van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat de bouw van tenminste 25 m2 aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogelijk moet blijven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • f. het aantal woningen mag per bouwperceel niet meer dan één bedragen tenzij het bestaande aantal woningen groter is in welk geval het bestaande aantal als maximum geldt;
  • g. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • h. dakkapellen in het hoofdgebouw aan de voorgevel en de naar de openbare weg gekeerde zijgevels van bedrijfswoningen zijn toegestaan, mits:
    • 1. de breedte van dakkapellen per dakvlak niet meer dan de helft van de breedte van de desbetreffende dakvlakken ter hoogte van de bovenkant van de dakkapel bedraagt;
    • 2. voorzien van een plat dak;
    • 3. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m;
    • 4. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
    • 5. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 6. zijkanten meer dan 0,9 m van de zijkanten van het dakvlak;
    • 7. bij meerdere dakkapellen deze uitsluitend in één horizontale lijn worden geplaatst;
    • 8. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het dakvlak gebruikt voor dakkapellen, dakramen en andere dakdoorbrekingen gezamenlijk.
  • i. in afwijking van lid a mogen erkers, toegangsportalen, luifels, balkons, trappen en bordessen vóór de voorgevel van de bedrijfswoning en voor het bouwen van erkers, toegangsportalen, luifels, balkons, trappen, bordessen én overkappingen aan zijgevels, welke zicht hebben op of gelegen zijn aan de zijde van een openbare weg of openbaar groen worden gebouwd, mits:
    • 1. de bouwgrens met ten hoogste 1,5 m wordt overschreden;
    • 2. de afstand vanaf het openbaar toegankelijk gebied tot aan het te bouwen bouwwerk minimaal 2,5 m is;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 m, dan wel 0,25 m boven de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning bedraagt;
    • 4. de breedte maximaal 2/3 van de breedte bedraagt van de gevel van het hoofdgebouw waaraan uitgebouwd wordt tot maximaal 4 m.
9.2.2 Bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)

Voor het bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) gelden de volgende regels:

  • a. mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

Overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   Maximum bouwhoogte  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw   1 m  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw   2 m  
ballenvanger   5 m  
vlaggenmasten, antennemasten   6 m  
andere overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   3 m  

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder d voor het toelaten van aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken en carport tot 25% van de oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum van 75 m2 en met dien verstande dat voor de bouwpercelen die zijn gelegen in het gebied ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – beschermd dorpsgezicht' advies wordt ingewonnen van de gemeentelijke monumentencommissie.

9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Gebruik ten behoeve van ondergeschikte horeca

Het gebruik ten behoeve ondergeschikte horeca is in overeenstemming met de hoofdfunctie, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing niet wordt vergroot, voor zover deze vergroting betrekking heeft op het met de omgevingsvergunning toegestane gebruik;
  • b. binnen eenzelfde bouwvlak niet meer dan 30 % van de totale bruto vloeroppervlakte ten behoeve van ondergeschikte horeca wordt gebruikt;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
9.4.2 Uitoefening van een beroep- en/of bedrijf aan huis

Het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis is in overeenstemming met de woonfunctie, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. niet meer dan 40 % van de totale bruto vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, inclusief bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;
  • b. bij de uitoefening van een bedrijf aan huis alleen activiteiten worden uitgevoerd die genoemd worden in de bij deze regels behorende bijlage 'Bedrijf aan huis';
  • c. geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten worden uitgeoefend, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van het betrokken beroep of bedrijf aan huis;
  • d. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door de bewoners worden uitgeoefend;
  • e. de verkeersbelasting niet onevenredig toeneemt;
  • f. in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien of, ingeval dit niet mogelijk is, voldoende parkeergelegenheid in de directe nabijheid aanwezig is;
  • g. buitenopslag ten behoeve van de activiteit niet is toegestaan.

9.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Voor het slopen van bouwwerken is, ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalend pand', een omgevingsvergunning vereist.

  • a. Een omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de architectonische kwaliteit en de plaats van het beeldbepalende pand in de stedenbouwkundige structuur van het dorpsbeeld;
    • 2. het beeldpalende karakter niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
    • 3. het beeldbepalende karakter in redelijkheid niet te handhaven is;
    • 4. het delen van een gebouw of bijbehorend bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;
    • 5. de gemeentelijke monumentencommissie om advies is gevraagd;
    • 6. het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het bouwen heeft verleend voor de bouw van een nieuw gebouw op de betreffende gronden.

Artikel 10 Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen met daarbij behorende paden, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeren op eigen terrein;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' mede bijbehorende bouwwerken;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' mede carports.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Bouwen van gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen niet worden gebouwd;
  • b. in afwijking van lid a mogen erkers, toegangsportalen, luifels, balkons, trappen en bordessen vóór de voorgevel van het aangrenzend hoofdgebouw en erkers, toegangsportalen, luifels, balkons, trappen, bordessen én overkappingen aan zijgevels, welke zicht hebben op of gelegen zijn aan de zijde van een openbare weg of openbaar groen worden gebouwd, mits:
    • 1. de bouwgrens met ten hoogste 1,5 m wordt overschreden;
    • 2. de afstand vanaf het openbaar toegankelijk gebied tot aan het te bouwen bouwwerk minimaal 2,5 m is;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 m, dan wel 0,25 m boven de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedraagt;
    • 4. de breedte maximaal 2/3 van de breedte bedraagt van de gevel van het hoofdgebouw waaraan uitgebouwd wordt tot maximaal 4 m;
  • c. in afwijking van lid a mogen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' bijbehorende bouwwerken worden gebouwd met een maximum goot- en bouwhoogte van 3 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' een andere goot- en bouwhoogte staat aangegeven.

10.2.2 Bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)

Voor het bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven:

Overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   Maximum bouwhoogte  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw   1 m  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw   2 m  
erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'hogere erfafscheiding'   2,5 m  
vlaggenmasten   6 m  
andere overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   3 m  

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden en pleinen met een verkeers- en verblijfsfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. verkeersbegeleiders;
  • d. onoverdekte terrassen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' uitsluitend garageboxen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'plein' dient het accent te liggen op de inrichting als verblijfsgebied;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mede ondergrondse en verdiept aangelegde parkeervoorzieningen met bijbehorende in- en uitritten;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'brug' mede een loopbrug;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - weekmarkt': mede een markt;

met daarbij behorend:

  • j. groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van flora en fauna, zoals faunapassages, parkeervoorzieningen, kunstwerken, geluidswerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor openbaar vervoer, voorzieningen voor verblijf en ontmoeting zoals een jongerenontmoetingsplaats, kunstobjecten, straatmeubilair en waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Bouwen van gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een maximale oppervlakte van 15 m2 tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval deze oppervlakte als maximum geldt;
  • b. in afwijking van lid a mogen ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' garageboxen worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van overkappingen mag maximaal 10 m2 per bouwwerk bedragen;
  • d. de verticale bouwdiepte van ondergrondse en verdiept aangelegde parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mag maximaal
    6 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum geldt:

Gebouwen en overkappingen   Maximum bouwhoogte  
garageboxen   3 m  
loopbrug ter plaatse van de aanduiding 'brug'   9 m  
nutsvoorzieningen   3,5 m  
voorzieningen voor verblijf en ontmoeting   3,5 m  
overige overkappingen   3 m  

11.2.2 Bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)

Voor het bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven:

Overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   Maximum bouwhoogte  
lichtmasten   10 m  
kunstwerken   6 m  
kunstobjecten   6 m  
viaducten   7 m  
speeltoestellen   4,5 m  
vlaggenmasten   6 m  
andere overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   3 m  

Artikel 12 Wonen - S 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - S 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep- en of bedrijf aan huis;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalend pand' tevens de instandhouding van bouwwerken;

met daarbij behorend:

  • c. tuinen en erven, paden, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeren op eigen terrein.

 

12.2 Bouwregels
12.2.1 Bouwen algemeen

Het bebouwingsgebied mag voor niet meer dan 50 % worden bebouwd.

12.2.2 Bouwen van hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. mogen uitsluitend in de vorm van vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • b. mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal mag per bouwvlak niet meer dan 1 bedragen;
  • d. bouwvlakken mogen voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  • e. de goot- en bouwhoogte mogen respectievelijk maximaal 6 m en 10 m bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' of 'maximum goot- en bouwhoogte (m) en bebouwingspercentage (%)' een andere goot- en bouwhoogte is aangegeven;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e. mag de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'afwijkende goot- en bouwhoogte' niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
  • g. indien hoofdgebouwen worden afgedekt met een kap, dan bedraagt de dakhelling minimaal 35° en maximaal 65°, tenzij de bestaande dakhelling minder bedraagt dan 35°, in welk geval de bestaande dakhelling als minimum geldt;
  • h. in afwijking van lid g mag de dakhelling maximaal 75° bedragen indien het dak in de vorm van een mansarde kap wordt uitgevoerd;
  • i. op een hoekperceel geldt in geval van sloop van het bestaande hoofdgebouw en vervanging daarvan door een nieuw hoofdgebouw dat de voorgevel van het nieuwe hoofdgebouw aan dezelfde zijde van het bouwvlak moet worden gesitueerd als waar de voorgevel van het bestaande hoofdgebouw is gesitueerd;
  • j. dakkapellen in het hoofdgebouw aan de voorgevel en de naar de openbare weg gekeerde zijgevels van woningen zijn toegestaan, mits:
    • 1. de breedte van dakkapellen per dakvlak niet meer dan de helft van de breedte van de desbetreffende dakvlakken ter hoogte van de bovenkant van de dakkapel bedraagt;
    • 2. voorzien van een plat dak;
    • 3. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m;
    • 4. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
    • 5. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 6. zijkanten meer dan 0,9 m van de zijkanten van het dakvlak;
    • 7. bij meerdere dakkapellen deze uitsluitend in één horizontale lijn worden geplaatst;
    • 8. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het dakvlak gebruikt voor dakkapellen, dakramen en andere dakdoorbrekingen gezamenlijk.
12.2.3 Bouwen van bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden met in achtneming van het bepaalde in 12.2.1 de volgende regels:

  • a. mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaade onder a mogen:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - beschermd dorpsgezicht' aan- en uitgebouwde bijbehorende bouwwerken uitsluitend op de gronden met de aanduiding 'uitbreidingsstrook' gebouwd worden;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'onbebouwd' geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  • c. voor zover binnen het bouwvlak of op een afstand van niet meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw, niet hoger dan:
    • 1. 5 m;
    • 2. 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, en
    • 3. het hoofdgebouw.
  • d. indien buiten het bouwvlak wordt gebouwd:
    • 1. dient minimaal 1 meter achter de voorgevel te worden gebouwd;
    • 2. voor zover op een afstand van meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw:
      • indien hoger dan 3 m: voorzien van een schuin dak, de dakvoet niet hoger dan 3 m, de daknok gevormd door twee of meer schuine dakvlakken, met een hellingshoek van niet meer dan 55°, en waarbij de hoogte van de daknok niet meer is dan 5 m en verder wordt begrensd door de volgende formule: maximale daknokhoogte [m] = (afstand daknok tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3;
      • functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw, tenzij het betreft huisvesting in verband met mantelzorg.
    • 3. niet voorzien van een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte;
    • 4. de ligging van een verblijfsgebied in geval van meer dan een bouwlaag, uitsluitend op de eerste bouwlaag;
    • 5. ondergronds bouwen onder een bijbehorend bouwwerk is toegestaan tot een maximum van 30 m2;
    • 6. de oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan:
      • in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van dat bebouwingsgebied;
      • in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
      • in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 150 m2.
  • e. in afwijking van lid c onder 1 mag ook op minder dan 1 meter achter de voorgevel worden gebouwd:
    • 1. indien de bestaande bebouwing op minder grote afstand dan 1 m van de voorgevel staat, in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
    • 2. voor het bouwen van erkers, toegangsportalen, luifels, balkons, trappen en bordessen vòòr de voorgevel van het hoofdgebouw en voor het bouwen van erkers, toegangsportalen, luifels, balkons, trappen, bordessen én overkappingen aan zijgevels, welke zicht hebben op of gelegen zijn aan de zijde van een openbare weg of openbaar groen, mits:
      • de bouwgrens met ten hoogste 1,5 m wordt overschreden;
      • de afstand vanaf het openbaar toegankelijk gebied tot aan het te bouwen bouwwerk minimaal 2,5 m is;
      • de bouwhoogte maximaal 3 m, dan wel 0,25 m boven de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedraagt;
      • de breedte maximaal 2/3 van de breedte bedraagt van de gevel van het hoofdgebouw waaraan uitgebouwd wordt tot maximaal 4 m.'
12.2.4 Bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)

Voor het bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven:

Overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   Maximum bouwhoogte  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst voor (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw   1 m  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst achter (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw   2 m  
erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'hogere erfafscheiding'   2,5 m  
vlaggenmasten, antennemasten   6 m  
andere overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   3 m  

 

12.3 Specifieke gebruiksregels
12.3.1 Uitoefening van een beroep- en/of bedrijf aan huis

Het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis is in overeenstemming met de woonfunctie, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. niet meer dan 40 % van de totale bruto vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, inclusief bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;
  • b. bij de uitoefening van een bedrijf aan huis alleen activiteiten worden uitgevoerd die genoemd worden in de bij deze regels behorende bijlage 'Bedrijf aan huis';
  • c. geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten worden uitgeoefend, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van het betrokken beroep of bedrijf aan huis;
  • d. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door de bewoners worden uitgeoefend;
  • e. de verkeersbelasting niet onevenredig toeneemt;
  • f. in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien of, ingeval dit niet mogelijk is, voldoende parkeergelegenheid in de directe nabijheid aanwezig is;
  • g. buitenopslag ten behoeve van de activiteit niet is toegestaan.

12.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Voor het slopen van bouwwerken is, ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalend pand', een omgevingsvergunning vereist.

  • a. Een omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de architectonische kwaliteit en de plaats van het beeldbepalende pand in de stedenbouwkundige structuur van het dorpsbeeld;
    • 2. het beeldpalende karakter niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
    • 3. het beeldbepalende karakter in redelijkheid niet te handhaven is;
    • 4. het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;
    • 5. de gemeentelijke monumentencommissie om advies is gevraagd;
    • 6. het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het bouwen heeft verleend voor de bouw van een nieuw gebouw op de betreffende gronden.

Artikel 13 Wonen - S 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - S 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep- en of bedrijf aan huis;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' uitsluitend garageboxen,
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' mede een nutsvoorziening;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalend pand' tevens de instandhouding van bouwwerken;

met daarbij behorend:

  • e. tuinen en erven, paden, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeren op eigen terrein.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Bouwen algemeen

Het bebouwingsgebied mag voor niet meer dan 50 % worden bebouwd.

13.2.2 Bouwen van hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. mogen uitsluitend in de vorm van aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  • b. mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. bouwvlakken mogen voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  • d. het aantal wooneenheden mag per bouwvlak niet meer bedragen dan het bestaande aantal wooneenheden;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d mag het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • f. de goot- en bouwhoogte mogen respectievelijk maximaal 6 m en 10 m bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' of 'maximum goot- en bouwhoogte (m) en bebouwingspercentage' een andere goot- en bouwhoogte is aangegeven;
    • 1. met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' de goothoogte maximaal 3 m en de bouwhoogte maximaal 4,5 m mag bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde in lid e. mag de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'afwijkende goot- en bouwhoogte' niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
  • h. indien hoofdgebouwen worden afgedekt met een kap, dan bedraagt de dakhelling minimaal 35° en maximaal 65°, tenzij de bestaande dakhelling minder bedraagt dan 35°, in welk geval de bestaande dakhelling als minimum geldt;
  • i. in afwijking van lid g mag de dakhelling maximaal 75° bedragen indien het dak in de vorm van een mansarde kap wordt uitgevoerd;
  • j. op een hoekperceel geldt in geval van sloop van het bestaande hoofdgebouw en vervanging daarvan door een nieuw hoofdgebouw dat de voorgevel van het nieuwe hoofdgebouw aan dezelfde zijde van het bouwvlak moet worden gesitueerd als waar de voorgevel van het bestaande hoofdgebouw is gesitueerd;
  • k. dakkapellen in het hoofdgebouw aan de voorgevel en de naar de openbare weg gekeerde zijgevels van woningen zijn toegestaan, mits:
    • 1. de breedte van dakkapellen per dakvlak niet meer dan de helft van de breedte van de desbetreffende dakvlakken ter hoogte van de bovenkant van de dakkapel bedraagt;
    • 2. voorzien van een plat dak;
    • 3. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m;
    • 4. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
    • 5. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 6. zijkanten meer dan 0,9 m van de zijkanten van het dakvlak;
    • 7. bij meerdere dakkapellen deze uitsluitend in één horizontale lijn worden geplaatst;
    • 8. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het dakvlak gebruikt voor dakkapellen, dakramen en andere dakdoorbrekingen gezamenlijk.
13.2.3 bouwen van bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden met in achtneming van het bepaalde in Wonen - S 2 de volgende regels:

  • a. mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaade onder a mogen:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - beschermd dorpsgezicht' aan- en uitgebouwde bijbehorende bouwwerken uitsluitend op de gronden met de aanduiding 'uitbreidingsstrook' gebouwd worden;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'onbebouwd' geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
    • 3. ter plaaste van de aanduiding 'bijgebouw 1' aan en uitgebouwde bijbehorende bouwwerken uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd en dienen deze minimaal 3 meter achter (het denkbeeldig verlengde van) de voorgevel te worden gebouwd, met uitzondering van carports die op 1 meter achter (het denkbeeldig verlengde van) de voorgevel mogen worden gebouwd;
  • c. voor zover binnen het bouwvlak of op een afstand van niet meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw, niet hoger dan:
    • 1. 5 m;
    • 2. 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, en
    • 3. het hoofdgebouw.
  • d. indien buiten het bouwvlak wordt gebouwd:
    • 1. dient minimaal 1 meter achter de voorgevel te worden gebouwd;
    • 2. voor zover op een afstand van meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw:
      • indien hoger dan 3 m: voorzien van een schuin dak, de dakvoet niet hoger dan 3 m, de daknok gevormd door twee of meer schuine dakvlakken, met een hellingshoek van niet meer dan 55°, en waarbij de hoogte van de daknok niet meer is dan 5 m en verder wordt begrensd door de volgende formule: maximale daknokhoogte [m] = (afstand daknok tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3;
      • functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw, tenzij het betreft huisvesting in verband met mantelzorg.
    • 3. niet voorzien van een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte;
    • 4. de ligging van een verblijfsgebied in geval van meer dan een bouwlaag, uitsluitend op de eerste bouwlaag;
    • 5. ondergronds bouwen onder een bijbehorend bouwwerk is toegestaan tot een maximum van 30 m2;
    • 6. de oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan:
      • in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van dat bebouwingsgebied;
      • in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
      • in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 150 m2.
  • e. in afwijking van lid c onder 1 mag ook op minder dan 1 meter achter de voorgevel worden gebouwd:
    • 1. indien de bestaande bebouwing op minder grote afstand dan 1 m van de voorgevel staat, in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw'.
    • 3. voor het bouwen van erkers, toegangsportalen, luifels, balkons, trappen en bordessen vòòr de voorgevel van het hoofdgebouw en voor het bouwen van erkers, toegangsportalen, luifels, balkons, trappen, bordessen én overkappingen aan zijgevels, welke zicht hebben op of gelegen zijn aan de zijde van een openbare weg of openbaar groen, mits:
      • de bouwgrens met ten hoogste 1,5 m wordt overschreden;
      • de afstand vanaf het openbaar toegankelijk gebied tot aan het te bouwen bouwwerk minimaal 2,5 m is;
      • de bouwhoogte maximaal 3 m, dan wel 0,25 m boven de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedraagt;
      • de breedte maximaal 2/3 van de breedte bedraagt van de gevel van het hoofdgebouw waaraan uitgebouwd wordt tot maximaal 4 m.
13.2.4 Bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)

Voor het bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven:

Overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   Maximum bouwhoogte  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst voor (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw   1 m  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst achter (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw   2 m  
erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'hogere erfafscheiding   2,5 m  
vlaggenmasten, antennemasten   6 m  
andere overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   3 m  

13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Uitoefening van een beroep- en/of bedrijf aan huis

Het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis is in overeenstemming met de woonfunctie, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. niet meer dan 40 % van de totale bruto vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, inclusief bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;
  • b. bij de uitoefening van een bedrijf aan huis alleen activiteiten worden uitgevoerd die genoemd worden in de bij deze regels behorende bijlage 'Bedrijf aan huis';
  • c. geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten worden uitgeoefend, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van het betrokken beroep of bedrijf aan huis;
  • d. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door de bewoners worden uitgeoefend;
  • e. de verkeersbelasting niet onevenredig toeneemt;
  • f. in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien of, ingeval dit niet mogelijk is, voldoende parkeergelegenheid in de directe nabijheid aanwezig is;
  • g. buitenopslag ten behoeve van de activiteit niet is toegestaan.

13.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Voor het slopen van bouwwerken is, ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalend pand', een omgevingsvergunning vereist.

  • a. Een omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de architectonische kwaliteit en de plaats van het beeldbepalende pand in de stedenbouwkundige structuur van het dorpsbeeld;
    • 2. het beeldpalende karakter niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
    • 3. het beeldbepalende karakter in redelijkheid niet te handhaven is;
    • 4. het delen van een gebouw of bijbehorend bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;
    • 5. de gemeentelijke monumentencommissie om advies is gevraagd;
    • 6. het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het bouwen heeft verleend voor de bouw van een nieuw gebouw op de betreffende gronden.

Artikel 14 Wonen - S 3

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - S 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met dien verstande dat bijzondere woonvormen uitsluitend toegestaan zijn ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' met daarbij behorende gemeenschappelijke en of maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van de zorgverlenende functie, waaronder een ontmoetingsruimte, een centrale keuken, een huisartsenpraktijk en een praktijk voor fysiotherapie;'.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'kelder toegestaan' mag mede een kelder worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mede ondergrondse en verdiept aangelegde parkeervoorzieningen met bijbehorende in- en uitritten;

met daarbij behorend:

  • d. tuinen en erven, paden, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeren op eigen terrein.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Bouwen algemeen

Het bebouwingsgebied mag voor niet meer dan 50% worden bebouwd.

14.2.2 Bouwen van hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. mogen uitsluitend in de vorm van gestapelde woningen worden gebouwd;
  • b. mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • c. bouwvlakken mogen voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
14.2.3 Bouwen van bijbehorende bouwwerken

In afwijking van 14.2.2 gelden voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken met in achtneming van het bepaalde in 14.2.1 de volgende regels:

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaade onder a mogen:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - beschermd dorpsgezicht' aan- en uitgebouwde bijbehorende bouwwerken uitsluitend op de gronden met de aanduiding 'uitbreidingsstrook' gebouwd worden;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'onbebouwd' geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  • c. voor zover binnen het bouwvlak of op een afstand van niet meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw, niet hoger dan:
    • 1. 5 m;
    • 2. 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, en
    • 3. het hoofdgebouw.
  • d. indien buiten het bouwvlak wordt gebouwd:
    • 1. dient minimaal 1 meter achter de voorgevel te worden gebouwd;
    • 2. voor zover op een afstand van meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw:
      • indien hoger dan 3 m: voorzien van een schuin dak, de dakvoet niet hoger dan 3 m, de daknok gevormd door twee of meer schuine dakvlakken, met een hellingshoek van niet meer dan 55°, en waarbij de hoogte van de daknok niet meer is dan 5 m en verder wordt begrensd door de volgende formule: maximale daknokhoogte [m] = (afstand daknok tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3;
      • functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw, tenzij het betreft huisvesting in verband met mantelzorg.
    • 3. niet voorzien van een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte;
    • 4. de ligging van een verblijfsgebied in geval van meer dan een bouwlaag, uitsluitend op de eerste bouwlaag;
    • 5. ondergronds bouwen onder een bijbehorend bouwwerk is toegestaan tot een maximum van 30 m2;
    • 6. de oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan:
      • in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van dat bebouwingsgebied;
      • in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
      • in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 150 m2.
  • e. in afwijking van lid c onder 1 mag ook op minder dan 1 meter achter de voorgevel worden gebouwd:
    • 1. indien de bestaande bebouwing op minder grote afstand dan 1 m van de voorgevel staat, in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
    • 2. voor het bouwen van erkers, toegangsportalen, luifels, balkons, trappen en bordessen vòòr de voorgevel van het hoofdgebouw en voor het bouwen van erkers, toegangsportalen, luifels, balkons, trappen, bordessen én overkappingen aan zijgevels, welke zicht hebben op of gelegen zijn aan de zijde van een openbare weg of openbaar groen, mits:
      • de bouwgrens met ten hoogste 1,5 m wordt overschreden;
      • de afstand vanaf het openbaar toegankelijk gebied tot aan het te bouwen bouwwerk minimaal 2,5 m is;
      • de bouwhoogte maximaal 3 m, dan wel 0,25 m boven de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedraagt;
      • de breedte maximaal 2/3 van de breedte bedraagt van de gevel van het hoofdgebouw waaraan uitgebouwd wordt tot maximaal 4 m.

14.2.4 Bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)

Voor het bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) gelden de volgende regels:

  • a. mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

Overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   Maximum bouwhoogte  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst voor (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw   1 m  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst achter (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw   2 m  
vlaggenmasten, antennemasten   6 m  
andere overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)   3 m  

Artikel 15 Leiding - Gas

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van gas en daarbij behorende voorzieningen en belemmeringenstrook.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Bouwen van bouwwerken

In afwijking van hetgeen elders in de planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de onderliggende bestemmingen van deze gronden, mogen met uitzondering van bestaande bouwwerken binnen deze bestemming uitsluitend bouwwerken die ten dienste staan van de 'Leiding - Gas' worden gebouwd, mits:

  • a. de oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag maximaal 25 m2 bedragen;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag maximaal 5 m bedragen.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 15.2.1 ten behoeve van het bouwen ten dienste van de onderliggende bestemming(en), mits:

  • a. hierdoor de veiligheid van de leiding niet wordt geschaad;
  • b. geen kwestbare objecten worden gebouwd;
  • c. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontginnen, afgraven en verlagen, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of op andere wijze herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. diepploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanbrengen en/of verwijderen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • f. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden waaronder ook begrepen het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • g. het permanent opslaan van goederen.

15.4.2 Uitzonderingen

Het gestelde verbod in lid 15.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

15.4.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 15.4.1, zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. door die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding;
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

Artikel 16 Waarde - Archeologie 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Bouwen van bouwwerken

Voor het bouwen ten dienste van de onderliggende bestemming(en) gelden de volgende regels:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning dient in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. in het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

16.2.2 Uitzonderingen bouwregels

Het bepaalde in 16.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte kleiner dan 50 m2;
  • c. bouwwerken die niet dieper dan 0,3 m onder maaiveld geplaatst kunnen worden.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 50 m2 of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • e. het ophogen en egaliseren van gronden.

16.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 16.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale onderhoud en/of gebruik;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • c. die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. in het kader van het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in lid 16.2.1;
  • e. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige;
  • f. in en op gronden waarvan naar oordeel van het bevoegd gezag vaststaat dat daar geen archeologische waarden aanwezig zijn of meer aanwezig zijn.

16.3.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 16.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. door aanvrager een rapport is overgelegd, waaruit blijkt dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de onder a genoemde voorwaarden is voldaan.

Artikel 17 Waarde - Archeologie 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Bouwen van bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in 17.1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) niet anders worden gebouwd dan overeenkomstig de volgende regels:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning dient in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. in het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

17.2.2 Uitzonderingen bouwregels

Het bepaalde in 17.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte kleiner dan 100 m2;
  • c. bouwwerken die niet dieper dan 0,3 m onder maaiveld geplaatst kunnen worden.

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 100 m2 of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • e. het ophogen en egaliseren van gronden.

17.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 17.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale onderhoud en/of gebruik;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • c. die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. in het kader van het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.2.1;
  • e. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige;
  • f. in en op gronden waarvan naar oordeel van het bevoegd gezag vaststaat dat daar geen archeologische waarden aanwezig zijn of meer aanwezig zijn.

17.3.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 17.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. door aanvrager een rapport is overgelegd, waaruit blijkt dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de onder a genoemde voorwaarden is voldaan.

Artikel 18 Waarde - Archeologie 3

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Bouwen van bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 18.1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) niet anders worden gebouwd dan overeenkomstig de volgende regels:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning dient in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. in het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

18.2.2 Uitzonderingen bouwregels

Het bepaalde in lid 18.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte kleiner dan 150 m2;
  • c. bouwwerken die niet dieper dan 0,3 m onder maaiveld geplaatst kunnen worden.

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 150 m2 of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • e. het ophogen en egaliseren van gronden.

18.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 18.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale onderhoud en/of gebruik;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • c. die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. in het kader van het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in lid 18.2.1;
  • e. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige;
  • f. in en op gronden waarvan naar oordeel van het bevoegd gezag vaststaat dat daar geen archeologische waarden aanwezig zijn of meer aanwezig zijn.

18.3.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 18.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. door aanvrager een rapport is overgelegd, waaruit blijkt dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de onder a genoemde voorwaarden is voldaan.

Artikel 19 Waarde - Archeologie 4

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Bouwen van bouwwerken

Voor het bouwen ten dienste van de onderliggende bestemming(en) gelden de volgende regels:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning dient in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

19.2.2 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde in lid 19.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte kleiner dan 1.000 m2;
  • c. bouwwerken die niet dieper dan 0,3 m onder maaiveld geplaatst kunnen worden.

19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 1000 m2 of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • e. het ophogen en egaliseren van gronden.

19.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 19.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale onderhoud en/of gebruik;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • c. die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. in het kader van het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in lid 19.2.1;
  • e. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige;
  • f. in en op gronden waarvan naar oordeel van het bevoegd gezag vaststaat dat daar geen archeologische waarden aanwezig zijn of meer aanwezig zijn.

19.3.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 19.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. door aanvrager een rapport is overgelegd, waaruit blijkt dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de onder a genoemde voorwaarden is voldaan.

Artikel 20 Waarde - Archeologie 5

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

20.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.2.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 100.000 m2 (10 ha) of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • e. het ophogen en egaliseren van gronden.

20.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 20.2.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale onderhoud en/of gebruik;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • c. die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige;
  • e. in en op gronden waarvan naar oordeel van het bevoegd gezag vaststaat dat daar geen archeologische waarden aanwezig zijn of meer aanwezig zijn.

20.2.3 Toelaatbaarheid werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

De werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 20.2.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. door aanvrager een rapport is overgelegd, waaruit blijkt dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de onder a genoemde voorwaarden is voldaan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene bouwregels

22.1 Bestaande situatie

Daar waar een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk niet voldoet aan de gestelde regels in hoofdstuk 2 en/of artikel wetgevingszone - beschermd dorpsgezicht gelden de bestaande afmetingen, afstanden en/of aantallen wooneenheden zoals deze zijn gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning is verleend ten tijde van de inwerkingtreding van deze beheersverordening als maximaal toegestane afmetingen en/of afstanden.

22.2 Bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- of aanduidingsgrenzen en van maatvoeringsregels niet meer dan 1 m bedraagt.

22.3 Maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken

Voor zover op de verbeelding of in de regels geen maximum bouwhoogte is opgenomen gelden de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van een bouwwerk op een bouwperceel, waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist, bedraagt de afstand tussen de tegenover elkaar liggende voorgevelrooilijnen langs de desbetreffende weg, vermeerderd met 1 m;
  • b. de afstand wordt gemeten haaks op de desbetreffende voorgevelrooilijn in het midden van de breedte van het bouwwerk of de projectie daarvan op de voorgevelrooilijn;
  • c. indien aan de overzijde van de weg een voorgevelrooilijn ontbreekt geldt ter bepaling van de maximum toegestane bouwhoogte, de dichtst bij gelegen tegenoverliggende voorgevelrooilijn. Indien de tegenoverliggende rooilijn plaatselijk is onderbroken geldt ter plaatse van die onderbreking de verst verwijderde van de beide ter weerszijden van de onderbreking voorkomende rooilijnen;
  • d. de maximum bouwhoogte bij gevallen als bedoeld onder a bedraagt in ieder geval niet meer dan 15 m. De bestaande en toegestane bouwwerken die meer dan 15 m bedragen, mogen als ten hoogste worden aangehouden.
22.4 Kleinschalige grondgebonden zonnepaneelinstallaties

Het bouwen van grondgebonden zonnepanelen voor eigen gebruik bij een (bedrijfs)woning is toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. de grondgebonden zonnepanelen binnen hetzelfde bouwperceel worden gerealiseerd als de (bedrijfs)woning;
  • b. de oppervlakte maximaal 50 m2 bedraagt;
  • c. in afwijking van lid a zijn grondgebonden zonnepanelen niet toegestaan indien het perceel is gelegen:
    • 1. op een grafheuvel;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'beschermd stads- en dorpsgezicht';
    • 3. in beschermde historische park- en tuinaanleggen, zoals een landschapspark met solitairen, boomgroepen en open weiden zoals een arboretum of een heidetuin;
    • 4. in het 'oude engen' gebied zoals opgenomen in de Nota Ruimtelijke kwaliteit, herziening 2017;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

Grondgebonden zonnepaneelinstallaties   Maximum bouwhoogte  
Binnen het bebouwingsgebied   2 m  
Buiten het bebouwingsgebied (het voorerf)   1 m  

Artikel 23 Algemene gebruiksregels

23.1 Verboden gebruik
  • a. Het is verboden de in de verordening begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in de verordening aan de grond gegeven bestemming(en);
  • b. Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:
    • 1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
    • 2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
    • 3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie, een escortbedrijf of een erotisch getinte vermaaksfunctie behoudens in het geval dat dit gebruik uitdrukkelijk is toegestaan;
    • 4. een gebruik van bijbehorende bouwwerken die zijn gelegen buiten het bouwvlak en op meer dan 4 m afstand van het oorspronkelijk hoofdgebouw voor bewoning, tenzij het betreft huisvesting in verband met mantelzorg;
    • 5. een gebruik van woningen voor kamerbewoning;
    • 6. een gebruik van woningen voor bijzondere woonvormen;
    • 7. een gebruik van 'bed & breakfast'-voorzieningen, recreatiewoningen, vakantie-appartementen, groepsaccommodatie, pensions en kampeerboerderijen voor permanente bewoning;
    • 8. een gebruik van gronden voor een paardenbak.
23.2 Uitoefenen van een bed & breakfast

Het uitoefenen van een bed & breakfast in een (bedrijfs)woning is toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. niet meer dan 30 % van de totale bruto vloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning of bovenwoning, inclusief bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van bed & breakfastvoorzieningen wordt gebruikt, met een maximum van 75 m2;
  • b. de oppervlakte per bed & breakfastvoorziening dient minimaal 20 m2 te bedragen;
  • c. het aantal bed & breakfastvoorzieningen mag maximaal 3 bedragen;
  • d. de activiteiten door de bewoners worden uitgeoefend;
  • e. per bed & breakfastvoorziening een zelfstandige sanitaire ruimte aanwezig is;
  • f. per bed & breakfastvoorziening geen zelfstandige keuken aanwezig is;
  • g. per bed & breakfastvoorziening een extra parkeerplaats op eigen terrein aanwezig is.

Artikel 24 Algemene aanduidingsregels

24.1 veiligheidszone - lpg
24.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan, behoudens bestaande.

24.2 wetgevingszone - beschermd dorpsgezicht
24.2.1 Aanduidingomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - beschermd dorpsgezicht' geldt dat die gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede zijn aangewezen voor het behoud en herstel van het beschermd dorpsgezicht.

24.2.2 Bouwregels
a Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende bouwwerkzaamheden uit te (doen) voeren:

  • a. het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen;
  • b. het wijzigen van de dakvorm, dakhelling en nokrichting van de gebouwen;
  • c. het aanbrengen of wijzigen van erkers, luifels, zonneschermen en gevelreclame;
  • d. het aanbrengen van dakkapellen en het wijzigen van bestaande dakkapellen;
  • e. het wijzigen van de bestaande bouw- en goothoogte van gebouwen;
  • f. het wijzigen van de gevelindeling van gebouwen.
b Uitzondering

Het bepaalde in lid a is niet van toepassing op bouwwerkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds op basis van de Erfgoedwet zijn beschermd.
c Toetsingscriteria
  • a. de omgevingsvergunning als bedoeld in lid a kan slechts worden verleend, indien het beschermd dorpsgezicht niet wezenlijk wordt aangetast of indien de mogelijkheden tot herstel ervan niet onevenredig worden verkleind en de gemeentelijke monumentencommissie om advies is gevraagd;
  • b. in het advies van de gemeentelijke monumentencommissie wordt getoetst aan de waardes zoals die zijn benoemd in de aanwijzing van het beschermd dorpsgezicht als bedoeld in bijlage 2 , 3 en 4 van de toelichting van deze verordening;
  • c. het bevoegd gezag kan voorschrijven dat de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid a nader onderzoek moet verrichten, zoals een bouwhistorisch rapport, een historisch-ruimtelijke analyse, een cultuurhistorisch onderzoek of een kleurenonderzoek.

24.2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden


24.2.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontginnen, afgraven en verlagen, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of op andere wijze herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het vellen of rooien van bos en/of verwijderen van houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van bos en/of houtopstanden ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  • d. het verwijderen van landschapselementen;
  • e. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • f. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden waaronder ook begrepen het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

24.2.3.2 Uitzonderingen

Het gestelde verbod in lid 24.2.3.1 is niet van toepassing op werken, of werkzaamheden welke:

  • a. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan.

24.2.3.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 24.2.3.1 zijn slechts toelaatbaar, mits door die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het beschermd dorpsgezicht, niet onevenredig wordt of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 25 Algemene afwijkingsregels

25.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • b. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • c. de regels ten aanzien van de hoogte van overige bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte voor overige bouwwerken, wordt vergroot tot maximaal 10 m;

mits:

  • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  • 3. vanuit verkeerstechnisch oogpunt geen onveilige situaties ontstaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - beschermd dorpsgezicht' geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en herstel van het beschermd dorpsgezicht. Alvorens omgevingsvergunning te verlenen wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijke monumentencommissie.
25.2 Afwijking 10 % overschrijding

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de in de verordening genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, mits:

  • a. medische-, sociale- of welstandtechnische noodzaak aanwezig is;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  • d. vanuit verkeerstechnisch oogpunt geen onveilige situaties ontstaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - beschermd dorpsgezicht' geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en herstel van het beschermd dorpsgezicht. Alvorens omgevingsvergunning te verlenen wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijke monumentencommissie.'
25.3 Afwijking bergingen voor de voorgevel

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.2.1 lid a,5.2.1 lid a, 6.2.1 lid a, 8.2.1 lid a, 9.2.1 lid a, voor het bouwen van vrijstaande bergingen en fietsenstallingen buiten het bouwvlak op minder dan 1 m achter de voorgevel of voor de voorgevel mits:

  • a. de goot- en bouwhoogte maximaal respectievelijk 3 m en 4,5 m bedragen;
  • b. geen dakkapellen worden geplaatst;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen en eventuele vrijstaande overkappingen op minder dan 1 m achter de voorgevel of voor de voorgevel buiten het bouwvlak maximaal 15% van het bouwperceel bedraagt met een maximum van 50 m2.
  • d. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  • f. de gronden niet zijn aangeduid voor 'wetgevingszone - beschermd dorpsgezicht'.
25.4 Afwijking bijzondere woonvormen en kamerbewoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 23.1 voor het toestaan van bijzondere woonvormen en kamerbewoning, in een woning niet zijnde een bedrijfswoning, mits:

  • a. de functie een ruimtelijke werking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien of, ingeval dit niet mogelijk is, voldoende parkeergelegenheid in de directe nabijheid aanwezig is;
  • d. het gebruik binnen het bouwvlak plaatsvindt
25.5 Afwijking extra grondgebonden zonnepaneelinstallatie voor wko

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 22.4 lid b voor het gebruik van gronden voor het opwekken van energie met grondgebonden zonnepanelen voor eigen gebruik bij een (bedrijfs)woning van nogmaals maximaal 50 m2 mits:

  • a. aangetoond is dat deze nodig is in verband met de energiebehoefte van een warmte koude opslaginstallatie (wko)en warmtepompinstallatie;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - beschermd dorpsgezicht' geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en herstel van het beschermd dorpsgezicht. Alvorens omgevingsvergunning te verlenen wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijke monumentencommissie;
  • c. aan de overige bepalingen van het betreffende artikel wordt voldaan.
25.6 Afwijking isoleren van een gebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten en bouwgrenzen ten behoeve van voorzieningen gericht op het isoleren van een gebouw, mits:

  • a. bouwgrenzen niet meer dan 0,3 m worden overschreden;
  • b. maximale goot- en bouwhoogten niet meer dan 0,5 m worden overschreden;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - beschermd dorpsgezicht' geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en herstel van het beschermd dorpsgezicht. Alvorens omgevingsvergunning te verlenen wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijke monumentencommissie.

Artikel 26 Overige regels

26.1 Parkeergelegenheid
26.1.1 Parkeergelegenheid bij bouwen
  • a. Een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is vereist en waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd of vergroot wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien. Deze bepaling geldt niet voor herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging;
  • b. De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP, d.d. 2 februari 2010), met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden. Hierbij kunnen voorschriften worden opgenomen over het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
26.1.2 Parkeergelegenheid bij functiewijziging
  • a. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend een functiewijziging waarvoor een omgevingsvergunning is vereist van bouwwerken of onbebouwde gronden in een functie met een grotere parkeerbehoefte, zonder dat in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's. Deze bepaling geldt niet voor bestaand gebruik;
  • b. De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP, d.d. 2 februari 2010), met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden. Hierbij wordt alleen gelet op de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de functiewijziging. Hierbij kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en omvang van de parkeergelegenheid ten behoeve van het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
26.1.3 Afwijken van parkeernormen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 26.1.1 en 26.1.2 en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft. De aanvrager dient in dat geval door middel van een verkeersonderzoek naar oordeel van het bevoegd gezag aan te tonen dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en verkeersveiligheid.

26.2 Laad- en losruimte
26.2.1 Laad- en losruimte bij bouwen

Een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is vereist en waarvan een behoefte aan ruimte voor laden of lossen van goederen wordt verwacht, mag niet worden gebouwd of vergroot wanneer aan, in of onder dat bouwwerk dan wel op of onder het onbebouwd terrein dat bij het bouwwerk hoort, niet wordt voorzien in die behoefte. Deze bepaling geldt niet voor herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging.

26.2.2 Laad- en losruimte bij functiewijziging

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend een functiewijziging waarvoor een omgevingsvergunning is vereist van bouwwerken of onbebouwde gronden in een functie met een grotere behoefte aan ruimte voor laden en lossen van goederen, zonder dat in voldoende mate ruimte aanwezig aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk. Deze bepaling geldt niet voor bestaand gebruik.

26.2.3 Afwijken van de regels voor laad- en losruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 26.2.1 en 26.2.2 en worden toegestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft. De aanvrager dient in dat geval door middel van een verkeersonderzoek naar oordeel van het bevoegd gezag aan te tonen dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en verkeersveiligheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

27.1 Bouwen
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de verordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %;
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

27.2 Gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met de verordening strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met die verordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van de verordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 28 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van de beheersverordening Woongebied Amerongen en Overberg 1e herziening.