direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bufferzone Industrieweg Noord, Amerongen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1581.AMRbufferzone-VA02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

Al jarenlang ervaren ondernemers van het Bedrijventerrein Amerongen parkeerdruk. Om de parkeerdruk op te lossen heeft een ondernemer aan de gemeente Utrechtse Heuvelrug gevraagd om te onderzoeken of zij een gedeelte van de huidige bufferzone tussen het bedrijf van HooVos aan de Industrielaan Noord en de woningen gelegen aan de Prins Bernhardlaan 34 t/m 48 kunnen aankopen. Het doel hiervan is een aantal parkeerplaatsen aan te leggen en een groenvoorziening te creëren waardoor de kwaliteit van de omgeving wordt verbeterd.

In het plan van de ondernemer wordt ook voorzien in een verbetering van de calamiteitenroute. Die route is gesitueerd op de te verkopen bufferzone naast het bedrijventerrein. In het vigerende bestemmingsplan uit 2018 staat hierover 'Het is daarom noodzakelijk dat de groenstrook aan de achterzijde van de gasflessenhandel vrij blijft van bebouwingen en opslag van goederen. Op dit moment bevinden zich een schuurtje, diverse aanhangers, een caravan en diverse andere goederen binnen deze groenstrook die een bedreiging vormen voor de gasflessenopslag wanneer deze branden.' Om dit te realiseren is een ontwerpbestemmingsplan opgesteld. De realisatie van voorliggend bestemmingsplan leidt tot een duidelijke verbetering van de calamiteitenroute, aangezien deze met de aan te leggen parkeerplaatsen tevens geschikt zal zijn voor zware voertuigen van hulpdiensten.

Naar aanleiding van de uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is een voorwaardelijke verplichting (zie art. 3.3.1) opgenomen. Het bestemmingsplan is na de uitspraak van 18 december 2024 daarom opnieuw vastgesteld door de gemeenteraad. Zie voor nadere toelichting paragraaf 5.3.1.

1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied

Het plangebied is in het noordwestelijk gedeelte van Amerongen gelegen. Op dit moment functioneert het als afscheidingszone tussen het bedrijventerrein van Amerongen en de daarvan oostelijk gelegen woonwijk. Het plangebied is te bereiken via de Industrieweg Noord, wat een zijstraat is van de Industrieweg. Ten oosten van het plangebied zijn de woningen aan de Prins Bernhardlaan gelegen.

1.3 Geldende plannen

Het plangebied is gelegen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen'. De raad heeft dit bestemmingsplan vastgesteld op 1 september 2018.

Binnen dit bestemmingsplan kennen de gronden die behoren tot het plangebied de enkelbestemming 'Groen'. De als 'Groen' bestemde gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, plantsoenen en water. Daarbij behorend zijn tevens paden, in- en uitritten, kunstwerken, geluidswerende voorzieningen, speelvoorzieningen, speelveldjes, voorzieningen voor verblijf en ontmoeting zoals een jongerenontmoetingsplaats, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, straatmeubilair en waterhuishoudkundige voorzieningen. toegestaan. Daarnaast zijn er de volgende aanduidingen opgenomen voor het plangebied: 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenroute' en 'groenbuffer afscheidingszone'.

Ook kent een deel van de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Deze gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

Gelet op het voorgaande past het beoogde initiatief niet rechtstreeks binnen de regels van het geldende bestemmingsplan. Parkeren is niet toegestaan binnen de bestemming 'Groen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.AMRbufferzone-VA02_0001.png"

Figuur 1 Uitsnede vigerend bestemmingsplan (plangebied is rood omkaderd)

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt een algemene beschrijving van het plan weergegeven. De huidige ruimtelijke en functionele structuur van het gebied en de eventuele verschillen tussen het geldende planologische regime en de toekomstige manier van bestemmen wordt beschreven.

Hoofdstuk 3 geeft vervolgens het algemene ruimtelijke beleidskader weer. Het overkoepelende beleid op alle bestuursniveaus en welke invloed dit beleid heeft op het plangebied wordt hier beschreven.

Het volgende hoofdstuk (4) geeft de specifieke wet- en regelgeving weer op de verschillende onderdelen. Te denken valt aan beeldkwaliteit, wonen, bedrijven, verkeer, water, etc. Hierin is alleen het voor het plan relevante beleid opgenomen. Het overige beleid wordt niet benoemd.

In hoofdstuk 5 is de juridische uitleg opgenomen van de bestemmingen die in de regels zijn verwoord.

Tenslotte geeft hoofdstuk 6 inzicht in de haalbaarheid van het plan. Hier wordt gekeken naar de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid en ook wordt het aspect handhaving besproken.

 

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Huidige situatie

Het plangebied is, zoals eerder beschreven, gelegen tussen het bedrijventerrein van Amerongen en de daarvan oostelijk gelegen woonwijk. Op dit moment functioneert het als afscheidings- en bufferzone tussen de woningen en de nabijgelegen bedrijven. De bufferzone is ten oosten gelegen van de bedrijven HooVos en C. Van Veenendaal. Ten westen van de bufferzone zijn de woningen aan de Prins Bernhardlaan nummer 34 t/m 48 gelegen.

Tevens is er een calamiteitenroute op de groene strook gelegen die mede bedoeld is als blusroute bij calamiteiten. Deze calamiteitenroute is aanwezig omdat er de mogelijkheid bestaat dat de ingang van de gasflessenhandel C. van Veenendaal niet bereikbaar is door expanderende gasflessen. Mede om deze reden is het noodzakelijk dat de brandweer beschikt over een tweede toegangsweg. De bufferzone met calamiteitenroute voorziet hierin. De hulpdiensten (o.a. brandweer) kunnen via deze calamiteitenroute met hun voertuigen de achterzijde van de gasflessenhandel bereiken en hierdoor de woningen aan de Prins Bernhardlaan afschermen. Tevens moet voorkomen worden dat externe branden kunnen leiden tot een indicent bij de gasflessenhandel. Het is daarom noodzakelijk dat de calamiteitenroute vrij blijft van bebouwing en opslag van goederen en daardoor begaanbaar is. Dit bestemmingsplan omvat de gehele bufferzone waar op dit moment de calamiteitenroute gelegen is. Een gedeelte hiervan is in eigendom van de gemeente Utrechtse Heuvelrug en een gedeelte is in handen van de ondernemer op het aangrenzende perceel, Industrieweg Noord 5. De calamiteitenroute wordt verplaatst naar het midden van de bufferzone en zal geschikt zijn voor de zware voertuigen van hulpdiensten.

2.2 Projectbeschrijving

De ondernemer die het noordelijke deel van de bufferzone in eigendom heeft, zal de bufferzone aan de Industrieweg Noord opnieuw inrichten. Het perceel zal worden opgedeeld in drie gedeelten. De meest westelijk gelegen strook zal worden ingericht om te gebruiken als (klimaatadaptieve) parkeerplaatsen. Ten oosten hiervan zal een weg worden aangelegd die tevens gebruikt kan worden als calamiteitenroute voor de zware voertuigen van hulpdiensten. Hiervoor zal de weg dan ook geschikt zijn. Als zichts- en geluidsbuffer tussen de parkeerplaatsen, de weg en de oostelijk gelegen woningen zal er een natuurlijke strook met grondwal worden ingericht.

Om dit mogelijk te maken wordt in dit bestemmingsplan de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenroute' verplaatst naar het midden van de bufferzone. Daarnaast wordt er een nieuwe aanduiding opgenomen op het meest westelijke strook van de bufferzone, namelijk 'specifieke vorm van verkeer - parkeerplaatsen'. Ten slotte wordt de aanduiding 'groenbuffer afscheidingszone' opgenomen om de functie van de bufferzone als afscheiding tussen de woningen en het bedrijventerrein in stand te houden.

Het gaat in voorliggend plan om een parkeerterrein dat enkel gebruikt kan worden door werknemers van de eigenaar van het terrein. Het betreft een privé-parkeerterrein. De toegang voor hulpverleningsdiensten wordt ten allen tijden gegarandeerd door middel van een buispaal of een vergelijkbare oplossing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.AMRbufferzone-VA02_0002.png"

Figuur 2 Impressie toekomstige inrichting van de bufferzone

 

Hoofdstuk 3 Algemeen ruimtelijk beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

In het kader van de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld. Dit vult de verplichting voor zo'n visie als vastgelegd in artikel 3.1 lid 3 Omgevingswet. Totdat de Omgevingswet officieel in werking treedt heeft de NOVI de status van structuurvisie in het kader van artikel 2.3 Wro.

De NOVI biedt perspectief om grote maatschappelijke opgaven aan te pakken. Dit zijn bijvoorbeeld opgaven als woningbouw, de energietransitie, bereikbaarheid en klimaatverandering. Er is een sterke focus op een nieuwe, integralere manier van het werken aan deze vraagstukken, in plaats van de tot nu toe meer sectorale aanpak voor individuele vraagstukken. Hieruit komen vier prioriteiten voort:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Onder deze prioriteiten vallen 21 nationale belangen die het lokale, regionale en provinciale niveau overstijgen. Deze belangen gaan onder andere over het realiseren van een goede omgevingskwaliteit, het waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving en het waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat.

Conclusie

Betreffend initiatief is een ontwikkeling van beperkte omvang, welke niet strijdig is met rijksbelangen. De ontwikkeling past binnen de NOVI.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen of uitwerkingsplannen moeten gemeenten toetsen aan het Barro. Het Barro heeft als doel bepaalde onderwerpen uit het nationale beleid te realiseren. In het Barro worden veertien onderwerpen besproken met bijzonder rijksbelang:

  • Rijksvaarwegen;
  • Project mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie;
  • Hoofdvaarwegen en landelijke spoorwegen;
  • Elektriciteitsvoorziening;
  • Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • Natuurnetwerk Nederland;
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarden;
  • Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.

Conclusie

Dit intiatief valt niet onder één van de onderwerpen uit het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Provincie Utrecht

De omgevingsvisie van de Provincie Utrecht is in werking getreden op 1 april 2021. Deze visie geeft een beeld van hoe de Provincie Utrecht wenst dat de Provincie eruit zal zien in 2050. De visie omvat alle aspecten van de fysieke leefomgeving en is uitgewerkt in thema's en gebieden. De volgende thema's komen aan bod:

  • Stad en land gezond;
  • Klimaatbestendig en waterrobuust;
  • Duurzame energie;
  • Vitale steden en dorpen;
  • Duurzaam, gezond en veilig bereikbaar;
  • Levend landschap, erfgoed en cultuur;
  • Toekomstbestendige natuur en landbouw.

Conclusie

Geen van de thema's heeft directe gevolgen voor dit initiatief.

3.2.2 Interim Omgevingsverordening Provincie Utrecht

Op 10 maart 2021 is de Interim Omgevingsverordening van de Provincie Utrecht vastgesteld. Deze verordening bevat instructieregels over taken en bevoegdheden van gemeenten en waterschappen. Tevens bevat de verordening regels die beleidsdoelstellingen uit de Omgevingsvisie een juridische basis geven waardoor deze doelstellingen concreter worden uitgewerkt. De omgevingsverordening bevat aanvullend nog direct werkende regels, waaronder meld- en informatieplichten en specifieke zorgplichten.

Voor dit plan zijn de regels in de Interim Omgevingsverordening relevant die betrekking hebben op het gebied van het Hoogreemraadschap de Stichtse Rijnlanden binnen de bebouwde kom. Er zijn normen gesteld met betrekking tot wateroverlast voor bergings- en afvoercapaciteit. Ook zijn er bepalingen voor grondwateronttrekkingen en ontgrondingen.

Conclusie

Het provinciale beleid en de verordening hebben geen directe effecten voor het realiseren van dit plan.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie gemeente Utrechtse Heuvelrug

Op 3 juli 2023 is de Omgevingsvisie voor de gemeente Utrechtse Heuvelrug vastgesteld. Deze visie gaat over alles wat nodig is om in de gemeente te kunnen leven, wonen, werken, studeren en recreëren. Er zijn doelen gesteld voor de toekomst tot het jaar 2040. De visie richt zich specifiek op drie thema's:

  • Kwalitatief hoogwaardige leefomgeving;
  • Vitale dorpen;
  • Toekomstgericht.

Conclusie

Dit bestemmingsplan en initiatief sluit aan bij een aantal verschillende doelstellingen die in de visie genoemd zijn. Als het gaat om de ambitie 'Vitale dorpen', biedt de visie de ruimte om lokaal gebonden bedrijven te laten groeien. Het is voor brandweerlieden cruciaal dat ze dicht bij hun brandweerkazerne wonen (of werken) in verband met de vereiste wettelijke opkomsttijden. Initiatiefnemer is een werkgever die haar werknemers faciliteert in het uitoefenen van de taak als brandweervrijwilliger. Door de ligging van Industrieweg Noord 5 tegenover de brandweerkazerne is de opkomsttijd minimaal en het bedrijf ondersteunt tevens de continuïteit van deze brandweerkazerne. Het behoud van het bedrijf op deze locatie en als gevolg daarvan de realisatie van parkeerplaatsen zijn in lijn met voormelde beleidsregels. Dit past ook bij de ambitie 'Toekomstgericht' uit de omgevingsvisie. Hierin is aangegeven dat werken in essentiële beroepen wordt gestimuleerd.

 

Hoofdstuk 4 Specifieke regelgeving en beleid

4.1 Verkeer en parkeren

Voor het parkeren is een parkeeronderzoek uitgevoerd. Al jarenlang ervaren ondernemers van het Bedrijventerrein Amerongen parkeerdruk. Om de parkeerdruk op te lossen heeft een ondernemer aan de gemeente Utrechtse Heuvelrug gevraagd om te onderzoeken of zij een gedeelte van de huidige bufferzone tussen het bedrijf van HooVos aan de Industrielaan Noord en de woningen gelegen aan de Prins Bernhardlaan 34 t/m 48 kan aankopen met als doel een aantal parkeerplaatsen aan te leggen en een groenvoorziening te creëren waardoor de kwaliteit van de omgeving wordt verbeterd.

In het kader van deze ontwikkeling is een parkeerdrukonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek bestaat uit een telling. De conclusie is dat er parkeerdruk ervaren wordt. Er zijn tijdens de ontwerpfase zienswijzen tegen het bestemmingsplan ingediend. Naar aanleiding hiervan is het onderzoek opgenomen als bijlage bij het bestemmingsplan. Het onderzoek is ook voorzien van een advies van een verkeerskundige om het uitgevoerde onderzoek te duiden. Zie voor het advies en het onderzoek Bijlage 4 Advies mobiliteit BP bufferzone.

Conclusie

Omdat gebleken is dat er sprake is van parkeerdruk, acht de gemeente Utrechtse Heuvelrug het initiatief kansrijk. Dit bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid deze parkeerplaatsen, na verlening van de omgevingsvergunning, aan te leggen.

4.2 Milieu

4.2.1 M.e.r. plicht

Wanneer een plan (activiteit die voorkomt in Bijlage C of D van het Besluit m.e.r.) nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben kan het zijn dat een m.e.r. plicht geldt. De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling kan echter niet worden gezien als een activiteit die voorkomt in Bijlage C of D van het Besluit m.e.r. er is geen sprake van een m.e.r.-plichtige activiteit.

4.2.2 Bodem

In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat er bij een plan rekening gehouden moet worden met de gesteldheid van de bodem in het plangebied. Bij functiewijzigingen moet worden bepaald of de bodemkwaliteit voldoende is of dat nader onderzoek of saneringen nodig zijn. De Wet bodembescherming bepaalt dat wanneer de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond voldoende dient te worden gesaneerd.

Conclusie

Vooruitlopend op dit bestemmingsplan is bodemonderzoek uitgevoerd. Dit bodemonderzoek is opgenomen in Bijlage 1 Bodemonderzoek. De conclusie van dit onderzoek is dat er geen belemmeringen zijn vanuit bodem voor het plan.

4.2.3 Water

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder b van het Bro) moet inzicht gegeven worden in de gevolgen voor de waterhuishoudeing door de ruimtelijke ontwikkeling. In het waterbeheerplan van het Waterschap (vastgesteld op basis van de Waterwet) staan maatregelen om gestelde doelen te behalen. Een ruimtelijk intiatief wordt ingediend door middel van een watertoets.

Conclusie

Uit de watertoets blijkt dat dit bestemmingsplan geen invloed heeft op de waterhuishouding of afvalwaterketen.

4.2.4 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder moet bij een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd als het plan de mogelijkheid biedt om:

  • een nieuwe woning of andere geluidgevoelige functie binnen de zone van een weg toe te staan;
  • een nieuwe weg aan te leggen;
  • een bestaande weg te reconstrueren.


Conclusie

Dit bestemmingsplan biedt enkel de mogelijkheid om parkeerplaatsen aan te leggen en een (privé) weg aan te leggen die naar de parkeerplaatsen leidt. De Wet geluidhinder biedt geen belemmeringen voor de realisatie van dit bestemmingsplan.

Naar aanleiding van zienswijzen is desalniettemin alsnog een akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 2 Akoestisch onderzoek. De conclusie van dit onderzoek luidt: '

Ten oosten van een bedrijfsgebouw aan de Industrieweg-Noord 5 in Amerongen realiseert de gemeente op verzoek van Hoovos een aantal parkeerplaatsen. Het gebruik van deze parkeerplaatsen hoeft wettelijk bezien niet te worden getoetst aan wet- en regelgeving. Om een goede ruimtelijke ordening te kunnen garanderen is aansluiting gezocht bij de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Uit de berekeningen blijkt dat de grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau niet worden overschreden. Daarbij zijn parkeerbewegingen getoetst en het rijden van personenwagens over de aan te leggen doodlopende weg die aansluit op de Industrieweg- Noord.

Naar aanleiding van het uitgevoerde akoestisch onderzoek is er geen aanleiding om aanpassingen danwel aanvullende maatregelen door te voeren in het bestemmingsplan.

4.2.5 Luchtkwaliteit

De regels rondom luchtkwaliteit staan in de Wet milieubeheer. Er zijn in de Wet milieubeheer grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Fijn stof en stikstofdioxide zijn relevante stoffen voor ruimtelijke projecten. De Wet milieubeheer acht projecten toelaatbaar als het aan één van de volgende voorwaarden voldoet:

  • Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
  • Het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
  • Het project draagt alleen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging.
  • Het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.

De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate, ofwel niet in betekenende mate (NIBM), leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een verslechtering van maximaal 3% van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit.

Bij ieder ruimtelijk plan moet getoetst worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit mag niet verslechteren, het plan mag 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging. Dit plan valt onder de vastgestelde grens.

Voorts is aanvullend berekend middels de NIBM-tool of de toename van het aantal vervoersbewegingen leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De aantallen vervoersbewegingen zijn gebaseerd op dezelfde aantallen als waarmee gerekend is in het akoestisch onderzoek. Het resultaat is dat de extra parkeerplaatsen niet leiden tot een in betekenis zijnde mate van verslechtering van de luchtkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.AMRbufferzone-VA02_0003.png"

Conclusie

De toevoeging van parkeerplaatsen leidt niet in betekenende mate tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de realisatie van het initiatief dat in dit bestemmingsplan wordt toegestaan.

4.2.6 Bedrijven en milieuzonering

Milieuzonering is het waar nodig zorgen dat er voldoende ruimtelijke afscheiding is tussen bedrijven of andere milieubelastende functies en milieugevoelige functies zoals woningen. Bij planontwikkeling moet hier rekening mee gehouden worden om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven, maar daarnaast ook bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten binnen de voorwaarden kunnen uitvoeren.

Bij milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG. Hierin zijn voor diverse bedrijfstypen richtafstanden bepaald voor de aspecten geluid, geur, stof en gevaar.

Conclusie

De bufferzone tussen het bedrijventerrein en de woningen blijft bestaan en voldoet ook met de parkeerplaatsen aan de wettelijke richtafstanden die zijn opgenomen in de publicatie van de VNG.

4.2.7 Externe veiligheid

Bij ruimtelijke plannen wordt er wat betreft externe veiligheid gekeken naar verschillende aspecten:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Conclusie

Op het bedrijventerrein in Amerongen zijn twee risicovolle inrichtingen aanwezig, te weten het lpg-tankstation aan de Koningin Wilhelminaweg en de Gasflessenhandel aan de Industrieweg Noord. Laatstgenoemde inrichting is relevant voor het plangebied, maar de ontwikkeling van dit bestemmingsplan leidt niet tot het ontstaan van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de risicocontour. Het aspect externe veiligheid vormt daardoor ook geen belemmering voor het realiseren van dit plan.

4.2.8 Duurzaamheid

Gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft de ambitie om in 2035 een klimaatneutrale gemeente te worden. Dit leidt ertoe dat er bij wijzigingen in de leefomgeving rekening dient te worden gehouden met duurzaamheid. Betreffend plan biedt geen mogelijkheid tot ver- of nieuwbouw, waardoor duurzaamheid enkel relevant is voor de aanlegactiviteit. Dit wordt verder uitgewerkt bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de aanlegactiviteit voor parkeerplaatsen.

4.3 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen kabels of leidingen aanwezig die bescherming behoeven en daarom een belemmering van het initiatief vormen.

4.4 Groen, natuur en landschap

De Wet Natuurbescherming (Wnb) legt de bescherming van de natuur vast. Hierin staat het wettelijk kader voor de bescherming van natuurgebieden en soortenbescherming. Bij het ontwikkelen van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Wnb de uitvoering van het plan niet in de weg zal staan. Tevens vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door Natuur Netwerk Nederland (NNN). In beide gevallen is de Provincie het bevoegd gezag.

Gebiedsbescherming in de Wnb heeft betrekking op Natura 2000-gebieden. Als er door plannen mogelijkerwijs significante effecten optreden, moeten deze bij een bestemmingsplan in kaart worden gebracht en beoordeeld. Ook ingrepen buiten Natura 2000 gebieden moeten worden getoetst, omdat Natura 2000-gebieden een externe werking hebben. Plannen die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied zijn vergunningplichtig.

Natuur Netwerk Nederland (NNN) is een netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Volgens artikel 1.12 van de Wnb dragen gedeputeerde staten in hun provincie zorg voor de ontwikkeling en instandhoudeing van een samenhangend ecologisch netwerk, namelijk NNN. Hiervoor wijzen zij gebieden in de provincie aan. Activiteiten in deze gebieden zijn enkel toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op NNN of als de negatieve effecten kunnen worden tegengegaan door mitigerende maatregelen.

Conclusie

De aerius calculator wijst uit dat de verkeersbewegingen geen negatief effect hebben op NNN.

Groen

De bufferzone is in het Groenstructuurplan aangewezen als functioneel groen. Dit wil zeggen dat het geen snippergroen is, maar groen met een specifieke functie. In dit geval voorziet de groene strook in een bufferzone tussen het bedrijventerrein en woningen. Ook met de realisatie van dit plan, blijft de bufferzone bestaan als afscheiding tussen de bedrijven en woningen.

Conclusie

Vanuit groen zijn er geen belemmeringen voor dit plan.

4.5 Archeologie

Archeologisch erfgoed wordt in Nederland beschermd door middel van de Ergoedwet. De bescherming doelt erop het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in de grond (ook wel 'in situ') te behouden. De gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft voor het behoud en beheer van erfgoed een archeologische beleidskaart op laten stellen. Deze kaart biedt inzicht in de trefkans van waarden- en verwachtingsgebieden.

In een beperkt gedeelte van het plangebied is de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen. In deze gebieden is een onderzoeksverplichting bij ingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld met een oppervlakte groter dan 100 m2.

Conclusie

Er is archeologisch onderzoek uitgevoerd in het plangebied. De conclusie is dat dit niet belemmerend is voor de realisatie van dit plan. Het onderzoek is na te lezen in Bijlage 3 Archeologisch onderzoek.

De dubbelbestemming Archeologie in het bestemmingsplan is wel aangepast zodat nu het gehele plangebied de aanduiding archeologie heeft. Het archeologisch onderzoek toont aan dat de beoogde ontwikkeling uitvoerbaar is zonder aantasting van eventueel aanwezige archeologische waarden. Het onderzoek toont echter aan dat onder het gehele plangebied op een diepte van ca 80 cm archeologische waarden te verwachten zijn. Derhalve is de dubbelbestemming uitgebreid tot over het gehele plangebied. Alle gronden zijn daarmee beschermd voor eventuele toekomstige ontwikkelingen die tot die diepte reiken.

Hoofdstuk 5 Wijze van bestemmen

5.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan bestaat uit geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1581.AMRbufferzone-ON01 met de bijbehorende regels (en bijlagen) en een toelichting hierop. Het GML-bestand (simpel gezegd; de kaart) en de bijbehorende regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. In het GML-bestand zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels over het gebruik gekoppeld.


De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

5.2 Methodiek

5.2.1 Verbeelding

In het GML-bestand hebben alle gronden met hun bebouwing binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere soorten aanduidingen zijn opgenomen. Deze aanduidingen hebben alleen een juridische betekenis als in de regels in combinatie met het GML-bestand aan de betreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden. Een aantal aanduidingen heeft juridisch gezien geen betekenis en is uitsluitend opgenomen ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding. In de legenda zijn deze als "verklaringen" aangegeven (bijvoorbeeld kadastrale gegevens).

5.2.2 Regels

De regels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk I (artikelen 1 en 2) bevat de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen.
  • Hoofdstuk II (artikelen 3 tot en 4) bevat de bestemmingen. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk regels die specifiek voor die bestemming gelden. Ook zijn dit hoofdstuk de dubbelbestemmingen opgenomen.
  • Hoofdstuk III (artikelen 4 tot en met 6) bevat de algemene regels, waaronder een anti-dubbeltelregel en de algemene gebruiksregels.
  • Hoofdstuk IV (artikelen 7 en 8)bevat de overgangs- en slotregel.

Regels in verband met de bestemmingen

De bestemmingsregels kennen allemaal dezelfde opbouw:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen (indien aanwezig);
  • afwijken van de bouwregels (indien aanwezig);
  • specifieke gebruiksregels (indien aanwezig);
  • afwijken van de gebruiksregels (indien aanwezig);
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (indien aanwezig);
  • omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (indien aanwezig);
  • wijzigingsbevoegdheid (indien aanwezig).

Bestemmingsomschrijving

De bestemmingsomschrijving is de centrale bepaling van elke bestemming. In de bestemmingsomschrijving worden de binnen een bestemming toegestane functies genoemd. Het gebruik wordt hier geregeld.

Bouwregels

De bouwregels zijn gerelateerd aan deze bestemmingsomschrijving. In de bouwregels wordt aangegeven welke bebouwingsmogelijkheden er op een perceel bestaan. Zoals bijvoorbeeld de goot- en bouwhoogten.

Nadere eisen

Het is mogelijk om in bepaalde gevallen (wanneer dit nodig is in het kader van een goede ruimtelijke ordening) aan de mogelijkheden die in de bouwregels zijn beschreven nadere eisen te stellen. De omstandigheden waaronder deze eisen worden gesteld moeten dan wel duidelijk zijn geformuleerd. Een voorbeeld van een nadere eis is het moeten overleggen van een beplantingsplan.

Afwijken van de bouwregels

Door het opnemen van een afwijkingsregeling bestaat de mogelijkheid om middels een omgevingsvergunning af te wijken van de algemeen toegestane bouwregels. In een afwijkingsregeling wordt opgenomen waarvan afwijking wordt verleend, de maximale omvang van de afwijking die kan worden toegestaan en eventuele voorwaarden waaronder de omgevingsvergunning tot afwijken wordt verleend. Een voorbeeld is een afwijkende goot- en/of bouwhoogte in een bepaalde situatie.

Overigens biedt bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht nog bouw- en gebruiksmogelijkheden buiten dit bestemmingsplan om, onder meer door middel van 'vergunningsvrij bouwen'.

Specifieke gebruiksregels

Deze regels zijn in feite een aanvulling op de bestemmingsomschrijving. Hier worden vormen van gebruik beschreven die men in strijd acht met de bestemming, maar waarvan niet direct uit de bestemmingsomschrijving blijkt dat dit zo is. Zo is in de bestemming 'Agrarisch' mogelijk gemaakt dat bepaalde bedrijfswoningen als zogenaamde 'plattelandswoningen' mogen worden bewoond, waarbij de bewoners geen functionele binding meer hoeven te hebben met het agrarische bedrijf op het perceel.

Afwijken van de gebruiksregels

Onder afwijken van de gebruiksregels wordt het mogelijk gemaakt een bepaalde vorm van gebruik toch onder de bestemming te laten vallen. Een afwijking van een gebruiksregel mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Het betreft dus altijd gebruik dat inherent is aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies.

Overigens biedt bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht nog bouw- en gebruiksmogelijkheden buiten dit bestemmingsplan om.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Specifieke inrichtingsactiviteiten, niet bestaande uit bouwen (dat is immers al onder de bouwregels beschreven), dienen soms aan een omgevingsvergunning te worden gebonden. Hiervan zal sprake zijn als bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden van invloed kunnen zijn op in de specifieke bestemming voorkomende bijzondere omstandigheden. Voorbeelden van deze omstandigheden zijn cultuurhistorische- of landschappelijke waarden. Deze waarden kunnen met een omgevingsvergunningstelsel worden beschermd. De regeling is nadrukkelijk niet bedoeld om alle werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geheel uit te sluiten. Concreet kan je denken aan bijvoorbeeld het moeten aanvragen van een vergunning voor het afgraven of egaliseren van gronden of het vellen van bos in de bestemming 'Natuur'.

Wijzigingsbevoegdheid

Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). Het kan dan gaan om het wijzigen van een op een perceel gelegde bestemming, maar ook bijvoorbeeld het wijzigen of vergroten van een bouwvlak (met bijbehorende bouwmogelijkheden).

De inleidende regels (hoofdstuk I)) en de overgangs- en slotregel (hoofdstuk IV) worden hier verder niet toegelicht. Voor de overige bestemmingen volgt in de volgende paragraaf een inhoudelijke beschrijving.

5.3 Bestemmingen

In het plangebied is 1 bestemming weergegeven. Daarnaast kent het plangebied 1 dubbelbestemming. Hieronder volgt een beschouwing van deze bestemmingen.

5.3.1 Groen

De bestemming Groen wordt gebruikt voor gebieden waar bosgebied, bermen, plantsoenen, water en dergelijke zijn gesitueerd. Bouwen van gebouwen, met uitzondering van nutsgebouwen, is niet toegestaan om het groene karakter van het gebied te behouden. Wel zijn enkele bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals speeltoestellen, kunstobjecten, lichtmasten en dergelijke mogelijk. Overkappingen van maximaal 10 m² zijn toegestaan. Om te voorkomen dat de gebieden die zijn bestemd als Groen helemaal zouden kunnen worden volgebouwd is een maximum van 2 overkappingen per bestemmingsvlak ingesteld.

voorwaardelijke verplichting - Groenstrook

Naar aanleiding van de uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is een voorwaardelijke verplichting (zie art. 3.3.1) opgenomen. Deze voorwaardelijke verplichting borgt dat wanneer de mogelijke parkeerplaatsen gerealiseerd worden ook de groenstrook wordt uitgevoerd om als groenbuffer tussen de woningen en de parkeerstrook van de achterliggende bedrijven te dienen. De uitspraak stelt dat de privaatrechtelijke borging van de realisatie van deze groenstrook onvoldoende was en tenminste in het bestemmingsplan geborgd moet worden.

5.4 Dubbelbestemmingen

De bestemmingsplanregeling bevat naast de bovengenoemde bestemmingen ook 1 dubbelbestemming. Dubbelbestemmingen vallen als het ware over 'onderliggende' (enkel)bestemmingen heen en houden beperkingen en aanvullingen in voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden van die bestemmingen. Dubbelbestemmingen dienen een specifiek ruimtelijk belang dat middels de dubbelbestemming beschermd wordt.

5.4.1 Waarde - Archeologie

Volgens de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart bestaat het gemeentelijk grondgebied uit zones met verschillende archeologische verwachting. Binnen de gemeente bestaan gebieden met een zeer hoge, hoge, middelhoge en lage archeologische verwachting. Voor elke categorie verwachtingswaarde is bepaald vanaf welke planomvang rekening gehouden moet worden met het (laten) uitvoeren van archeologisch onderzoek. Dit geldt voor bodem verstorende activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van 'plannen' waarvoor het vereist is een reguliere omgevingsvergunning voor het bouwen dan wel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden aan te vragen. De op de aanvraag om een omgevingsvergunning aangegeven oppervlakte die de bodem (nagenoeg) raakt is het oppervlak dat gehanteerd moet worden voor de beoordeling voor de noodzaak van een archeologisch onderzoek.


Terreinen met een bepaalde archeologische verwachting zullen door middel van het stellen van voorwaarden aan de omgevingsvergunning worden beschermd met de volgende dubbelbestemmingen:


Dubbelbestemming  
Archeologisch waardevol gebied   Regime  
Waarde - Archeologie 2   Zones met een zeer hoge archeologische verwachting (Bufferzone)   Bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van meer dan 100 m2 en dieper dan 30 cm onder maaiveld dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.  

In het artikel zijn uitzonderingen opgenomen voor situaties waarbij geen omgevingsvergunning hoeft te worden aangevraagd en archeologisch onderzoek niet nodig is. Deze uitzonderingen zijn opgesomd in het artikel en hieronder vallen onder andere 'zaken die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen'. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:
- normaal agrarische jaarlijkse werkzaamheden te weten: ploegen, woelen, zaaiklaar maken, oogsten/rooien, stoppelbewerking, graslandwoelen, planten/poten, rooien van bomen in het kader van boomkwekerijen en spitten, op percelen met een agrarische bestemming. Diepploegen en het aanleggen van drainage vallen niet onder de vrijstelling;

- graafwerkzaamheden in het kader van onderhoud aan reeds eerder aangelegde sportvelden waarbij de bodem deels is afgegraven en nieuwe grond is opgebracht;

5.5 Algemene regels

5.5.1 Anti-dubbeltelregel

Om te voorkomen dat grond dubbel wordt meegeteld, is hier geregeld dat grond die eenmaal bij een bouwplan is meegenomen, bij andere aanvragen buiten beschouwing moet blijven.

5.5.2 Algemene bouwregels
5.5.2.1 Bestaande situatie

In de eerste plaats is hier opgenomen dat bij afwijking van de in de vorige hoofdstukken opgenomen regels/bestemmingen de bestaande situatie of de onherroepelijk vergunde situatie bij in werkingtreding van dit bestemmingsplan als maximaal toegestane situatie geldt.

5.5.2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van alle bouwregels in dit bestemmingsplan mogen de in dit artikel genoemde ondergeschikte bouwdelen maximaal 1 meter afwijken van de gegeven bouw-, aanduidings- en maatvoeringsregels.

5.5.3 Algemene gebruiksregels
5.5.3.1 Verboden gebruik

In deze bepaling is aangegeven dat het verboden is om de in het plan vallende gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming(en) te gebruiken. Er is ook een opsomming gemaakt van gebruik dat in ieder geval onder verboden gebruik valt. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het gebruik van gronden voor opslag en/of storten van grond en/of afval.

5.5.4 Algemene afwijkingsregels
5.5.4.1 Algemeen

Onder de in dit artikel genoemde voorwaarden kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het afwijken van de regels inzake bouwgrenzen, bouwhoogte van specifieke overige bouwwerken.

5.5.4.2 Afwijking 10% overschrijding

Er kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het afwijken van de in het bestemmingsplan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen. De maximale afwijking is 10% en alleen mogelijk indien voldaan wordt aan de in het artikel gestelde voorwaarden.

5.5.5 Overgangs- en slotregels

In artikel Overgangsrecht van de regels is het overgangsrecht opgenomen. Daarbij is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij overgangsrecht dat is voorgeschreven voor bestemmingsplannen in de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

In artikel Slotregel van de regels is de slotregel opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het plan beschreven.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 onder f Bro dient de uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen te worden aangetoond. De ontwikkelingen betreffen een particulier initiatief. Het terrein was eigendom van de gemeente, maar is inmiddels in handen van een ondernemer op een aangrenzend perceel, tevens initiatiefnemer van dit plan. In deze verkoop is ook de wijziging van het bestemmingsplan meegenomen. Vanuit economische uitvoerbaarheid zijn er geen belemmeringen voor het plan.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van het wettelijke vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro wordt het ontwerp bestemmingsplan toegezonden aan de overlegpartners van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

Overeenkomstig artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening is het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 24 november 2023 tot en met 4 januari 2024. Er zijn 5 zienswijzen op het plan ingediend. De zienswijzen zijn opgenomen in de nota van zienswijzen en voorzien van beantwoording (zie Bijlage 5 Nota van Zienswijzen). Het ontwerpbestemmingsplan is als gevolg van de zienswijzen op onderdelen aangepast. Zo is het parkeeronderzoek opgenomen in het bestemmingsplan, een akoestisch onderzoek is uitgevoerd en de beschrijving en onderbouwing is op onderdelen aangevuld.

6.3 Handhaving

Het betrekken van toezicht en handhavingsaspecten bij het opstellen en vaststellen van bestemmingsplannen is belangrijk, omdat het de manier is om de ruimtelijke ordening ontwikkelingsbestendiger te maken.


Daarom wordt bij de actualisering van dit bestemmingsplan voorafgaand waar mogelijk een zo goed mogelijk beeld verkregen van de huidige planologische situatie en ontwikkelings- / afwijkingsmogelijkheden, de in de afgelopen 10 jaar aangevraagde en verleende afwijkingen / omgevingsvergunningen en de in de afgelopen tien jaar verrichte handhavingsacties en verleende gedoogbeschikkingen. Dit onderzoek past volledig binnen de verplichtingen uit onder andere de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De investering betreft de invulling van de preventieve toezicht en handhavingsverplichting.


De kwaliteit van de preventieve toezicht en handhavingsverplichting beïnvloedt rechtstreeks de impact en de gevolgen van de repressieve toezicht- en handhavingsverplichting (1) en daarmee de houdbaarheid van het op te stellen en vast te stellen bestemmingsplan. Het is om die reden dat in het bestemmingsplan de nadruk op de preventieve aspecten is gelegd. Daarvoor is het bestemmingsplan het middel bij uitstek.