direct naar inhoud van Ruimtelijke Onderbouwing
Plan: Loosterweg 57, Voorhout gemeente Teylingen
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1525.OMGVG2022TEY01069-VA01

Ruimtelijke Onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De eigenaar van het perceel Loosterweg 57 en 57a Voorhout, en tevens de initiatiefnemer van dit project wil op het perceel Loosterweg 57 in Voorhout een nieuwe kas en bedrijfshal realiseren, ter vervanging van bestaande bebouwing op zijn percelen. Op de plaats van de oude bebouwing wil hij een bollenveld en tuin voor zijn bedrijfswoning aanleggen. Van deze bedrijfswoning wil hij een burgerwoning maken. De realisatie van een kas en bedrijfshal op deze locatie, en de herbestemming van bedrijfswoning naar plattelandswoning passen niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Om deze reden wordt er een omgevingsvergunning voor het handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening aangevraagd. Deze vergunningsaanvraag dient voorzien te zijn van een goede ruimtelijke onderbouwing. Dit document voorziet in de betreffende ruimtelijke onderbouwing.

1.2 Doel

Het doel van de vergunningaanvraag is het mogelijk maken van de realisatie van een kas en bedrijfshal en het veranderen van bedrijfswoning in plattelandswoning ter plaatse van het perceel Loosterweg 57 en 57a in Voorhout.

De bouw waarvoor de aanvraag is ingediend is het handelen in strijd met de bestemming en bijbehorende aanduiding van het bestemmingsplan (paragraaf 1.4). De omgevingsvergunning kan worden verleend door middel van een buitenplanse afwijking ex artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Deze ruimtelijke onderbouwing heeft tot doel te motiveren dat bij de aangevraagde ontwikkeling sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

1.3 Ligging plangebied

Het plangebied ligt naast het Mallegat, ten noorden van Teylingen. De Loosterweg loopt door een agrarisch bollenteeltgebied, van Teylingen naar Lisse. Op de onderstaande afbeeldingen zijn de ligging en de begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.OMGVG2022TEY01069-VA01_0001.png"

Plangebied ten noorden van Teylingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.OMGVG2022TEY01069-VA01_0002.png"

Luchtfoto met plangebied rood omlijnd.

1.4 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het perceel geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Teylingen', vastgesteld op 30 april 2015 (eerste herziening is vastgesteld op 19 december 2019). Dit plan is te zien in de afbeelding hieronder. Binnen het plangebied liggen een bouwvlak, de enkelbestemmingen 'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1', 'Wonen' en 'Bedrijf - Agrarisch aanverwant' en dubbelbestemmingen 'Archeologie 5' en 'archeologie 8'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.OMGVG2022TEY01069-VA01_0003.png"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan, van ruimtelijkeplannen.nl. Plangebied rood omlijnd.

Daarnaast gelden er de volgende paraplubestemmingsplannen:

  • 'Paraplubestemmingsplan parkeren Teylingen' vastgesteld op 28 juni 2018,
  • 'Paraplubestemmingsplan Beelbepalende objecten Teylingen en wijzigen gebruik Oude Herenweg 17 / 17a Voorhout' vastgesteld op 17 december 2020.

1.5 Leeswijzer

Deze ruimtelijke onderbouwing is op de volgende wijze opgebouwd: In Hoofdstuk 2 worden de huidige en de toekomstige situatie uiteen gezet. In Hoofdstuk 3 worden de relevante beleidskaders voor deze ruimtelijke onderbouwing weergegeven. Hoofdstuk 4 beschrijft de milieutechnische onderzoeken en de randvoorwaarden waar het plan aan moet voldoen. Tot slot wordt in Hoofdstuk 5 de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt in de westelijke hoek van de kruising van de Loosterweg en het Mallegat. De Loosterweg loopt evenwijdig aan de Haarlemmer Trekvaart, het Mallegat is hier een aftakking van. Het plangebied ligt in een bollengebied ten noorden van Teylingen, richting de Keukenhof. Rondom het plangebied liggen aan de Loosterweg enkele burgerwoningen, en ten zuidwesten ligt het pand van W. F. Leenen.

Het plangebied bestaat uit twee percelen. Op Loosterweg 57 staan twee kassen en een bedrijfswoning, de noordwestelijke kas is vrij nieuw en de zuidwestelijke kas redelijk verouderd. Op Loosterweg 57a staan nog een kas en een bedrijfswoning, ook deze kas is redelijk verouderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.OMGVG2022TEY01069-VA01_0004.png"

Plangebied gezien vanaf de Loosterweg, links de verouderde kas op 57, hierachter de bedrijfswoning en kas op 57A, van Google Streetview.

2.2 Toekomstige situatie

De initiatiefnemer wil de twee verouderde kassen en andere oude bebouwing slopen, aangegeven in het rood doorstreept op de kaart hieronder. In plaats hiervan wordt er een nieuwe kas met bedrijfshal gebouwd ter grootte van de twee gesloopte kassen. Dit alles wordt gerealiseerd als uitbouw van de noordelijke kas, aangegeven in groen. Zo kan het totale oppervlak beter benut worden en kan het perceel moderner worden ingericht. In totaal wordt er 2.715 m2 aan bebouwing vervangen. Daarvan is 843 m2 kas en 1.872 m2 schuur. Deze ruimte wordt dus gecreëerd door het slopen van de eerder genoemde verouderde kassen.

De uitbouw past nu niet binnen het vigerende bestemmingsplan, doordat daar gedeeltelijk geen bouwvlak is.

Perceel 57a wil de initiatiefnemer verdelen in twee helften. De noordwestelijke helft wordt aangesloten op het bollenveld dat hier al ten noordwesten van ligt. De zuidoostelijke helft, waar ook de in met blauw aangegeven bedrijfswoning staat, wordt ingericht als tuin voor deze woning. Vervolgens wordt deze bedrijfswoning losgekoppeld van het bedrijf, en wordt hier een plattelandswoning van gemaakt. Bij deze woning is een perceelsoppervlak van 1.000 m2 toegestaan. In het geldende bestemmingsplan is deze omzetting bij recht toegestaan. Het aansluiten van de noordwestelijke helft van het perceel 57a op het bestaande bollenveld past binnen het vigerende bestemmingsplan. Dit hele perceel heeft de waarde Agrarisch - Bollenteelt (exacte afmetingen nieuwe tekeningen). De plannen voor de zuidoostelijke helft passen niet binnen het vigerende bestemmingsplan.

Op onderstaande afbeeldingen is de nieuwe situatie uitgewerkt. De oude situatie is naast de nieuwe situatie weergegeven in Bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.OMGVG2022TEY01069-VA01_0005.png"

Kaart van veranderingen in het initiatief

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.OMGVG2022TEY01069-VA01_0006.png"

Situatieschets nieuwe situatie

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI, 2020), geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en ontwikkelingen van de leefomgeving in Nederland. In de NOVI wordt ingegaan op urgente opgaven die zowel lokaal, nationaal als wereldwijd spelen. Deze opgaven omvatten onder andere klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw. Het uitgangspunt in de aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.

Nationale belangen en vier prioriteiten
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Er zijn 21 nationale belangen beschreven waarop de nationale overheid zich in de NOVI richt. Nationale belangen zijn de inhoudelijke belangen bij de fysieke leefomgeving waarbij het Rijk een rol voor zichzelf ziet en waarvoor het kabinet in politieke zin aanspreekbaar is. De behartiging van de nationale belangen en de realisatie van de daaruit voortvloeiende beleidsdoelen en opgaven gebeurt niet alleen door het Rijk.

Er zijn vier prioriteiten waar het Rijk op wil sturen en richting geven:

  • Prioriteit 1: Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  • Prioriteit 2: Duurzaam economisch groeipotentieel
  • Prioriteit 3: Sterke en gezonde steden en regio's
  • Prioriteit 4: Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Afwegingsprincipes
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte.
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere.
  • Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Uitvoering
De NOVI gaat vergezeld van een Uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda vindt u onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen. De Uitvoeringsagenda wordt indien nodig jaarlijks geactualiseerd.

Conclusie

De NOVI heeft geen betrekking tot het plangebied en vormt dus geen belemmering voor het initiatief.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel de AMvB Ruimte genoemd, is op 22 augustus 2011 vastgesteld en in oktober 2012 aangevuld. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan ruimtelijke besluiten op provinciaal en gemeentelijk niveau moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.

Conclusie

Om aan de BARRO te voldoen moet de Ladder voor de duurzame verstedelijking worden doorlopen. Voor het overige vormt het BARRO geen belemmering voor dit initiatief.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze verplichte toetsing is verder vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De Ladder houdt in dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor de onderliggende vraag in de regio, de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied en een multimodale ontsluiting. Per 1 juli 2017 is een wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden.

De ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing als er sprake is van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i Bro: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Als een ruimtelijk besluit, zoals een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning met een goede ruimtelijke onderbouwing, voorziet in nieuwe planologische bouwmogelijkheden, dan kwalificeren deze bouwmogelijkheden in beginsel als een "stedelijke ontwikkeling" als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 aanhef en onder Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het moet wel gaan om bouwmogelijkheden van enige omvang. Zeer kleinschalige bebouwingsmogelijkheden of functiewijzigingen "sec" die niet voorzien in een toename van het ruimtebeslag kwalificeren niet als een stedelijke ontwikkeling.

Dit plan voorziet in de realisatie van een plattelandswoning en een nieuwe kas met bedrijfshal. Dit plan dient als transformatie van een bedrijfswoning en ter vervanging van twee van de drie huidige kassen in het plangebied. Woningen en bedrijventerreinen zijn als een stedelijke functie aangemerkt. Om deze reden dient een toetsing aan de 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking' plaats te vinden.


In de eerste plaats dient onderzocht te worden of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling.

  • Met betrekking tot woningen is er sprake van een stedelijke ontwikkeling wanneer er 12 of meer woningen gebouwd worden. Ter plaatse van het plangebied staat nu een bedrijfswoning, in de nieuwe situatie wordt dit een plattelandswoning. Er worden geen nieuwe woningen gerealiseerd. Een verdere toetsing aan de hand van de ladder is niet noodzakelijk.
  • Met betrekking tot bedrijventerreinen is er sprake van een stedelijke ontwikkeling wanneer er een bruto-vloeroppervlakte toename van ten minste 500m2 is. De oppervlakte van de nieuwe kas is even groot als de oppervlakte van de twee te slopen kassen. Er is daarmee geen toename van bruto-vloeroppervlakte. Een verdere toetsing aan de hand van de ladder is niet noodzakelijk.

Ondanks dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling, is het wel nodig bij het ontwikkelen van woningen de behoefte hieraan te bewijzen. Deze behoefte wordt aangetoond in paragraaf 3.4.2.

Conclusie

De Ladder voor stedelijke ontwikkeling vormt geen verdere belemmering voor het initiatief.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland

Op 7 augustus 2021 is de Omgevingsvisie Zuid-Holland vastgesteld. De Omgevingsvisie Zuid-Holland omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. De provincie geeft dit beleid vorm door middel van 6 ambities. Deze ambities zijn hieronder weergegeven:

  • Naar een klimaatbestendige delta
  • Naar een nieuwe economie: the next level
  • Naar een levendige meerkernige metropool
  • Energievernieuwing
  • Best bereikbare provincie
  • Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving

De ambities vinden hun grondslag onder andere in de historie en de geografische kenmerken van Zuid-Holland. Per ambitie zijn er een aantal opgaven gedefinieerd die de provincie graag wil realiseren.

Voor het plangebied is behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit van belang. De kwaliteiten van het gebied zijn door de provincie in overleg met de gemeente vastgelegd in het gebiedsprofiel Duin- en Bollenstreek. Het plangebied behoort tot de bollenvelden. Bollenvelden zijn ontstaan toen de duinreliëfs werden afgegraven, en de natte, zandige bodem goed geschikt bleek voor de bollenteelt. Het landschap bestaat uit een afwisseling van kleurrijke bollenvelden, verspreide bebouwing en begroeiing, vaarten en sloten.

Conclusie

Het Initiatief voorziet de clustering van een aantal bestaande kassen. Hierdoor wordt bijgedragen aan het beeld van het bollenlandschap. Het initiatief draagt bij aan, en is in lijn met de omgevingsvisie.

3.2.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland

Gelijktijdig met de Omgevingsvisie is ook de Omgevingsverordening Zuid-Holland vastgesteld.

De Omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de provincie Zuid-Holland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van onder andere ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. In het hoofdstuk Instructieregels van deze verordening zijn regels opgenomen met betrekking tot onder andere wonen, bedrijvigheid, bollenteelt, grond- en drinkwater, natuur en landschap en energie. Voor het plangebied zijn regels over de Ke-contour van Schiphol opgenomen.

Conclusie

Het initiatief bevindt zich buiten het bestaand stads- en dorpsgebied. Om deze reden dient een toetsing plaats te vinden aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Zoals paragraaf 3.1.3 aantoont, wordt voldaan aan artikel 2.1.1 (Ladder voor duurzame verstedelijking). Aan sub a van het artikel wordt voldaan waardoor een toetsing aan de overige subleden niet noodzakelijk is.

Aangezien het plangebied binnen de Ke-contour van Schiphol valt, moet het initiatief aan het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol getoetst worden.

3.2.3 Luchthavenindelingsbesluit Schiphol

Het oorspronkelijke Luchthavenindelingbesluit (LIB) Schiphol is op 31 augustus 2004 gewijzigd in werking getreden. Met het LIB wordt in kaartmateriaal een zogenaamd beperkingengebied vastgesteld. Het LIB bevat voor dat beperkingengebied regels waarbij beperkingen zijn gesteld ten aanzien van de bebouwing en het gebruik van gronden, voor zover die beperkingen noodzakelijk zijn met het oog op de veiligheid en de geluidsbelasting in verband met de nabijheid van de luchthaven Schiphol.

Per 4 november 2015 is een wijziging van het Luchthavenindelingbesluit (LIB) in werking getreden (zie Staatsblad met nr. 389). Doel van deze wijziging is om de vliegveiligheid rondom Schiphol in afdoende mate te borgen. Hiervoor zijn de zogenaamde toetshoogtes in de omgeving van Schiphol aanzienlijk verlaagd. Ontwikkelingen dienen deze verlaagde toetshoogtes in acht te nemen. Gebouwen hoger dan de toetshoogtes kunnen alleen toegestaan worden indien het Rijk hiervoor een verklaring van geen bezwaar (vvgb) heeft afgegeven of een positief radar advies heeft afgegeven. Het instrument "radar advies" is een nieuw instrument naast het reeds bestaande vvgb. Voor de radartoets gelden afzonderlijke toetshoogtes; deze zijn opgenomen in een nieuwe kaart in bijlage 4a bij het LIB. De procedures - in het kader van een aanvraag van een omgevingsvergunning - voor een vvgb en een radaradvies gelden allebei afzonderlijk van elkaar maar kunnen ook samenvallen wanneer verschillende toetsvlakken worden doorsneden.

De genoemde beperkingen betreffen:

  • de bebouwing en het gebruik van grond in verband met het externe-veiligheidsrisico vanwege het luchthavenverkeer;
  • de bebouwing en het gebruik van grond in verband met de geluidbelasting vanwege het luchthavenluchtverkeer;
  • de maximale hoogte van objecten in, op of boven de grond, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer;
  • bebouwing die, of van een gebruik dat, vogels aantrekt, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer.

Op 1 januari 2018 is het LIB gewijzigd in werking getreden. De regelwijziging ziet op een eigen bevoegdheid voor het lokaal bestuur om binnen bestaand stedelijk gebied woningen toe te voegen. In het gebied binnen zone 4 (van de kaart van bijlage 3 LIB) blijft wel de grens van 25 woningen per bouwplan gehandhaafd. In het bestaand stedelijk gebied tussen de grens van zone 4 en de 20 Ke-contour gelden nu en ook onder het regime van het nieuwe LIB geen kwantitatieve beperkingen aan woningbouw. In het landelijk gebied zijn volgens het LIB nieuwe woningbouwlocaties niet toegestaan.

Situatie Plangebied

Het gebied van de onderhavige omgevingsvergunning, valt binnen het beperkingengebied voor hoogte van het LIB. De algemene bouwhoogtebeperking voor de projectlocatie betreft 90 tot 100 meter ten opzichte van NAP. Het gebied valt niet binnen het beperkingengebied in verband met radar.

Het bestaande gebouw kent een bouwhoogte die voldoet aan de toegestane bouwhoogtes van het LIB. De voorziene nieuwbouw kent een bouwhoogte van 8 meter. Alle bebouwing voldoet aan de toegestane bouwhoogtes van het LIB.

Het gebied van de onderhavige omgevingsvergunning ligt niet binnen het beperkingengebied geluidsgevoelige gebouwen, betreffende nummer 4 van bijlage 3 van het LIB Schiphol.

Het gebied van de onderhavige omgevingsvergunning ligt binnen het afwegingsgebied geluid en externe veiligheid ofwel binnen de 20 Ke-contour, betreffende nummer 5 van bijlage 3 van het LIB Schiphol. Dit betekend dat er in het buitengebied geen nieuwe woningen mogen worden gebouwd. Volgens de Omgevingsverordening Zuid-Holland artikel 6.14 lid 2e is het omzetten van een bedrijfswoning naar een plattelandswoning een uitzondering op deze regel. Deze beperking slaat dus niet op dit initiatief.

Deze omgevingsvergunning voorziet niet in bebouwing of een functie die een vogelaantrekkende werking heeft.

Conclusie

Het initiatief voldoet aan de eisen van het LIB.Het LIB vormt geen belemmering voor het initiatief.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Intergemeentelijke structuurvisie Greenport (ISG)

De zes Greenportgemeenten (Hillegom, Katwijk, Lisse, Noordwijk, (voormalige gemeente) Noordwijkerhout en Teylingen) beschikken sinds 2009 over een integrale ruimtelijke visie in de vorm van de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Duin- en Bollenstreek (ISG). Op 30 juni 2016 is de recentste herziening vastgesteld.

De structuurvisie vervangt het 'Pact van Teylingen' en het 'Offensief van Teylingen'. De ISG is voor de Greenportgemeenten van de Duin- en Bollenstreek een wettelijk zelfbindend kader voor gewenste ruimtelijke ontwikkeling in het buitengebied tot 2030 en geldt als toetsingskader voor toekomstige plannen.

De Greenport Ontwikkelingsmaatschappij (GOM) B.V. geeft samen met de aandeelhoudende Greenportgemeenten verder vorm aan de inhoud en uitvoering van het meerjarenprogramma, dat voortvloeit uit de ISG. De ISG is gericht op het creëren van een vitale Greenport met een vitaal landschap. Hiervoor zijn de volgende ambities en uitgangspunten opgesteld:

  • 1. De economische herstructurering van de Greenport staat centraal;
  • 2. De gemeenten zullen de herstructureringsopgave combineren met landschapsverbetering;
  • 3. De gemeenten zullen verdergaande verrommeling van het landschap tegengaan;
  • 4. Met het uitvoeren van de woningbouwopgave, zoals in de Gebiedsuitwerking Haarlemmer-meer-Bollenstreek overeen is gekomen, de maximale woningbouwbijdrage van de Duin- en Bollenstreek bereikt is;
  • 5. De gemeenten het areaal aan 1e klas bollengrond van 2.625 ha duurzaam moeten handhaven, hoewel zij met het herstructureringsproces tijdelijke krimp onder nader te bepalen voorwaarden (waaronder harde tijdgebonden compensatiegaranties) toestaan;
  • 6. Primaire greenportfuncties, zoals bollencluster, vaste planten, bloemencluster en toerisme (inclusief greenportgerelateerde handel en dienstverlening), krijgen bij conflicterende ruimteclaims prioriteit boven niet primaire greenportfuncties, zoals overige landbouw en veeteelt.

De basis om tot verbetering van de landschapskwaliteiten in de Duin- en Bollenstreek te komen is het Landschapsperspectief. In de ISG wordt het landschap verdeeld in verschillende 'kamers' en worden de beleidsregels op hoofdlijnen weergegeven. Onderstaande kaart geeft het landschapsperspectief weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.OMGVG2022TEY01069-VA01_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.OMGVG2022TEY01069-VA01_0008.png"

Kaart Landschapsperspectief, plangebied rood omlijnd. Uit de ISG.

In het plangebied is uitbreiding in principe niet toegestaan. Wel is achterwaartse uitbreiding van bebouwing in beginsel mogelijk onder voorwaarde van het behoud van openheid en zichtlijnen.

Situatie plangebied

De ontwikkeling van het plangebied betreft de sloop van twee bedrijfspanden, de uitbouw van een nieuw bedrijfspand en de omzetting van een bedrijfswoning naar een plattelandswoning. Het bedrijfspand wordt gerealiseerd in de zichtlijnen van bestaande bedrijfspanden binnen en buiten het plangebied. Daardoor is er geen sprake is van aantasting van de openheid en/ of zichtlijnen, en neemt deze juist af.

Conclusie

Voorgenomen ontwikkeling is in lijn met de ambities van de ISG zoals onder andere opgenomen in de Kaart Landschapsperspectief.

3.3.2 Regionale woonagenda

De gemeenten in Holland Rijnland hebben op 20 februari 2018 de regionale woonagenda vastgesteld. Hierin staat wat de woonbehoefte is in de gemeenten in Holland Rijnland en hoe het woningaanbod per subregio op de vraag kan worden afgestemd. De regionale woonagenda is nodig omdat er veranderingen zijn op de woningmarkt. Deze is bijvoorbeeld veranderd van een aanbod- naar vragersmarkt. Ook de vraag naar de woningen zelf blijkt veranderd; de woonomgeving en de nabijheid van voorzieningen wordt steeds belangrijker.

Volgens de prognoses is er tussen 2017 en 2030 een toename van de woningbehoefte van 22.100 tot ruim 28.00 woningen. Dat komt neer op 1.700 à 2.200 woningen per jaar. Om te voorzien in de regionale behoefte, is het hierbij nodig om in alle subregio's extra uitvoerbare plannen toe te voegen: tot 2030 in totaal minimaal 1.600 woningen.

Toetsing 

Het initiatief voorziet de herbestemming van een bedrijfswoning naar een plattelandswoning. De hoeveelheid woningen blijft gelijk. De woonagenda vormt geen belemmering voor het initiatief.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie 2030 Gemeente Teylingen, Duurzaam Bloeiend

op 25 juni 2015 is de Structuurvisie 2030 Gemeente Teylingen, Duurzaam Bloeiend vastgesteld door de gemeenteraad. Het doel is om een samenhangend ontwikkelingskader de bieden voor de ruimtelijke ontwikkeling tot 2030 aan de hand van 5 leidende principes;

  • Teylingen kiest voor een duurzame ontwikkeling van de gemeente.
  • Teylingen versterkt de ruimtelijke kwaliteit van de drie kernen en het buitengebied.
  • Teylingen verbetert de sociaal-economische vitaliteit in de drie kernen en het buitengebied.
  • Teylingen zet zich in voor een vitale Greenport Duin- en Bollenstreek.
  • Onze ambities en keuzes stemmen wij steeds zo goed mogelijk af in regionaal verband, zodat het beleid elkaar versterkt.

Ten aanzien van de ruimtelijke opgave "Wonen" is het doel om op lange termijn een duurzame en aantrekkelijke woonomgeving in complete vitale kernen te bereiken. De kernen krijgen een eigen identiteit, met voldoende geschikte woningen om te voorzien in de eigen behoefte en met de ruimtelijke mogelijkheid om een beperkte opvangfunctie te vervullen voor de regio. Het is noodzakelijk het programma, de locaties, het tempo en de kwaliteiten goed af te stemmen met de regio en de provincie.

Uitgangspunt is om op lange termijn minimaal te voorzien in de eigen woningbehoefte en een rol te vervullen in het accommoderen van een deel van de bovenregionale woningbehoefte. Voor de eigen behoefte geldt een opgave voor de bouw van ongeveer 2100 woningen tot 2030. Daarnaast wil de gemeente plancapaciteit reserveren voor ongeveer 300 woningen voor het accommoderen van een deel van de bovenregionale woningbouwopgave (4600 woningen tot 2030).

Situatie plangebied

Het plangebied ligt in de Berg en Daalsepolder. In de structuurvisie worden de identiteit, kwaliteit en beleidsinzet voor deze polder beschreven.

De polder ligt tussen de Loosterweg en de Leidsevaart, en wordt voornamelijk gebruikt voor bollenteelt. Er staan veel bedrijfspanden, die de beleving van open stroken blokkeren en het gebied een rommelige, identiteitsloze uitstraling geven. Het beleid voor dit gebied is het verwijzen van nieuwe en uitbreidende bedrijven naar de 's-Gravendamseweg, om de huidige situatie in de rest van de polder te behouden.

De ambitie van de opdrachtgever is om zo snel mogelijk energie neutraal te zijn. Om dit te realiseren en bij te dragen aan de ambities van de gemeente zal gebruik gemaakt worden van een luchtwarmtepomp in de nieuwe gebouwen. De bestaande ketels zullen enkel dienen om in koude perioden peieken op te vangen. Tevens zal alles in principe gerealiseerd worden door gebruik te maken van hoogwaardige kwaliteit sandwich panelen van Kingspan. Niet alleen de koel- en warmtecellen worden hiermee gebouwd, maar ook de schuur en de kasgevels. Dit zorgt voor extreem goede isolatie, waardoor de warmte- en kou- verlies in de warmte- en koelcellen, maar ook in de werkruimte tot een minimum beperkt wordt.

Conclusie

Het planvoornemen dient ter vervanging van al aanwezige bebouwing. Er is dus geen sprake van een uitbreiding, en dus hoeft deze niet langs de 's-Gravendamseweg te worden gerealiseerd. Daarnaast wordt de nieuwe bebouwing in dezelfde zichtlijn als de bebouwing in het noordwesten en de bebouwing van de buren geplaatst, waardoor de rommeligheid binnen de polder wordt vermindert. Het planvoornemen levert dus een bijdrage aan de beleidsinzet. Daarnaast wil de initatiefnemer, door middel van bovengenoemde concrete maatregelen, zo snel mogelijk energieneutraal zijn.

3.4.2 Woonprogramma Teylingen 2020-2024 "Naar een evenwichtiger woningmarkt"

Het woonprogramma beschrijft het gemeentelijk beleid op het gebied van wonen voor de periode 2020-2024. Deze vormt de basis voor woningbouw in de gemeente en voor de prestatieafspraken met de corporaties. Binnen de visie is regionale afstemming gezocht met de omliggende gemeenten. In de Woonvisie staan bestaande kernen en bestaande woningvoorraad, duurzaamheid, wonen met zorg en welzijn en beschikbaarheid en doelgroepen en betaalbaarheid centraal.

De woningbouwbehoefte van de gemeente wordt jaarlijks afgestemd door middel van een planlijst bij de Woningbehoefteraming (WBR) en de Bevolkingsprognose (BP). Het totaal aan plannen dient te passen binnen de bandbreedte van de WBR en de BP.

Conclusie

Het initiatief voorziet de herbestemming van een bedrijfswoning naar een plattelandswoning. De hoeveelheid woningen blijft gelijk. Het woonprogramma vormt geen belemmering voor het initiatief.

3.4.3 Samen voor verduurzaming - Gemeente Teylingen’

De gemeente Teylingen vindt duurzaam bouwen belangrijk. Duurzaam bouwen is zodanig bouwen dat zo min mogelijk negatieve effecten op het milieu en de menselijke gezondheid ontstaan, gedurende de hele levensloop van het bouwwerk en de gebouwde omgeving. Teylingen streeft er naar bij elk bouwplan de schade aan het milieu op korte en lange termijn zoveel mogelijk te beperken. Zij wil daarmee de kwaliteit en duurzaamheid van de ontwikkelingen op een zo hoog mogelijk niveau brengen.

In het gemeentelijk beleid ‘Samen voor verduurzaming - Gemeente Teylingen’ staat betreffende de duurzaamheidsambities genoemd dat Teylingen in 2030 100% duurzaam moet zijn. Alle woningen en gebouwen (oud en nieuw) zullen een bijdrage moeten leveren aan deze doelstelling door energie te besparen en/of duurzaam op te wekken. Immers wat nu al voldoet hoeft niet meer aangepast te worden voor 2030. Voor 2050 heeft gemeente Teylingen de ambitie om in 2050 klimaatbestendig, klimaatneutraal en energieneutraal te zijn. Daaarbij willen zij, in lijn met de Regionale Energiestrategie Rijnland, de doelen voor 2030 halen:

  • 15% energiebesparing in de gebouwde omgeving en 11% energiebesparing bij mobiliteit, dit ten opzichte van 2014
  • forse stijging van de duurzame elektriciteitsproductie tot 268 TJ, aandeel stijgt van 7,3% in 2019 naar circa 42% in het jaar 2030.

Planspecifiek

Dit plan voorziet op de herindeling van een bestaand bedrijfsperceel. Inherent hieraan is dat verduurzamingsmaatregelen slechts in beperkte mate genomen kunnen worden. Desalniettemin wordt gestreefd naar verduurzaming van het gebouw.

Bij dit plan worden verdere verduurzamingsmaatregelen getroffen. Te denken valt aan betere isolatie van de woningen. De te verplaatsen bedrijfsbebouwing wordt in de nieuwe situatie van hoogwaardige duurzame materialen gebouwd. Voor het overige voldoet het initiatief aan de wettelijke normen inzake duurzaamheid die voor een bestaand gebouw gelden. Daarmee voldoet het plan aan de duurzaamheidsambities van de gemeente Teylingen.

Conclusie

Het planvoornemen is passend in het gemeentelijk beleid ‘Samen voor verduurzaming - Gemeente Teylingen’.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Bodem

4.1.1 Wettelijk kader

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.

Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft (Wbb):

  • Niet saneren
    Indien de verontreiniging voor het beoogde doel niet hoeft te worden gesaneerd kan het ruimtelijke plan voor wat betreft deze verontreiniging zonder meer doorgang vinden.
  • Saneren
    Indien de verontreiniging moet worden gesaneerd dient een saneringsplan te worden opgesteld en ingediend bij de Omgevingsdienst West-Holland. In sommige gevallen kan worden volstaan met het indienen van een BUS-melding (Besluit Uniforme Saneringen). Na goedkeuring door het bevoegd gezag kan de sanering doorgang vinden. Na afloop dient de sanering te worden geëvalueerd en ook dit verslag dient ter goedkeuring te worden voorgelegd. Tijdens de saneringsprocedure kan de ruimtelijke procedure worden voortgezet. Echter, een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen kan pas inwerking treden nadat is vastgesteld dat er geen sprake is van een ernstige en spoedeisende sanering (art. 6.2. c. Wabo).

Een onderzoeks- en saneringstraject heeft soms grote financiële consequenties voor de beoogde plannen. Enerzijds omdat de kosten van sanering hoog kunnen zijn, anderzijds omdat deze trajecten van grote invloed kunnen zijn op de planning. In het kader van de Grondexploitatiewet dienen deze kosten tijdig in kaart te worden gebracht. Het is daarom aan te bevelen reeds in een vroeg stadium van planvorming (historisch-) bodemonderzoek voor het hele plangebied uit te voeren. Deze bodemonderzoeken zijn ook noodzakelijk bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen, en wanneer bebouwing met een gevoelige functie wordt geplaatst op een locatie waar voorheen geen gevoelige functie aanwezig was.

4.1.2 Onderzoek

In het kader van de Wbb is er een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op een deel van de locatie van de nieuwe bedrijfsbebouwing. Dit onderzoek is te lezen in Bijlage 2. Uit het onderzoek blijkt dat de bovengrond enkel plaatselijk licht verontreinigd is met PAK, dat de ondergrond en grondwater niet verontreinigd zijn, en dat watergangen in het gebied zijn gedempt met gebiedseigen grond.

Voor het zuidelijk deel van het plangebied, waar de kas gesloopt wordt en een tuin-functie krijgt, is eveneens een verkennend onderzoek uitgevoerd. Het volledige rapport is te lezen in Bijlage 3. De boven- en ondergrond voor dit specifieke gebied is over het algemeen licht verontreinigd met zware metalen. Het grondwater is niet verontreinigd met de onderzochte parameters.

Ter plaatse van één boring is een sterke verhoging met zink aangetroffen. Op voorhand kan niet worden uitgesloten dat deze verontreiniging een belemmering vormt voor de ontwikkeling. Om deze reden wordt is een vervolgonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4. Uit het onderzoek blijkt dat dat ter plaatse van de zinkverontreiniging de grond in horizontaal vlak hooguit zeer plaatselijk matig verontreinigd is. Zeer waarschijnlijk gaat het hier om een uitschieter. Er is geen sprake van een ernstige bodemverontreiniging.

Wanneer graafwerkzaamheden in de verontreinigde grond plaatsvinden, wordt hiervoor een werkplan opgesteld. Hierin wordt beschreven hoe om te gaan met de sterk verontreinigde grond en welke veiligheidsmaatregelen van toepassing zijn.

4.1.3 Conclusie

Vervolgonderzoek in het kader van bodem wordt momenteel uitgevoerd. Het vervolgonderzoek wordt te zijner tijd bij de vergunningaanvraag ingevoegd. Waar noodzakelijk worden maatregelen getroffen.

4.2 Water

4.2.1 Beleidsdoelen en -regels water

Het doel van waterbeheer in Nederland bestaat van oudsher uit het beschermen tegen overstromingen en het ontwateren van laaggelegen gebieden. Door de klimaatverandering is nieuw beleid gemaakt voor deze taken van veiligheid en peilbeheer. Dit vereist mogelijk ruimte voor de versterking en verbreding van dijken en waterkerende werken of voor extra waterberging.

Een ander doel betreft het zorgen voor schoon en gezond water. Voor schoon water is een goed functionerend watersysteem vereist met voldoende volume en doorstroming. Een ecologische oeverinrichting is wenselijk, maar legt beslag op de ruimte.

Grondwater wordt gebruikt voor de productie van drinkwater. De laatste jaren ontwikkelt het grondwater zich tot een bron en/of opslagmedium voor warmte. Dit vormt een bijdrage aan de beperking van het gebruik van fossiele brandstoffen. Efficiëntie van benutting is een van de redenen voor ruimtelijke ordening van de ondergrond.

Op deze projectlocatie is het beleid van het Waterschap Rijnland van toepassing. Activiteiten moeten voldoen aan de eisen die worden gesteld vanuit de Keur. In de Keur staan de eisen omtrent werkzaamheden op of nabij water, oevers en dijken beschreven.

4.2.2 Kader

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Voor de organisatie van het waterbeheer bevat het Waterbesluit de toedeling van oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk en regels over het verstrekken van informatie met betrekking tot het waterbeheer. Ook regelt het Waterbesluit procedurele en inhoudelijke aspecten van het nationale waterplan en het beheerplan voor de rijkswateren en enkele inhoudelijke aspecten van de plannen in verband met implementatie van de kaderrichtlijn water en de richtlijn overstromingsrisico's.

Vergunningplichtige handelingen volgen uit de Waterwet en uit de Keur van het Waterschap. Veel handelingen in het watersysteem vallen onder algemene regels en dan is er geen watervergunning nodig. Een melding is vaak wel noodzakelijk. Het Waterbesluit bevat bepalingen over de wijze waarop de aanvraag om een watervergunning wordt gedaan.

4.2.3 Watertoets - Situatie project(gebied)

Bij ruimtelijke plannen dient een watertoets te worden uitgevoerd. Doel van de watertoets is om de relatie tussen planvorming en waterhuishouding te versterken. Ruimtelijke ontwikkelingen dienen daartoe te worden getoetst door de waterbeheerder. Bij een watertoets moeten de gevolgen voor de waterhuishouding in beeld worden gebracht. Voor het plangebied is de watertoets uitgevoerd. Aan de hand van de watertoets is het noodzakelijk een normale procedure te volgen. In dat kader wordt het plan voorgelegd aan het waterschap. Het watertoetsresultaat is te vinden in Bijlage 5.

4.2.4 Conclusie

Naar aanleiding van de watertoets wordt het plan voorgelegd aan het waterschap.

 

4.3 Verkeer en parkeren

Het initiatief dient te voorzien in voldoende parkeerplaatsen voor de toekomstige bewoners, en een toename in verkeersbewegingen per etmaal dient in de omgeving te kunnen verwerkt. Het initiatief voorziet in de realisatie van een plattelandswoning en een kas met bedrijfshal van 2.741 m2. Deze zijn ter vervanging van een bedrijfswoning en twee bedrijfshallen die samen ook 2.741 m2 zijn. In publicatie 381 van de CROW vallen de bedrijfs-, plattelands- en burgerwoningen en kas en bedrijfshal onder dezelfde categorieën: 'Koop, Huis, Vrijstaand' voor de woning en 'Bedrijf, Arbeidsintensief/Bezoekersextensief' voor de bedrijfshal en de kas. In de nieuwe situatie genereert het initiatief net zo veel verkeersbewegingen per dag als in de huidige situatie. Er hoeven geen extra parkeerplaatsen te worden aangelegd ten behoeve van het initiatief en er is geen toename in verkeersbewegingen per etmaal.

Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor het initiatief.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

4.4.1 Kader

Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Ten gevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar.

Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). Deze brochure geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten. Bij de beoordeling worden ook normen uit de Wet milieubeheer en Activiteitenbesluit milieubeheer betrokken.

De richtafstanden in de richtlijn Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de VNG gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype “gemengd gebied” kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven.

In tabel 3.1 zijn de richtafstanden uit de VNG richtlijn opgenomen voor een rustige woonwijk en gemengd gebied.

Milieucategorie van bedrijf
 
Richtafstand rustige woonwijk (meter)
 
Richtafstand gemengd gebied (meter)
 
1   10   0  
2   30   10  
3.1   50   30  
3.2   100   50  

Tabel 3.1 richtafstanden volgens VNG richtlijn

4.4.2 Onderzoek

In het plangebied wordt een nieuwe milieugevoelige activiteiten mogelijk gemaakt (een plattelandswoning) ter plaatse van Loosterweg 57a. Rondom het plangebied zijn een aantal milieubelastende activiteiten gelegen waarvoor op basis van de VNG brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' richtafstanden gelden:


Bedrijf  

Adres  
Richtafstand t.o.v. gemengd gebied (meter)   Daadwerkelijke afstand tot woning
(meter)  
Van Noort Hyacinten   Loosterweg 57   10   10  
W. F. Leenen en Zn. B.V.   Loosterweg 51F   10   50  
Double Point   Loosterweg 51F   0   60  
Van Winsen Hoveniers & Boomverzorgers B.V.   Loosterweg 51C   30   170  
Nic Dames Lisse B.V.   Loosterweg Zuid 18   10   160  

Tabel 3.2 Omliggende bedrijven

In bovenstaande tabel wordt uitgegaan van een rustig gebied. Het plangebied ligt net als alle omliggende bedrijven aan de Loosterweg.

Van Noort Hyacinten
Aan de Loosterweg 57 is het bollenteeltbedrijf van de initiatiefnemer gevestigd. Op basis van de VNG-brochure dient bij een kas met gasverwarming ten opzichte van een rustig buitengebied een afstand van 30 meter worden aangehouden. Het aspect geluid is hierbij maatgevend. Vanwege de activiteiten bij het bedrijf is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting van het bedrijf op de nieuwe plattelandswoning. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 7. Uit het onderzoek blijkt dat niet aan de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit en de richtwaarden, zowel voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau als het maximale geluidsniveau wordt voldaan. Om de aan de geluidwaarden te voldoen dienen maatregelen getroffen te worden. Deze maatregelen zijn echter niet wenselijk vanuit landschappelijk oogpunt. Bovendien zijn de kosten voor dergelijke maatregelen hoog.

De geluidsbelasting wordt met name veroorzaakt door passerende voertuigen bij het bedrijf. In deze situatie gaat het om 1 tractor en 6 vrachtwagens. De vrachtwagenbewegingen zullen beperkt blijven tot 10 à 12 vervoersbewegingen in een tijdsspanne van 13 uur. Deze periode vindt voornamelijk plaats tijdens de dagperiode. Gezien de beperkte frequentie van voorkomen van de voertuigbewegingen kunnen de geluidniveaus voor deze specifieke situatie acceptabel geacht worden. Ten behoeve hiervan wordt een melding Activiteitenbesluit ingediend.

In het kader van het laden en lossen van Van Noort Hyacinten wordt bij deze vergunning een maatwerkvoorschrift opgenomen. Het laden en lossen van het bedrijf vindt buiten de avond en nachtperiode plaats. Het laden en lossen eindigt voor 19.00.

W. F. Leenen en Zn. B.V.

Aan de Loosterweg 51F is het bollenteeltbedrijf W. F. Leenen en Zn. B. V. gevestigd. Op basis van de VNG-brochure dient bij een kas met gasverwarming ten opzichte van een rustig buitengebied een afstand van 30 meter worden aangehouden. Het aspect geluid is hierbij maatgevend. Vanwege de activiteiten bijdit bedrijf is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting van het bedrijf op de nieuwe plattelandswoning. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 6. Uit het onderzoek blijkt dat bij de nieuw te realiseren woning aan de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit en de richtwaarden, zowel voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau als het maximale geluidsniveau wordt voldaan.

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de planlocatie een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd en dat de activiteiten van het bedrijf niet worden belemmerd.

Double Point

Ook aan de Loosterweg 51F is de elektronicawinkel Double Point gevestigd. Op basis van de VNG-brochure dient bij detailhandel ten opzichte van een rustig buitengebied een afstand van 10 meter worden aangehouden. Het aspect geluid is hierbij maatgevend. De woning staat ongeveer 30 meter verwijderd van de winkel, dit heeft geen gevolgen voor het plan.

Van Winsen Hoveniers & Boomverzorgers B.V.

Aan de Loosterweg 51C is het hoveniers- en boomverzorgersbedrijf van Winsen gevestigd. Op basis van de VNG-brochure dient bij een plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven ten opzichte van een rustig buitengebied een afstand van 50 meter worden aangehouden. Het aspect geluid is hierbij maatgevend. De woning staat ongeveer 140 meter verwijderd van de kas, dit heeft geen gevolgen voor het plan.

Nic Dames Lisse B.V.

Aan de Loosterweg Zuid 18 is het bollenteeltbedrijf Nic Dames Lisse B.V. gevestigd. Op basis van de VNG-brochure dient bij een kas met gasverwarming ten opzichte van een rustig buitengebied een afstand van 30 meter worden aangehouden. Het aspect geluid is hierbij maatgevend. De woning staat ongeveer 145 meter verwijderd van de kas, dit heeft geen gevolgen voor het plan.

4.4.3 Burgerwoningen

Naast de transformatie van bedrijfswoning naar plattelandswoning voorziet dit plan ook wijzigingen aan het bedrijf aanwezig op het perceel; Van Noort Hyacinten. Dit kan niet alleen gevolgen hebben voor de woningen in het plangebied, maar ook voor de woningen rondom het plangebied. In dit plan vindt er een verplaatsing van bedrijfsruimte plaats waarbij het bedrijf niet uitbreidt. in de nieuwe situatie ligt de bedrijfsruimte verder verwijderd van de toegangsweg en de omliggende woningen dan in de huidige situatie. De verplaatsing van de bedrijfsbebouwing heeft geen negatieve invloed op omliggende gevoelige objecten.

Ter plaatse van Loosterweg 57a wordt een nieuwe plattelandswoning gerealiseerd. Zoals hierboven beschreven ondervindt deze geen last van de omliggende bedrijven en de te verplaatsen bedrijfsbebouwing. Wel ligt de woning naast een toegangsweg tot achtergelegen bedrijven, welke mogelijk in overlast kan voorzien.

In dit kader zijn twee akoestische onderzoeken opgesteld. Deze zijn terug te vinden in Bijlage 6 en Bijlage 7.

Uit het onderzoek voor het bedrijf aan Loosterweg 51 blijkt dat de plattelandswoning geen hinder ondervindt van dit bedrijf. Uit het onderzoek voor het bedrijf aan Loosterweg 57 blijkt dat de plattelandswoning wel hinder ondervindt van dit bedrijf. Het woon- en leefklimaat ter plaatse wordt acceptabel geacht.

Daarbij wordt in het kader van het laden en lossen van Van Noort Hyacinten bij deze vergunning een maatwerkvoorschrift opgenomen. Het laden en lossen van het bedrijf vindt buiten de avond en nachtperiode plaats. Het laden en lossen eindigt voor 19.00.

4.4.4 Drift van gewasbeschermingsmiddelen

In de toekomstige situatie ligt de plattelandswoning in de nabijheid van een bollenteeltveld. Om deze reden is het verplicht om rekening te houden met de drift van gewasbeschermingsmiddelen die worden gebruikt op het bollenteeltveld. Dit houdt in dat de bedrijfsvoering van de teler niet mag worden belemmerd door de woonlocatie (woning met tuin) en dat ter plaatse van de woning een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig dient te zijn. In 2020 heeft het RIVM een gezondheidsverkenning bij omwonenden van landbouwpercelen uitgevoerd ('Health survey on people living in the direct vicinity of agricultural plots: additional analyses', Simoes et. al, rapportnummer 2020-0056). Uit dit rapport blijkt dat mensen die binnen 250 meter van landbouwpercelen wonen waar bestrijdingsmiddelen worden gebruikt over het algemeen niet meer gezondheidsproblemen hebben dan mensen met geen of weinig landbouwpercelen in de buurt. Hoewel hier enkele uitzonderingen op zijn, valt bollenteelt hier niet onder. De Ctgb heeft dit onderzoek bevestigd (bron Ctgb: https://www.ctgb.nl/onderwerpen/veiligheid-omwonenden).

In de eerste instantie proberen telers zoveel mogelijk overlast te voorkomen op woningen. Dit komt mede omdat telers in de regel niet spuiten bij harde wind of een windrichting richting woningen. Om eventuele drift of andere kansen op aanwezigheid van gewasbeschermingsmiddelen in (de tuin van) de woning zoveel als mogelijk uit te sluiten wordt geadviseerd om een in de winter groenblijvende haag aan te planten. Ondanks het feit dat er in de bollenteelt neerwaarts wordt gespoten, moet op de grens tussen de te realiseren woonbestemming en de bollengrond een jaarrond bladhoudende windhaag van tenminste 1,5 meter hoogte worden gerealiseerd en in stand worden gehouden. Op onderstaande afbeelding is te zien waar deze haag zal komen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.OMGVG2022TEY01069-VA01_0009.png"

Uitsnede nieuwe situatie, met locatie hagen in groen aangegeven

4.4.5 Conclusie

In het kader van het laden en lossen van Van Noort Hyacinten wordt bij deze vergunning een maatwerkvoorschrift opgenomen. Het laden en lossen van het bedrijf vindt buiten de avond en nachtperiode plaats. Het laden en lossen eindigt voor 19.00. Met het toepassen van dit maatwerkvoorschrift is ter er plaatse sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.

4.5 Besluit M.E.R.

4.5.1 Kader

Voor plannen en activiteiten, die mogelijk belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu, kan het noodzakelijk zijn dat een milieueffectrapport wordt opgesteld. In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is dit geregeld.

4.5.2 Conclusie

Het plan betreft de sloop van twee bedrijfspanden, de uitbouw van een nieuw bedrijfspand en de omzetting van een bedrijfswoning naar een plattelandswoning. deze activiteiten worden niet genoemd in de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Er geldt geen verplichting tot het uitvoeren van een milieueffectrapportage of het beoordelen of een milieueffectrapportage uitgevoerd moet worden.

Het Besluit milieueffectrapportage is niet van toepassing.

4.6 Geluid

4.6.1 Kader

Industrie- en wegverkeerslawaai kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog niveau van industrie- en wegverkeerslawaai kunnen hier lichamelijke en psychische klachten door oplopen. In het kader van de ontwikkeling van het plangebied is het van belang om de geluidsniveaus ten gevolge van bronnen in de directe omgeving goed in beeld te brengen. In de directe omgeving van het plangebied zijn de volgende relevante geluidsbronnen aanwezig:

    • 1. Spoorlijn Voorhout-Hillegom.
    • 2. Loosterweg.
4.6.2 Onderzoek

Industrie

Zoals in de paragraaf Bedrijven en milieuzonering is aangetoond, vormen de bedrijven in de omgeving van het plangebied geen belemmering voor het initiatief, ook niet op het gebied van geluid.

Wegverkeer

De nieuwe plattelandswoning valt onder de Wet geluidshinder als geluidsgevoelig object. Deze objecten worden door de wet beschermd tegen industrie- en (weg)verkeerslawaai. Dit geldt ook voor bedrijfswoningen, die alleen een hogere waarde toegekend krijgen voor het bedrijf waar deze deel van uitmaakt. Regels voor bedrijfs- en burgerwoningen op het gebied van (weg)verkeeroverlast zijn hetzelfde. Aangezien er geen verandering aan de locatie van de woning plaatsvindt, en er geen nieuwe woningen worden gerealiseerd in dit plan is er geen akoestisch onderzoek nodig.

4.6.3 Conclusie

Geluid vormt geen belemmering voor het initiatief. Het voldoet uit het oogpunt van geluid aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

4.7 Luchtkwaliteit

4.7.1 Kader

Als mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse.

Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10).

Wet luchtkwaliteit
De Wet luchtkwaliteit (artikel 5.16, eerste lid, Wm) stelt dat een ruimtelijk plan of project doorgang kan vinden als:

  • a. een project niet tot het overschrijden van een grenswaarde leidt;
  • b. de luchtkwaliteit ten gevolge van het project (per saldo) verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • c. een project “niet in betekenende mate” (NIBM) bijdraagt aan de concentratie van relevante stoffen in de buitenlucht (De NIBM bijdrage is gedefinieerd als een toename van de concentraties van zowel fijn stof (PM10) als stikstofdioxide (NO2) met minder dan 3% van de grenswaarde of wel 1,2 µg/m3 PM10 of NO2 jaargemiddeld);
  • d. een project is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht (NSL). (Het programma bevat een pakket maatregelen dat erop gericht is om grote ruimtelijke projecten tijdig aan de grenswaarden te laten voldoen.)
4.7.2 Onderzoek

In het plangebied wordt een bedrijfswoning in een plattelandswoning getransformeerd. Er worden twee kassen gesloopt, en er wordt een nieuwe kas met bedrijfshal ter grootte van de gesloopte kassen aangelegd als aanbouw van een huidige kas. Zoals aangetoond in 4.3 Verkeer en parkeren is er geen toename van verkeersbewegingen, en dus ook geen toename in de uitstoot van NO2 en PM10.

4.7.3 Conclusie

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat het plan niet bijdraagt aan de luchtkwaliteit. De totale concentratie NO2 en PM10 (inclusief plan) blijft gelijk aan de huidige situatie. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het initiatief.

4.8 Externe veiligheid

4.8.1 Kader

Bij externe veiligheid gaat het om de vraag of de veiligheid van personen in de omgeving van een risico-opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen voldoende is gewaarborgd. Het gaat hier met name om de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen. De veiligheidsnormen zijn vastgelegd in respectievelijk het Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid transportroutes en Besluit externe veiligheid buisleidingen.

4.8.2 Onderzoek

De risicokaart Nederland geeft inzicht in de risico's in de woon- en werkomgeving. Op de kaart staan meerdere typen risicobronnen en ongevallen. De gegevens zijn afkomstig van gemeenten, waterschappen, provincies en Rijk.

Bij het raadplegen van de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van het plangebied drie externe veiligheidsinstanties te vinden zijn;

  • een propaantank ten zuidoosten van het gebied,
  • een gasleiding ten zuidwesten van het gebied,
  • een verkeersongevallijn spoorlijn ten noordwesten van het gebied

De contour van de propaantank ligt buiten het plangebied, zoals te zien op de onderstaande kaart. het contour van de gasleiding ligt ook buiten het plangebied, zoals te zien in paragraaf 1.4 Vigerend bestemmingsplan. Voor de verkeersongevallijn geldt geen contour. binnen het plangebied liggen dus geen inrichtingen of transportroutes voor gevaarlijke stoffen -nee klopt maar das ook niet per se relevant-.

Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de risicokaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.OMGVG2022TEY01069-VA01_0010.jpg"

Uitsnede risicokaart. Plangebied rood omlijnd.

4.8.3 Conclusie

De risicovolle inrichtingen en transportroutes in de buurt van het plangebied hebben geen risicocontouren die reiken tot in het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het initiatief.

4.9 Natuur

4.9.1 Kader

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van soorten en leefgebieden. De wet is een implementatie van Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern en Verdrag van Bonn).

De Wet natuurbescherming beslaat zowel soortenbescherming als gebiedsbescherming. De wet kent een beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, voor soorten van de Habitatrichtlijn en voor andere soorten. Het komt er onder andere op neer dat soorten niet opzettelijk gedood, gevangen of verstoord mogen worden. Ook het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen en rustplaatsen is verboden. Vrijwel alle vogels zijn beschermd ingevolge de Vogelrichtlijn. Habitatrichtlijnsoorten zijn bijvoorbeeld alle vleermuissoorten. Onder de andere soorten vallen bijvoorbeeld de ringslang en grote modderkruiper. Gedeputeerde Staten kunnen in sommige gevallen ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen voor de andere soorten. Met betrekking tot de gebiedsbescherming wordt hoofdzakelijk gekeken naar de Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN).

4.9.2 Onderzoek

In het plangebied wordt een bedrijfswoning in een plattelandswoning getransformeerd. Er worden twee kassen gesloopt, en er wordt een nieuwe kas met bedrijfshal ter grootte van de gesloopte kassen aangelegd als aanbouw van een huidige kas. Omdat er bebouwing gesloopt wordt, is het mogelijk de verblijfplaats van een of meerdere beschermde diersoorten te verstoren. Om deze reden is het noodzakelijk voor de initiatiefnemer om een ecologische quickscan te laten doen. Deze wordt meegeleverd bij de sloopmelding.

Gebiedsbescherming

Bij het uitvoeren van het plan wordt zowel tijdens de sloop als tijdens de nieuwbouw gebruik gemaakt van machines die stikstof uitstoten. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat het initiatief een negatieve invloed heeft op stikstofgevoelige Natura-2000 gebieden. Een stikstofonderzoek is dan ook noodzakelijk.

In het kader van gebiedsbescherming is een stikstofberekening met het programma Aerius uitgevoerd. Deze berekening is te vinden in Bijlage 8. Uit de berekening blijkt dat zowel in de aanleg- als de gebruiksfase geen extra depositie in stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden optreedt.

Beschermde soorten

In de ecologische quickscan en het nader onderzoek is onderzocht of het voornemen in het kader van natuurwetgeving redelijkerwijs uitvoerbaar is. Het volledige rapport is te lezen in Bijlage 9. Hierna zullen de belangrijkste conclusies worden opgenomen.

Uit de bureaustudie en biotooptoets komt naar voren dat in het plangebied meerdere geschikte verblijfplaatsen voor huismussen, gierzwaluwen en vleermuizen aanwezig zijn (Tabel 1). Door het hanteren van mitigerende maatregelen kunnen negatieve effecten op huismussen, gierzwaluwen en vleermuizen voorkomen worden. Mits deze mitigerende maatregelen getroffen worden hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden.

Binnen het plangebied kunnen huismussen een nest hebben in de woning aan de Loosterweg 57a en Loosterweg 59. Aan de woning vinden geen werkzaamheden plaats, maar de woning bevindt zich binnen de verstorende invloedsfeer van werkzaamheden. Huismusnesten zijn jaarrond beschermd en broeden grofweg van 10 maart tot en met 20 juni. Het advies luidt om de werkzaamheden buiten dit broedseizoen te laten plaatsvinden. Op basis van het kennisdocument huismussen, wordt de kwetsbare periode voor huismussen tussen maart en augustus vastgelegd, met de notitie dat ook september een kwetsbare maand kan zijn. Het advies luidt hierom om tussen maart en september geen verstorende sloopwerkzaamheden te laten plaatsvinden.

Ook gierzwaluwen kunnen binnen het plangebied een nest hebben in de woning aan de Loosterweg 57a. Aan de woning vinden geen werkzaamheden plaats, maar de woning bevindt zich binnen de verstorende invloedsfeer van werkzaamheden. Gierzwaluwnesten zijn jaarrond beschermd en broeden grofweg van 15 april tot en met 15 augustus. Het advies luidt om de werkzaamheden buiten dit broedseizoen te laten plaatsvinden.

Op dit moment is het plangebied ongeschikt voor de rugstreeppad. Echter kan bij graafwerkzaamheden en het storten van vergraafbaar zand in het plangebied, geschikt zomer-en winterbiotoop ontstaan voor de rugstreeppad. Om dit te voorkomen dient het zand, wanneer het niet gebruikt wordt, afgedekt te worden met afdekzijl. De uiteinden van dit zijl moeten worden in gegraven zodat er geen rugstreeppadden onder kunnen komen. Zodoende kan de rugstreeppad zich niet binnen het plangebied vestigen tijdens de werkzaamheden.

Binnen het plangebied zijn twee duivennesten vastgesteld. Ook in de aanwezige vegetatie kunnen algemene vogelsoorten tot broeden komen. Tijdens het broeden zijn algemene vogelsoorten beschermd (grofweg van 15 februari tot 15 augustus, in gebruik zijnde nesten zijn ook buiten deze periode beschermd). Het advies luidt om de werkzaamheden buiten dit broedseizoen te laten plaatsvinden of voor het broedseizoen te beginnen en continu door te werken tijdens het broedseizoen zodat vogels niet tot broeden komen in het plangebied.

Verder zijn in het woonhuis aan Loosterweg 57a potentieel verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig. Vleermuizen zijn gevoelig voor lichtverstoring. Wanneer in het actieve seizoen (1 april t/m 31 oktober) van vleermuizen gewerkt wordt met (bouw)verlichting en deze verlichting op de boven genoemde woning geschenen wordt, worden vleermuizen in potentiële verblijven verstoord. In de periode 1 november t/m 31 maart zijn vleermuizen inactief en heeft verlichting geen effect, in deze periode zijn dan ook geen beperkingen. Het advies luidt daarom om in de actieve periode (1 april t/m 31 oktober) niet met (bouw)verlichting op de boven genoemde woning te schijnen om verstoring van vleermuizen te voorkomen. Het aanvullend advies van de Omgevingsdienst luidt om de werkzaamheden tijdens de duur van het project in de dagperiode uit te voeren en geen bouwverlichting te gebruiken tussen zonsondergang en zonsopgang.

In alle gevallen geldt de zorgplicht van de Wnb. Hiervoor zijn de volgende maatregelen nodig:

  • Aangetroffen dieren krijgen de gelegenheid om te vluchten of zich te verplaatsen naar een schuilplaats buiten het bereik van de werkzaamheden.
  • Potentiële schuilplekken worden gecontroleerd op aanwezigheid van schuilende dieren.
  • Schuilplekken worden zoveel mogelijk intact gelaten.
  • Broedende vogels mogen niet worden verstoord en in gebruik zijnde nesten mogen niet worden vernietigd. Activiteiten welke verstorend zijn voor broedende vogels, zoals rooi- en sloopwerkzaamheden, dienen bij voorkeur buiten de broedperiode te worden gestart. Het broedseizoen verschilt per soort. Globaal moet rekening gehouden worden met de periode tussen half februari en eind augustus. Voordat gestart wordt met verstorende activiteiten, moet door een deskundig ecoloog worden gecontroleerd of er geen broedende vogels in en direct rond het plangebied aanwezig zijn. Indien er broedende vogels aanwezig zijn, moeten de werkzaamheden worden uitgesteld tot het nest verlaten is.
  • Om kolonisatie door de rugstreeppad te voorkomen:
    • 1. worden (grond)werkzaamheden zoveel mogelijk aaneengesloten uitgevoerd.
    • 2. wordt, met name in de voortplantingsperiode (mei-juli) voorkomen dat ondiepe vegetatieloze plassen kunnen ontstaan, door rijplaten te gebruiken.
    • 3. wordt opslag van open zand afgedekt met wegendoek of plastic.
4.9.3 Conclusie

Uit het stikstofonderzoek blijkt dat het aspect gebiedsbescherming geen verdere belemmering vormt voor het initiatief. Voor het aspect soortenbescherming geldt dat verschillende soorten (kunnen) voorkomen in het plangebied. Nadelige gevolgen kunnen echter met mitigerende maatregelen voorkomen voor al deze soorten. Zodoende vormt het aspect ecologie geen belemmering voor het planvoornemen, mits de mitigerende maatregelen uitegevoerd worden en rekening wordt gehouden met de seizoenen waarin de soorten kwetsbaar zijn. In alle gevallen geldt de zorgplicht van de Wnb.

4.10 Cultuurhistorie en archeologie

4.10.1 Cultuurhistorie

In het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen is voor de bestemming 'Agrarisch - Bollenteelt - bollenzone 1' vastgesteld dat natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden in de vorm van bollenvelden, openheid en andere kenmerkende landschapsstructuur -en elementen moeten worden behouden en versterkt.

Met de sloop van de kassen in het plangebied worden nieuwe zichtlijnen op het achterliggende bollenveld aangelegd. Door de nieuwe kas met bedrijfshal aan te leggen in het verlengde van de huidige moderne schuur op de Loosterweg 57, naast het pand van W.F. Leenen, worden de bestaande en nieuwe zichtlijnen niet aangetast. Er vindt dus een verbetering van de openheid van het gebied plaats, waarmee aan het behoud van de cultuurhistorie wordt bijgedragen.

4.10.2 Archeologie

Voor de percelen Loosterweg 57 en 57A gelden de archeologische verwachtingswaarden 5 en 8, waarbij alle voorziene nieuwbouw valt onder waarde 8. Dit betekent dat bij bodemingrepen dieper dan 0,30 meter, óf met een oppervlak groter dan 1.000 m², archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. De verwachtingswaarde is gebaseerd op de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. Het initiatief voorziet de aanleg van een kas met een oppervlak groter dan 1.000m2, dus bodemonderzoek is vereist.

Onderzoek

In het plangebied is een archeologisch onderzoek gedaan door IDDS. Dit onderzoek is te vinden in Bijlage 10 Archeologisch onderzoek. In dit onderzoek is vastgesteld dat het plangebied een lage verwachting heeft voor het aantreffen van archeologische indicatoren.

4.10.3 Conclusie

Uit het archeologische onderzoek blijkt dat er een lage verwachting is voor archeologische aspecten. Het aspect cultuurhistorie en archeologie vormt geen belemmering voor het initiatief.

 

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Het plan is een particulier initiatief dat wordt uitgevoerd en beheerd voor rekening en risico van de initiatiefnemer. Voor de gemeente zijn aan het plan geen financiële consequenties verbonden. Het plan is uitvoerbaar.

Ten behoeve van het initiatief sluit de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst met de gemeente. Door middel van deze overeenkomst is geregeld dat de kosten die verband houden met het initiatief voor rekening zijn van initiatiefnemer.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De vergunningsaanvraag doorloopt de procedure zoals vastgelegd in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Door het voeren van de genoemde procedure, wordt eenieder in de gelegenheid gesteld voor het indienen van zienswijzen.

Van 18 juli 2024 tot en met 28 augustus 2024 heeft een ontwerp van de deze beschikking ter inzage gelegen en is iedereen in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.