Plan: | Verbreding N444 en reconstructie Nagelbrug, Voorhout |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1525.BP2013TEY01020-0401 |
De provincie Zuid-Holland werkt samen met de gemeenten in de Bollenstreek aan de verbetering van de bereikbaarheid van onze regio. Met name de oost-west verbindingen (o.a. de N444) staan al jaren onder druk. De provincie Zuid-Holland voert iedere 6 jaar een trajectstudie uit voor haar wegen naar de doorstroming en verkeersveiligheid. In 2010 is een trajectstudie uitgevoerd voor de N444 vanaf het Postviaduct tot aan Noordwijk. Naar aanleiding van deze trajectstudie heeft de provincie het plan de N444 te verbreden en bij de Nagelbrug een turborotonde te realiseren. De opwaardering van de N444 en de aanleg van een turborotonde bij de Nagelbrug dragen bij aan het doel om de bereikbaarheid van de Bollenstreek te verbeteren. Om deze maatregelen mogelijk te maken is een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk. De provincie Zuid-Holland heeft om die reden een verzoek bij de gemeente Teylingen ingediend voor het wijzigen van het bestemmingsplan op het traject Nagelbrug-N444 (richting Postviaduct). Concreet is het plan om de N444 tussen de Nagelbrug en de A44 te verbreden door de huidige kant van het asfalt aan de zijde van de Haarlemmertrekvaart (water) te handhaven en vanuit deze grens het benodigde profiel in te passen. Dit betekent dat het (bestaande) fietspad en de bermsloot verplaatst moeten worden richting agrarisch gebied. Het kruispunt bij de Nagelbrug zal voorzien worden van een turborotonde over het water met een ongelijkvloerse fietsverbinding aan de noordzijde. Op 13 augustus 2013 heeft het college van Burgemeester en Wethouders besloten medewerking te verlenen aan dit verzoek.
Het plangebied, weergegeven in afbeelding 1.1, betreft het tracé N444, hier Leidsevaart genoemd, langs de Haarlemmertrekvaart, globaal vanaf Teylingen College KTS (Leidsevaart 4 te Voorhout) tot aan de sportvelden van Sikkens / Akzo Nobel (net voorbij Leidsevaart 5 te Sassenheim). In het plangebied is zowel de N444 zelf als een strook aan de oostzijde ten behoeve van de verbreding en de fietsverbinding betrokken. Ook zijn er nieuwe perceelontsluitingen opgenomen ten behoeve van de percelen Leidsevaart 3-3a en Leidsevaart 5 te Voorhout. Ten noorden van de Nagelbrug gaat het om een strook aan de westzijde die bij het plangebied is betrokken.
Afbeelding 1.1: Ligging plangebied
Momenteel gelden twee bestemmingsplannen voor het plangebied. Het nieuwe bestemmingsplan 'Verbreding N444 en reconstructie Nagelbrug, Voorhout' vervangt deze vigerende bestemmingsplannen gedeeltelijk. Het gaat om de volgende plannen:
Bestemmingsplan | Vaststelling raad | Goedkeuring GS (gedeeltelijk) | |
Dorp Voorhout | 23-06-2011 | n.v.t. | |
Landelijk Gebied 2004 (Voorhout) | 16-12-2004 | 05-07-2005 12-12-2006 (revisiebesluit) |
De vigerende bestemmingen langs de N444 en de Nagelbrug zijn grotendeels 'Open Weidegebied' en deels 'Natuurgebied', 'Burgerwoning', 'Niet-agrarisch bedrijf', 'Groen', 'Water', 'Sport' en 'Maatschappelijke doeleinden'. De verbreding van de N444 en de reconstructie van de Nagelbrug past niet binnen deze bestemmingen. Het is daarom noodzakelijk een nieuw bestemmingsplan op te stellen.
Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader waarbinnen de verbreding van de N444 en de reconstructie van de Nagelbrug mogelijk wordt gemaakt. Hiermee is dit een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan.
Voordat dit bestemmingsplan rechtskracht verkrijgt, dient de procedure te worden doorlopen, zoals deze is neergelegd in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en daaraan gekoppelde regelgeving, bijvoorbeeld het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Voorafgaand aan de bestemmingsplanprocedure vindt vooroverleg met diverse betrokken instanties plaats, zoals de provincie Zuid-Holland en het Hoogheemraadschap van Rijnland. Ook vindt er inspraak plaats, voorafgegaan door een inloopbijeenkomst. Tijdens de inloopbijeenkomst wordt het voorontwerpbestemmingsplan getoond en kunnen bewoners vragen stellen. Daarnaast vindt hierover informatievoorziening plaats via de gemeentelijke website en de gemeenteberichten in het lokale nieuwsblad De Teylinger.
Hierna worden de processtappen nader toegelicht.
Vooraankondiging
Op grond van artikel 1.3.1 van het Bro dient voorafgaand aan een procedure van een bestemmingsplan waarin een ruimtelijke ontwikkeling wordt gefaciliteerd, een vooraankondiging te worden gepubliceerd waarin de gemeente aangeeft een bestemmingsplan voor te bereiden. De vooraankondiging van dit bestemmingsplan heeft plaatsgevonden op 4 december 2013.
Vooroverleg en inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan is voorafgaand aan de formele bestemmingsplanprocedure voor inspraak vrijgegeven. Gedurende een periode van 6 weken is een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling te reageren op het bestemmingsplan. De ontvangen inspraakreacties tijdens de inspraakprocedure zijn samengevat en beantwoord in een inspraak- en overlegnota.
Conform artikel 3.1.1 van het Bro dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In dit kader (vooroverleg) is het voorontwerpbestemmingsplan voor advies toegezonden aan de volgende instanties:
1. Ministerie van Infrastructuur en Milieu; Rijkswaterstaat;
2. Ministerie van Economische Zaken;
3. Ministerie van Defensie;
4. Provincie Zuid-Holland;
5. Hoogheemraadschap van Rijnland;
6. Gemeente Noordwijkerhout;
7. Gemeente Oegstgeest;
8. Omgevingsdienst West-Holland;
9. Brandweer Veiligheidsregio Hollands Midden;
10. Samenwerkingsverband Holland Rijnland;
11. Alliander;
12. Gasunie;
13. Tennet;
14. Dunea;
15. Stichting Het Zuid-Hollands Landschap;
16. Greenport Ontwikkelingsmaatschappij Duin- en Bollenstreek;
17. LTO Noord
18. Cultuurhistorisch Genootschap Duin- en Bollenstreek;
Ontwerp
Na afronding van de inspraakprocedure en het vooroverleg wordt de formele bestemmingsplanprocedure gestart. De aanpassingen die volgen uit de inspraakreacties en de vooroverlegreacties zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Ook zijn er ambtshalve aanpassingen doorgevoerd.
Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is artikel 3.8 Wro (gelezen in samenhang met afdeling 3.4 van de Awb) van toepassing. De kennisgeving van het ontwerpbesluit tot vaststelling van het bestemmingsplan moet in de Staatscourant worden geplaatst en dient ook via elektronische weg te geschieden. Tevens dient de kennisgeving te worden toegezonden aan die diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn en aan het waterschap.
Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn wordt een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op het plan in te dienen. Ook moeten de stukken met de kennisgeving aan de eerder genoemde diensten en instanties worden toegezonden (artikel 3:13 Awb), of er moet worden aangegeven waar de (digitale) stukken te vinden zijn (elektronische kennisgeving).
Vaststelling
Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan 'Verbreding N444 en reconstructie Nagelbrug, Voorhout' bestaat uit deze toelichting, de planregels en de verbeelding.
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 de gebiedsvisie uiteengezet. Er wordt een beschrijving gegeven van de huidige ruimtelijk functionele structuur. Vervolgens wordt hier een gebiedsvisie gegeven over de toekomst van het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens een beschrijving gegeven van de juridische vertaling van de beoogde ontwikkelingen en beleidskeuzes. Hoofdstuk 4 behandelt vervolgens de relevante beleidsstukken. De uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling wordt bekeken in verschillende sectorale onderzoeken. Hierbij moet gedacht worden aan onderzoeken zoals luchtkwaliteit, akoestische onderzoeken, externe veiligheid en dergelijke. Dit is verwerkt in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 en 7 gaan tot slot in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie in het plangebied en de omgeving. Vervolgens wordt de toekomstige situatie geschetst.
De gemeente Teylingen ligt in het Groene Hart van de Randstad. Het gebied maakt deel uit van de Greenport Duin- en Bollenstreek in de regio Holland Rijnland. Voorhout ligt op de overgang van het strandwallenlandschap van de Bollenstreek naar het rivierenlandschap van de Oude Rijn.
De strandwallen bestaan nagenoeg geheel uit bollengronden. Het agrarisch grondgebruik is intensief en er is weinig opgaande beplanting. Omdat de strandvlakten zich vroeger minder goed leenden voor bebouwing, is de bebouwing geconcentreerd op de strandwal.
De N444 doorkruist een aantal oude strandwallen en strandvlakten. Tussen de strandwallen liggen de strandvlakten. De strandvlakten bestaan grotendeels uit weidegronden. De weidegronden worden extensief gebruikt. Het gebied rondom de N444 is open door het nagenoeg ontbreken van bebouwing en opgaande beplanting. Richting de kern Voorhout vindt er meer bebouwing en opgaande beplanting plaats. Ten zuidwesten van de Nagelbrug (tussen de Leidsevaart en de Rijnsburgerweg) bevindt zich een historisch bosje, genaamd Overbosch. Vroeger maakte Overbosch deel uit van een veel groter bebost gebied, dat zich uitstrekte van Alkmaar tot Leiden. In zijn huidige vorm is het bosje nog ongeveer 2,5 ha groot. Vlak langs de N444 (Leidsevaart) loopt de historische Haarlemmertrekvaart, die ook wel bekend is onder de namen Leidsevaart, Leidse Trekvaart en Trekvaart Haarlem-Leiden. Van halverwege 17e tot en met halverwege 19e eeuw was dit een belangrijke route voor trekschuiten tussen Haarlem en Leiden.
Veel regionale infrastructuur verknoopt zich in Teylingen. De N206, A44- en A4-corridors verbinden de noord- en zuidvleugel van de Randstad. Door de strategische ligging in de Randstad is er sprake van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven. Daarnaast ligt de kust op korte afstand, wat recreatieve doorgaande verkeersstromen in de gemeente tot gevolg heeft.
De N444 wordt voornamelijk gebruikt door regionaal en doorgaand verkeer. In de zomer is het een belangrijke route voor het verkeer van en naar het strand.
De N444 is een gebiedsontsluitingsweg in de regio Holland Rijnland. Langs het gehele traject ligt een in twee richtingen bereden brom-/fietspad, dat met een smalle berm en een haagje is afgescheiden van de hoofdrijbaan. Het landbouwverkeer maakt gebruik van de hoofdrijbaan. Er komen verschillende erf- en perceelaansluitingen op de N444 uit.
Ook de Tweede Elsgeesterweg sluit aan op de N444, net als de Sportlaan. Ter hoogte van de Nagelbrug sluiten de Rijnsburgerweg en de Herenstraat aan op de N444. Na de Nagelbrug gaat de weg verder langs de Haarlemmertrekvaart. Het in twee richtingen bereden fietspad ligt nu aan de zuidwestzijde van de weg. De uitrit van het scholencomplex KTS is vormgegeven met een in- en uitvoegstrook.
Tussen het Postviaduct en de Nagelbrug liggen, ter plaatse van de toekomstige verbreding van de N444, met name graslanden (open weidegebied). Het gaat hier om (grotendeels) door de provincie Zuid-Holland aangemerkte waardevolle graslanden. Ook bevinden zich langs dit traject een aantal burgerwoningen en bedrijven. Het Overbosch is bestemd als natuurgebied. Ten noorden en westen van de Nagelbrug bevinden zich maatschappelijke voorzieningen zoals scholengemeenschap KTS, een zorginstelling, seniorenwoningen en een dokterspost en dienstapotheek. Ten noorden van de Nagelbrug ligt de Haarlemmertrekvaart aan de oostzijde van de N444.
Buiten het plangebied, ten westen van de N444 in de polder Elsgeest, is de molen 'Hoop doet Leven' aanwezig. De biotoop van deze molen is van invloed op het plangebied.
De inrichting van het kruispunt ter hoogte van de Nagelbrug is verouderd en voldoet niet meer aan de gewenste functionaliteit voor een goede inrichting van een kruispunt met verkeerslichten. Zo ontbreken er middengeleiders voor de verkeersrichtingen en is het kruispunt onoverzichtelijk vanwege de hoogteligging en de gebogen wegvakken naar de kruising op het brugdek. Vanuit alle richtingen is het zicht op de verkeerssituatie matig en onoverzichtelijk. Daarnaast zijn er beperkte en onduidelijke oversteekvoorzieningen aanwezig voor langzaam verkeer. De Nagelbrug heeft een smal profiel, waardoor er onvoldoende ruimte is om de capaciteit van het kruispunt uit te breiden. Dit is een van de grootste knelpunten in het hele tracé.
De huidige capaciteit van het kruispunt Nagelbrug is niet toereikend. ledere cyclus van de verkeersregelinstallatie (VRI) is er een fietsaanvraag wat betekent dat de cyclus maximaal is. Voor alle weggebruikers betekent dit lange wachttijden. De Nagelbrug zelf stamt uit 1935 en dient te worden vervangen.
Circa 100 tot 200 meter van de Nagelbrug ligt zowel noordelijk als zuidelijk een aansluiting. Aan de zuidzijde is dit de aansluiting naar het sportterrein Elsgeest. Aan de noordzijde betreft het de aansluiting naar het terrein van de KTS. Met name de invoegstrook wordt ook regelmatig als tijdelijke parkeerplaats gebruikt. Hier worden tevens in het zwembad van de school zwemlessen gegeven. Beide aansluitingen kennen op de N444 geen opstelruimte voor afslaand verkeer wat vaak resulteert in een rij wachtende voertuigen, die regelmatig terugslaat tot de Nagelbrug en hiermee de afwikkeling van het verkeer op dit kruispunt beïnvloedt. Ter hoogte van de aansluiting met de Sportlaan is het fietspad licht uitgebogen, maar onvoldoende om voor auto's een goede opstelruimte en voldoende zicht op het verkeer te bieden.
Het traject tussen de Nagelbrug en de A44 is smal (verhardingsbreedte 6 meter) en voldoet hiermee niet aan de eisen voor een gebiedsontsluitingsweg type 2 (GOWII). Om deze reden is een aantal jaren geleden de maximum snelheid verlaagd naar 60 km/h. Ter hoogte van Voorhout is de maximumsnelheid teruggebracht naar 50 km/h. Het traject is echter een van de belangrijkste ontsluitingswegen van de Duin- en Bollenstreek en vraagt om meer capaciteit. Door het smalle profiel van de hoofdrijbaan, de smalle berm en het steile talud langs de Haarlemmertrekvaart wordt de berm tussen het fietspad en de hoofdrijbaan veelal gebruikt om uit te wijken. Dit zorgt vooral voor de (brom)fietsers voor een subjectieve onveiligheid.
Projectachtergronden en projectafbakening
De provincie Zuid-Holland heeft vele provinciale wegen in beheer. De Dienst Beheer Infrastructuur (DBI) is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van deze wegen. Begin 2005 is DBI gestart met het implementeren van planmatig beheer en onderhoud. Dit betekent dat de wegtrajecten volgens een meerjarenplanning op basis van de onderhoudsstaat in aanmerking komen voor grootschalig onderhoud. Ten behoeve van het grootschalig onderhoud wordt per traject een trajectstudie opgesteld.
Voor de N444-Nagelbrug is in 2010 een trajectstudie gestart. In de trajectstudie wordt invulling gegeven aan de wens om een visie te ontwikkelen voor de N444.
In de trajectstudie worden de onderhoud- en verbetermaatregelen voor de korte termijn en eventueel voor de lange termijn aangegeven. Hierbij is onderzocht of de maatregelen noodzakelijk en haalbaar zijn (zowel technisch als financieel).
De N444 vormt één van de weinige oost-west verbindingen in de kuststreek en is opgenomen in het CAR-netwerk voor Holland Rijnland (Coördinatie Alternatieve Routes). Het traject maakt tevens deel uit van het DVM-netwerk (Dynamisch Verkeersmanagement) en heeft hierin prioriteit 4. Ook binnen de bereikbaarheidsstudie Grensstreek (Noord- en Zuid-Holland) vormt het een belangrijke verbinding tussen de A44 en de kuststreek. De weg staat niet op de overdrachtsagenda van de provincie Zuid-Holland. Uit de trajectstudie is naar voren gekomen dat zich knelpunten voordoen op het gebied van capaciteit, wegbreedte, de verkeersveiligheid rond de aansluitingen en de technische staat van de Nagelbrug.
Voor het ontwerp en de inrichting van de N444 en de Nagelbrug is uitgegaan van de geldende beleidskaders (PVVP, RVVP), ontwerpkaders (Referentiedocument, Handboek Ontwerpcriteria Wegen, Handboek Wegontwerp CROW), beheerkaders (Beheerplan Wegen 2008-2012, Meerjarenprogramma Wegen 2010-2014) en juridische kaders (bestemmingsplannen en streekplannen). In hoofdstuk 4 wordt een nadere omschrijving gegeven van de geldende beleidskaders.
Het uitgangspunt is om de verkeersveiligheid en de doorstroming te verbeteren. Hierbij is het van belang dat er minder erf-/perceelontsluitingen op de N444 worden aangesloten en dat het traject een ontwerpinrichting krijgt voor 80 km/h.
Daarnaast dient zoveel als mogelijk rekening gehouden te worden met bestaande natuurlijke en cultuurhistorische waarden. In Hoofdstuk 4 wordt hier nader op ingegaan.
De verbreding van de N444 en de reconstructie van de Nagelbrug heeft ook een relatie met diverse andere projecten binnen de gemeente.
Een daarvan is de reconstructie van het Postviaduct bij de A44. Hier worden de aansluitingen van de N444 op de A44 beter vormgegeven waardoor de capaciteit van de kruispunten wordt vergroot en de veiligheid wordt verbeterd. Daarnaast zal het de doorstroming op de N444 verbeteren.
Daarnaast vinden er diverse woningbouwontwikkelingen plaats binnen Teylingen. Voorbeelden zijn Hooghkamer en Engelse Tuin. Door de woningbouw neemt het aantal verkeersbewegingen op de N444 in de toekomst toe. Daarom zijn doorstromingsmaatregelen noodzakelijk om knelpunten te voorkomen. Ook is voorzien in de aanleg van de Noordelijke Randweg. Hiervoor geldt dat er een relatie is met betrekking tot afstemming van de werkzaamheden. Beide projecten zijn noodzakelijk om een goede bereikbaarheid van Teylingen mogelijk te maken.
Wegontwerp en wegprofiel
Door het verbreden van de hoofdrijbaan wordt de functie van de N444 verduidelijkt, waardoor de doorstroming verbetert en de weg veiliger wordt. In het ontwerp is de bestaande kantverharding aan de kant van de Haarlemmertrekvaart uitgangspunt geweest. Van hieruit is het benodigde profiel voor een gebiedsontsluitingsweg II (met ontwerpsnelheid van 80 km/h) ingetekend. Concreet betekent dit ook dat het (bestaande) fietspad en de bermsloot verplaatst moeten worden richting agrarisch gebied. Het kruispunt bij de Nagelbrug zal voorzien worden van een turborotonde over het water met een ongelijkvloerse fietsverbinding aan de noordzijde, zoals weergegeven in afbeelding 2.1. In deze deelparagraaf wordt per wegvak nader toegelicht wat het wegontwerp en -profiel is. Voor het gehele tracé geldt dat het uitgangspunt is dat de fietsverbindingen en de voetgangersverbindingen de N444 ongelijkvloers zullen kruisen. Dit betekent dat het fietsverkeer en voetgangers via een tunnel worden afgewikkeld en daarmee ongelijkvloers het gemotoriseerde verkeer kruisen. Hiermee wordt de verkeersveiligheid verhoogd. Evenwijdig aan de N444 wordt een fietsverbinding gerealiseerd met voor elke richting een rijstrook. Voor het bestemmingsverkeer geldt dat het verkeer tussen Voorhout en de Rijnsburgerweg wordt afgewikkeld via de rotonde op de Nagelbrug. De Sportlaan blijft ontsloten via de N444. Wel worden een aantal erfaansluitingen op de N444 verwijderd. Deze aansluitingen worden aangesloten op de Sportlaan, de Baden Powelllaan of op de Tweede Elsgeesterweg.
Afbeelding 2.1: Ontwerp rotonde Nagelbrug (Bron: Grontmij, 25-02-2014)
Nagelbrug
Verbetering van de situatie ter hoogte van de Nagelbrug is alleen goed mogelijk door de aanleg van een rotonde. In verband met de intensiteit en het ruimtebeslag, is gekozen om deze rotonde deels op de plaats van het huidige bos te projecteren. De voorkeursvariant is een partiële eirotonde. Verbindingen over het water zijn vormgegeven middels 2 bruggen voor autoverkeer en 1 voor het fietsverkeer. Door de hoge intensiteit van het fietsverkeer en de vormgeving van de rotonde is het wenselijk het fietsverkeer de rotonde ongelijkvloers te laten kruisen. Dit wordt gedaan met een fietstunnel onder de weg. Om op het gehele traject de verkeersveiligheid te vergroten wordt het aantal ontsluitingen/erfaansluitingen op de N444 verminderd.
Het kunstwerk Nagelbrug bestaat uit twee viaducten, een noordelijke en een zuidelijke viaduct. Om te steile hellingen van kruisende wegen te voorkomen is de turborotonde niet als een 'platte pannenkoek' ontworpen. Met name voor de aansluiting van de Herenstraat en de Rijnburgerweg is ervoor gekozen de turborotonde als een 'bolle pannenkoek' te ontwerpen.
De doorvaarthoogte voor scheepvaart onder de Nagelbrug bedraagt in de huidige situatie 2,50 meter. Deze doorvaarthoogte blijft in de nieuwe situatie gehandhaafd.
Op het doorgaande fietspad langs de N444 worden de fietspaden aan weerszijden van de Herenstraat en het fietspad langs de Rijnsburgerweg aangesloten.
Herenstraat
Ter plaatse van de aansluiting op de nieuwe rotonde Nagelbrug is de Herenstraat hoger en meer in oostelijke richting aangesloten op de rotonde. In de Herenstraat komt een brede fietsoversteek, geprojecteerd op ongeveer 10 meter afstand van de rotonde. De breedte en de lengte van de fietsoversteek tussen de rijbanen in (middengeleider) is ongeveer 5,00 meter. Met een bredere en langere middengeleider wordt er meer opstelruimte gecreëerd voor (brom)fietsers. De opstelruimte is aan beide zijden 5,00 meter. De breedtes van zowel het voetpad als het fietspad aan beide zijden van de weg zijn 2,00 meter. De infohaven wordt teruggebracht.
Rijnsburgerweg
Ter plaatse van de aansluiting op de nieuwe rotonde Nagelbrug is de Rijnsburgerweg hoger en meer in oostelijke richting aangesloten op de rotonde. In verband met de zeer beperkte ruimte, wordt alleen door middel van markeringen (en bebordingen) aangegeven welke route de (brom)fietsers moeten volgen. Het nieuwe fietspad aan de westzijde van de Rijnsburgerweg loopt aan de westzijde van de N444 door tot de ongelijkvloerse fietsonderdoorgang.
Ten noorden van de Nagelbrug
Langs dit wegvak ligt een in twee richtingen bereden fietspad met een breedte van 3,50 meter en met daarlangs een voetpad, zodat de bereikbaarheid van de woongebieden aan weerszijden van de N444, het centrum van Voorhout en de bushaltes aan weerszijden is gewaarborgd.
Voetgangers-/fietsonderdoorgang
Ongeveer 140 meter ten noorden van de rotonde Nagelbrug wordt een voetgangers-/fietsonderdoorgang gerealiseerd. Het wegvak van de rotonde tot de onderdoorgang wordt op dezelfde hoogte van de rotonde aangelegd. Het fietspad wordt 3,50 meter breed, met een obstakelvrije afstand van 0,50 meter, en het voetpad 2,50 meter breed. De doorrijhoogte zal 2,50 meter bedragen.
Bushaltes
In het ontwerp voor de Nagelbrug (en daar direct rondom) wordt qua ruimte rekening gehouden met (toekomstige) haltevoorzieningen.
Ten zuiden van de Nagelbrug
De N444 wordt gecategoriseerd als een 'gebiedsontsluitingsweg type II'. Dit type bestaat uit een rijbaan met daarop voor beide richtingen een rijstrook buiten de bebouwde kom, waarvoor een ontwerp- en maximumsnelheid van 80 km/h geldt. Binnen de bebouwde kom zal een maximumsnelheid van 50 km/h aangehouden worden. De huidige verhardingsbreedte is ongeveer 6 meter. In de nieuwe situatie zal dit 7,5 meter worden. Tussen de rijbaan en het fietspad komt een obstakelvrije ruimte 4,50 meter. Het nieuwe fietspad krijgt een breedte van 3,50 meter en een zijbermbreedte van 1,00 meter.
De bestaande zijberm langs de Haarlemmertrekvaart is relatief smal en daardoor verkeersonveilig. De bestaande bermbreedte voldoet niet aan de geldende richtlijnen. De rijbaan wordt daarom in oostelijke richting opgeschoven. De nieuwe kantverharding ligt gemiddeld circa 1,3 meter ten oosten van de bestaande kantverharding.
Aan de oostzijde van het fietspad komt de doorgaande watergang te liggen.
Kruispunt Sportlaan
De Sportlaan behoudt zijn aansluiting op de N444. De fietsoversteek is op 5 meter van de kantverharding van de N444 geprojecteerd. Ter plaatse van de woningen met adres Leidsevaart 1 en 3, 3a wordt het fietspad zoveel mogelijk tegen de rijbaan aangelegd. Hier is in het ontwerp een tussenberm van 1,25 meter gehanteerd.
Kruistpunt 2e Elsgeesterweg
Het bestaande kruispunt 2e Elsgeesterweg wordt in zuidelijke richting verplaatst. In het nieuwe kruispunt wordt rekening gehouden met de aansluiting van de 2e Elsgeesterweg, de ontsluitingsweg van het bedrijf en de woning op nr. 5 en een fietsoversteek van het doorgaande fietspad (zie afbeelding 2.2). De bestaande directe ontsluiting van het bedrijf en de woning op nr. 5 op de N444 komt te vervallen. De Provincie Zuid-Holland zal uit oogpunt van verkeersveiligheid een nieuwe ontsluiting voor het bedrijf en de woning op nr. 5 realiseren. De breedte van deze nieuwe ontsluitingsweg is 4,50 meter.
Het doorgaande fietspad wordt ter plaatse van de nieuwe kruising licht uitgebogen, zodat de rand van de fietsoversteek op 10 meter uit de kantverharding van de N444 komt te liggen. Tussen het fietspad en de nieuwe ontsluitingsweg is voor de afwatering een greppel in het ontwerp opgenomen.
In het ontwerp is op de N444 vanuit noordelijke richting rekening gehouden met een linksafstrook met een lengte van 75 meter. Vanuit zuidelijke richting is geen aparte rechtsafstrook opgenomen in het ontwerp.
Voor het instandhouden van de waterhuishouding wordt de bestaande watergang langs de N444 ter plaatse van het nieuwe kruispunt naar de overzijde van de nieuwe weg verlegd.
Afbeelding 2.2: Ontwerp ontsluiting 2e Elsgeesterweg (Bron: Grontmij, 25-02-2014)
Ontsluiting (landbouw)percelen
Ten zuiden van de Nagelbrug zijn momenteel vijf landbouwontsluitingen en drie perceelontsluitingen direct op de N444 gesitueerd. Deze directe ontsluitingen op de N444 komen, uit oogpunt van verkeersveiligheid, te vervallen, behalve de ontsluiting ter plaatse van het (nieuwe) gemaal van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Deze ontsluiting blijft nodig ten behoeve van de bereikbaarheid van het nieuwe gemaal. Voor de ontsluitingen van Leidsevaart 3/3a worden op de plankaart van dit bestemmingsplan nieuwe ontsluitingen mogelijk gemaakt. Nadat deze nieuwe ontsluitingen zijn gerealiseerd zullen de huidige ontsluitingen van Leidsevaart 3/3a komen te vervallen. Het plan is (maximaal drie) nieuwe ontsluitingen via de achterzijde van de percelen met de Baden Powellaan / Sportlaan te realiseren. Tevens wordt hierbij meegenomen de ontsluiting van het aangrenzende landbouwperceel.
Geluidswerende voorzieningen
De verbreding van de N444 en de aanleg van een rotonde op de Nagelbrug brengt met zich mee dat op een aantal gebouwen de geluidsnorm overschreden wordt. Dit wordt opgelost door het aanleggen van een geluidsscherm. In hoofdstuk 5 wordt het geluidsaspect nader onderbouwd.
Met het verbreden van de N444 en de reconstructie van de Nagelbrug zal een aantal bestaande functies in omvang worden verkleind, zoals verder in deze paragraaf nader wordt toegelicht. De ruimtelijke structuur in groter perspectief gezien blijft overwegend hetzelfde.
Het park Overbosch wordt met ongeveer 900 m2 verkleind ten behoeve van de nieuwe rotonde op de Nagelbrug. Met het ontwerpen van de rotonde is zoveel mogelijk rekening gehouden met de historische en ecologische waarden van Overbosch. De rotonde Nagelbrug is zo ontworpen dat de verkleining van park Overbosch minimaal is gebleven. Park Overbosch valt binnen de Ecologische Hoofdstructuur. De provincie Zuid-Holland heeft ten behoeve van kwalitatieve compensatie een compensatieplan opgesteld in overleg met gemeente en Vrienden van het Overbosch.
Ook zal er kwantitatieve compensatie plaatsvinden binnen het project 'Noordelijke Randweg'. Daarnaast zal, ter plaatse van de verbreding van de N444, een smalle strook weidevogelgebied/beschermd grasland verloren gaan. Het is niet mogelijk om de verbreding binnen de huidige grenzen van de N444 (incl. fietspad) te realiseren. In hoofdstuk 4 en 5 wordt nader ingegaan op bovengenoemde aspecten.
Net buiten het plangebied is de molen 'Hoop doet Leven' gelegen, waarvan de molenbiotoop over het plangebied valt. Bij de verdere uitwerking van de inrichting van het plangebied zal rekening gehouden worden met deze biotoop. Zo zal er geen hoog opgaande beplanting worden aangelegd binnen de biotoop.
Daarnaast zal een gedeelte van de groenstrook ten zuiden van de Sportlaan een verkeersbestemming krijgen ten behoeve van de verplaatsing van het fietspad. In het vigerende bestemmingsplan heeft dit stuk grond de bestemming 'Sport'. Ook ten noorden van de Sportlaan zal ten behoeve van de verplaatsing van het fietspad een smalle strook met maatschappelijke functies omgezet worden naar een verkeersbestemming.
Ten noorden van de Nagelbrug en ten westen van de N444 krijgt de bestaande groenstrook een verkeersfunctie.
Daarnaast wordt nog een strook van een aantal percelen die de provincie heeft aangekocht omgezet naar een verkeersbestemming.
In dit hoofdstuk is uiteengezet wat de bestaande situatie en de toekomstige situatie zal zijn. Hierbij is zo veel mogelijk aangesloten op de bestaande ruimtelijke en functionele structuur. Ook is aangesloten op de eisen die worden gesteld aan een gebiedsontsluitingsweg met een ontwerpsnelheid van 80 km/h. In hoofdstuk 4 wordt nader gemotiveerd hoe het plan zich voegt naar de beleidskaders. Uit milieukundig onderzoek (hoofdstuk 5) blijkt dat de verbreding van de N444 en de reconstructie van de Nagelbrug verantwoord en haalbaar is. In samenhang hiermee kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opbouw en inhoud van de regels van dit bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen analoog en digitaal beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar zijn en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden.
Het bestemmingsplan 'Verbreding N444 en reconstructie Nagelbrug, Voorhout' is een ontwikkelingsplan. Dit betekent dat door middel van dit bestemmingsplan ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt in het plangebied. In dit geval de verbreding van de N444 en realisatie van een rotonde ter hoogte van de Nagelbrug en een ongelijkvloerse kruising (tunnel) voor langzaam verkeer ten noorden van de Nagelbrug.
Het bestemmingsplan 'Verbreding N444 en reconstructie Nagelbrug, Voorhout' bestaat uit een verbeelding van de bestemmingen en de daaraan verbonden regels. De bestemming van de gronden (en wateren) is geometrisch bepaald door middel van lijnen, coderingen en arceringen. Bij de bestemmingen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de SVBP 2012.
In het plan is het toegestane gebruik van de gronden bepaald. Iedere functie heeft daartoe een bestemmingsvlak gekregen, bijvoorbeeld Verkeer, Groen of Water. In de regels is per bestemming bepaald welke gebruiksmogelijkheden voor de gronden gelden.
Bij de opzet van dit bestemmingsplan is gekozen voor een gedetailleerde bestemmingsregeling. Dat wil zeggen dat op de verbeelding is aangegeven waar welke bestemming gewenst is. Gezien de aard van het bestemmingsplan (infrastructuur) zijn geen gebouwen gewenst (behoudens ten behoeve van nutsvoorzieningen) en zijn dan ook geen bouwvlakken opgenomen, uitgezonderd ter plaatse van de functieaanduiding 'gemaal' voor een poldergemaal.
Voor een aantal afwijkende functies is een aanduiding opgenomen. Zo is voor de nieuwe perceelontsluitingen achter Leidsevaart 3/3a een aanduiding 'perceelontsluitingen' opgenomen, waarbij maximaal 3 perceelontsluitingen van de aangrenzende percelen zijn toegestaan met een maximale breedte van 3,5 meter.
Daarnaast is voor het te realiseren geluidsscherm een aanduiding in de bestemming Verkeer opgenomen. Ten behoeve van detailhandel en evenementen in de Herenstraat zijn de functieaanduidingen 'detailhandel' respectievelijk 'evenemententerrein' opgenomen.
De planregels zijn opgesplitst in vier hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk worden de inleidende regels beschreven. In het tweede hoofdstuk is de bestemmingsregeling gegeven die geldt voor het plangebied. In hoofdstuk 3 zijn vervolgens de algemene regels opgenomen. Tot slot staan in hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. In de onderstaande subparagrafen wordt per artikel uiteengezet wat de functie van het artikel is binnen het bestemmingsplan.
Begrippen (artikel 1) en Wijze van meten (artikel 2)
De begrippen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, worden in artikel 1 nader gedefinieerd. Bij toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel opgenomen definities van begrippen. Naast begrippen zijn in het bestemmingsplan hoogte- en andere maten opgenomen die van belang zijn bij het bouwen van bouwwerken. Artikel 2 van de regels geeft een nadere omschrijving hoe de bedoelde maten gemeten moeten worden.
Artikel 3 - Groen
Binnen het plangebied zijn structuurbepalende groengebieden opgenomen. Deze gronden zijn bestemd als Groen. Binnen de bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, toegestaan. Verder is om enige flexibiliteit in het bestemmingsplan te houden de mogelijkheid om binnen de bestemming eveneens nutsvoorzieningen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden aan te leggen.
Artikel 4 - Verkeer
Voor wegen waar geen sprake is van een 30 km/h regime, is de bestemming Verkeer opgenomen. Daar waar de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied gericht is op de verblijfsfunctie, is deze bestemming met name gericht op ontsluiting van gebieden. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Ook deze bestemming kent enige flexibiliteit. Zo zijn er ook bijvoorbeeld geluidwerende voorzieningen, geluidsschermen, groen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, nutsvoorzieningen, water, speelvoorzieningen en kunstwerken toegestaan.
In de specifieke gebruiksregels is opgenomen dat de gereconstrueerde weg pas in gebruik mag worden genomen, nadat een geluidsscherm en geluidsreducerend asfalt zijn gerealiseerd.
Artikel 5 - Verkeer - Verblijfsgebied
In het plangebied bevinden zich ontsluitingswegen. Deze wegen zijn opgenomen binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming wordt eveneens ruimte geboden voor parkeergelegenheden, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en kunstwerken. Voor zover het openbaar gebied geen onderdeel uitmaakt van het structureel groen, is de openbare ruimte en de groenvoorzieningen opgenomen binnen deze bestemming.
Artikel 6 - Leiding -Gas
De planologisch relevante leidingen zijn in deze dubbelbestemming als zodanig bestemd. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is alleen na afwijken toegestaan. Ter bescherming van aanwezige leidingen is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. Voorwaarde daarbij is dat het belang van de leiding niet geschaad wordt, waartoe de beheerder wordt geraadpleegd.
Artikel 7 - Waarde -Archeologie
In Voorhout en Sassenheim is sprake van afwisselend lage, middelhoge en hoge verwachtingswaarden voor archeologische resten. Bij de ruimtelijke inrichting en ontwikkelingen moet daarom gezocht worden naar eventueel voorkomende archeologische waarden. De dubbelbestemming Waarde - Archeologie is daarom opgenomen om het gebied aan te geven waar in ieder geval onderzoek benodigd is. Hierbij is een onderverdeling gemaakt naar 3 waarden, namelijk' specifieke vorm van waarde - 1 t/m 3'. Waarde - 1 is opgenomen voor gebieden met een hoge of onbekende verwachtingswaarde en niet-beschermde archeologische monumenten. Waarde - 3 is voor gebieden met een lage verwachtingswaarde. Waarde - 2 is voor die gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde, maar komt in het plangebied niet voor. In dit artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming Waarde - Archeologie te wijzigen, danwel geheel of gedeeltelijk te verwijderen. Dit is mogelijk indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen sprake meer is van archeologische waarden dan wel niet langer archeologische bescherming of zorg nodig is. Uit het nader archeologisch onderzoek moet blijken dat het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden voorziet. Indien uit onderzoek mocht blijken, dat op een onderzoekslocatie wel sprake is van archeologische waarden, dan kan de bestemming Waarde - Archeologie alsnog opgenomen worden.
Artikel 8 - Waterstaat - Waterkering
Deze bestemming is toegekend aan de waterkeringen in het plangebied. Deze gronden hebben een waterkerende functie of zijn van invloed op de waterkering. Er is sprake van samenvallende bestemmingen, waarbij de met 'Waterstaat - Waterkering' samenvallende bestemmingen ondergeschikt zijn. Dit uitgangspunt is vertaald in de betreffende bouwregels. Langs de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' zijn beschermingszones aanwezig waarop de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland van toepassing is. Voor het uitvoeren van werkzaamheden binnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' en in de beschermingszones is een omgevingsvergunning vereist.
Artikel 9 - Anti-dubbeltelregel
De regel is om te voorkomen dat mocht in het bestemmingsplan zijn bepaald, dat bij een gebouw een open terrein verplicht is, dat terrein nog eens meetelt bij de beoordeling van een aanvraag van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke verplichting wordt gesteld.
Artikel 10 - Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn. Daarnaast is een regeling opgenomen voor ondergronds bouwen. Voorts is een regeling opgenomen om te voorkomen dat bouwwerken die legaal tot stand zijn gekomen, maar qua maatvoering niet geheel in overeenstemming zijn met het voorliggende bestemmingsplan, worden 'wegbestemd'.
Artikel 11 - Algemene gebruiksregels
Hier wordt geregeld dat niet-locatiegebonden evenementen binnen het plangebied zijn toegestaan, ook buiten de aangewezen evenemententerreinen.
Artikel 12 - Algemene aanduidingsregels
Binnen het plangebied is een 'vrijwaringszone - molenbiotoop' opgenomen. Deze biotoop is opgenomen ter bescherming en instandhouding van de molen en zijn biotoop.
Artikel 13 - Algemene afwijkingsregels
Dit artikel is opgenomen om ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan met een algemene bevoegdheid mogelijk te maken. De regeling voorziet in een duidelijke begrenzing van het toepasbaar bereik van de afwijking.
Artikel 14 - Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd.
Artikel 15 - Overige regels
In dit artikel is bepaald dat wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) mag een bestemmingsplan enkel en alleen worden gewijzigd volgens de vereiste procedure van de Wro. De Afdeling heeft er bezwaar tegen dat een plan impliciet gewijzigd kan worden. Met dit artikel wordt dit voorkomen.
Artikel 16 - Overgangsrecht
Het overgangsrecht ten aanzien van het bouwen staat verwoord in artikel 3.2.1 Bro. Dit artikel is, rekening houdend met de terminologie uit de Wabo, één op één overgenomen in dit bestemmingsplan. Een bouwwerk dat op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt aanwezig is dan wel planologisch mogelijk is, mag gedeeltelijk worden vernieuwd, veranderd of in het geval van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De aard van het gebouw mag hierbij niet veranderen en ook mag de omvang niet worden vergroot. Eventuele uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag. Het tweede lid gaat in op het gebruik van (on)bebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Ander strijdig gebruik is niet toegestaan.
Artikel 17 - Slotregel
Het laatste artikel van het bestemmingsplan betreft de slotregel, waarin de naam, zoals de regels aangehaald kunnen worden, is opgenomen.
Dit hoofdstuk geeft het relevante (toegepast op plangebied) actuele ruimtelijk beleidskader weer en conclusies met betrekking tot de betekenis van het beleidskader voor het plan. Het specifieke, sectorale, beleid gericht op bepaalde (milieu)thema's komt bij het volgende hoofdstuk aan bod. Dit heeft als voordeel dat op één plaats alle informatie over een onderwerp is verzameld.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op Rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw Rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.
De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste Rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van Rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.
Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het Rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven)lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma's.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-) AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds is het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.
Onderwerpen waarvoor het Rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien geldende bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie jaar na inwerkingtreding van het besluit zijn aangepast.
Bij besluit van 28 augustus 2012 (inwerking getreden op 1 oktober 2012) is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen hoofdinfrastructuur (reserveringen voor hoofdwegen en landelijke spoorwegen en vrijwaring rond Rijksvaarwegen), de elektriciteitsvoorziening, het regime van de herijkte ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).
Ook is bij besluit van 28 augustus 2012 het Bro aangepast. In het Bro is de ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder) opgenomen. Als gevolg van deze wijziging zijn gemeenten en provincies verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de duurzaamheidsladder op te nemen, wanneer een zodanig besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt.
Het Barro doet geen specifieke uitspraken die van belang zijn voor het bestemmingsplan.
De beoogde ontwikkelingen vallen niet onder een van de nationale belangen.
Structuurvisie 'Visie Ruimte en Mobiliteit' (2014)
De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau aan in de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. Bij de vaststelling op 9 juli 2014 van de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM), kwamen de Structuurvisie - Visie op Zuid-Holland (2010) en Verordening Ruimte 2010 te vervallen. De VRM geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving.
De VRM bestaat uit: 1) de structuurvisie 'Visie Ruimte en Mobiliteit', 2) de Verordening ruimte 2014, 3) het Programma ruimte en 4) het Programma mobiliteit.
De VRM biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven. Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:
1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,
2. vergroten van de agglomeratiekracht,
3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,
4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.
De kwaliteitskaart is voor de provincie een belangrijk instrument om ruimtelijke ontwikkelingen zodanig te sturen dat ze een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. De kaart geeft een beschrijving van de gebiedskenmerken en kwaliteiten van Zuid-Holland, waar rekening mee gehouden dient te worden in de planvorming. Het gebied waarbinnen de planlocatie zich bevindt is aangeduid als 'bollenlandschap' en 'water als structuurdrager'.
Afbeelding 4.1: Uitsnede Kwaliteitskaart Visie Ruimte en Mobiliteit
Om te kunnen bepalen of een ontwikkeling past bij de gebiedskwaliteit, waardeert de provincie de kwaliteit van gebieden in categorieën en onderscheidt ze ruimtelijke ontwikkelingen naar hun mate van impact op de omgeving. Er wordt een tweetal beschermingscategorieën onderscheiden, waar ook onder voorwaarden van ruimtelijke kwaliteit ontwikkelingen mogelijk zijn, maar waar vanwege de kwetsbaarheid of bijzonderheid extra voorwaarden van toepassing zijn.
Gebieden met een specifieke waarde (categorie 2)
De provincie wil in een aantal gebieden specifieke waarden in stand houden omdat ze landschappelijk, ecologisch of qua gebruikswaarde bijzonder en kwetsbaar zijn. Ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden zijn mogelijk, maar met inachtneming van de specifieke waarden naast de generieke bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit. De volgende gebieden hebben specifieke waarden:
- belangrijke weidevogelgebieden;
- openbare recreatiegebieden;
- groene buffers;
- graslanden in de Bollenstreek.
Gebieden met bijzondere kwaliteit (categorie 1)
Een relatief beperkt aantal gebieden is zo bijzonder, waardevol en kwetsbaar, dat de instandhouding en mogelijk verdere ontwikkeling van de waarden die ze vertegenwoordigen voorrang heeft boven alle andere ontwikkelingen. De gebieden met bijzondere kwaliteit dragen in hoge mate bij aan de identiteit, beleving en biodiversiteit van Zuid-Holland. Ruimtelijke ontwikkelingen in en direct grenzend aan deze categorie zijn alleen mogelijk voor zover ze bijdragen aan deze kwaliteit. Het gaat om de gebieden met de volgende kwaliteiten:
- Hoge en spcifieke natuurwaarden in Zuid-Holland (EHS en Natura 2000);
- Cultuurhistorische kroonjuwelen.
Een deel van het plangebied valt zowel binnen beschermingscategorie 1, namelijk de Ecologische Hoofdstructuur (Park Overbosch), als binnen beschermingscategorie 2, namelijk belangrijk weidevogelgebied en graslanden in de Bollenstreek (ten oosten van de N444).
EHS
De duinen, de rivieren, de deltawateren en de natuurgebieden in het veenweidegebied zijn de grote dragers van de biodiversiteit in Zuid-Holland. Het belangrijkste instrument om de biodiversiteitsdoelen te bereiken is de realisatie van de ecologische hoofdstructuur (EHS). De provincie heeft de ambitie om de EHS uiterlijk in 2027 gerealiseerd te hebben. De EHS bestaat uit een robuust, kwalitatief hoogwaardig en samenhangend netwerk van bestaande bossen, natuurgebieden, landgoederen, nieuwe natuurgebieden, ecologische verbinden, de grote rijkswateren en de Noordzee.
Weidevogelgebied
Ook buiten de EHS zijn grote natuurwaarden aanwezig. Behoud, herstel en verdere ontwikkeling van deze natuurwaarden dragen substantieel bij aan de biodiversiteit in Zuid-Holland. Aanvullend wordt onder andere ingezet op de volgende opgave: het in stand houden van belangrijke leefgebieden voor weidevogels in blijvend agrarisch gebied door agrarisch natuurbeheer.
Compensatie
In een dynamische omgeving is het onvermijdelijk dat plannen ontwikkeld worden die inbreuk maken op de te beschermen waarden. In het algemeen is het handelingskader voor ruimtelijke kwaliteit gericht op een goede landschappelijke inpassing en mitigatie van de negatieve effecten bij nieuwe plannen, projecten of initiatieven. In een aantal gevallen wordt compensatie geëist als specifieke natuur-, recreatie- of landschapswaarden verloren gaan. De aangetaste waarden moeten elders worden hersteld. Gedeputeerde Staten hebben hiertoe de 'Beleidsregel compensatie natuur, recreatie en landschap Zuid-Holland 2013' vastgesteld. Binnen de EHS en de weidevogelgebieden zijn geen nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen toegestaan die een significant negatief effect hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied tenzij daarmee een groot openbaar belang gediend is en er geen reële alternatieven voorhanden zijn. In dat geval moet de schade zoveel mogelijk beperkt worden door het treffen van mitigerende maatregelen en moet de resterende schade gecompenseerd worden. In het algemeen vindt de compensatie plaats:
Het gedeelte EHS wat verloren gaat door de aanleg van een rotonde op de Nagelbrug wordt gecompenseerd binnen het project 'Noordelijke Randweg, Voorhout'. Wat betreft het belangrijk weidevogelgebied zijn voor dit plan geen reële alternatieven voorhanden. Het gaat hier namelijk om een verbreding van een al reeds bestaande weg. Bovendien is er een groot openbaar belang mee gediend, namelijk het verbeteren van de bereikbaarheid en de (verkeers)veiligheid van het gebied. In hoofdstuk 5 paragraaf 8 'Ecologie' wordt nader op dit aspect ingegaan.
Waterveiligheid
De provincie kiest voor een duurzaam waterveiligheidsbeleid door in te zetten op sterke keringen en aanpassingen in ruimtegebruik, en door te anticiperen op de potentiële gevolgen van overstromingen.
Binnen het plangebied is een regionale waterkering gelegen. De provincie bepaalt op basis van huidige en toekomstige (economische) gebruiksfuncties welk beschermingsniveau voor een regionale kering noodzakelijk is. Zuid-Holland heeft ongeveer 2000 kilometer genormeerde regionale keringen. Ze dienen voornamelijk om overstromingen vanuit het binnenwater te voorkomen. Een verandering in het binnendijkse ruimtegebruik kan ook een verandering in beschermingsniveau met zich meebrengen. Waar regionale keringen worden versterkt, gebeurt dat op zodanige manier dat naast de veiligheid ook de kwaliteit van landschap, de recreatiewaarde en/of de ecologische waarde van het gebied toeneemt. In de Verordening Ruimte zijn planologische beschermingszones opgenomen voor de regionale waterkeringen.
Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS)
Het cultureel erfgoed van Zuid-Holland is een belangrijke drager van ruimtelijke kwaliteit. Zeker in combinatie met groen en water verhoogt het erfgoed de variëteit en daarmee de aantrekkelijkheid van stad en landschap. Deze toegevoegde waarde van erfgoed bevordert de provincie op diverse manieren:
De cultuurhistorische en archeologische waarden zijn gebundeld in de cultuurhistorische hoofdstructuur (CHS), die de basis vormt voor het provinciaal erfgoedbeleid. Het beschermende ruimtelijk beleid richt zich met name op een selectie van de CHS:
- cultuurhistorische kroonjuwelen,
- molen- en landgoedbiotopen,
- werelderfgoed (bestaand en potentieel),
- archeologie.
Binnen het plangebied ligt een deel van een molenbiotoop. Molens en landgoederen vormen een kenmerkende combinatie van cultuurhistorie, natuur en landschap. Daarbij gaat het niet alleen om het monument op zich, maar ook om zijn omgeving en ensemblewaarde. Hiervoor zijn in de Verordening Ruimte planologische beschermingszones (biotopen) opgenomen. Richtpunt is het behouden en versterken van monumentale windmolens in hun omgeving als ensemblewaarde.
Verordening Ruimte 2014
In samenhang met de structuurvisie is ook de Verordening Ruimte 2014 opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. De volgende bepalingen zijn relevant voor dit bestemmingsplan.
Ruimtelijke kwaliteit
De provincie heeft voorwaarden opgesteld ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit waaraan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen. Aan de volgende voorwaarden dient voldaan te worden:
Verantwoording ruimtelijke kwaliteit
De verbreding van de N444 vindt plaats in een gebied met beschermingscategorie 2: belangrijk weidevogelgebied. De oppervlakte die fysiek dan wel door verstoring verloren gaat is echter dermate gering dat er geen sprake is van een significatie aantasting. De verbreding van de N444 is een ontwikkeling die aan te duiden is als 'inpassing', zoals onder a genoemd. De verbreding van de bestaande weg past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart. De ontwikkeling is wat betreft het aspect 'beschermd grasland in de Bollenstreek' en 'Ecologische Hoofdstructuur' wel in strijd met de Verordening ruimte 2014. In de volgende alinea's wordt hier nader op ingegaan.
Beschermd grasland in de Bollenstreek
Ter plaatse van de verbreding van de N444, ten zuiden van de Nagelbrug, is een deel van de gronden in de verordening aangewezen als 'gebieden met te beschermen graslanden Bollenstreek'. Een bestemmingsplan voor gronden, die zijn aangeduid als 'gebieden met te beschermen graslanden Bollenstreek', bevat regels ter bescherming van deze graslanden waarbij het uitgangspunt is dat uitsluitend ontwikkelruimte wordt geboden voor ontwikkelingen met een aantoonbare meerwaarde voor de ruimtelijke kwaliteit van de graslanden zelf.
De graslanden in de Bollenstreek zijn waardevol en hebben, vanwege hun open karakter, een belangrijk structurerend effect op het landschap in de Bollenstreek. De graslanden zijn bovendien belangrijk voor de weidevogels.
Vanuit historisch perspectief weerspiegelen de graslanden de combinatie van bodemgesteldheid en landgebruik die hier van oudsher was. In de vlaktes tussen de strandwallen, waar een laag veen op het zand aanwezig was, was het land in gebruik als grasland. Daarnaast zijn er graslanden aanwezig in het mondingsgebied van de Oude Rijn, waar door de aanwezigheid van klei de grond minder geschikt is als bollengrond.
De druk op de grond in de Bollenstreek en dus ook op de graslanden is hoog. Dit betekent dat ook graslanden in het verleden zijn omgezet naar bollengrond of een andere functie hebben gekregen. De provincie wil het contrast tussen de nog gave open strandvlakte en de voor de bollenteelt in cultuurgebrachte (afgezande) oude duinen en strandwallen in stand houden door het handhaven van de relatieve openheid en het gebruik als grasland. Zij richt daarbij op de grote oppervlaktes en samenhangende structuren. Ontwikkelingen zijn alleen mogelijk als er een aantoonbare meerwaarde is voor de ruimtelijke kwaliteit van de graslanden zelf. Dit betekent dat bij ontwikkelingen in deze gebieden goed gekeken moet worden of zij niet leiden tot een verlies aan openheid en een substantiële verandering van het grondgebruik. De aanleg van een wandelpad zou bijvoorbeeld een meerwaarde kunnen hebben, mits dit niet wordt gecombineerd met een bomenrij of opgaande beplanting.
Voor deze regeling geldt wel dat Gedeputeerde Staten ontheffing kunnen verlenen van de regels van de verordening voor zover de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de met die regels te dienen provinciale belangen. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden indien de betrokken provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.
Verantwoording ontwikkeling in beschermde graslanden
Deze ontwikkeling heeft op zichzelf geen aantoonbare meerwaarde voor de ruimtelijke kwaliteit van de graslanden zelf. Een ontheffing van de verordening ruimte is dus noodzakelijk om deze ontwikkeling mogelijk te maken.
Een strook graslanden langs de N444 zal omgezet worden naar een verkeersbestemming en naar water. Het gaat echter om een relatief smalle strook. Daarnaast krijgt het perceel Leidsevaart 5 een nieuwe ontsluiting via een nieuw aan te leggen ontsluitingsweg. Deze nieuwe ontsluitingsweg ligt ook op beschermd grasland. Binnen de nieuwe bestemmingen worden geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van een gebouwtje ten behoeve van een poldergemaal. De openheid van het gebied blijft behouden. In hoofdstuk 2 is al nader toegelicht waarom deze ontwikkeling (verbreding N444) noodzakelijk is. Ook zijn in hoofdstuk 2 de maatregelen nader omschreven. In hoofdstuk 5, paragraaf 8 Ecologie, wordt nader ingegaan op de beschermde graslanden, cq. het weidevogelgebied.
Op 27 mei 2014 en aanvullend op 20 oktober 2014 heeft de gemeente Teylingen bij de provincie Zuid-Holland een ontheffing van de Verordening Ruimte aangevraagd [Aanvraag ontheffingen door gemeente Teylingen waardevolle graslanden en Ecologische hoofdstructuur - bijlage 12 van deze toelichting]
Op 23 september 2014 (verzonden 30 oktober 2014) en 16 december 2014 (verzonden 13 januari 2015) hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland ontheffingen verleend van de Verordening ruimte 2014 voor de verbreding van de N444 in waardevolle graslanden in de Bollenstreek [Verleende ontheffingen door provincie Z-H waardevolle graslanden en Ecologische hoofdstructuur - bijlage 13 van deze toelichting].
De verbreding van de N444 is een bijzondere situatie met groot maatschappelijk belang. De oppervlakte grasland die fysiek verloren gaat is dermate gering dat er geen sprake is van wezenlijke aantasting van de kwaliteit van de graslanden in hun ruimtelijke samenhang. In die zin heeft de provincie besloten dat hier sprake is van een bijzondere situatie en dat de realisatie van de verbreding niet in verhouding staat met het te dienen belang de regels uit de verordening voor de waardevolle graslanden in de Bollenstreek.
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
Het Overbosch is gelegen binnen de EHS (bestaande natuur). Binnen de EHS zijn geen bestemmingen toegestaan die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken, of leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van die gebieden.
De begrenzing van de EHS kan door Provinciale Staten wel worden gewijzigd in overeenstemming met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van de regels van de verordening voor zover de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de met die regels te dienen provinciale belangen. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden indien de betrokken provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Voor zover de ontheffing betrekking heeft op een ontwikkeling in een gebied behorende tot de Ecologische Hoofdstructuur gelden aanvullend de volgende voorwaarden:
Bij compensatie, zoals bedoeld onder b (hierboven) moeten in ieder geval de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
De toelichting van het bestemmingsplan, waarin de ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt waarvoor een ontheffing van de provincie nodig is, bevat een verantwoording, zoals bedoeld onder c (hierboven) over de aard van de effectbeperkende of compenserende maatregelen, de begrenzing van het compensatiegebied, en de wijze waarop die compensatie duurzaam is verzekerd.
Verantwoording maatregelen EHS
Omdat de rotonde voor een deel binnen de EHS komt te liggen is een ontheffing van de Verordening Ruimte noodzakelijk. In hoofdstuk 2 is reeds omschreven wat de huidige knelpunten op en rondom de Nagelbrug zijn. Verbetering van de situatie ter hoogte van de Nagelbrug is alleen goed mogelijk door de aanleg van een rotonde. Dit is op een zo zorgvuldig mogelijke manier ingepast in de omgeving. Dit gaat echter nog steeds ten koste van 900 m2 EHS van park Overbosch. Vanwege de zeer beperkte ruimte op en rondom de Nagelbrug en vanwege de intensiteit is het echter noodzakelijk de rotonde in een klein deel van het Overbosch te situeren. Er is geen reëel alternatief voor het integraal oplossen van de verkeerssituatie bij de Nagelbrug. De negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken zijn zo veel mogelijk beperkt, maar zijn toch nog substantieel. Daarom zal er gelijkwaardige compensatie moeten komen conform de regels uit de Verordening ruimte 2014.
In hoofdstuk 5, paragraaf 8 'Ecologie' van deze toelichting is een nadere verantwoording gegeven van de effecten op de kenmerken en waarden van de EHS. Omdat de verbreding van de N444 en de reconstructie van de Nagelbrug een provinciaal project is en dus onder de verantwoordelijkheid van de provincie Zuid-Holland zelf valt, heeft de provincie een compensatieplan opgesteld, waarin (kwalitatieve) compenserende maatregelen en de begrenzing van het compensatiegebied zijn beschreven.
Echter is er ook kwantitatieve compensatie nodig. Kwantitatieve compensatie is niet mogelijk aansluitend aan het Overbosch en dient op een andere locatie gecompenseerd te worden. Het gaat om een oppervlakte van ongeveer 900 m2 EHS (=2,5% van de totale EHS). Aangezien het hier oud bos betreft moet deze worden gecompenseerd met een factor 1,66. Dit komt uit op een compensatie van 1,66 x 900 m2 = 1.500 m2. Omdat het niet mogelijk is natuur van hetzelfde type te compenseren (bos voor bos aan het Overbosch), mag worden gecompenseerd met een ander type natuur, bij voorkeur in de directe omgeving. Er is afgesproken met de provinvie, dat deze compensatie zal plaatsvinden in de nieuw aan te leggen ecologische verbindingszone tussen de Haarlemmertrekvaart en de nieuw aan te leggen Noordelijke Randweg Voorhout (zie afbeelding 4.2). Het gaat hierbij om een strook grond met een breedte van minimaal 30 meter en een totale oppervlakte van enkele hectaren. De compensatie zal worden belegd in een bestuursovereenkomst waarin de inspanningen van de gemeente en de financiële bijdrage van de provincie worden geregeld.
Afbeelding 4.2: Globale begrenzing compensatiegebied bij Noordelijke Randweg Voorhout
Op 27 mei heeft de gemeente Teylingen bij Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland tevens een ontheffing van de regels van de Verordening ruimte 2014 inzake de EHS [Aanvraag ontheffingen door gemeente Teylingen waardevolle graslanden en Ecologische hoofdstructuur - bijlage 12 van deze toelichting].
Op 23 september 2014 (verzonden 30 oktober 2014) hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland ontheffing verleend van de Verordening ruimte 2014 voor het verlies aan EHS door de reconstructie van de Nagelbrug, onder de voorwaarde dat compensatie plaatsvindt in de oppervlakte en kwaliteit in de ecologische verbindingszone tussen de Haarlemmertrekvaart en de nieuw aan te leggen Noordelijke Randweg Voorhout en dat dit wordt opgenomen in het bestemmingsplan [Verleende ontheffingen door provincie Z-H waardevolle graslanden en Ecologische hoofdstructuur - bijlage 13 van deze toelichting]
In het bestemmingsplan Noordelijke Randweg Voorhout krijgt het compensatiegebied een natuurbestemming. In de Toelichting van dat bestemmingsplan wordt tevens inhoudelijk ingegaan op deze compensatie.
Molenbiotoop
De biotoop van de molen 'Hoop doet Leven' overlapt het plangebied. Bestemmingsplannen voor gronden gelegen binnen de molenbiotoop van traditionele windmolens moeten de vrije windvang en het zicht op de molen voldoende garanderen. Daartoe worden in de bestemmingsplannen regels opgenomen die voldoen aan de volgende voorwaarden:
Verantwoording ontwikkeling in molenbiotoop
De molentioop is in de regels van dit bestemmingsplan verankerd door middel van een algemene aanduidingsregel. De regels voldoen aan de in de verordening gestelde voorwaarden.
Regionale waterkering
Langs de Haarlemmertrekvaart is een regionale waterkering gelegen. Deze regionale waterkering is (deels) in het plangebied gelegen. Regionale waterkeringen dienen in de regels van het bestemmingsplan opgenomen te worden met een dubbelbestemming 'waterstaat-waterkering'.
Met betrekking tot de gronden waarop een regionale waterkering ligt, kan een bestemmingsplan worden vastgesteld dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan voor zover bij de verwezenlijking daarvan geen belemmeringen kunnen ontstaan voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de regionale waterkering. Daarbij is advies nodig van de waterbeheerder.
Verantwoording ontwikkeling in regionale waterkering
De provincie Zuid-Holland heeft tijdens het ontwerpproces van de verbreding van de N444 en de reconstructie van de Nagelbrug nauw overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap van Rijnland. Daarnaast is de regionale waterkering in de regels van dit bestemmingsplan verankerd door middel van een dubbelbestemming 'waterstaat-waterkering'.
Mobiliteit
De provincie Zuid-Holland wil in 2020 een hoge kwaliteit van de bereikbaarheid garanderen zonder dat de infrastructuur op grote schaal zal zijn uitgebreid. Dit betekent dat ingezet wordt op verbetering van de kwaliteit van het bestaande wegennet. Een meerjarenprogramma onderhoud is opgezet waarin alle provinciale wegen één keer in de 6 jaar op de agenda staan voor groot onderhoud. Het groot onderhoud wordt voorafgegaan door een trajectstudie. In de trajectstudie wordt de weg beoordeeld op onder andere verkeersveiligheid, capaciteit en technische staat van de kunstwerken en worden maatregelen voorgesteld. In 2010 is deze trajectstudie voor de N444 uitgevoerd.
Conclusie
Aan provinciaal beleid wordt voldaan.
Regionale structuurvisie 2020
Op 24 juni 2009 heeft het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland de Regionale Structuurvisie 2020 Holland Rijnland vastgesteld. In de Regionale Structuurvisie zijn de ambities en keuzes van Holland Rijnland uitgewerkt in zeven kernbeslissingen die samen van groot belang zijn voor de toekomst van het gebied. Uitgangspunten hierbij zijn een evenwichtige ontwikkeling van wonen, recreatie en infrastructuur en een intensief, meervoudig en duurzaam ruimtegebruik. De kernbeslissingen zijn:
- Holland Rijnland is een topwoonregio;
- Leiden vervult een regionale centrumfunctie;
- Concentratie stedelijke ontwikkeling;
- Groen-blauwe kwaliteit staat centraal;
- Het Groene Hart, de Bollenstreek en Duin, Horst en Weide blijven open;
- Economische ontwikkeling: Kennis en Greenports;
- Verbetering van de regionale bereikbaarheid.
Op de Visiekaart (zie afbeelding 4.3) is de Nagelbrug aangeduid als 'infrastructurele maatregelen'. De N444 wordt specifiek genoemd in de regionale visie daar waar het gaat om het nemen van maatregelen voor het verbeteren van de bereikbaarheid en de leefbaarheid.
Afbeelding 4.3: Uitsnede Regionale Structuurvisie 2020
Regionaal Verkeer- en VervoersPlan (RVVP)
In het Regionale Verkeer- en Vervoerplan (RVVP) van Holland Rijnland worden dezelfde uitgangspunten gehanteerd als in het PVVP. Onderdeel van het RVVP is het Programmaplan Ontsluiting Greenport (POG). De reconstructie van de Nagelbrug is één van de maatregelen uit het POG. In het Regionaal Investeringsfonds (RIF) zijn middelen gereserveerd voor de reconstructie Nagelbrug.
Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport (ISG)
De raden van de zes greenportgemeenten hebben op 10 december (Hillegom) en op 17 december 2009 (Katwijk, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen) de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport vastgesteld. De structuurvisie vervangt het 'Pact van Teylingen' en het 'Offensief van Teylingen'. De ISG heeft een integraal karakter, geldt voor het gehele buitengebied van de 6 Greenportgemeenten (met uitzondering van het duingebied) en gaat met name in op de toekomstige ruimtelijk-functionele ontwikkeling van het buitengebied. De ISG richt zich op een gemeenschappelijke inzet voor herstructurering en revitalisering van de Greenport Duin- en Bollenstreek. Dit in samenspraak met verbetering van de natuurlijke, landschappelijke en recreatieve kwaliteiten. De Duin- en Bollenstreek is de Greenport met de grootste internationale bekendheid door de toeristische aantrekkingskracht van de bollenvelden en de Keukenhof. Het is een van de Greenports waar verschillende gebiedsfuncties, zoals wonen, werken en toerisme sterk met elkaar zijn verbonden. De ISG is voor de greenportgemeenten van de Duin- en Bollenstreek een wettelijk zelfbindend kader voor gewenste ruimtelijke ontwikkeling in het buitengebied tot 2030 en geldt als toetsingskader voor toekomstige bestemmingsplannen. De onlangs opgerichte Greenport Ontwikkelingsmaatschappij (GOM) B.V. zal samen met de aandeelhoudende greenportgemeenten verder vormgeven aan de inhoud en uitvoering van het meerjarenprogramma, dat voortvloeit uit de ISG.
De ISG is gericht op het creëren van een vitale Greenport met een vitaal landschap. Hiervoor zijn de volgende ambities en uitgangspunten opgesteld, namelijk dat:
Een van de pijlers voor het ruimtelijke beleid tot 2030 is bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van Holland Rijnland.
Toekomstvisie 'Vitaal en Vernieuwend'
Op 13 maart 2008 is de Toekomstvisie Vitaal en Vernieuwend voor de gemeente Teylingen
door de gemeenteraad vastgesteld. Om de vitaliteit van Teylingen ook op lange termijn te
behouden en zo mogelijk te versterken zijn de volgende speerpunten in het beleid van belang:
Kwaliteitskernen
Boeiend en leefbaar buitengebied
Ook heeft de gemeente enkele speerpunten met betrekking tot duurzaamheid geformuleerd:
gerichte communicatie met de eigen inwoners over hun bijdragen.
Specifiek voor dit plan zijn de speerpunten over bereikbaarheid van belang. De N444 is in de Toekomstvisie aangewezen voor een regionale aanpak upgrading oost-west verbindingen. In de visie wordt gesproken van een mogelijke bypass om de Nagelbrug te ontlasten.
De gemeente zet in haar beleid in op verbetering van de infrastructuur.
Ontwerp Structuurvisie Teylingen 2030 Duurzaam bloeiend
In de ontwerp Structuurvisie zijn over de N444 en de Nagelbrug de volgende passages opgenomen.
weginfrastructuur
De gemeente Teylingen ondervindt daarvan dagelijks de gevolgen met congestie en slechte verkeersafwikkeling op toe- en afritten van de A44, de Nagelbrug op de N444 en de rotonde bij ‘t Soldaatje op de N443.
langzaamverkeer
De lage oversteekbaarheid van provinciale wegen en gebiedsontsluitende wegen in de kernen (zoals N443, N444, N208, Schoutenlaan, Oosthoutlaan, Parklaan, Hoofdstraat en Herenweg) zorgen voor knelpunten in de routing en veiligheid
Strategisch beleidsinzet
We streven naar een duurzame mobiliteit met slimme goed op elkaaraansluitende oplossingen voor alle vervoerwijzen, waardoor er bewuste keuzemogelijkheden voor de reiziger ontstaan. Onze beleidsinzet voorde lange termijn is daarom gericht op het snel, veilig, duurzaam en comfortabel door Teylingen te kunnen rijden, op de fiets, in het openbaar vervoer of met de auto. De goede bereikbaarheid, parkeersituatie, veiligheid en leefbaarheid dragen tevens bij aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven en (nieuwe) inwoners, die graag in de Randstad maar ook ‘buiten’ willen wonen. Hierdoor kiezen ook steeds meer recreanten en toeristen voor ontspanning en vrijetijdsbesteding in Teylingen. Probleemloos parkeren ondersteunt de concurrentiepositie en vitaliteit van de winkelcentra in onze kernen.
Teylingen versterkt met dit alles zijn strategische positie in een brede regio, met snelle verbindingen per auto, openbaar vervoer en op de fiets met de omliggende stedelijke gebieden (Leiden, Den Haag, Amsterdam en Schiphol) en de kust. Teylingen trekt daarbij nadrukkelijk gezamenlijk op met zijn regiopartners, provincie Zuid-Holland en Rijkswaterstaat. Belangrijke beleids- en uitvoeringsprogramma’s zijn het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP), de Bereikbaarheidsagenda van regio Holland Rijnland, de Visie Ruimte & Mobiliteit en het Fietspadenplan van de provincie Zuid-Holland.
Deze strategische inzet en hoofdlijnen van beleid vertalen zich in ieder geval in de uitvoering van de volgende concrete projecten:
Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP)
Het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) bevat een visie en uitvoeringsprogramma voor verkeer en parkeren in de gemeente Teylingen voor de periode 2010-2020. Het GVVP is daarmee richtinggevend in het verkeersbeleid dat de gemeente voert. Het document bestaat uit een hoofdnota met visie en uitvoeringsprogramma en verschillende deelnota's voor onder andere parkeren en verkeersveiligheid. In het GVVP worden de knelpunten ten aanzien van de doorstroming en verkeersveiligheid gesignaleerd. Met betrekking tot het buitengebied doen zich met name doorstromingsproblemen voor op de N443 ('s-Gravendamseweg) en de N444 (Leidsevaart). Ook ter hoogte van de aansluitingen met de A44 doen zich doorstromingsproblemen voor. In het GVVP is de wegencategorisering binnen de gemeente opgenomen, zowel voor de wegen in binnenstedelijk gebied als in het buitengebied en zijn oplossingsrichtingen opgenomen voor de diverse knelpunten. Tevens worden de verkeerskundige ontwikkelingen in de regio behandeld en de positie van de gemeente daarin. In het GVVP zijn diverse ambities opgenomen om de bereikbaarheid en leefbaarheid binnen de gemeente te verbeteren. Deze ambities zijn vertaald in een visiekaart voor 2020.
Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de technische onderzoeken met conclusies. Onderstaand wordt per aspect eerst kort benoemd in welke gevallen aan het aspect aandacht moet worden besteed.
In het Besluit milieueffectrapportage is bepaald dat een milieueffectbeoordeling uitgevoerd moet worden als een project belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft. Het gaat dan om een project dat genoemd is in de bijlage onder D van het Besluit m.e.r.
De N444 is
niet
voorzien van het bord autoweg (G3 bord).
Om die reden is de N444 geen autoweg in de zin van het besluit m.e.r, valt de aanpassing van de weg hiermee niet onder het besluit m.e.r. en is er geen vormvrije m.e.r. beoordeling nodig.
Autoweg (G3 bord)
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of bedrijven in de omgeving worden belemmerd door de ontwikkeling en of ter plaatse van gevoelige functies, zoals woningen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
In onderhavig plan gebied zijn geen bedrijven aanwezig en worden geen bedrijven gerealiseerd.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen regels stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent voor de bodem (grond en grondwater) dat de bodemkwaliteit en de voorgenomen bestemming met elkaar in overeenstemming dienen te zijn. Of de bodem een planontwikkeling in de weg staat, wordt middels een historisch onderzoek en eventueel aangevuld met een bodemonderzoek bepaald. De resultaten van het historisch onderzoek, het bodemonderzoek en de conclusie met eventuele saneringsadviezen worden in het bestemmingsplan vermeld.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) staat dat een omgevingsvergunning, voor het bouwen op een vermoeden van ernstig verontreinigde grond, pas in werking treedt nadat:
Wet bodembescherming
Als er sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan gelden de regels van de Wet Bodembescherming (Wbb). In de Wbb is een saneringsdoelstelling bepaald (het saneren naar de functie) en een saneringscriterium (wanneer moet er gesaneerd worden (bij zogenaamde “spoed- of risicolocaties”)).
Besluit bodemkwaliteit
Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) geeft de lokale bevoegde gezagen de mogelijkheid om de bodemkwaliteit binnen hun gebied actief te gaan beheren binnen de gegeven kaders. Dit geeft onder andere ruimte voor nieuwe bouwprojecten, zoals woningen en wegen. Daarnaast worden de kwaliteit en de integriteit van belangrijke intermediairs bij bodemactiviteiten beter geborgd. In het besluit staan ook regels met betrekking tot het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie.
De regels voor grondverzet volgen uit het Besluit bodemkwaliteit. In de gemeente Teylingen is het generieke beleid van kracht. Dat betekent dat toe te passen grond altijd aan twee eisen moet voldoen:
De gemeente Teylingen beschikt over een bodemfunctieklassenkaart (in 2011 door het college van B&W vastgesteld).
Eventueel aanvullende regels worden opgenomen in de regionale bodembeheernota.
Bestemmingsplan is hoofdzakelijk een conserverend plan waarin geen ontwikkelingen zijn meegenomen. Wanneer er binnen een gebied geen ontwikkelingen zijn gepland hoeft de bodem alleen gesaneerd te worden indien sprake is van een risicovolle bodemverontreiniging; een zogenaamde "spoedlocatie". De Omgevingsdienst West-Holland is in samenwerking met Provincie Zuid-Holland al enkele jaren bezig om deze locaties in kaart te brengen. Locaties waar sprake is van humane risico's dienen voor 2011 beheerst te zijn. Een lijst met locaties waar sprake is van verspreidingsrisico's en/of risico's voor het ecosysteem dient uiterlijk in 2015 gereed te zijn.
Op locaties waar wel ontwikkelingen plaatsvinden dient de bodem gesaneerd te worden als sprake is van een ernstige bodemverontreiniging. In dat geval dient voorafgaand aan ontwikkelingen een saneringsplan opgesteld te worden dat goedgekeurd moet worden door de Omgevingsdienst zijnde het bevoegd gezag in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb).
Door de Omgevingsdienst is een inventarisatie gemaakt van de meest relevante bodemgegevens uit het plangebied. Het gaat hierbij om informatie uit tank-, bodemonderzoek- en verontreinigingsbronnen. De informatie is afkomstig uit de volgende archieven:
Bodeminformatiesysteem
De bodemkwaliteit in het plangebied is onderzocht [(Water)bodem- en verhardingsonderzoek N444 te Voorhout van 7 februari 2012 uitgevoerd door adviesbureau Tauw BV, met kenmerk 4813396 - bijlage 2 van deze toelichting en een Verkennend bodemonderzoek N444 ter hoogte van Nagelbrug te Voorhout van 22 april 2013 uitgevoerd door Grontmij Nederland BV, met kenmerk GM-0098423- bijlage 3 van deze toelichting ]. Voor het gemak wordt gesproken van een oostelijke en westelijke wegberm. Ter plaatse van de oostelijk wegberm is de bovengrond licht verontreinigd met zink, lood, cadmium, PCB en PAK. De ondergrond is licht verontreinigd met PCB en minerale olie. Het grondwater is licht tot matig verontreinigd met barium en licht met som 1,2-dichloorethenen.
Ter plaatse van de westelijke wegberm is de bovengrond licht verontreinigd met koper, zink, lood, PAK en minerale olie. De ondergrond is licht verontreinigd met lood en PAK. Het grondwater in dit deel van het plangebied is niet verontreinigd.
De verontreinigingen komen overeen met de verwachting van het plangebied, een diffuse verontreiniging over een relatief groot oppervlak dat in de loop der jaren gelijkmatig belast is geweest met verontreinigde stoffen.
Er bevinden zich in het gebied geen zogenaamde spoed locaties of locaties waar binnen een bepaalde termijn saneringen moeten worden uitgevoerd.
Historisch bedrijvenbestand
In de directe omgeving van het plangebied zijn bedrijven aanwezig geweest die potentieel verdacht zijn op het veroorzaken van bodemverontreiniging. Historisch onderzoek en/ of oriënterend onderzoek moet hier nog worden uitgevoerd en/of zijn bij bouwwerkzaamheden al wel onderzocht. De Omgevingsdienst verwacht echter geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.
Tankinformatiesysteem
In de directe omgeving van het plangebied is een aantal tanks aanwezig. Een aantal is conform KIWA-richtlijnen/ BOOT gesaneerd. Van andere tanks is geen informatie bekend. De Omgevingsdienst verwacht geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. Voor de vaststelling van het plan worden vanuit het vakgebied bodem geen belemmeringen verwacht.
In het algemeen geldt dat een bodemonderzoek noodzakelijk is bij het wijzigen van de bestemming, de aanvraag van een omgevingsvergunning of graafwerkzaamheden. Indien sprake is van ernstige bodemverontreiniging, zal op basis van de Wbb en de Wabo (art 6.2c) pas gebouwd/ontwikkeld mogen worden wanneer bij de omgevingsaanvraag een door het bevoegd gezag (Omgevingsdienst West-Holland) goedgekeurd saneringsplan is gevoegd.
Indien er grond wordt afgevoerd of toegepast op een locatie, dient dit plaats te vinden conform de van overheidswege gestelde regels. In het bijzonder wordt gewezen op het Besluit bodemkwaliteit.
Ter bepaling van de geluidsbelasting moet op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) iedere weg in beschouwing worden genomen. Dit hoeft niet als de weg binnen een woonerf ligt of voor een weg een maximum snelheid geldt van 30 km/uur of lager. De te beschouwen wegen kennen een geluidszone. Dit is een aandachtsgebied waar binnen een akoestisch onderzoek moet plaatsvinden. De omvang van een zone is afhankelijk van het aantal rijstroken van de weg en de typering van de weg (binnenstedelijk of buitenstedelijk). Binnenstedelijk is het gebied binnen de bebouwde kom en buitenstedelijk is het gebied buiten de bebouwde kom.
Afbeelding 5.1: studiegebied t.a.v. geluid
Ten behoeve van de reconstructie van de N444 - Leidsevaart en de aanpassing van de Nagelbrug, is het bestemmingsplan N444 - Nagelbrug in voorbereiding. Aanleiding voor de aanpassing is de noodzaak van het verbreden van de relatief smalle N444 tot de huidige maatstaven. Hierbij neemt het aantal rijstroken niet toe, wel worden de rijstroken breder waardoor de maximumsnelheid verhoogd kan worden van 60 km/u naar 80 km/u. Het studiegebied ten aanzien van het geluid vanwege wegverkeer is in afbeelding 5.1 gearceerd aangegeven.
Binnen het plangebied worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Het gaat uitsluitend om de reconstructie van de N444 en de Nagelbrug. Hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder, zones langs wegen, is van toepassing.
Omdat binnen de geluidzone van de te wijzigen weg geluidgevoelige objecten liggen is, op grond van de Wet geluidhinder (Wgh), een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de effecten van de fysieke wijziging. [Herinrichting Nagelbrug en N444, Voorhout, d.d. 28 januari
2015 uitgevoerd door Goudappel Coffeng, met kenmerk ZHA287/Kzj/2344.02 - bijlage 1 van
de regels
].
Akoestisch onderzoek
Het doel van het akoestisch onderzoek naar de gevolgen van de herinrichting van de Nagelbrug en de N444 is het toetsen of ten gevolge van de fysieke wijziging van de weg sprake is van een reconstructie in de zin van de Wgh, of er maatregelen ter verlaging van de geluidbelasting nodig en mogelijk zijn, en of er een procedure hogere waarde moet worden doorlopen.
Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting vanwege de aanpassing van de N444 zonder geluidreducerende maatregelen met meer dan 5 dB toeneemt bij de woning Leidsevaart 5 te Voorhout. Een toename met meer dan 5 dB door reconstructie is volgens de Wet geluidhinder niet toelaatbaar. Volgens de Wgh geldt deze voorwaarde niet voor 'saneringswoningen' dat zijn woningen die al op een lijst staan om geluidisolatie te krijgen.
Verder blijkt dat het toepassen van stil asfalt met een geluidreductie van 5 dB de overschrijding van de heersende waarde hier terugbrengt van meer dan 5 dB tot maximaal 1 dB. Dat betekent dat het plan door kan gaan wanneer stil asfalt wordt toegepast. Verdere verlaging van het geluidniveau op deze locatie is mogelijk door plaatsing van een geluidscherm. Dat is echter op deze locatie onwenselijk vanwege ernstige bezwaren van landschappelijke aard.
Reconstructie
Er is sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh als er een fysieke wijziging aan de weg plaatsvindt, en de geluidbelasting ter plaatse van gevoelige objecten binnen de geluidzone van de te reconstrueren weggedeelten, toeneemt met 2 dB of meer. Hiervoor wordt het verschil in de geluidbelasting berekend tussen de 'heersende waarde' in 2015 (één jaar voor de fysieke wijziging) en in 2026 (tien jaar na fysieke wijziging). Indien voor een woning al een 'hogere waarde' op grond van de Wgh is vastgesteld, moet de toename bepaald worden ten opzichte van de laagste waarde van de geluidbelasting in 2015 en de eerder vastgestelde hogere waarde.
Als sprake is van een reconstructie in de zin van de Wgh worden maatregelen onderzocht om de toename van de geluidsbelasting ongedaan te maken.
Binnen het plangebied zijn alleen voor appartementen in het seniorencomplex 'Park Overbosch', aan de Sportlaan, eerder hogere waarden vastgesteld. Voor een aantal zogenaamde A-lijst woningen (zie paragraaf saneringswoningen) is ook een hogere waarde vastgesteld. Binnen het plangebied worden deze A-lijst woningen echter gesloopt en zijn in die zin niet meer relevant.
Reconstructiewoningen
Uit het onderzoek is gebleken dat de herinrichting leidt tot een geluidtoename bij woningen van meer dan 2 dB, indien geen geluidreducerende maatregelen getroffen worden. Er is hierdoor sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh. Het betreft hierbij woningen aan het Schoonoord, de Herenstraat, de Rijnsburgerweg, de Leidsevaart (feitelijk saneringswoningen), een woning aan de Sportlaan (saneringswoning), appartementen in het woonzorgcentrum Gerto, appartementen in het seniorencomplex Park Overbosch en een school aan de Leidsevaart.
Tevens is onderzocht welke geluidreducerende bron- en/of overdrachtsmaatregelen mogelijk zijn en wat de effecten hiervan zijn. Als bronmaatregel is gerekend met het aanbrengen van een stillere wegdekverharding met een geluidreductie van 5 dB ten opzichte van het standaard referentieasfalt. De stillere wegdekverharding wordt aangelegd op een wegvak ten zuiden en ten noorden van de Nagelbrug. Als aanvullende (overdrachts-)maatregel is gerekend met een geluidscherm van circa 2,1 meter hoogte en een lengte van circa 150 meter. Deze wordt ten noorden van de Nagelbrug westelijk van de N444 geplaatst.
Door het plaatsen van dit geluidscherm wordt de geluidbelasting op de gevels van een aantal gebouwen van het zorgcomplex ten westen van de Leidsevaart verminderd tot deels onder de heersende waarde. Een aantal zorgwoningen houdt nog een overschrijding met 1 dB, één zorgwoning met 2 dB en één zorgwoning met 3 dB. Gezien de gevelbelasting van maximaal 52 dB in relatie tot de haalbaarheid van maatregelen wordt dit als acceptabel gezien.
Een geluidscherm ter reductie van de overschrijding van maximaal 2 dB van de heersende waarde bij de overige woningen aan de Rijnsburgerweg is niet haalbaar, vanwege ruimtegebrek langs de Leidsevaart. Bovendien is een dergelijk scherm ongewenst vanwege ernstige bezwaren van landschappelijke en verkeerskundige aard.
Een scherm aan de oostzijde van de Nagelbrug is vanuit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt ongewenst. Daarnaast is ook hier sprake van ruimtegebrek.
Van de onderzochte maatregelen zijn het geluidreducerende asfalt en het geluidscherm ten westen van de rotonde Nagelbrug haalbaar.
Hogere waarde
Na het nemen van maatregelen (stil asfalt en geluidscherm) blijkt dat, vanwege de reconstructie, bij een aantal reconstructiewoningen en andere geluidgevoelige gebouwen nog steeds een hogere geluidbelasting dan de heersende waarde resteert. Het gaat om vijf woningen aan de Herenstraat, één aan de Leidsevaart (op deze is de afdeling Reconstructie uit de Wgh niet van toepassing; deze wordt verder in het saneringstraject meegenomen), appartementen van seniorencomplex Park Overbosch en appartementen van het woonzorgcentrum Gerto (Marente).
Voor deze woningen neemt de DCMR namens de provincie een (ontwerp-)besluit hogere waarde.
Voor het seniorencomplex Park Overbosch is eerder een hogere waarde vastgesteld. Aangezien nu een lagere gevelbelasting is berekend (mede naar aanleiding van maatregelen), volstaat de eerder verleende hogere waarde.
Op basis van de gecumuleerde gevelbelasting van alle wegen samen (exclusief de aftrek op grond van artikel 110g Wgh en inclusief de geluidbelasting vanwege de niet-gezoneerde wegen) wordt de vereiste gevelwering bepaald die noodzakelijk is om aan de wettelijke 'binnennormen' (norm voor geluidsniveau binnenshuis) te kunnen voldoen. Bij reconstructies in de zin van de Wgh bedraagt deze 33 dB.
Saneringswoningen
Als sprake is van een reconstructie in de zin van de Wgh, dan moeten ook de woningen die al lange tijd een hoge geluidbelasting ondervinden, zijnde woningen die op de zgn. A- of B-lijst staan, gesaneerd worden. Langs het tracé van de reconstructie staan zeven van deze zogenoemde 'saneringswoningen'. Het gaat om de woningen Sportlaan 1, Leidsevaart 3, 3a, 5 en 7 in Voorhout (allen B-lijst-woningen) en Leidsevaart 5 en 7 in Sassenheim (A-lijst-woningen ). De woningen Leidsevaart 7 in Voorhout en Leidsevaart 5 en 7 in Sassenheim worden in het kader van de herinrichting gesloopt.
Voor de overige woningen moet de gemeente op grond van de Wgh een saneringsprogramma opstellen met een afweging van mogelijke maatregelen om de geluidbelasting te beperken. In dit saneringsprogramma is vastgelegd of en zo ja welke geluidreducerende maatregelen getroffen worden om de geluidbelasting van de betrokken woningen na herinrichting van de N444 zoveel mogelijk te beperken.
Het concept-saneringsprogramma wordt door de Omgevingsdienst, namens het college van burgemeesters en wethouders, vastgesteld. Dit concept-saneringsprogramma wordt bij voorkeur samen met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Het definitieve saneringsprogramma moet worden ingediend bij de minister van Infrastructuur en Milieu. Op basis van dit programma neemt de minister een besluit over het vaststellen van hogere waarden voor de maximaal toelaatbare geluidbelasting op de betrokken woningen én over de maatregelen om de geluidbelasting te beperken. Het besluit van de Minister over de hogere waarden moet zijn genomen voordat de gemeenteraad het bestemmingsplan kan vaststellen. De saneringswoningen Sportlaan 1, Leidsevaart 3, 3a en 5 liggen aan de oostzijde van het zuidelijk van de Nagelbrug gelegen gedeelte van de N444. Onderzocht is welke bron- en overdrachtsmaatregelen mogelijk zijn.
De wegbeheerder heeft geconcludeerd dat het toepassen van stil asfalt met een geluidreductie van 5 dB, in het kader van de reconstructie, doelmatig is. De plaatsing van een geluidscherm is hier onwenselijk vanwege ernstige bezwaren van landschappelijke aard.
In de planregels is een voorwaarde opgenomen die de wegbeheerder verplicht tot het aanbrengen van het geluidreducerend wegdek op dit tracédeel van de N444 met een minimale geluidreductie van 5 dB.
Op basis van de gecumuleerde gevelbelasting van alle wegen samen (exclusief de aftrek op grond van artikel 110g Wgh en inclusief de geluidbelasting vanwege de niet-gezoneerde wegen) wordt de vereiste gevelwering bepaald die noodzakelijk is om aan de wettelijke binnennormen te kunnen voldoen. Voor saneringswoningen bedraagt deze 43 dB. Echter, bij gebruikmaking van de subsidieregeling van het Bureau Sanering Verkeerslawaai, moet gestreefd worden naar een maximaal binnenniveau van 38 dB. Alleen als deze aantoonbaar niet haalbaar is kan besloten worden tot een niveau van 43 dB terug te gaan.
Als gevolg van de herinrichting van de N444 is sprake van een reconstructiesituatie in de zin van de Wet geluidhinder. De wegbeheerder, de provincie Zuid-Holland, heeft aangegeven dat ten noorden van de Nagelbrug een geluidscherm geplaatst zal worden en dat een gedeelte van de N444 van een geluidreducerend wegdek voorzien zal worden. Ondanks deze maatregelen wordt de toename van de geluidbelasting niet op alle gevels van woningen weggenomen.Voor deze woningen moeten hogere waarden vastgesteld worden.
Omdat sprake is van een reconstructie in de zin van de Wgh moeten ook aanwezige saneringswoningen van maatregelen worden voorzien. Langs de N444 liggen zeven saneringswoningen. Drie van deze woningen worden in het kader van de herinrichting gesloopt. Voor de overige vier woningen is een saneringstraject opgestart.
In de Wet milieubeheer (Wm) zijn kwaliteitseisen voor de buitenlucht opgenomen. In hoofdstuk 5 Titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen' wordt kortweg aangeduid als de Wet luchtkwaliteit. Het doel van de wet is om mens en milieu bescherming te bieden tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Voor de gezondheid van de mens is een goede luchtkwaliteit van groot belang. Daarom zijn in bijlage 2 van de Wet milieubeheer grenswaarden opgenomen voor een aantal stoffen die als verontreiniging in de lucht voorkomen. In de praktijk richt de aandacht zich vooral op de stoffen stikstofdioxide en fijn stof. Van deze stoffen komen in Nederland concentraties voor die in de buurt van de grenswaarde liggen. De overige stoffen die in bijlage 2 zijn genoemd liggen over het algemeen ver onder de grenswaarden.
Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)
De 'Wet luchtkwaliteit' vormt de Nederlandse uitwerking van de Europese normen voor de luchtkwaliteit. Op grond van de Europese regelgeving moet vanaf 2005 overal in Europa worden voldaan aan de grenswaarde voor fijn stof. Voor stikstofdioxide geldt de grenswaarde vanaf 2010. In ons land is het niet gelukt om overal aan de grenswaarden te voldoen. Daarom heeft Nederland om uitstel verzocht. Op 7 april 2009 heeft de Europese Commissie het gevraagde uitstel gegeven. De jaargemiddelde norm voor fijn stof moet uiterlijk in juni 2011 gehaald zijn en de daggemiddelde en jaargemiddelde norm voor NO2 uiterlijk 1 januari 2015. Om deze normen te halen is een maatregelenpakket opgesteld, dat in een samenwerkingsprogramma van de rijksoverheid en de lagere overheden wordt uitgevoerd. Dit pakket wordt het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) genoemd. Het NSL is op 1 augustus 2009 van kracht geworden en vormt de kern van de Wet luchtkwaliteit. Het NSL is een bundeling van alle ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit 'in betekenende mate' verslechteren en alle maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het Rijk coördineert het programma.
Specifieke onderdelen van de wet zijn uitgewerkt in besluiten (algemene maatregelen van bestuur) en ministeriële regelingen. Hiervan zijn de volgende van belang.
Voor de toetsing aan de luchtkwaliteitsnormen zijn in de praktijk vier normen van toepassing:
In navolging van artikel 5.16 lid 1 van de Wet milieubeheer kan worden gesteld dat een ruimtelijke ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit doorgang kan vinden indien wordt voldaan aan één van de volgende punten:
a) Er is geen sprake van normoverschrijding;
b) Er is per saldo sprake van een verbetering (saldo-benadering);
c) Het project draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtkwaliteit;
d) Het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Gevoelige bestemmingen
Om kwetsbare functies zoals scholen en zorgcomplexen te beschermen tegen hoge concentraties vervuilende stoffen, zijn in het Besluit gevoelige bestemmingen (lucht-kwaliteitseisen) regels opgenomen om de realisering van dergelijke functies langs drukke wegen tegen te gaan. In het Besluit is vastgelegd dat binnen 300 meter vanaf de rand van rijkswegen of binnen 50 meter van af de rand van provinciale wegen geen onaanvaardbare situaties ontstaan ten aanzien van de luchtkwaliteit.
Direct langs de N444 zijn een zorgcomplex en een onderwijsvoorziening gesitueerd. Omdat er geen sprake is van nieuw- of verbouw van deze voorzieningen is het Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit niet van toepassing. Wel is het, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, van belang om de gevolgen van de aanpassing van de N444 voor deze gevoelige bestemmingen te beschouwen.
De plannen voor de herinrichting van de N444 zijn niet opgenomen in het NSL. Daarom is onderzocht wat de effecten van de plannen zijn op de luchtkwaliteit en of voldaan wordt aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Er is een onderzoek naar de luchtkwaliteit uitgevoerd [Rapport Herinrichting Nagelbrug en N444 Voorhout, Onderzoek luchtkwaliteit van 3 februari 2015, uitgevoerd door Goudappel Coffeng, met kenmerk ZHA289/Kzj/2349.01 - bijlage 4 van deze toelichting ]. In het rapport is gerekend met de NSL rekentool. Er is gerekend voor de jaren 2015 en 2026. De concentraties stikstofdioxide en fijn stof zijn, conform de Regeling beoordeling luchtkwaliteit, berekend op maximaal 10 meter vanaf de wegrand. Door bijvoorbeeld de aanwezigheid van bebouwing kunnen de punten soms dichter op de wegrand liggen. In totaal zijn 10 punten gekozen waarop de luchtkwaliteit berekend is. De punten zijn representatief voor het gehele wegvak. Door het beschouwen van deze punten, waar mensen blootgesteld worden aan de bepalende concentraties voor luchtkwaliteit, kan een goede ruimtelijke afweging gemaakt worden.
In het onderzoek is gerekend met de NSL rekentool uit 2014 en is, met betrekking tot fijn stof, geen zeezoutcorrectie toegepast.
In de plansituatie zijn in 2015 de hoogste concentraties stikstofdioxide, PM10 en PM2,5 respectievelijk 28,3 µg/m3, 23,2 µg/m3 en 14,4 µg/m3 berekend. Het aantal overschrijdingen van de dagnorm voor fijn stof wordt 12 keer overschreden. In 2026 is dat respectievelijk 18,2 µg/m3, 21,0 µg/m3 en 12,5 µg/m3 en wordt de dagnorm 9 keer overschreden.
Uit het rapport valt op te maken dat de normen voor luchtkwaliteit in geen geval worden overschreden. Aangetoond wordt dat langs alle beschouwde wegvakken binnen het studiegebied ruim aan de wettelijke norm wordt voldaan. Ook voor de gevoelige functies direct langs de N444 is geen sprake van een onacceptabele situatie ten aanzien van de luchtkwaliteit van het wegverkeer. Er zijn geen belemmeringen met betrekking tot de luchtkwaliteit.
Het algemene rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege:
Het wettelijk kader voor risicovolle bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Voor het transport van gevaarlijke stoffen geldt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRnvgs). Het beleid voor buisleidingen is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).
Behalve het landelijk beleid heeft de provincie Zuid-Holland, vanuit haar provinciaal belang, het aspect externe veiligheid opgenomen in de provinciale structuurvisie.
Burgers hebben een minimum beschermingsniveau met betrekking tot gevaarlijke stoffen in hun woonomgeving. Deze normen zijn een wettelijke verplichte toetsingsgrond bij besluiten op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Woningwet.
Transport van de gevaarlijke stoffen over de N444 is toegestaan. Uit de onderzoek van de provincie Zuid-Holland naar het transport van gevaarlijke stoffen over de provinciale wegen is gebleken dat de N444 geen transportroute is met een extern veiligheidsrisico. De aantallen transporten zijn dus zeer gering. De N444 is op de provinciale risicokaart dan ook niet aangegeven als een risicobron.
De N444 zelf is geen beperkt kwetsbaar of kwetsbaar object in de zin van de externe veiligheidswetgeving.
De N444 wordt gekruist door een hoge druk aardgasleiding. De ligging van de leidingen en de belemmeringenstrook moet op de bestemmingsplankaart worden vastgelegd. De belemmeringenstrook is de strook van 5 meter aan weerszijden van de leidingen die moet worden vrijgehouden ten behoeve van onderhoud en werkzaamheden aan de buisleiding. Binnen de belemmeringenstrook mag niet gebouwd worden, tenzij met toestemming (via een ontheffing of een aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders. Werkzaamheden in deze strook mogen alleen worden uitgevoerd door of met instemming van de leidingbeheerder. Deze beperkingen moeten in de regels van het bestemmingsplan worden opgenomen.
De N444 kruist een hogedruk aardgasleiding. De aardgasleiding moet op de plankaart worden aangegeven. In de planregel moeten voorwaarden worden opgenomen voor de belemmeringstrook. Buiten de zone van de aardgasleiding is externe veiligheid voor dit bestemmingsplan geen relevante of belemmerende factor.
In de paragraaf Externe Veiligheid is aandacht besteed aan de risicorelevante leidingen binnen het plangebied. Een aardgastransportleiding doorkruist het plangebied. Deze leiding is met de bijbehorende belemmeringenstrook opgenomen op de verbeelding en in de regels. In beginsel is binnen deze strook geen bebouwing toegestaan.
In de voorbereiding van het project is overleg gevoerd met de kabel- en leidingbeheerders. Op basis van dit overleg is er een verleggingsplan opgesteld en zijn verzoeken tot aanpassing verzonden. In de verdere voorbereiding wordt er een projectovereenstemming met de leidingbeheerder opgesteld. Eventuele compensatie vindt plaats op basis van de Nadeelcompensatieregeling van de provincie.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan de natuurbeschermingswetgeving. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming (onder andere Natuurbeschermingswet 1998) en soortenbescherming (Flora- en faunawet). Met deze wetten zijn de Europese Vogelrichtlijn en de Europese Habitatrichtlijn verankerd in de nationale wetgeving. Onder gebiedsbescherming valt ook de toetsing aan het provinciaal ecologisch beleid, waarmee bepaalde gebieden en landschapselementen worden beschermd, zoals de Ecologische hoofdstructuur (EHS) en het weidevogelgebied.
Natuurbeschermingswet
Gebiedsbescherming wordt gewaarborgd door de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw). Deze wet beschermt Natura 2000-gebieden, beschermde natuurmonumenten en wetlands. Voor activiteiten met een mogelijk effect op deze gebieden is toetsing aan de Nbw noodzakelijk.
Natura 2000
Voor het uitvoeren van projecten en handelingen die negatieve effecten kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied en die niet nodig zijn voor het beheer van het Natura 2000-gebied, is een vergunning nodig. Het bevoegd gezag hiervoor zijn Gedeputeerde Staten, tenzij de Nbw-procedure aanhaakt bij de omgevingsvergunning. In dat geval zijn burgemeester en wethouders het bevoegd gezag, maar is er een verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten nodig.
Instandhoudingsdoelstellingen beschrijven de doelen voor natuurlijke habitats of populaties van de in het wild levende dier- en plantensoorten om een gunstige staat van instandhouding te waarborgen. Bij besluiten om een plan (bijvoorbeeld een bestemmingsplan) vast te stellen moet op grond van artikel 19j van de Nbw rekening worden gehouden met de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen en het beheerplan van het Natura 2000-gebied. Ook activiteiten buiten het Natura 2000-gebied kunnen negatieve effecten op het Natura 2000-gebied hebben. Dit wordt 'externe werking' genoemd. Van negatieve effecten is sprake als, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, een habitattype verslechtert of soorten significant worden verstoord. Deze bescherming geldt alleen voor de habitattypen en soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Projecten en handelingen die de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied aantasten zijn in ieder geval vergunningplichtig op grond van artikel 19d Nbw.
Voormalige Beschermde Natuurmonumenten binnen een Natura 2000-gebied
Bij de aanwijzing van Natura 2000-gebieden is het mogelijk dat (delen van) Beschermde Natuur-monumenten binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied vallen. In een dergelijk geval komt het betreffende aanwijzingsbesluit tot natuurmonument te vervallen. Het voormalig Beschermd Natuurmonument is echter nog wel beschermd op grond van de doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied zoals bepaald in het van rechtswege vervallen besluit (artikel 15a, lid 3 Nbw). De status van Beschermd Natuurmonument is daarmee vervallen, maar de doelstellingen voor bescherming van het gebied zijn niet vervallen.
Over het algemeen worden de waarden, uit het aanwijzingsbesluit van het Beschermd Natuurmonument, verwerkt in de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied. Als niet alle waarden van een voormalig Beschermd Natuurmonument zijn opgenomen in de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied, dient er in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook rekening te worden gehouden met de waarden uit het aanwijzingsbesluit van het Beschermde Natuurmonument. Omdat een bestemmingsplan uitvoerbaar moet zijn, moet in de toelichting daarvan beschreven worden of een Natuurbeschermingswetvergunning op grond van artikel 16 Nbw via artikel 19ia Nbw noodzakelijk is en kan worden verkregen.
Zelfstandige Beschermde Natuurmonumenten
Ontwikkelingen met een mogelijk effect op Beschermde Natuurmonumenten die niet zijn gelegen binnen een Natura 2000-gebied (de zelfstandige Beschermde Natuurmonumenten) moeten getoetst worden aan de waarden uit het aanwijzingsbesluit van het Beschermde Natuurmonument. Deze verplichting geldt op grond van artikel 19l Nbw. In het bestemmingsplan moet zicht worden gegeven op de haalbaarheid van het plan, waarbij beschreven moet worden of een Natuurbeschermingswet-vergunning op grond van artikel 16 Nbw noodzakelijk is en verkregen kan worden. Bij deze toetsing moet, op grond van artikel 16, lid 4 Nbw en artikel 65 Nbw, ook de externe werking van het initiatief getoetst worden.
Ecologische Hoofdstructuur
Het voormalige ministerie van LNV heeft in 1990 de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS) geïntroduceerd. De EHS bestaat uit een netwerk van natuurgebieden. Het doel van de EHS is de instandhouding en ontwikkeling van deze natuurgebieden om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan. De EHS wordt beschermd via regelgeving onder de Wet ruimtelijke ordening: het in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgelegde rijksbeleid ten aanzien van de begrenzing en de bescherming van de EHS, is vertaald in regelgeving in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, dat per provincie is uitgewerkt in een provinciale ruimtelijke verordening. In de Verordening Ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland zijn verplichtingen opgenomen voor bescherming van de EHS. Kort gezegd is hier geregeld dat bestemmingsplannen geen bestemmingen mogen aanwijzen die instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS significant beperken, of leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van de EHS. Gedeputeerde Staten kunnen een ontheffing verlenen om te mogen afwijken van deze verordening. Dit is alleen mogelijk indien:
In welke gevallen en hoe gecompenseerd moet worden is verder uitgewerkt in het 'nee, tenzij'-regime uit de beleidsregel Compensatie Natuur, Recreatie en Landschap Zuid-Holland 2013 (hierna: Compensatieregeling).
Om te kunnen bepalen of de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied significant worden aangetast, moet het bevoegd gezag (in dit geval de gemeente) erop toezien dat de initiatiefnemer hiernaar onderzoek verricht. Gemeenten moeten het in de verordening en beleidsregel vastgelegde beschermingsregime voor de EHS verankeren in bestemmingsplannen en ook de naleving daarvan borgen bij het (verlenen van omgevingsvergunningen voor het) afwijken van ruimtelijke regels. Overigens kan een gebied tegelijk een Natura 2000-gebied zijn en onderdeel uitmaken van de EHS. Als er sprake zou zijn van tegenstrijdige vereisten, dan is het Natura 2000-beschermingsregime leidend.
Belangrijk weidevogelgebied en karakteristieke landschapselementen
In de Verordening Ruimte 2014 en de Compensatieregeling is de bescherming van belangrijke provinciale weidevogelgebieden en landschapselementen vastgelegd. Voor ingrepen in deze weidevogelgebieden en landschapselementen geldt (net zoals bij de EHS-gebieden) het 'nee, tenzij-principe': er zijn geen bestemmingswijzigingen mogelijk als daardoor de wezenlijke kenmerken en waarden van het weidevogelgebied en het landschapselement significant worden aangetast, tenzij er sprake is van groot openbaar belang, er geen reële alternatieven zijn, de negatieve effecten zoveel mogelijk worden beperkt en de overblijvende effecten worden gecompenseerd. Als dat het geval is en de ruimtelijke ontwikkeling mag plaatsvinden, dan geldt dat er compensatie toegepast moet worden. Hiervoor geldt de Compensatieregeling. De toelichting bij het bestemmingsplan moet dan een verantwoording over de wijze van compensatie bevatten.
Soortenbescherming wordt gewaarborgd door de Flora- en faunawet. De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende soorten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in verschillende beschermingscategorieën. De beschermde diersoorten (vogels, vissen, zoogdieren, amfibieën, reptielen, insecten, ongewervelden, et cetera) en ongeveer 100 plantensoorten zijn te vinden in tabellen, die deel uitmaken van de Ffw. Daarnaast zijn alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen beschermd tijdens de broedperiode en zijn van een aantal soorten de vaste rust- en verblijfplaatsen en functionele omgeving jaarrond beschermd.
Het uitgangspunt van de Ffw is dat alles wat schadelijk is voor beschermde soorten verboden is, zoals bijvoorbeeld het verstoren, verontrusten, doden, vangen, plukken, vernielen, verwonden van soorten of het wegnemen, vernielen of verstoren van hun verblijfplaats. Van het verbod kan alleen onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken. Voor álle activiteiten met een mogelijk effect op beschermde dier- en plantensoorten is toetsing aan de Ffw noodzakelijk. Activiteiten waarbij de verbodsbepalingen overtreden worden, dienen voorkomen te worden, bijvoorbeeld door het treffen van mitigerende maatregelen. Indien dit niet mogelijk is, dan is het uitvoeren van een dergelijke activiteit alléén toegestaan met een ontheffing van het Ministerie van EZ. Een mitigatieplan of ontheffing dient in het bezit te zijn voorafgaand aan de start van de uitvoeringsfase.
Naast de verbodsbepalingen staat in de Ffw dat voor alle in het wild levende planten- en diersoorten de zogenaamde zorgplicht geldt. Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk voorkomen moeten worden. De zorgplicht geldt voor iedereen en voor alle planten en dieren, beschermd of niet. Bij beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend.
In deze paragraaf is de planologische haalbaarheid van het plan in het kader van de natuurwetgeving onderzocht. Hierbij is beoordeeld of er effecten kunnen optreden op beschermde gebieden en/of beschermde soorten. De volgende bronnen zijn geraadpleegd:
Op basis van literatuuronderzoek is bepaald of het plangebied zich in (de nabijheid van) een Natura 2000-gebied bevindt, danwel in (de nabijheid van)een Beschermd Natuurmonument. Tevens is bepaald of het plangebied binnen de groene gebieden van de Verordening Ruimte 2014 (EHS, belangrijk weidevogelgebied, karakteristieke landschapselementen) is gelegen. Dit is weergegeven in figuur 5.2.
Afbeelding 5.2: ligging plangebied ten opzichte van omliggende beschermde gebieden, www.pzh.nl, geraadpleegd 1 december 2014.
Natura 2000-gebieden
Het plangebied is niet gelegen in en/of in de directe nabijheid (binnen 1 kilometer) van een Natura 2000-gebied of zelfstandig beschermd natuurmonument. Wel zijn in de omgeving van het plangebied de volgende Natura 2000-gebieden en beschermde natuurmonumenten aanwezig:
De Natura 2000-gebieden Coepelduynen, Meijendel & Berkheide en Kennemerland-Zuid, zijn gebieden met stikstofgevoelige habitattypen die zijn beschermd op basis van de verschillende aanwijzingsbesluiten. Zodoende moet worden beoordeeld of het plan significant negatieve effecten veroorzaakt op deze Natura 2000-gebieden.
De werkzaamheden aan de N444 en de Nagelbrug worden uitgevoerd om de doorstroming te verbeteren op het traject. Na afronding zal de maximumsnelheid op de N444 ten zuidoosten van de Nagelbrug worden verhoogd van 60 km/u naar 80km/u. Het gevolg van deze ingrepen is dat de verkeersintensiteit op ondere andere de N444 toeneemt.
Om de effecten van het plan op de stikstofdepositie te berekenen, is gebruik gemaakt van de verkeerscijfers voor de autonome situatie en de plansituatie, die onder meer zijn te vinden in het rapport "Herinrichting Nagelbrug en N444, Voorhout Onderzoek luchtkwaliteit" (zie bijlage 4 van deze toelichting). Deze gegevens zijn gebruikt als input voor het programma Aerius Calculator bèta (release 8) om de effecten van de geplande ingreep op Natura 2000-gebieden te berekenen. De voor de berekening gehanteerde uitgangspunten zijn te vinden in hoofdstuk 4 van de natuurtoets van Grontmij (bijlage 6 van deze toelichting).
Uit de berekening blijkt dat het plan niet zal leiden tot een toename in de stikstofdepositie in de twee dichtstbij gelegen Natura 2000-gebieden Kennemerland-zuid en Coepelduynen. Het plan levert een extra bijdrage van 0,04 mol stikstof/ha/jaar op het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid en een extra bijdrage van 0,03 mol stikstof/ha/jr op het Natura 2000-gebied Coepelduynen. Vanwege de nauwkeurigheid van het gebruikte model wordt een modelmatig berekende toename van 0,05 mol stikstof/ha/jr of minder door het bevoegd gezag vergunningverlening Natuurbeschermingswet (Provincie Zuid-Holland) niet opgevat als een toename. Omdat de toename stikstofdepositie op beide Natura 2000-gebieden kleiner is dan 0,05 mol/ha/jr, houdt dit in dat een significante negatievef effect op de instandhoudingsdoelen van zowel het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid als het Natura 2000-gebied Coepelduynen, als gevolg van het plan, wordt uitgesloten.
Omdat de afstand tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide groter is dan de afstand tussen plangebied en het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid, is een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide eveneens is uit te sluiten. Planologische belemmeringen worden derhalve niet verwacht.
Zelfstandige Beschermde Natuurmonumenten
Binnen een straal van 10 kilometer rondom het plangebied zijn geen zelfstandige Beschermde Natuurmonumenten aanwezig. Planologische belemmeringen worden zodoende niet verwacht.
Voormalige Beschermde Natuurmonumenten
Binnen de grenzen van de Natura 2000-gebieden Coepelduynen, Meijendel & Berkheide en Kennemerland-Zuid, zijn voormalige Beschermde Natuurmonumenten aanwezig. Het plangebied is niet gelegen binnen deze voormalige Beschermde Natuurmonumenten. Voor zover de instandhoudingsdoelen van deze voormalige Beschermde Natuurmonumenten niet zijn overgenomen in de aanwijzingsbesluiten van de betreffende Natura 2000-gebieden, geldt dat op grond van de Crisis- en Herstelwet geen rekening hoeft te worden gehouden met externe werking. Planologische belemmeringen zijn dan ook niet te verwachten.
Ecologische Hoofdstructuur
In het plangebied ligt een EHS-gebied, te weten het Overbosch. Door realisatie van het plan zal ca. 900m2 van het Overbosch verloren gaan (ca. 2,5 % van het totale oppervlakte van het EHS-gebied). Wel zal, na afronding van de werkzaamheden, ca. 100m2 opnieuw worden aangelegd als bos. In totaal gaat ca. 900m2 van het Overbosch permanent verloren. Dit houdt in dat er verdere toetsing aan de regels ter bescherming van de EHS uitgevoerd moet worden. Hiertoe dient een ontheffing ex artikel 3.2 van de Verordening Ruimte te worden aangevraagd en is de compensatieregeling van de provincie Zuid-Holland van toepassing.
De ontheffing ex artikel 3.2 Verordening Ruimte is op 23 september 2014 (verzonden 30 oktober 2014) verleend [Verleende ontheffingen door provincie Z-H waardevolle graslanden
en Ecologische hoofdstructuur - bijlage 13 van deze toelichting]. Daarnaast zullen de gemeente en de provincie Zuid-Holland een overeenkomst (als onderdeel van de anterieure overeenkomst, die ondertekend moet zijn vóórdat het bestemmingsplan wordt vastgesteld) afsluiten op basis van de Compensatieregeling. Mondelinge afspraken over de compensatie zijn reeds gemaakt. De overeenkomst behelst compensatie van het verlies van oppervlak in het Overbosch in een nieuwe ecologische verbindingszone die de gemeente in de nabije omgeving aanlegt. Het nieuwe oppervlak (1500 m2) wordt verankerd als EHS-gebied in het bestemmingsplan dat ten behoeve van de Noordelijke Randweg Voorhout zal worden opgesteld. Tot slot is een overeenkomst afgesloten tussen de provincie Zuid-Holland, de gemeente Teylingen en de Stichting Vrienden van het Overbosch voor een kwaliteitsimpuls in het Overbosch, bestaande uit onder andere compensatie van te kappen bomen en aanplant van heesters.
Door de ontheffing en de compensatiemaatregelen voldoet het project aan de verordening ruimte, waardoor het aspect Ecologische hoofdstructuur geen planologische belemmeringen oplevert.
Belangrijk weidevogelgebied
Het zuidoostelijk deel van het plangebied (verbreding van de N444) is gelegen in het belangrijke weidevogelgebied Elsgeesterpolder. Het betreft hier het gebied ten oosten van de N444, gelegen tussen de N444 en de spoorlijn. Dit weidevogelgebied heeft een oppervlakte van ca. 26 ha. Door realisatie van het plan zal ca. 3000 m2 (ca. 1,2% oppervlakteverlies) van dit weidevogelgebied permanent verloren gaan, als gevolg van de wegverbreding. Het betreft hier een strook direct langs de huidige N444 met een breedte van ca. 6m en een lengte van ca. 500m.
Daarnaast zal door de snelheidsverhoging van 60 km/u naar 80 km/u, een klein deel van het weidevogelgebied (ca. 2%) minder geschikt worden voor weidevogels als gevolg van een grotere verstoring door wegverkeerslawaai. In totaal wordt ca. 5200m2 van het weidevogelgebied aangetast waarvan ca. 3000m2 permanent verloren gaat. Door de provincie Zuid-Holland is aangegeven dat, hoewel er sprake is van een aantasting van het weidevogelgebied, deze aantasting geen significante negatieve effecten heeft op de wezenlijke kenmerken en waarden van het weidevogelgebied. De Compensatieregeling is daardoor niet van toepassing. Het aspect weidevogelgebied levert zodoende geen planologische belemmeringen op.
Karakteristieke landschapselementen
In het plangebied liggen geen karakteristieke landschapselementen. Planologische belemmeringen zijn dan ook niet te verwachten.
Het onderzoek naar flora en fauna in het plangebied is onderzocht door middel van twee natuurtoetsen, uitgevoerd door adviesbureau Tauw BV (zie bijlage 5 van deze toelichting ) en adviesbureau Grontmij (zie bijlage 6 van deze toelichting ). Deze natuurtoetsen zijn als bijlagen bij dit bestemmingsplan opgenomen. Tauw heeft in oktober 2012 een veldbezoek verricht. Op basis van de resultaten van dit veldbezoek en expert judgement is beoordeeld op het plangebied geschikt is voor de in de regio voorkomende beschermde soorten. Door Grontmij zijn, naar aanleiding van de resultaten uit het onderzoek van Tauw, in 2013 diverse gerichte inventarisaties uitgevoerd naar het voorkomen van Grote Keverorchis, vleermuizen, jaarrond beschermde nestplaatsen van vogel, rugstreeppad, kleine modderkruiper en bittervoorn.
Op basis van de verspreidingsgegevens uit de beschikbare literatuurbronnen, het oriënterende veldbezoek en deskundigenoordeel zijn in tabel 5.1 de soorten weergegeven, waarvan verwacht wordt dat deze in of in de nabije omgeving van het plangebied voor kunnen komen. In de tabel zijn de zwaarder beschermde soorten opgenomen (Flora- en faunawet tabel 2 en 3 en broedvogels). De licht beschermde soorten (tabel 1) waarvoor veelal een vrijstelling geldt zijn niet genoemd. Soorten op de 'rode lijst' zonder beschermde status zijn evenmin opgenomen.
Soortgroep | Verwachte soorten (tabel 2/3) |
Vleermuizen |
Op diverse plekken binnen het plangebied (in en rond het Overbosch en rond de te slopen gebouwen) zijn foerageergebieden aanwezig van de Gewone Dwergvleermuis en Ruige Dwergvleermuis. In het Overbosch werd in 2011 een vrouwtjesverblijfplaats van Rosse Vleermuis waargenomen. Echter in 2013 zijn er geen verblijfplaatsen aangetroffen in het Overbosch |
Vogels (algemeen) |
Diverse (algemene) broedende vogelsoorten in het Overbosch en andere delen van het plangebied. |
Vogels (vaste verblijfplaatsen) | Geen soorten aangetroffen waarvan de nestplaatsen jaarrond (cat. 1 t/m 4) zijn beschermd. Wel zijn in het Overbosch soorten categorie 5 aangetroffen. |
Rugstreeppad | Hoewel de soort niet is aangetroffen in het plangebied, komt deze wel voor in de directe omgeving van het plangebied. De watergangen ten oosten van n44 (zowel in als net buiten het plangebied) zijn geschikt zijn als voortplantingswater. De oevers van de watergangen in de polder zijn als winterhabitat. |
Bittervoorn, Rivierdonderpad en Kleine Modderkruiper | In de Haarlemmertrekvaart komen Bittervoorn, Rivierdonderpad en Kleine Modderkruiper voor. De watergangen ten oosten van de N444 (zowel die in de polder als de bermsloot) zijn niet geschikt voor Bittervoorn maar wel voor Kleine Modderkruiper, hoewel deze hier niet is aangetroffen. |
Tabel 5.1 Beschermde soorten (tabel 2/3 of broedvogels) die in of in de nabije omgeving van het plangebied verwacht worden
In tabel 5.2 zijn de beschermde tabel 2- en 3-soorten en broedvogels uit de Flora- en faunawet opgenomen waarvan niet kan worden uitgesloten dat zij geschaad worden door de ingreep. De verbodsbepalingen uit de Ffw die daarbij worden overtreden zijn eveneens weergegeven.
Soortgroep | Effecten | Verbodsbepalingen |
Vleermuizen | Negatieve invloed van kunstmatige lichtbronnen op foerageergebied (Overbosch en rondom de te slopen gebouwen) van Gewone Dwerg-vleermuis en Ruige Dwergvleermuis (beide tabel 3) | Niet van toepassing mits de uitstraling van kunstmatige lichtbronnen op foerageergebied wordt voorkomen |
Broedvogels, tijdens broedseizoen |
Verstoring van algemene broedvogels binnen het plangebied en/of binnen de invloedsfeer van de werkzaamheden aan de randen van het plangebied. | Niet van toepassing mits uitvoering van de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden of voor het broedseizoen starten. |
Broedvogels, vaste verblijfplaatsen |
Geen (effecten op) nestplaatsen van zogenaamde categorie 1 t/m 4-soorten. Mogelijk wel effecten op nestplaatsen categorie 5-vogelsoorten, maar geen zwaarwegende omstandigheden om nesten van deze soorten te beschermen. Ook kunnen zich vanaf het broed-seizoen 2015 andere soorten binnen de invloedsfeer van de beoogde ontwikkelingen in het plangebied vestigen. |
Niet van toepassing mits de werkzaam-heden buiten het vogelbroedseizoen worden uitgevoerd of voor het vogel-broedseizoen worden gestart. Als tijdens het vogelbroedseizoen wordt gestart verdiend het aanbeveling om nog een broedvogelcontrole uit te laten voeren door een ter zake deskundige. |
Rugstreeppad | Geen effecten op voortplantingswater en winterhabitat. Plotselinge kolonisatie van het plangebied na bouwrijp maken is wel mogelijk | Niet van toepassing mits er maatregelen worden getroffen om kolonisatie van het plangebied wordt voorkomen. |
Bittervoorn, Rivier-donderpad en Kleine Modderkruiper | Mogelijk effecten op populatie omdat in de Haarlemmertrekvaart werkzaam-heden worden uitgevoerd ten behoeve van de reconstructie Nagelbrug. | Niet van toepassing mits er maatregelen worden getroffen om populatie-vernietiging zoveel mogelijk tegen te gaan |
Tabel 5.2 Door de Flora- en faunawet beschermde soorten (tabel 2/3 en broedvogels) die
mogelijk geschaad worden
Gelet op datgene wat in tabel 5.2 staat vermeld in de kolom "verbodsbepalingen", concluderen wij dat de flora- en faunawet geen belemmeringen oplevert voor de planontwikkeling. Wel dient op basis van de zorgplicht genoemd in de Flora- en faunawet bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met de aanwezige planten en dieren. Zo dienen maatregelen te worden getroffen om bijvoorbeeld verstoring tot een minimum te beperken. De in de kolom "verbodsbepalingen" (tabel 5.2) opgenomen maatregelen worden uitgevoerd om een overtreding van de zorgplicht te voorkomen. Deze maatregelen zijn verder uitgewerkt in bijlage 7 van deze toelichting - Maatregelen ter voorkoming van een overtreding van de Flora en Faunawet van 8 december 2014. In deze bijlage zijn maatregelen te vinden specifiek voor de in tabel 5.2 genoemde soortgroepen maar ook algemene maatregelen die in acht worden genomen.
Ondanks dat binnen een straal van 5 km rondom het plangebied drie Natura 2000-gebieden zijn gelegen, zijn er geen significante negatieve effecten te verwachten op de instandhoudingsdoelen van de betreffende Natura 2000-gebieden. Het plangebied ligt zowel in een gebied dat onderdeel is van de EHS (Overbosch) als in een belangrijk weidevogelgebied (Elsgeesterpolder). Voor het Overbosch is een overeenkomst op grond van de Compensatieregeling opgesteld. De permanente aantasting van het Overbosch zal worden gecompenseerd in het bestemmingsplan dat wordt opgesteld voor het plan noordelijke randweg. Daarnaast is een overeenkomst opgesteld om het Overbosch een kwaliteitsimpuls te geven. De wegverbreding zal worden uitgevoerd in een belangrijk weidevogelgebied. Echter, zowel de fysieke aantasting (aantasting oppervlakte) als de kwalitatieve aantasting (aantasting als gevolg van wegverkeerslawaai) is zodanig dat deze geen significante negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van het weidevogelgebied. Tot slot zijn binnen het plangebied geen karakteristieke landschapselementen aanwezig. Het aspect gebiedsbescherming levert geen belemmering op.
De aantasting van individuen is niet uit te sluiten, maar effecten op populatieniveau worden
uitgesloten, omdat over het algemeen mitigerende en zorgplichtmaatregelen zijn te treffen [Maatregelen ter voorkoming van een overtreding van de Flora en Faunawet van 8 december
2014, Omgevingsdienst West Holland - Bijlage 7 van deze toelichting]. De kans dat de Flora- en faunawet een belemmering vormt voor de uitvoering van het bestemmingsplan is zeer gering.
Voor het bestemmingsplan is de watertoets wettelijk van toepassing. De watertoets is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. De watertoets heeft als doel 'het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer'.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen die betrekking hebben op de waterhuishouding. Deze hebben allen als doel 'een duurzaam waterbeheer, zowel kwalitatief als kwantitatief'. De volgende beleidsstukken zijn van toepassing:
Europees
Nationaal
Provinciaal
Deze beleidsstukken hebben eveneens hun vertaling gekregen in het Waterbeheerplan 2010-2015 (WBP) die opgesteld is door het Hoogheemraadschap van Rijnland. Onderstaand is dit beleid samengevat. In het kader van het vooroverleg zal overleg worden gevoerd met de waterbeheerder, waarna de opmerkingen van de waterbeheerder worden verwerkt in deze waterparagraaf.
Waterbeheerplan van Rijnland
Voor de planperiode 2010-2015 is het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water.
De handreiking Watertoetsproces bij Rijnland beschrijft hoe het hoogheemraadschap omgaat met de watertoets. Tevens wordt beschreven wat zij van derden verwacht in geval van ruimtelijke ontwikkelingen en plannen.
Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:
Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren.
Het plangebied ligt parallel langs en over de Haarlemmertrekvaart. De Haarlemmertrekvaart, die het plangebied doorkruist, vormt de boezem. De boezem heeft een winterpeil van -0,64 m N.A.P. en een zomerpeil van -0,61 N.A.P. Het waterpeil in het peilgebied is WP= -1,07 m N.A.P. en ZP = -0,92 m N.A.P. In het ontwerp is het waterpeil -1,07 m N.A.P. maatgevend voor de dimensionering van de watergangen. Het plangebied doorsnijdt de boezemkering van de Haarlemmertrekvaart.
Het tracé van de N444 ligt in twee peilgebieden. De scheiding van de peilgebieden ligt nabij de Sportlaan. De rijbaan van de N444 en het fietspad worden verbreed. Evenwijdig aan de N444 loopt de Haarlemmertrekvaart. Hierlangs is tevens een regionale waterkering gelegen. Deze valt deels binnen het plangebied, zoals weergegeven in afbeelding 5.3.
Afbeelding 5.3: Regionale waterkering in het plangebied (boezemkering)
(Bron: Leggerkaart Hoogheemraadschap van Rijnland)
Vanwege de verbreding van de N444 dienen de watergangen ten oosten van de N444 verlegd te worden. Daarnaast zal ten behoeve van de reconstructie van de Nagelbrug een rotonde deels over de Haarlemmertrekvaart worden aangelegd. De doorvaarthoogte blijft gelijk, namelijk 2,50 m. Ten noorden van de Nagelbrug zal ten behoeve van kruisend langzaam verkeer een voetgangs-/fietstunnel worden aangelegd. Hiertoe wordt een aantal keerwanden gerealiseerd.
Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering is en wordt overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap van Rijnland. Voor de werkzaamheden wordt te zijner tijd bij het Hoogheemraadschap een vergunning aangevraagd.
Om de totale oppervlakte verharding toeneemt, dient ook watercompensatie plaats te vinden.
Watercompensatie
Voor de watercompensatie dient rekening gehouden te worden met 15% van de toename van het verhard oppervlak. De watercompensatie dient in hetzelfde peilgebied te worden gerealiseerd. Grontmij heeft in opdracht van de provincie Zuid-Holland een notitie geschreven over de te realiseren watercompensatie [N444-recontsructie op wegvak km 2.2 -
km 4.0, onderdeel Watercompensatie-v01 van 27 september 2013 uitgevoerd door Grontmij
Nederland BV, met kenmerk 326324 - Bijlage 8 van deze toelichting]. Hierin zijn ook tekeningen van de compensatie opgenomen.
Berekening watercompensatie
Wegvak km 2.2 - km 3.5 (ten zuiden van Nagelbrug):
Een eerste berekening laat zien dat er circa 550 m2 wateroppervlak gecompenseerd dient te worden. Dit is gebaseerd op een toename van het verhard oppervlak van circa 3670 m2. Er is een totale lengte van circa 950 meter in de watergang beschikbaar om de watercompensatie in het betreffende peilgebied te realiseren. In het ontwerp is de watergang met 0,60 meter extra verbreed ten opzicht van de bestaande breedte op de waterlijn.
Ten aanzien van de watercompensatie wordt de toename van het verhard oppervlak van het wegvak km 2.2 – km 3.5 (gedeelte ten zuiden van de Nagelbrug) in de te verleggen watergangen gerealiseerd.
Wegvak km 3.5 - km 4.0 (Nagelbrug en ten noorden daarvan)
Op dit weggedeelte bedraagt de toename van het verhard oppervlak 2830 m2. De oppervlakte bestaande verhardingen is namelijk 7865 m2. De oppervlakte toekomstige verhardingen bedraagt 10695 m2. Ten gevolge van deze toename van verhard oppervlak dient 425 m2 (15%) watercompensatie gerealiseerd te worden. Ten gevolge van dempen en het realiseren van een nieuwe watergang dient er voor circa 430 m2 watercompensatie gerealiseerd te worden. Totaal is dit 425+435=855 m2 watercompensatie.
In de toelichting behorende bij het bestemmingsplan Noordelijke Randweg Voorhout zal een passage worden opgenomen, dat met de realisatie van dit plan de benodigde watercompensatie van 855 m2 vanuit de het plan Verbreding N444 en reconstructie Nagelbrug zal worden gecompenseerd.
De toename van het verhard oppervlak van het wegvak km 3.5 - 4.0 (Nagelbrug en ten noorden daarvan) kan in verband met de beperkte ruimte niet in het betreffende peilgebied gecompenseerd worden. Voor dit wegvak wordt (in een later stadium) in totaal 855 m2 watercompensatie binnen het betreffende peilgebied (project Noordelijke Randweg) gerealiseerd. Hierover zijn in een overleg van 13 december 2013 afspraken gemaakt tussen de Provincie, de Grontmij en het Hoogheemraadschap van Rijnland [Verslag overleg eisen, randvoorwaarden, voorschriften Hoogheemraadschap d.d. 13 december 2013 - bijlage 1 van deze toelichting] .
In de notitie van Grontmij zijn tabellen en tekeningen opgenomen van de bestaande en toekomstige situatie met betrekking tot watercompensatie.
Waterkeringen
De waterkering die in het plangebied ligt is opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan, waardoor de instandhouding hiervan juridisch-planologisch is geborgd.
In hoofdstuk 2 is een beeld gegeven van het bestaande gebied en van de toekomstige ontwikkelingen. Het nut en de noodzaak en de te nemen maatregelen van de verbreding van de N444 en de reconstructie van de Nagelbrug zijn daarin reeds beschreven. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de aspecten parkeren, bereikbaarheid en verkeersveiligheid.
Algemeen
De N444 is een belangrijke schakel in het wegennet in de Duin- en Bollenstreek. De N444 verbindt de kuststreek rond Noordwijk met de A44 en daarmee met het Rijkswegennet. Samen met de N443 is de N444 één van de weinige oost-west verbindingen in het noord-zuid georiënteerde wegennet van de regio. In de Samenwerkingsagenda Bereikbaarheidsstudie Grensstreek wordt ingezet op een verbetering van de oost-west verbinding.
Door de aanleg van de turborotonde bij de Nagelbrug wordt een knelpunt in de doorstroming op de N444 weggenomen. Door het verhogen van de snelheid van 60 naar 80 km per uur tussen de Nagelbrug en de A44 is het verkeer sneller bij de A44. Op de N443 blijft een barrière in de doorstroming bestaan in de vorm van de spoorwegovergang bij de Piet Gijzenbrug. Bovendien kent een groot deel van de N443 een maximum snelheid van 60 km per uur. Door de voorgestelde reconstructies op de N444 wordt de N444 aantrekkelijker ten opzichte van de N443 voor verkeer dat van de A44 richting kust gaat en vice versa. Dit kan gevolgen hebben voor de verdeling van het verkeer over het aangrenzende wegennet. In het bijzonder kan dit gevolgen hebben voor de drukte op de Herenstraat in Voorhout door sluipverkeer en voor de belasting van de aansluiting van de N444 op de A44 bij het Postviaduct.
Herenstraat, Voorhout
In 2017 wordt de aanleg van de Noordelijke Randweg Voorhout voorzien. Deze weg vormt samen met de Jacoba van Beierenweg een verbinding tussen de N444 en N443. Voor automobilisten die de gelijkvloerse spoorkruising op de N443 willen vermijden is dit een aantrekkelijkere en snellere route dan die via de Herenstraat, die immers ook een gelijkvloerse spoorkruising kent. De verwachting is dat de aanleg van de Noordelijke Randweg Voorhout zal leiden tot een aanzienlijke afname van het verkeer in de Herenstraat.
Verkeersafwikkeling Postviaduct
Naar aanleiding van een vooroverlegreactie van het Ministerie van Infrastructuur & Milieu/Rijkswaterstaat heeft de provincie een rapport laten opstellen over de verkeersafwikkeling van het Postviaduct ten gevolge van de te treffen verkeersmaatregelen bij de N444 inclusief Nagelbrug [Notitie verkeersafwikkeling VRI Postviaduct 2026 van 16
januari 2015, uitgevoerd door Grontmij Nederland BV, met kenmerk 301111 - bijlage 15 van
deze toelichting].
In 2013/2014 is een grootschalige reconstructie uitgevoerd bij de aansluiting van de N444 op de A44 bij het Postviaduct. Door de voorgenomen reconstructies op de N444 kan de druk op de aansluiting bij het Postviaduct toenemen. Met het Regionale Verkeersmodel waarin ook de reconstructie van de Nagelbrug en de reconstructie N444 is opgenomen is, mede naar aanleiding van de vooroverlegreactie van het Ministerie van I&M, gekeken naar het functioneren van de aansluiting bij het Postviaduct in 2026. De aansluiting bij het Postviaduct blijft in 2026 voldoen voor de gewenste verkeersafwikkeling. De analyse is opgenomen in de Notitie verkeersafwikkeling VRI Postviaduct 2026 van 16 januari 2015, uitgevoerd door Grontmij Nederland BV, met kenmerk 301111 - bijlage 15 van deze toelichting.
Lichthinderonderzoek Rotonde nagelbrug versus Herenstraat 2-2A Voorhout
Naar aanleiding van een inspraakreactie van de eigenaar van het pand Herenstraat 2-2a Voorhout heeft de provincie een lichthinderonderzoek laten uitvoeren voor het pand Herenstraat 2-2A te Voorhout [Lichthinder Onderzoek Rotonde versus Herenstraat 2-2A van
28 oktober 2014, uitgevoerd door Grontmij Nederland BV, met projectnummer 326324
revisie D1 - bijlage 14 van deze toelichting].
De conclusie van het onderzoek is, dat de waarden van lichthinder van de huidige situatie en de toekomstige situatie nagenoeg overeenkomen met elkaar. Er zal dan ook naar verwachting geen extra lichthinder optreden. Indien de doorstroming op de kruising beter wordt, waardoor de auto's minder lang stil staan op het kruisvlak, zal de mate van lichthinder naar verwachting zelfs minder worden. Dit doordat de auto's minder lang aanwezig zijn op het kruisvlak. In deze conclusie wordt tevens aangegeven, dat er wel hinder ondervonden zal worden door het rechtstreeks in het armatuur kijken door de bewoner. De Provincie zal het armatuur voorzien van een afscherming om de hinder hiervan te voorkomen.
Parkeren
In het plangebied worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt, die nieuwe of extra parkeerplaatsen vereisen.
Het archeologiebeleid van Teylingen is verwoord in de nota 'Onder de grond - Beleid voor
archeologie in Teylingen' van 1 maart 2010. Als uitgangspunt voor deze nota dienden de
archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart uit 2009. Het beleid is gebaseerd op wetgeving en de archeologische verwachtings- en beleidskaart van Teylingen en heeft tot doel om het archeologisch erfgoed te behouden en te beschermen. Voor het nemen van beslissingen zijn de archeologische verwachtings- en beleidskaart opgesteld. De verwachtingskaart geeft inzicht in de archeologische waarden en verwachtingen in Teylingen. Op basis van deze kaart kunnen initiatiefnemers zo goed mogelijk worden geïnformeerd over eventuele archeologische consequenties van ruimtelijke ingrepen. Op de archeologische beleidskaart zijn de archeologisch waardevolle gebieden aangegeven. De gebieden zijn onderverdeeld in Archeologisch Waardevolle Verwachtingsgebieden AWV 1 t/m 6 en Archeologische Waardevolle Gebieden AWG 1 t/m 2. Per gebied is een voorschrift aangegeven.
Het plangebied ligt grotendeels op de strandvlakten. Ter plaatse van de verbreding bestaat het gebied grotendeels uit weidegronden en is open door het nagenoeg ontbreken van bebouwing en opgaande beplanting.
Afbeelding 5.4: Archeologische beleidsadvieskaart
gemeente Teylingen
De ontstaansgeschiedenis hangt nauw samen met de bewegingen van de zeespiegel. In perioden waarin de zee zich terugtrok en de kust zich uitbreidde, kon een gordel van hoger gelegen zandige ruggen ontstaan (strandwallen). Tussen de strandwallen ontstonden vlakke gebieden (strandvlakten). Vanaf de 17e eeuw zijn de strandwallen afgezand om aan de vraag naar zand voor de uitbreiding van steden te voldoen. Om zand af te kunnen voeren, werden brede zandvaarten gegraven, die nu nog in de Bollenstreek aanwezig zijn, zoals de Haarlemmertrekvaart. De afgevlakte strandwallen bleken zeer geschikt voor bloembollenteelt. De afwisseling van bloembollen op de afgezande strandwallen en weilanden in de strandvlakten is kenmerkend voor de Bollenstreek.
De Haarlemmertrekvaart is al meer dan 350 jaar onderdeel van de bestaande vaarwegstructuur tussen Leiden en Haarlem en worden beschouwd als elementen van cultuurhistorische waarde. De N444 loopt evenwijdig langs de Haarlemmertrekvaart. De verbreding vindt plaats in oostelijke richting, waardoor de Haarlemmertrekvaart wordt behouden.
Op de beleidsadvieskaart van de gemeente Teylingen (zie afbeelding 5.4) is te zien dat in het plangebied geen monumenten zijn gelegen. Daarnaast heeft het plangebied grotendeels een lage archeologische verwachting ('groen' op de kaart). Een klein deel van het plangebied (in blauw) heeft een hoge archeologische verwachting. Voor het gedeelte met een lage verwachting geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 500 m2 vroegtijdig inventariserend onderzoek nodig is. Voor het gedeelte met een hoge verwachting geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 100 m2 vroegtijdig inventariserend onderzoek nodig is.
Archeologisch bureauonderzoek
De provincie Zuid-Holland heeft in 2012 een archeologisch bureauonderzoek laten uitvoeren [Bureauonderzoek N444 Voorhout Nagelbrug Synthegra Archeologie van 13 maart 2012, met
kenmerk S1110261 - bijlage 9 van deze toelichting
]. De gemeente Teylingen heeft dit onderzoek goedgekeurd. In dit onderzoek wordt nader ingegaan op de historische ontwikkeling van het plangebied en de ondergrond. Naar aanleiding van dit onderzoek is aanbevolen nog een verkennend (boor)onderzoek uit te voeren wanneer er bodemingrepen worden gedaan die dieper zijn dan 30 cm.
Nadere archeologische booronderzoeken
In opdracht van de provincie Zuid-Holland is in het voorjaar van 2014 een archeologisch verkennend booronderzoek uitgevoerd langs een deel van de N444 in de gemeente Teylingen [Archeologisch Booronderzoek N444 Voorhout Nagelbrug van 14 november 2014,
uitgevoerd door Grontmij Nederland BV, met projectnummer 326324 revisie D1 - bijlage 10
van deze toelichting].
De toplagen zijn binnen het gehele plangebied verstoord tot een diepte van gemiddeld 50 cm –mv. In een zone ten zuiden van de 2e Elsgeesterweg is in een aantal boorprofielen een bodem-horizont (mogelijke vegetatiehorizont of cultuurlaag) aangetroffen. Deze horizont kan duiden op mogelijk voor bewoning gunstige bodemcondities. Binnen de rest van het plangebied wijst de bodemopbouw van strandvlaktezand en veen op natte en ongunstige bodemcondities voor bewoning. De strandwallen ter hoogte van de bebouwde kom van Voorhout binnen het plangebied zijn tot behoorlijke diepte (enkele decimeters) geroerd. Er zijn binnen het plangebied geen eenduidige archeologische resten of vindplaatsen aangetroffen.
De archeologische verwachting of kans op het kunnen aantreffen van (intacte) archeologische waarden binnen het plangebied in relatie tot de voorgenomen ingrepen (nieuw weggedeelte ter hoogte van huidige fietspad, nieuw fietspad veelal ter hoogte van de huidige sloten, nieuwe sloten ter hoogte van landbouwpercelen), lijkt met uitzondering van de zone 2e Elsgeesterweg te kunnen worden bijgesteld naar laag. De zone ten zuiden van de 2e Elsgeesterweg heeft op basis van dit booronderzoek een verhoogde archeologische verwachting vanwege het aantreffen van een bodemhorizont (vegetatiehorizont of cultuurlaag op ca. 60 cm –mv). Deze zone zal worden bedreigd door de voorgenomen bodemingrepen (aanleg nieuwe sloot en weg).
Op basis van de resultaten van het verkennend booronderzoek wordt geadviseerd het gebied ten zuiden van de 2e Elsgeesterweg (rond boringen 25-27) nader te onderzoeken op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Er wordt aanbevolen dit middels een karterend booronderzoek, waarbij in een intensiever booronderzoek (aantal boringen en opgeboord volume) dan thans het geval is geweest, op zoek te gaan naar archeologische indicatoren. Indien tijdens dat karterend onderzoek archeologische indicatoren / aanwijzingen voor een ter plekke gelegen vindplaats worden aangetroffen, dient de vindplaats nader uitgekarteerd te worden. In dat geval wordt ook geadviseerd de zone ten noorden van de 2e Elsgeesterweg nader karterend te onderzoeken. Op basis van de resultaten van het intensieve karterend booronderzoek kan een advies worden gegeven over de eventueel te nemen vervolgstappen.
Voor de rest van het plangebied wordt geadviseerd geen vervolgonderzoek uit te laten voeren voorafgaand aan de realisatie van de geplande ontwikkeling omdat de gronden daar in het verleden niet erg geschikt waren voor bewoning (kom- of veengrond) of de (strandwal)gronden reeds verstoord zijn. De graafwerkzaamheden kunnen daar wat betreft de conditie archeologie vooralsnog zonder beperkingen worden uitgevoerd.
Mochten tijdens de grondwerkzaamheden archeologische of cultuurhistorische waarden, vondsten en/of sporen worden aangetroffen, ook in vooraf vrijgegeven gronden, dan dient altijd direct contact te worden opgenomen met de bevoegde overheid in het kader van de wettelijke meldingsplicht (Monumentenwet 1988, artikel 53 en 54).
Bovengenoemd onderzoek (inclusief advies/aanbevelingen) is ter goedkeuring voorgelegd aan de bevoegde overheid. In deze de gemeente Teylingen.
Later zijn ook nog boringen gedaan ten noorden van de Nagelbrug. De resultaten daarvan zijn vastgelegd in een aanvullende notitie [Notitie aanvullende archeologische boringen N444 ten noorden Nagelbrug van 11 december 2014, uitgevoerd door Grontmij Nederland BV, met referentienummer 326324-Htn-WVB-aanv - bijlage 11 van deze toelichting].
Langs het tracé lijkt het erop dat de bodem tot een diepte van 100 cm tot 110 cm omgewerkt is. Aan de noordzijde is het mogelijk dat deze verstoring zelfs dieper gaat. De zuidzijde is opgehoogd in verband met de huidige overbrugging van de Haarlemmertrekvaart / Nagelbrug. In het midden van het tracé zijn aanwijzingen voor de aanwezigheid van een strandvlakte / strandwalflank. Op de verwachtingskaart van de gemeente Teylingen hebben deze zones een lage archeologische verwachting. De boringen 1-2, en 6-7 (en waarschijnlijk ook 8, 9 en 10) lijken zich op de strandwal te bevinden, die tot ca. 1 m – mv is omgewerkt. Deze zones hebben in principe een hoge archeologische verwachting voor resten vanaf het Neolithicum. In hoeverre deze nog daadwerkelijk aanwezig zijn onder het omgewerkt pakket, is thans niet duidelijk. Derhalve lijkt het zinvol om een vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een proefsleuf, tussen boring 5 en 7. Hier is de bodem het minst diep omgewerkt, en is het terrein momenteel goed toegankelijk voor het aanleggen van een sleuf (geen bomen / bestrating en weinig kabels en leidingen). Bovendien kan dan goed in kaart worden gebracht of zich hier inderdaad een strandwalflank bevindt die overgaat in een strandvlakte.
In de regels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan zijn de archeologische waarden met bijbehorende voorschriften opgenomen. Wanneer de bevoegde overheid (gemeente Teylingen) het booronderzoek en de aanvullende notitie hebben goedgekeurd, kan de bestemming 'Waarde - Archeologie' mogelijk aangepast worden of wellicht zelfs verwijderd worden van de Verbeelding.
Daarnaast bevindt zich net buiten het plangebied nog een molen. De biotoop van deze molen doorkruist het plangebied. Deze biotoop is verankerd in de regels. Binnen de biotoop zijn beperkingen opgelegd voor het oprichten van bebouwing.
Conclusie
Op basis van het archeologisch booronderzoek en het aanvullende booronderzoek kan niet uitgesloten worden dat er acheologische waarden aanwezig zijn in het plangebied. Met name het gebied ten zuiden van de 2e Elsgeesterweg vraagt om een vervolgonderzoek. Ook voor een deel van het gebied ten noorden van de Nagelbrug is vervolgonderzoek zinvol. Op de Verbeelding hebben deze gebieden in ieder geval een dubbelbestemming Waarde - Archeologie gekregen, waarmee de archeologische belangen zijn geborgd. Ook de overige delen van het plangebied hebben (vooralsnog) grotendeels een dubbelbestemming Waarde - Archeologie, omdat de booronderzoeken nog niet zijn goedgekeurd.
Geconcludeerd kan worden dat de regels van het bestemmingsplan de archeologische en cultuurhistorische belangen voldoende borgt. Uiterlijk bij een aanvraag omgevingsvergunning dient een verkennend (boor)onderzoek en in dit geval ook het vervolgonderzoek aangeleverd te worden.
Het voorontwerpbestemmingsplan is voorafgaand aan de formele bestemmingsplanprocedure voor inspraak vrijgegeven. Daarnaast is het voorontwerpbestemmingsplan voor advies toegezonden aan de instanties genoemd in § 1.5.
De ontvangen inspraakreacties tijdens de inspraakprocedure en de overlegreacties zijn samengevat en beantwoord in een inspraak- en overlegnota [Inspraak- en overlegnota
Bestemmingsplan Verbreding N444 en reconstructie Nagelbrug Voorhout versie 11 februari
2015 - bijlage 16 van deze toelichting]. In een aantal gevallen heeft dit geleid tot een aanpssing van het bestemmingsplan. Voor meer informatie wordt verwezen naar deze nota.
Bij ontwikkelingen die middels het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, is het noodzakelijk aan te tonen in hoeverre de beoogde plannen financieel haalbaar zijn en wie de risicodragende partij is. In dit kader is in afdeling 6.4 Wro bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen, indien een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Hiervan kan worden afgeweken indien de plankosten anderzijds zijn verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst.
De verbreding van de N444 en de reconstructie van de Nagelbrug is een project, waarvan het initiatief bij de provincie Zuid-Holland ligt. In artikel 6.2.1 Bro zijn criteria opgenomen met betrekking tot de verplichting van het opstellen van een exploitatieplan. Voor het project is het niet noodzakelijk een exploitatieplan op te stellen aangezien het gaat om infrastructurele werken.
Toch zal met de provincie Zuid-Holland een anterieure overeenkomst gesloten worden, waarin onder andere wordt vastgelegd dat de kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan en eventuele tegemoetkomingen in planschade voor rekening van de provincie Zuid-Holland zijn.