direct naar inhoud van 5.3 Flora en fauna
Plan: Partiële herziening buitengebied diverse percelen 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1509.BP000085-DE01

5.3 Flora en fauna

5.3.1 Vogelrichtlijn

De Vogelrichtlijn is een Europese richtlijn. Zij is in 1979 vastgesteld door de Raad van Europese Gemeenschappen en heeft tot doel de instandhouding van alle natuurlijk in het wild voorkomende vogelsoorten op het grondgebied van de Europese Unie. De Vogelrichtlijn bestaat uit twee delen: één deel gaat over soortbescherming. Dat deel is reeds geïmplementeerd in de Flora- en Faunawet (2002).

Het tweede deel gaat over gebiedsbescherming. De gebiedsbescherming zal voor een deel worden geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet (vanaf januari 2005). In de wijziging van de Natuurbeschermingswet wordt de bescherming van de gebieden verder uitgewerkt. Het plangebied is niet aangewezen als speciale beschermingszone onder de Vogelrichtlijn. Ook in de nabijheid van het plangebied liggen geen Vogelrichtlijngebieden.

5.3.2 Habitatrichtlijn

De Habitatrichtlijn is een Europese richtlijn die in 1992 is vastgesteld door de Raad van Europese Gemeenschappen. Het doel van de richtlijn is de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (kortweg habitattypen en soorten). De Habitatrichtlijn bestaat uit twee delen: één deel gaat over soortbescherming. Dat deel is reeds geïmplementeerd in de Flora- en Faunawet (2002).

Het tweede deel gaat over gebiedsbescherming. De gebiedsbescherming is voor een deel geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet. In de wijziging van de Natuurbeschermingswet wordt de bescherming van de gebieden verder uitgewerkt. Het plangebied is niet aangewezen als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn. Ook in de nabijheid van het plangebied liggen geen Habitatrichtlijngebieden.

5.3.3 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet is altijd en onverkort van kracht. Dit betekent dat op het moment dat nieuwe activiteiten aan de orde zijn (bij recht, via omgevingsvergunning voor afwijken of via wijziging) in het kader van de Flora- en faunawet de mogelijke effecten op beschermde soorten altijd moeten worden meegewogen. Een beoordeling op het moment dat de activiteiten daadwerkelijk aan de orde zijn (en dus niet ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan) geeft het meest actuele en beschermingswaardige beeld. Indien op dat moment blijkt dat sprake is van (een) beschermde soort(en) en de activiteit strijdigheid oplevert met de bepalingen uit de Flora- en faunawet, zal de activiteit pas kunnen plaatsvinden nadat hiervoor een omgevingsvergunning voor afwijken is verkregen. Bij het opstellen van het bestemmingsplan moet wel redelijk zicht bestaan op de verleenbaarheid van een eventueel benodigde omgevingsvergunning voor afwijken. Anders is het bestemmingsplan niet uitvoerbaar.

De gebruikelijke ontwikkelingsmogelijkheden op perceelsniveau die het plan biedt zijn namelijk in beginsel in zijn algemeenheid uitvoerbaar, al kan te zijner tijd blijken dat een omgevingsvergunning voor afwijken in specifieke gevallen niet of slechts onder voorwaarden verleend kan worden. Dit doet echter aan de algemene uitvoerbaarheid van het plan niet af.