direct naar inhoud van 4.1 Milieu
Plan: Buitengebied, locatie Vicarisweg 33 Varsselder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1509.BP000081-DE01

4.1 Milieu

Bodem

Voor de vaststelling van een bestemmingsplan dient in verband met de uitvoering een reëel beeld aanwezig te zijn van de bodemkwaliteit voor de gronden waaraan een nieuwe bestemming wordt gegeven. Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat de bodemkwaliteit geschikt moet zijn voor de beoogde functie.

In september 2011 is een Verkennend bodemonderzoek en verkennend asbestonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan. De resultaten zijn hieronder samengevat.

De bovengrond tot circa 1 m -mv bestaat voornamelijk uit sterk zandige, grijze klei. De ondergrond bestaat uit zwak siltig, matig fijn tot zeer grof zand. De ondergrond is wisselend zwak tot sterk grindig en is plaatselijk zwak gleyhoudend. Tijdens de veldwerkzaamheden zijn ter plaatse van deellocatie F in de stabilisatielaag van puin asbestverdachte materialen aangetroffen. Op het overige deel van de onderzoekslocatie is de bovengrond plaatselijk zwak tot matig puinhoudend. Op dit deel van de onderzoekslocatie zijn tijdens de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten.

Op de onderzoekslocatie zijn de volgende deellocaties onderzocht:

A: nieuwbouwlocatie paardenstal

In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen aangetroffen. De bovengrond is licht verontreinigd met PAK. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetoond. Het grondwater is licht verontreinigd met barium en nikkel.

B: bovengrondse dieseltank inclusief tankplaats

In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen aangetroffen. De bovengrond is niet verontreinigd met minerale olie of aromaten. In het grondwater ter plaatse zijn geen verontreinigingen aangetoond.

C: voormalige bovengrondse dieseltank zuidoostelijk van woonhuis 35

Zintuiglijk zijn er geen verontreinigingen aangetroffen die verband houden met de destijds aanwezige dieseltank. De bovengrond en het grondwater zijn niet verontreinigd met minerale olie of aromaten.

D: voormalige bovengrondse dieseltank noordzijde stal

In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen aangetroffen. De bovengrond en het grondwater zijn niet verontreinigd met minerale olie of aromaten.

E: toekomstig woonblok

Lokaal is een stabilisatielaag met puin aanwezig. Op het overige deel van de deellocatie is de bovengrond plaatselijk zwak tot matig puinhoudend. De puinhoudende bovengrond is licht verontreinigd met kobalt, lood, nikkel, zink, PAK en minerale olie. De zintuiglijk schone bovengrond is licht verontreinigd met PAK. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetoond. Het grondwater is licht verontreinigd met arseen en barium.

F: puinfundatie ter plaatse van voerplaten

Tijdens de veldwerkzaamheden zijn bij het graven van gaten in de stabilisatielaag asbestverdachte materialen aangetroffen. Aanvullend onderzoek naar asbest in puin wordt geadviseerd waarbij onder verhoogde veiligheidscondities (3T) gewerkt dient te worden.

Conclusie

De puinfundatie buiten beschouwing gelaten, vormen de onderzoekresultaten géén reden voor een nader onderzoek en vormt de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmering voor de bestemmingswijziging en nieuwbouw. Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing. Voor de puinfundatie wordt aanvullend onderzoek naar asbest uitgevoerd. De resultaten zullen later aan dit bestemmingsplan worden toegevoegd.

Geluid

Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij ruimtelijke plannen ter waarborging van een goed woon- en leefklimaat rekening gehouden te worden met het aspect wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai. Volgens de Wgh bevinden zich langs alle wegen wettelijke geluidzones, met uitzondering van woonerven, 30 km/uur-gebieden en wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart blijkt dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de meest nabij gelegen wegas 48 dB of minder bedraagt.

De voorkeursgrenswaarde voor de etmaalwaarde van de geluidbelasting op de gevels van de woning t.g.v. een weg bedraagt 48 dB. De gemeente kan volgens art. 83, lid 1 en 2 van de Wet geluidhinder (Wgh) voor woningen een hogere waarde vaststellen, in principe tot:

  • 53 dB in buitenstedelijk gebied
  • 63 dB in stedelijk gebied.

Een hogere waarde mag alleen worden vastgesteld als maatregelen om de geluidbelasting tot 48 dB te beperken onvoldoende doeltreffend zijn of als deze maatregelen ernstige bezwaren hebben van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard (Wgh art 110-a). De gemeente of provincie moet zelf motiveren waarom ze een hogere waarde wil vaststellen en waarom niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan.

In september 2011 is een Akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan. De resultaten zijn hieronder samengevat.

Toetsing en hogere waarde

De hoogste geluidbelasting op woning C (zie afbeelding in paragraaf 2.4) bedraagt 59 dB na aftrek van 2 dB ex art 110-g Wgh door wegverkeer op de N816 en 49 dB door wegverkeer op de N817. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt daarmee op de nieuwe woning C overschreden.

De hoogste geluidbelasting op woning D bedraagt 62 dB na aftrek van 2 dB ex art 110-g Wgh door wegverkeer op de N816 en 49 dB door wegverkeer op de N817. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt daarmee op de nieuwe woning D overschreden.

Hieronder zijn maatregelen beschreven om de geluidbelasting op de gevel in rekenpunt 1 zo mogelijk tot onder de voorkeursgrenswaarde te doen afnemen.

Maatregelen

Maatregelen aan de bron: stil asfalt

De N816 en de N817 zijn voorzien van een standaard asfalt (DAB), dit is een asfalt type zonder geluidreductie ten opzicht van het referentiewegdek. Door het toepassen van een stil wegdek zou de geluidbelasting met ca. 4 dB (dunne deklaag 2) afnemen. Het vervangen van een wegdek is een taak van de wegbeheerder. Het wegdek van de N816 moet over een lengte van ca. 200 meter worden vervangen door een stil wegdek met een geluidreductie van ten minste 4 dB.

De kosten van een dunne deklaag in de situatie van groot onderhoud bedragen ca. € 26,-- /m2 (prijspeil 2005, bron: RWS: Advies dunne deklagen op niet-autosnelwegen (2007)). De kosten voor aanleg van een stil wegdek bedragen daarmee ca. € 36.400,-- voor een weglengte van 200 meter (bij een breedte van 7 meter). Hierin zijn de meerkosten voor extra onderhoud niet meegenomen. Ook zullen meerkosten ontstaan door de geringe weglengte die wordt vervangen.

De provincie Gelderland gaat alleen over tot het aanbrengen van stil asfalt in het kader van groot onderhoud op door haar geïdentificeerde akoestische knelpunten. Woningbouwlocaties met 2 nieuwe woningen komen daarvoor niet in aanmerking.

Afscherming met een geluidscherm

Het afschermen van een woning met 2 woonlagen met een geluidscherm van ten minste 4,5 meter hoogte kan ca. 7 – 10 dB bijdragen aan de reductie van de geluidbelasting. Deze maatregel zou bovendien moeten worden getroffen op zo kort mogelijke afstand van de weg. Gezien de ligging van het perceel is een geluidscherm met een dergelijke hoogte uit landschappelijk- en stedenbouwkundig oogpunt ongewenst.

Hogere waarde

De provincie Gelderland zal niet overgaan tot verlagen van de geluidbelasting door het treffen van maatregelen aan de bron. Afscherming van de woning is op deze locatie uit landschappelijk / stedenbouwkundig oogpunt ongewenst.

Voor de woningen dient voor wegverkeer op de N816 een hogere waarde te worden aangevraagd van 59 dB (woning C, rekenpunt 1) resp. 62 dB (woning D, rekenpunt 5). Voor de woningen dient voor wegverkeer op de N817 tevens een hogere waarde te worden aangevraagd van 49 dB (woning C rekenpunt 2, woning D rekenpunt 6).

Eis geluidwering

Volgens het Bouwbesluit moet de zgn. karakteristieke geluidwering GA;k van de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied in een woning ten minste gelijk zijn aan de invallende geluidbelasting verminderd met 33 dB; voor verblijfsruimten gelden 2 dB lagere waarden voor de geluidwering GA;k. De voorschriften hebben tot doel de geluidbelasting binnenshuis in de verblijfsgebieden van een woning te beperken tot 33 dB.

Bij het bepalen van de benodigde geluidwering mag geen aftrek plaatsvinden ex. artikel 110-g Wgh. Ook de geluidbelasting van 30 km weg, de Vicarisweg, dient te worden meegenomen.

De hoogste geluidbelasting op woning C bedraagt ten hoogste 61 dB zonder aftrek. De benodigde karakteristieke geluidwering GA;k bedraagt dan 28 dB. De hoogste geluidbelasting op woning D bedraagt ten hoogste 64 dB zonder aftrek. De benodigde karakteristieke geluidwering GA;k bedraagt dan 31 dB. Voor beide woningen zijn aanvullende geluidwerende voorzieningen nodig om te voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit. Deze aanvullende geluidwerende voorzieningen moeten in de aan te vragen omgevingsvergunning worden uitgewerkt.

Geconcludeerd wordt dat wanneer aan de bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, er geen belemmering is voor het bouwen van de woningen op deze locatie.

Luchtkwaliteit

Het Besluit Luchtkwaliteit is in november 2007 ingetrokken en vervangen door een nieuwe regeling in de Wet Milieubeheer, bekend onder de naam Wet Luchtkwaliteit. Op 15 november 2007 is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. In de nieuwe wet en de daarop gebaseerde regelingen – Besluit NIBM en Regeling NIBM (luchtkwaliteitseisen) – is getalsmatig vastgelegd dat bepaalde projecten 'niet in betekende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging.

Projecten die “niet in betekenende mate” leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet langer afzonderlijk te worden getoetst op de grenswaarde, tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is. Sinds augustus 2009 ligt de grens van “niet in betekenende mate” volgens de gelijknamige AMvB bij 3% van de gewenste grenswaarde van een stof. Deze grens zal pas bereikt worden bij woningbouwprojecten die aanmerkelijk groter zijn dan 1500 woningen (is de grens bij 3%).

Het onderhavige plan voldoet ruim aan de NIBM grens en draagt dus niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Nadere toetsing van het project is volgens het Besluit NIBM niet noodzakelijk. 

Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van diegenen die niet betrokken zijn bij risicovolle activiteiten, maar die als gevolg van die activiteiten wel risico lopen. Om deze reden dient er binnen het plangebied rekening gehouden te worden met het aspect externe veiligheid. In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is een normering opgenomen voor de externe veiligheid voor bedrijven met gevaarlijke stoffen. Daarnaast bestaan er richtlijnen over het vervoer van gevaarlijke stoffen en aangaande de aanwezigheid van buisleidingen. Er dient voldoende veiligheidsafstand in acht genomen te worden tussen risicovolle bedrijven of routes voor gevaarlijke stoffen (via de weg/spoor of via buisleidingen) én (beperkt) kwetsbare objecten.

In en om het plangebied bevinden zich geen bedrijven die vallen onder het BEVI. De Berghseweg wordt niet gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen. Er lopen geen buisleidingen in de nabijheid van het plangebied.

Geconcludeerd wordt dat wat betreft het aspect externe veiligheid er geen belemmeringen geconstateerd zijn voor de functiewijziging binnen het plangebied.

Bedrijven en milieuzonering

Een belangrijke factor voor het behouden en verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving is een juiste afstemming tussen bedrijvigheid, wonen, recreëren en natuur. In de ruimtelijke ordening wordt daarom rekening gehouden met milieuhinder van bedrijven ten opzichte van milieugevoelige functies. Tevens wordt onderzocht of het toevoegen van milieugevoelige functies geen extra belemmering veroorzaken voor reeds aanwezige bedrijven.

De publicatie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten “Bedrijven en milieuzonering” uitgave 2007, bevat richtafstanden tussen milieugevoelige functies en milieubelastende functies waarmee rekening gehouden dient te worden bij het toewijzen van nieuwe functies in een gebied.

Bij de beoordeling van de milieuzonering is het van belang ook te kijken naar de functies in de directe omgeving van het plangebied. Zo wordt het plangebied aan 3 zijden omringd door woningen en zijn er in de nabije omgeving geen agrarische bedrijven gelegen.

In de omgeving van deze locatie zijn geuronderzoeken verricht voor de woningen in de Biezenakker en terrein van de Pavert waarbij de conclusie werd gesteld dat er een goed woon – en verblijfklimaat aanwezig is.

Een nieuwe woonfunctie levert geen belemmering op, voor verderop gelegen agrarische bedrijven, omdat tussen de bedrijven en het plangebied al woningen liggen en uit onderzoek op nabije locaties is gebleken dat een goed woon- en leefklimaat aanwezig is.