direct naar inhoud van 3.1 Milieu
Plan: Buitengebied, locatie Sinderenseweg 52 Varsseveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1509.BP000070-DE01

3.1 Milieu

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals wonen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

3.1.1 Bodem

Het plan betreft enkel een wijziging van de functie van het perceel. Bodemkwaliteitseisen voor burgerwoningen zijn dezelfde als voor andere functies waar mensen aanwezig zijn. Er zal niet bijgebouwd worden. Wanneer van eventuele uitbreiding sprake is zal bij de bouwaanvraag een bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden.

3.1.2 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op situaties waar iets mis zou kunnen gaan met gevaarlijke stoffen, waardoor mensen - die niets met de risicodragende activiteit te maken hebben - om het leven zouden kunnen komen. Daarbij draait het om het begrip risico als combinatie van kans en effect. Voorbeelden van risicobronnen en risicovolle activiteiten zijn:

  • Productie, gebruik of opslag van gevaarlijke stoffen (LPG, chemische fabrieken, munitie e.d.);
  • Transport van gevaarlijke stoffen;
  • Op- of overslag van gevaarlijke stoffen op bedrijventerreinen.

Het dichtstbijzijnde object dat enig risico zou kunnen vormen is een buisleiding in gebruik bij defensie. Het risico effect op de afstand tot de ontwikkeling is nihil. De afstand vanaf de leiding tot aan het gebouw waar men de zorg wil verlenen is 82 meter. Wettelijk dient men een afstand van 5 meter te bewaren vanaf leiding, hier wordt ruim aan voldaan. Verder doen zich geen activiteiten voor als bovengenoemd, die de externe veiligheid zouden kunnen beïnvloeden. Ook is er geen sprake van een gewijzigd gebruik ten opzichte van de huidige situatie, waarbij door de bouw van de loods eveneens de externe veiligheid in het geding komt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000070-DE01_0003.jpg"

3.1.3 Bedrijfshinder

Het dichtsbijzijnde (Agrarische) bedrijf ligt op 60 meter van het gebouw waarin de zorgverleend gaat worden. In het verleden is op het betreffende perceel een burgerwoning mogelijk gemaakt. Destijds is tevens gegeken of dit een belemmering kon zijn voor omliggende agrarische bedrijven. De nieuwe functie is niet in meerdere mate hindergevoelig dan wonen.

3.1.4 Lucht

Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de 'Wet milieubeheer' op het gebied van luchtkwaliteitseisen bedoeld. De 'Wet luchtkwaliteit' vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'. De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het 'Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)'. Deze programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'Niet in betekenende mate' (besluit NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

  • Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor een ruimtelijke ontwikkeling als:
  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'Niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat op 1 augustus 2009 in werking is getreden.

In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die 'niet in betekende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Het betreft de volgende categorieën:

  • kantoorlocaties groter dan 33.333 m2 bruto vloeroppervlak bij een ontsluitingsweg;
  • kantoorlocaties groter dan 66.667 m2 bruto vloeroppervlak met twee ontsluitingswegen;
  • woningbouwlocaties met meer dan 500 woningen met een ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties met meer dan 1000 woningen met twee ontsluitingswegen;
  • voor projecten die combinaties hiervan vormen geldt een speciale formule, zie bijlage van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen';
  • projecten die gebruik maken van dezelfde ontsluitingsstructuur dienen bij elkaar te worden opgeteld.

Gelet op het bovenstaande en vanwege het feit dat het voorliggende plan geen ontwikkelingen worden toegestaan die in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit in het plangebied, kan worden gesteld dat er aan de grenswaarden van de 'Wet luchtkwaliteit' wordt voldaan en dat er ten gevolge van de vaststelling van dit bestemmingsplan geen significant negatief effect op de luchtkwaliteit te verwachten is.