Plan: | Kom Sinderen, locatie Kromkamp e.o. |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1509.BP000060-DE01 |
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals wonen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
Ten behoeve van de ontwikkeling zijn meerdere milieuonderzoeken uitgevoerd. In dit hoofdstuk zijn conclusies van de onderzoeken opgenomen. Voor de volledige onderzoeken wordt verwezen naar de bijlagen.
Voor de locatie Aaltenseweg 20 (het terrein Kromkamp B.V.) zijn in het verleden al verschillende onderzoeken uitgevoerd: "Rapport Nader Onderzoek Aaltenseweg 20 te Sinderen" (21 september 2005) en, aangezien een ernstige verontreiniging is aangetroffen, het "Addemdum Rapport Saneringsonderzoek Aaltenseweg 20 te Sinderen" (2 januari 2006). Uit de onderzoeken blijkt dat de bodem ter plaatse gesaneerd dient te worden alvorens met het bouwplan kan worden begonnen. De provincie Gelderland heeft bij brief van 21 december 2009 aangegeven dat de sanering noodzakelijk is. Er is geen wettelijke termijn bepaald. De onderzoeken, en de brief van de provincie zijn in bijlagen 1 en 2 bijgevoegd.
De bodem van het overige deel van het plangebied dient eveneens geschikt te zijn voor de toekomstige functie. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom van belang om middels een verkennend bodemonderzoek te kijken of de bodem geschikt is voor de nieuwe functie. Het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek zorgt er voor dat voorafgaand aan het verlenen van een bouwvergunning onderzoek is uitgevoerd naar de kwaliteit van de bodem.
Omdat bij de voorgenomen ontwikkeling sprake is van een wijziging van het gebruik van de gronden is voor het plangebied in 2010 door Econsultancy een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ("Verkennend bodemonderzoek Aaltenseweg (ong.) (plangebied Kromkamp) te Sinderen Gemeente Oude IJsselstreek"; Project: OUD.G08.NEN; Rapportnr: 10035329; 18 juni 2010; zie bijlage 3).
Uit het onderzoek blijkt dat ter hoogte van de parkeerplaats en toegangsweg tot het bedrijfsperceel en het voetbalveld in de bovengrond als in de ondergrond geen verontreinigingen zijn aangetroffen.
Ter plaatse van de parkeerplaats en de toegangsweg is het grondwater licht verontreinigd met arseen. Deze aangetoonde lichte metaalverontreiniging is hoogstwaarschijnlijk te relateren aan het regionaal voorkomen van verhoogde concentraties van metalen in het grondwater.
Het grondwater ter plaatse van het voetbalveld is licht verontreinigd met barium, cadmium, nikkel en xylenen. De aangetoonde lichte metaalverontreinigingen zijn hoogstwaarschijnlijk te relateren aan het regionaal voorkomen van verhoogde concentraties van metalen in het grondwater. Voor de lichte xylenenverontreiniging is tijdens het onderzoek geen verklaring gevonden.
Conclusie
Op basis van de aard en mate van de aangetoonde verontreinigingen wordt nader onderzoek niet noodzakelijk geacht en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen belemmeringen voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en nieuwbouw op de onderzoekslocatie.
Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Op 28 oktober 2004 is het Besluit Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht geworden. In het besluit zijn richtlijnen opgenomen voor het bouwen en handhaven van gevoelige bestemmingen zoals woningen in de buurt van inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd en/of opgeslagen.
In het kader van de externe veiligheid worden drie mogelijke risicobronnen onderscheiden:
De onderstaande afbeelding laat zien dat in de nabijheid van het plangebied is geen sprake van de ligging van risicobronnen.
Alleen de ten noorden gelegen school is een kwetsbaar object.
Figuur 5 - Uitsnede risicokaart (Bron: www.risicokaart.nl)
Op 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Er wordt daarin onderscheid gemaakt tussen geluidsgevoelige en overige gebouwen. In de wet worden woningen als "geluidsgevoelig gebouw" bepaald.
Op basis van de Wgh zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeer-, railverkeer- en industrielawaai. In de omgeving van de woningbouwlocatie liggen alleen wegen. Daarom is onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de nieuwe woningen vanwege wegverkeer. Het onderzoek is bijgevoegd in bijlage 4.
De woningbouwlocatie is gelegen binnen de bebouwde kom van Sinderen. De locatie grenst aan de Kapelweg en de Aaltenseweg en ligt op korte afstand van de Molenweg en de Sinderenseweg. De gehele kom van Sinderen kent een maximum snelheid van 30 km. De wegen in de bebouwde kom hebben daarom geen geluidzone in de zin van de Wet Geluidhinder. De locatie ligt echter binnen de zone van de Kapelweg, de Aaltenseweg en de Molenweg voor zover deze wegen buiten de kom van Sinderen liggen.
De geluidbelasting op de woningen ten gevolge van wegverkeer buiten de bebouwde kom bedraagt minder dan 43 resp. 46 dB na aftrek van 2 dB ex art 110-g Wgh op de Kapelweg resp. de Molenweg, en minder dan 34 dB ten gevolge van wegverkeer op de Aaltenseweg. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt daarmee niet overschreden. Voor de woningen hoeft geen hogere waarde te worden aangevraagd.
De geluidbelasting bedraagt in rekenpunt 6 ten hoogste 56 dB op de gevels van de woning ten gevolge van de geluidbelasting van alle wegen samen. Er is voor de gevel in dit punt een gevelwering vereist van 23 dB. Extra geluidwerende voorzieningen die verder gaan dan de geluidwering van een standaard scheidingsconstructie die aan het Bouwbesluit voldoet, zijn in dit rekenpunt nodig. T.b.v. de bouwaanvraag, nadat de tekeningen definitief zijn, dient een rapport te worden toegevoegd met de noodzakelijke geluidwerende voorzieningen voor deze woning.
In de overige rekenpunten is de minimum GA;k vereist van 20 dB. Extra geluidwerende voorzieningen die verder gaan dan de geluidwering van een standaard scheidingsconstructie die aan het Bouwbesluit voldoet, zijn in de overige rekenpunten niet nodig.
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. In de nieuwe wet is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009, zijn deze grenzen zoals deze in de Wet luchtkwaliteit waren opgenomen verruimd. Een project draagt volgens het NSL "niet in betekende mate" bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde. Het NSL zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen zodat de luchtkwaliteit verbeterd en alsmede de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang kunnen vinden.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor woningbouwlocaties geldt dat voor maximaal 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden.
Aangezien de voorgenomen ontwikkeling de realisatie van 23 nieuwe woningen betreft, voldoet het plan ruimschoots aan de NIBM grens en draagt dus niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Nadere toetsing van het plan aan de Wet Luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet worden gewaarborgd dat sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat op plaatsen waar het vestigen van een (geur)gevoelig object mogelijk wordt gemaakt. Verder moet worden voorkomen dat bestaande veehouderij onevenredig in haar belangen worden geschaad. Om de milieucontouren te bepalen moet worden uitgegaan van de ‘omgekeerde werking’ van de milieuregelgeving. In de bestemmingsplantoets wordt daardoor getoetst of ter plaatse van de te bestemmen geurgevoelige objecten voldaan zou kunnen worden aan de eisen die de milieuregelgeving stelt.
Voor het aspect geur van veehouderijen moet een toets op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) worden uitgevoerd. De geplande geurgevoelige objecten moeten zijn gelegen buiten de (wettelijk geldende) geurcontouren en vaste afstandscontouren van de aanwezige veehouderijen. De geurhinder in een gebied wordt behalve door de geurbelasting per bedrijf ook bepaald door de achtergrondbelasting (de geurbelasting ten gevolge van alle veehouderijen samen).
De Roever Milieuadvisering heeft in opdracht van de gemeente Oude IJsselstreek een geuronderzoek uitgevoerd (Berekening Achtergrondbelasting Nieuwbouwplan Kapelweg achter 58 te Sinderen Gemeente Oude IJsselstreek; Documentnr: OIJssel.051; 1 juli 2010, zie bijlage 5). Het uitgevoerde geuronderzoek richt zich enkel op de achtergrondbelasting. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat in het plangebied een goed woon- en leefklimaat aanwezig is voor het bouwlan.Het aspect geur vormt wat dat betreft geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
De toets of de geplande geurgevoelige objecten die buiten de individuele geurcontouren en afstanden van veehouderijen liggen, zijn niet in het onderzoeksrapport opgenomen. De woningbouwlocatie ligt binnen de hindercirkel van één agrarisch bedrijf (Kapelweg 46). Met de eigenaar is in een overeenkomst vastgelegd, dat de milieuvergunning uiterlijk eind 2010 wordt ingetrokken en er zijn afspraken gemaakt over het tijdstip van de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten.
In de directe omgeving van het plangebied zijn een school, een buurtschapshuis en een café aanwezig. Voor zowel scholen (SBI 852, 8531) als buurthuizen ((SBI 94991) gelden volgens de publicatie "Bedrijven en Milieuzonering" een grootste (richt)afstand van 30 meter voor het aspect geluid. Voor café's (SBI 563) geldt een afstand van 10 meter voor geluid.
Volgens de verkaveling komen de dichtsbijstaande woningen binnen 30 meter van het buurtschapshuis te staan. Aan de richtafstand van 30 meter wordt niet voldaan. In de huidige situatie staan echter ook al woningen binnen de richtafstand van 30 meter. De nieuwe woningen leveren wat betreft de milieuzonering geen extra problemen op voor het buurtschapshuis. Gezien de beperkte omvang en de aard van de activiteiten worden er geen problemen verwacht ten aanzien van een goed woon- en leefklimaat voor de toekomstige woningen.
Het café staat op een grotere afstand dan 10 meter van het plangebied.