Den Dam 9, Breedenbroek

5.3 Flora en fauna

Ingevolge de Flora en faunawet is onderzoek gedaan naar de aanwezige planten- en diersoorten in en rondom het plangebied. Het doel van dat onderzoek was het bepalen of de realisatie van het bouwplan/de bestemmingsplanwijziging, in strijd is met de Flora en faunawet (FF), de Natuurbeschermingswet (Nb) of regelgeving omtrent de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het onderzoek dateert van 9 december 2009 en is uitgevoerd door Stichting Staring Advies.

Er is geconcludeerd dat het plangebied geen beschermde status heeft in het kader van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn of de Natuurbeschermingswet en dat het geen onderdeel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur. Ten westen en zuiden van het plangebied ligt op ruime afstand een EHS. Nadelige effecten voor, tijdens en na inrichting van het plangebied op de EHS zijn niet te verwachten door de afstand ten opzichte van het plangebied en de aard van de werkzaamheden. Met behulp van het literatuuronderzoek en de waarnemingendatabank KISAL van Stichting Staring Advies, zijn geen waarnemingen van beschermde soorten in of in de directe omgeving van het plangebied vastgesteld. Verder is het plangebied door een onderzoeker van Stichting Staring Advies onderzocht om de aanwezige biotopen te kunnen beschrijven, om een inschatting te kunnen maken van de mogelijk aanwezige beschermde soorten en incidentele waarnemingen te kunnen doen van beschermde flora en fauna.

Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied een marginaal foerageergebied vormt voor een aantal beschermde zoogdieren. In de omgeving is echter voldoende alternatief foerageergebied aanwezig. De omgeving vormt een leefgebied voor tuin- en struweelvogels, maar de functiewijziging tast de leefomgeving voor deze soorten niet aan. Om verstoring van broedende vogels te voorkomen, moeten de bouwplannen aanvangen buiten het broedseizoen (15 maart - 15 juli).

De afstand tot beschermde gebieden is dermate groot dat realisatie van het plan geen negatieve effecten heeft.