Plan: | Buitengebied Wisch, locatie Kersendijk 2 Westendorp |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1509.BP000036-VA01 |
Bodem
Voor de vaststelling van een bestemmingsplan dient in verband met de uitvoering een reëel beeld aanwezig te zijn van de bodemkwaliteit voor de gronden waaraan een nieuwe bestemming wordt gegeven. Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat de bodemkwaliteit geschikt moet zijn voor de beoogde functie.
In april 2010 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan. De resultaten zijn hieronder samengevat.
Er zijn op basis van het vooronderzoek, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten.
Binnen het plangebied zijn de volgende deellocaties onderzocht:
Voormalige bovengrondse HBO tank
In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen aangetroffen die te relateren zijn aan de voormalige opslag van oliehoudende producten. In de bovengrond zijn geen verontreinigingen met minerale olie aangetoond. Het grondwater is licht verontreinigd met xylenen. Opgemerkt dient te worden dat het een marginale overschrijding van de streefwaarde betreft. Hoogstwaarschijnlijk is de lichte verontreiniging met xylenen te relateren aan de voormalige bovengrondse opslag van oliehoudende producten.
Voormalige ondergrondse olietank
In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen aangetroffen die te relateren zijn aan de ondergrondse opslag van oliehoudende producten. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen met minerale olie en/of aromaten aangetoond. Op grond van een verhoogde detectiegrens voor naftaleen dient het grondwater formeel als licht verontreinigd voor deze parameter te worden beschouwd.
Overige terreindeel
Ten oosten van de varkens- annex rundveestal is de bovengrond plaatselijk matig puinhoudend. Voor het overige zijn er zintuiglijk geen verontreinigingen aangetoond. De matig puinhoudende bovengrond is licht verontreinigd met zink. De zintuiglijk schone bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd met cadmium en zink. De zintuiglijk schone ondergrond is plaatselijk licht verontreinigd met arseen, kobalt en nikkel. De aangetoonde verontreinigingen in de bovengrond zijn mogelijk te relateren aan de voormalige bedrijfsactiviteiten op het perceel. De aangetoonde metalenverontreiniging in de ondergrond hebben mogelijk een natuurlijke oorsprong. Het grondwater is licht verontreinigd met barium. Deze metaalverontreiniging is hoogstwaarschijnlijk te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater.
Conclusie
In de verschillende deellocaties komen lichte verontreinigingen voor. Gelet op de aard en mate van de verontreinigingen bestaat er geen reden voor een nader onderzoek. Er bestaan derhalve, met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem, geen belemmeringen voor de nieuwbouw alsmede de bestemmingsplanwijziging. Indien er werkzaamheden plaatsvinden waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd en elders worden toegepast. De regels van het Bouwbesluit bodemkwaliteit zijn hierop van toepassing.
Geluid
Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij ruimtelijke plannen ter waarborging van een goed woon- en leefklimaat rekening gehouden te worden met het aspect wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai. Volgens de Wgh bevinden zich langs alle wegen wettelijke geluidzones, met uitzondering van woonerven, 30 km/uur-gebieden en wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart blijkt dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de meest nabij gelegen wegas 48 dB of minder bedraagt.
In april 2010 is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan. De resultaten zijn hieronder samengevat.
De woningbouwlocatie is gelegen buiten de bebouwde kom van Westendorp binnen de geluidszone van de Kersendijk. De geplande woning ligt op circa 27 meter uit de as van de weg. De woning ligt op 133 meter uit de as van de Pellendijk. Deze weg heeft een zeer lage verkeerintensiteit en is derhalve akoestisch niet relevant.
De geluidsbelasting bedraagt 48 dB na aftrek van 2 dB ex. artikel 110-g Wgh ten gevolge van wegverkeer op de Kersendijk. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt daarmee op de nieuwe woning niet overschreden. Voor de woning hoeft geen hogere waarde te worden aangevraagd. Tevens zijn geen aanvullende geluidwerende voorzieningen noodzakelijk.
Geconcludeerd wordt dat wat betreft het aspect geluid er geen belemmeringen geconstateerd zijn voor de realisatie van de woning binnen het plangebied.
Geur
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden bepaald of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening en of het plan niet in strijd is met het recht. Voor geurhinder afkomstig van veehouderijen is het van belang of er bij toekomstige geurgevoelige objecten sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat.
In maart 2010 is een geuronderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan. De resultaten zijn hieronder samengevat.
Voorgrondbelasting
Rondom het plangebied bevinden zich enkele veehouderijen. Deze liggen op dusdanige afstand dat deze geen belemmeringen vormen voor de ontwikkeling van de nieuwe woning. De veehouderij aan de Kersendijk 6 in Westendorp is het meest dominerend wat betreft de geuraspecten. Met een vergunde geuremissie van 23.917 odour units is een voorgrondbelasting op het hoogst belaste beoordelingspunt berekend van 2,5 ou/m³. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de geldende geurnorm van 14,0 ou/m³. Dit is een worst-case scenario. Doordat er een worst-case scenario is berekend en uitgegaan is van de rand van het agrarisch bouwblok zal de voorgrondbelasting in werkelijkheid veel lager zijn dan berekend.
De dichtsbijgelegen veehouderij met uitsluitend diercategorieën waarvoor vaste afstanden gelden is gelegen aan de Pellendijk 4 in Westendorp. Deze paardenhouderij is gelegen op een afstand van circa 210 meter van het plangebied. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de vaste minimale afstand van 50 meter (Wet geurhinder en veehouderij).
Achtergrondbelasting
Onder de achtergrondbelasting wordt verstaan de geurbelasting als gevolg van een veelheid aan veehouderijen in de omgeving van een geurgevoelig object. In de directe omgeving van het perceel Kersendijk 2 in Westendorp zijn de volgende veehouderijen gelegen:
Veehouderijen:
Straatnaam | Huisnummer | ou vergund |
Kersendijk | 6 | 23.917 |
Kersendijk | 9 | 0 |
Pellendijk | 4 | 0 |
Pellendijk | 11 | 0 |
Terborgseweg | 30 | 1.254 |
Terborgseweg | 32 | 36 |
Terborgseweg | 34 | 586 |
Veldkamperstraat | 39 | 605 |
Veldkamperstraat | 40 | 0 |
Uit de tabel blijkt dat de geurbelasting op het perceel Kersendijk 2 in Westendorp voornamelijk wordt bepaald door de varkenshouderij aan de Kersendijk 6. De overige veehouderijen zijn melkrundvee- of paardenhouderijen met in sommige gevallen een kleine neventak (Terborgseweg 30 en Veldkamperstraat 39). De achtergrondbelasting zal dus nagenoeg overeenkomen met de berekende voorgrondbelasting afkomstig van de varkenshouderij Kersendijk 6. De achtergrondbelasting is hierdoor niet afzonderlijk berekend.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat wat betreft het aspect geur er geen belemmeringen geconstateerd zijn voor de realisatie van de woning binnen het plangebied.
Luchtkwaliteit
Het Besluit Luchtkwaliteit is in november 2007 ingetrokken en vervangen door een nieuwe regeling in de Wet Milieubeheer, bekend onder de naam Wet Luchtkwaliteit. Op 15 november 2007 is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. In de nieuwe wet en de daarop gebaseerde regelingen – Besluit NIBM en Regeling NIBM (luchtkwaliteitseisen) – is getalsmatig vastgelegd dat bepaalde projecten 'niet in betekende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging.
Projecten die “niet in betekenende mate” leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet langer afzonderlijk te worden getoetst op de grenswaarde, tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is. Sinds augustus 2009 ligt de grens van “niet in betekenende mate” volgens de gelijknamige AMvB bij 3% van de gewenste grenswaarde van een stof. Deze grens zal pas bereikt worden bij woningbouwprojecten die aanmerkelijk groter zijn dan 500 woningen (is de grens bij 1%).
Het onderhavige plan voldoet ruim aan de NIBM grens en draagt dus niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Nadere toetsing van het project is volgens het Besluit NIBM niet noodzakelijk.
Externe veiligheid
Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van diegenen die niet betrokken zijn bij risicovolle activiteiten, maar die als gevolg van die activiteiten wel risico lopen. Om deze reden dient er binnen het plangebied rekening gehouden te worden met het aspect externe veiligheid. In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is een normering opgenomen voor de externe veiligheid voor bedrijven met gevaarlijke stoffen. Daarnaast bestaan er richtlijnen over het vervoer van gevaarlijke stoffen en aangaande de aanwezigheid van buisleidingen. Er dient voldoende veiligheidsafstand in acht genomen te worden tussen risicovolle bedrijven of routes voor gevaarlijke stoffen (via de weg/spoor of via buisleidingen) én (beperkt) kwetsbare objecten.
In en om de projectlocatie bevinden zich geen bedrijven die vallen onder het BEVI. De wegen rondom de projectlocatie worden niet gebruikt voor vervoer van gevaarlijke stoffen. In of nabij de projectlocatie bevinden zich geen buisleidingen die gevaarlijke stoffen transporteren. Een nader onderzoek naar externe veiligheid is derhalve niet noodzakelijk.
Bedrijven en milieuzonering
Een belangrijke factor voor het behouden en verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving is een juiste afstemming tussen bedrijvigheid, wonen, recreëren en natuur. In de ruimtelijke ordening wordt daarom rekening gehouden met milieuhinder van bedrijven ten opzichte van milieugevoelige functies.
De publicatie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten “Bedrijven en milieuzonering” uitgave 2007, bevat richtafstanden tussen milieugevoelige functies en milieubelastende functies waarmee rekening gehouden dient te worden bij het toewijzen van nieuwe functies in een gebied.
Rondom het plangebied bevinden zich diverse agrarische bedrijven. Deze liggen op dusdanige afstand dat ze geen belemmering vormen voor de functieverandering. De functieverandering heeft tevens geen negatief effect op de omliggende bedrijven. Zie voor een verdere onderbouwing het kopje 'Geur'.
Geconcludeerd wordt dat wat betreft de (ontwikkelingsmogelijkheden van) bedrijven en milieuzonering, er geen belemmeringen geconstateerd zijn voor de functiewijziging binnen het plangebied.