Plan: | Gendringen - Noord, Ranonkel 18 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1509.BP000021-DE01 |
Bureau ARC uit Geldermalsen heeft voor de betreffende locatie een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen uitgevoerd 3.
De onderzoekslocatie ligt aan de westelijke rand van Gendringen in het Oude IJsseldal. De locatie ligt op een hoger gelegen terrasrug, waarin ooivaaggronden zijn te verwachten. Door de ligging op de terrasrestrug heeft de onderzoekslocatie theoretisch een hoge trefkans op archeologische resten vanaf het Mesolithicum. Uit het karterend onderzoek is gebleken dat de bodem van de locatie vrijwel geheel intact is. De hoge trefkans blijft daarom van kracht. De ondergrond bestaat, zoals verwacht, uit afzettingen van de Formatie van Kreftenheye, bedekt met een pakket dekzand. Hierin zijn echter vorstvaaggronden ontstaan en niet de verwachte ooivaaggronden.
Bij het karterend onderzoek zijn in geen van de boringen archeologische indicatoren aangetroffen. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat er waarschijnlijk geen vuursteenvindplaats op de locatie aanwezig is. De aanwezigheid van archeologische resten uit latere perioden (vanaf de Bronstijd) kan echter niet uitgesloten worden, doordat deze resten worden gekenmerkt door een lagere vondstdichtheid. Bovendien zijn in de nabijheid van de locatie archeologische resten uit deze periode bekend. Er wordt dan ook geconcludeerd dat er mogelijk nog archeologische waarden op de onderzoekslocatie aanwezig zouden kunnen zijn. Bureau ARC adviseert daarom om nader archeologisch onderzoek uit te voeren door middel van proefsleuven, maar geeft daarbij ook aan dat het aan het bevoegd gezag is om te bepalen of (en eventueel hoe) dit vervolgonderzoek daadwerkelijk plaats dient te vinden.
Op 25 november 2009 heeft de regionaal archeoloog van de Regio Achterhoek, die als deskundige namens het bevoegd gezag (de gemeente) optreedt, geconcludeerd dat verder vervolgonderzoek (zoals ARC adviseert) vooralsnog niet noodzakelijk is, gezien de opbouw van de bodem in relatie tot de ingreep (de bouw van slechts één woning) en het feit dat hier geen esdek aanwezig is (geweest).
Wel dient te allen tijde bij het afgeven van de bouwvergunning de wettelijke meldingsplicht (artikel 53 Monumentenwet 1988) kenbaar te worden gemaakt. Dit betekent concreet dat de aanvrager kan starten met het bouwrijp maken en/of het bouwen van de woning. Wel is de aanvrager verplicht de vondst van eventuele archeologische resten (in roerende of onroerende zin) te melden bij de gemeente en bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Ook als de aanvrager redelijkerwijs kan vermoeden dat er archeologische resten in de grond te vinden zijn, is hij verplicht dit te melden, zodat vervolgens alsnog nader archeologisch onderzoek kan worden uitgevoerd.