Plan: | Beschermingszone Centraal Veterinair Instituut (WBVR/CVI) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0995.BP00064-VG01 |
De toelichting dient een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten te geven. Met name een goede afstemming tussen de toelichting en de beide juridische onderdelen van het bestemmingsplan is van groot belang. De plantoelichting geeft een toelichting op het bestemmingsplan, maar maakt in juridische zin geen deel uit van het bestemmingsplan.
De plantoelichting bevat achtereenvolgens de volgende hoofdstukken:
Hoofdstuk 2 Wettelijk kader, beleid en omgevingsaspecten
Hoofdstuk 3 Juridische planopzet
In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor de bestemmingsplanherziening en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven. Dit wordt geïllustreerd door middel van het opnemen van een kaartfragment, waaruit de ligging van het plangebied blijkt. Verder wordt een opsomming van de vigerende bestemmingsplannen gegeven, die met het nieuwe bestemmingsplan worden herzien.
Figuur 1 - Plangebied
Door Wageningen Bioveterinary Research (WBVR), voorheen genaamd Centraal Veterinair Instituut (CVI), reeds vanaf de 70-er jaren gevestigd aan de Houtribweg 39 te Lelystad, is een verzoek ingediend om een planologische maatregel te nemen ter bescherming van de (volksgezondheids)belangen inzake de werkzaamheden van het instituut betreffende onder meer diagnostisch onderzoek naar besmettelijke dierziekten.
Figuur 2 - Wageningen Bioveterinary Research Lelystad
Wageningen Bioveterinary Research is een rijksinstituut en in die hoedanigheid als enige instantie bevoegd om diagnostisch onderzoek te doen naar besmettelijke dierziekten, waarbij wordt gewerkt met levende virussen. Hoewel dit gebeurt onder zeer strenge veiligheidsvoorschriften, kan het risico op een calamiteit niet worden uitgesloten. Ook al is de kans daarop klein, gelet op de verstrekkende gevolgen die dit kan hebben voor de omgeving en volksgezondheid in het geval zich een calamiteit voordoet, is het nemen van beschermende maatregelen in dit verband alleszins gerechtvaardigd. Daarbij komt dat in het geval zich een uitbraak van een besmettelijke dierziekte voordoet op een locatie in de nabijheid van het instituut, door het rijk direct een vervoersverbod wordt ingesteld binnen een straal van 1 kilometer van het besmette bedrijf en het instituut daardoor in haar onderzoekswerkzaamheden kan worden belemmerd. Dat het verspreidingsrisico van besmettelijke dierziekten een reëel gevaar is, mag duidelijk zijn gelet op de recente uitbraak van vogelgriep en eerdere uitbraken van o.a. vogelgriep, varkenspest, Q-koorts en mond- en klauwzeer.
Figuur 3 - Rol en positie Wageningen Bioveterinary Research
De gevraagde maatregel betreft het instellen van een beschermingszone van 3 kilometer rondom het instituut waarbinnen het verboden is om pluimvee te houden. Dit is dezelfde zone waarvoor reeds eerder een planologisch verbod is ingesteld (en al meerdere decennia van kracht is) op het houden van evenhoevigen (dit zijn o.a. koeien, varkens, schapen, geiten, herten, kamelen, lama's, rendieren). De noodzaak en reikwijdte van deze beschermingszone is in het verleden al meerdere keren in gerechtelijke uitspraken onderbouwd en bevestigd. De gemeente Lelystad heeft een inspanningsverplichting om medewerking te verlenen aan het verzoek van Wageningen Bioveterinary Research.
De noodzaak voor het instellen van een beschermingszone van 3 kilometer rondom het instituut waarbinnen het verboden is om pluimvee te houden, is door het instituut voldoende aangetoond en onderbouwd. De van het instituut ontvangen onderbouwing is opgenomen in Bijlage 1 bij deze toelichting.
In dit bestemmingsplan wordt behalve de nieuw in te stellen verbodszone voor pluimvee ook de bestaande verbodszone voor evenhoevigen (opnieuw) meegenomen, zodat daarmee één bestemmingsplan ontstaat waarbinnen de totale bescherming voor Wageningen Bioveterinary Research is geregeld.
Omdat in het bestemmingsplan waarin de bestemming is geregeld voor Wageningen Bioveterinary Research (Bestemmingsplan Stadsrandgebied) nog wordt gesproken over het "Centraal Veterinair Instituut" en dit ook zo in de regels en functieaanduiding wordt vermeld, is er duidelijkheidshalve voor gekozen om dit bestemmingsplan ook de naam "Beschermingszone Centraal Veterinair Instituut (WBVR/CVI)" te geven. Deze benaming geeft bovendien ook helder de hoedanigheid van het instituut weer. Waar in dit plan wordt gesproken over Wageningen Bioveterinary Research moet dit dus tevens worden gelezen als het Centraal Veterinair Instituut of "het instituut".
Het bestemmingsplan heeft het karakter van een “parapluplan”, waarbij de in te stellen beschermingszone ligt over een gebied van 3 kilometer rondom het onderzoeksinstituut waar de volgende bestemmingsplannen en beheersverordening van toepassing zijn (zie figuur 4).
Figuur 4 - Overzicht vigerende bestemmingsplannen in plangebied
De in figuur 4 genoemde bestemmingsplannen en beheersverordening blijven van toepassing, met dien verstande dat ten aanzien van het houden van evenhoevigen en pluimvee dit nieuwe bestemmingsplan daarvoor in de plaats treedt. Dit betekent dat binnen de op de verbeelding aangeduide cirkel/beschermingszone van 3 kilometer rondom het instituut Wageningen Bioveterinary Research geen evenhoevigen en pluimvee mogen worden gehouden. Dit geldt ook voor reeds vastgestelde wijzigingsplannen op basis van de in figuur 4 genoemde plannen. Voor eventuele toekomstige bestemmingsplannen, beheersverordeningen dan wel wijzigingsplannen moet deze zone in het plan worden verwerkt.
Figuur 5 - Luchtfoto omgeving Wageningen Bioveterinary Research
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, maar wordt enkel een beperking opgelegd in een op de verbeelding aangeduid gebied voor het houden van pluimvee en evenhoevigen. Voor evenhoevigen is voor hetzelfde gebied overigens in vigerende bestemmingsplannen al een verbod op het houden daarvan van toepassing.
Het instellen van onderhavige beschermingszone is niet in strijd met wettelijke kaders en/of landelijk, provinciaal of gemeentelijk beleid. Ook heeft het bestemmingsplan geen (nadelige) gevolgen voor de (leef)omgeving. Gelet hierop hoeft geen (verdere) toetsing plaats te vinden aan wettelijke kaders, beleid en milieu- en omgevingsaspecten.
In dit hoofdstuk volgt een toelichting op de juridische regeling. Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De verbeelding en de regels moeten in samenhang met elkaar worden bezien.
De verbeelding en de regels zijn opgesteld volgens de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Dit zijn de standaardregels zoals voorgeschreven op grond van de Wet ruimtelijke ordening en overeenkomstig de wettelijke regels ten aanzien van het digitaal raadpleegbaar zijn van ruimtelijke plannen.
3.1 Plansystematiek
Het bestemmingsplan is opgesteld in de vorm van een parapluplan, dat wil zeggen dat het plan over een aantal vigerende bestemmingsplannen (en beheersverordening) wordt gelegd en een nieuwe, daarvoor in de plaats tredende regeling bevat voor het aangegeven plangebied doch uitsluitend voor het specifieke onderwerp wat in dit bestemmingsplan wordt geregeld. Voor alle andere zaken blijven de vigerende bestemmingsplannen dus gewoon van toepassing.
Op de verbeelding is een zone opgenomen met een gebiedsaanduiding waarbinnen een specifieke regeling geldt ten aanzien van het houden van evenhoevigen en pluimvee. De gebiedsaanduiding wordt genoemd: "vrijwaringszone - verbod houden van evenhoevigen en/of pluimvee". In de planregels wordt het verbod verder uitgewerkt.
Voor twee actieve, al langer bestaande pluimveebedrijven in het plangebied wordt een uitzondering gemaakt: Mercuriusweg 6 (hoofdtak) en Bronsweg 12 (neventak). Hiervoor geldt dat het bestaande c.q. vergunde aantal dieren op het moment van terinzagelegging van onderhavig ontwerpbestemmingsplan mag worden voortgezet, maar dat uitbreiding daarvan niet meer wordt toegestaan. Dit geldt overigens alleen voor pluimvee en niet voor evenhoevigen, omdat evenhoevigen op grond van de vigerende planologische regeling al sowieso niet meer zijn toegestaan. Voor de situering en huisvesting van de dieren wordt uitgegaan van de bestaande bedrijfssituatie op het moment van terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan.
3.2 Planregels
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel wordt in alfabetische volgorde een definitie, omschrijving gegeven van een aantal begrippen dat in de regels wordt gebruikt.
Artikel 2 Toepassingsbereik
In dit artikel wordt aangegeven wat de reikwijdte is van onderhavig bestemmingsplan, anders gezegd op welke vigerende bestemmingsplannen dit bestemmingsplan van toepassing is en op welke wijze.
Artikel 3 Anti-dubbeltelregel
Dit is een standaardbepaling uit het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro) die verplicht moet worden opgenomen in het bestemmingsplan, bedoeld om te voorkomen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij de beoordeling van een bouwplan niet nog een keer kan worden meegeteld bij de beoordeling van een volgend bouwplan.
Artikel 4 Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat een regeling omtrent strijdig gebruik.
Artikel 5 Algemene aanduidingsregels
Dit artikel bevat de juridische uitwerking van de op de verbeelding aangegeven gebiedsaanduiding, weergegeven als "vrijwaringszone - verbod houden van evenhoevigen en/of pluimvee".
Artikel 6 Overgangsrecht
Dit artikel bevat twee standaardbepalingen uit het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 en 3.2.2 Bro) die verplicht moeten worden opgenomen in het bestemmingsplan. Artikel 6.1 heeft betrekking op bouwwerken en artikel 6.2 op gebruik. Met het overgangsrecht wordt gewaarborgd dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaande bouwwerken en bestaand gebruik, welke met dit bestemmingsplan in strijd zijn, mag worden voortgezet.
Artikel 7 Slotregel
Met dit artikel wordt de naam van het bestemmingsplan vastgelegd.
4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
De maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan wordt vooral aangetoond door het correct doorlopen van de bestemmingsplanprocedure.
Ter voorbereiding van het bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Lelystad op 15 maart 2016 (in werking getreden op 17 maart 2016) een voorbereidingsbesluit genomen, waarmee deze nieuwe planologische regeling op hoofdlijnen voorzienbaar mag worden genoemd, zeker in samenhang met de reeds bestaande regeling voor evenhoevigen.
Daarom is er - in combinatie met de doelstelling van de regeling - voor gekozen om geen voorontwerp-bestemmingsplan ter inzage te leggen en geen inspraak te houden. Wel is uitvoering gegeven aan het vooroverleg met instanties als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), voor zover belangen van de genoemde instanties in het plan in het geding zouden kunnen zijn. De provincie Flevoland, waterschap Zuiderzeeland en Rijkswaterstaat Midden-Nederland (namens het rijk) hebben gereageerd en aangegeven geen (ruimtelijke) bezwaren te hebben tegen het plan.
Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan is gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegd met de mogelijkheid om een zienswijze tegen het ontwerp naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Hiervan is vooraf op de wettelijk voorgeschreven wijze kennis gegeven.
Tegen het ontwerp is een viertal zienswijzen naar voren gebracht. Wat hiermee is gedaan,wordt onder het volgende kopje beschreven.
Vaststelling
Tijdens de periode van terinzageligging van het ontwerpbestemmingsplan zijn vier zienswijzen ingediend. In de als bijlage bij deze plantoelichting opgenomen 'Reactienota zienswijzen en wijzigingen' worden de zienswijzen samengevat en voorzien van een reactie (Bijlage 2).
Wijzigingen in het plan
Hoewel geen sprake is van een inhoudelijke wijziging in het plan, worden uit oogpunt van verduidelijking de planregels op twee punten aangepast/aangevuld. Dit betreft het herstel van een omissie in de regeling voor strijdig gebruik en de toevoeging van een bepaling aan de uitzonderingsregeling voor de bestaande, actieve bedrijven met betrekking tot een eventuele wijziging in de huisvestingssituatie voor pluimvee. Hiermee wordt tevens tegemoet gekomen aan in de zienswijzen gemaakte opmerkingen. Verder wordt de toelichting aangevuld met een tekstpassage over nut, noodzaak en risico en wordt een onderbouwing daarvan door het WBVR (het instituut) als bijlage bij de plantoelichting opgenomen (Bijlage 1).
Het bestemmingsplan wordt derhalve gewijzigd vastgesteld. Het vaststellingsbesluit met het bestemmingsplan en bijbehorende stukken zal vervolgens op de gebruikelijke en wettelijk voorgeschreven wijze worden bekendgemaakt en ter inzage worden gelegd.
4.2 Economische uitvoerbaarheid
In het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er is geen sprake van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Het bestemmingsplan heeft geen financiële consequenties voor de gemeente, temeer daar zoals te doen gebruikelijk met initiatiefnemer van de planologische maatregel, te weten Wageningen Bioveterinary Research, een anterieure overeenkomst m.b.t. kostenverhaal is gesloten.
Er hoeft dus geen exploitatieplan te worden vastgesteld.