direct naar inhoud van 2.2 Bedrijventerrein
Plan: Lelystad Midden-West (gedeeltelijk)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0995.BP00036-VG01

2.2 Bedrijventerrein

De bestemming "Bedrijventerrein" ligt op de gebieden in het plangebied waar de hoofdfunctie bestaat uit bedrijvigheid.

2.2.1 Doel van de bestemming

Deze bestemming maakt het gebruik van gronden voor bedrijven, bedrijventerrein en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.2.2 Toelichting op de regeling

Functionele mogelijkheden

Het uitgangspunt is bedrijven mogelijk te maken met milieucategorieën 1 en 2. Deze worden dan ook bij recht mogelijk gemaakt. Deze bedrijven hebben een milieucategorie met geringe milieuhinderzones. Deze categorieën zijn goed verenigbaar met andere functies. Andere, bij bedrijven voorkomende functies als kantoren, zijn bij recht mogelijk. In de specifiek gebruiksregels bij de bestemming zijn beperkingen gelegd aan de oppervlakte van de kantoorruimte per bedrijf. Hiermee wordt voorkomen dat de bedrijfsfunctie ondergeschikt wordt.

Het hoofddoel is op het bedrijventerrein alleen bedrijven mogelijk te maken die in de bedrijvenlijst zijn opgenomen. Bestaande afwijkende functies kunnen blijven bestaan, deze hebben een specifieke aanduiding. Voorbeelden van afwijkende functies zijn detailhandel en een amusementshal. Deze worden specifiek geregeld, omdat de invloed op de omgeving anders is dan bedrijvigheid. Aan deze aanduidingen zijn regels gekoppeld. Een zelfstandig kantoor is binnen de bestemming niet toegestaan. Ook detailhandel en horeca is, buiten de aangeduide gebieden om, in principe op het bedrijventerrein niet wenselijk. Hierdoor wordt concurrentie met andere detailhandelsgebieden en horecafuncties en onevenredige verkeers- en parkeerdruk op het bedrijventerrein voorkomen.

Andere, voor bedrijven van belang zijnde voorzieningen, zoals wegen, erven en parkeervoorzieningen, zijn ook mogelijk binnen de bestemming.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en bouwwerken toegestaan: bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Algemeen geldt dat bij de nieuwbouw van alle bouwwerken voldaan moet worden aan de parkeernormen. Op deze manier wordt bij nieuwbouw voldoende rekening gehouden met de realisatie van parkeerruimte. Dit om parkeeroverlast in de directe omgeving te voorkomen.

Voor gebouwen is geen bouwvlak opgenomen, deze mogen vrij binnen het bestemmingsvlak worden gerealiseerd. Hierdoor ontstaat flexibiliteit voor de vestiging van nieuwe bedrijfsgebouwen. Zoals hiervoor aangegeven moet echter voldaan worden aan de parkeernormen en moet hiervoor ruimte worden gereserveerd. De bouwmogelijkheden voor de gebouwen zijn op de ruimtelijke verbeelding en in de regels bij de bestemming opgenomen. Binnen dit bestemmingsplan gaat het om de maximale bouwhoogte. Deze is beperkt zodat het bestaande beeld hoofdzakelijk gehandhaafd blijft.

Bij bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gaat het in deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen, palen en masten en overige. De erf- en terreinafscheidingen mogen maximaal 2,00 meter hoog worden. Met deze hoogte bieden ze voldoende afscherming voor de bedrijfspercelen.

Palen en masten mogen maximaal 6,00 meter hoog worden. Deze hoogte is afgestemd op het gebruik, bijvoorbeeld in de vorm van licht- of vlaggenmasten.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking van het gebruik van bestaande bebouwing voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt de aanduidingen voor specifieke functies te verwijderen. Dit kan alleen wanneer sprake is van beëindiging van de bedoelde functie door zowel de eigenaar van het onroerend goed zelf als de gebruiker van de daarin gevestigde detailhandelsonderneming. Wijziging kan wenselijk zijn voor de mogelijkheden van omliggende bedrijven of voor het bedrijf zelf.

Hierdoor is het mogelijk om, door toepassing van een relatief korte planologische procedure, ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen op de gronden of in de gebouwen in deze bestemming.

2.2.3 Uitgangspunten
  • bedrijven in de categorieën 1 en 2 bij recht mogelijk maken, hogere categorieën alleen toestaan op het moment dat deze al aanwezig zijn;
  • aanverwante functies als kantoren en detailhandel (ondergeschikt) bij recht mogelijk maken;
  • de maximale kantoorhoudendheid is 30% per bedrijf;
  • nieuwe volwaardige kantoor- en detailhandelsfuncties voorkomen, bestaande bij recht mogelijk maken. Alleen detailhandel in dagelijkse goederen is toegestaan;
  • bij bedrijventerrein horende voorzieningen mogelijk maken;
  • parkeeroverlast voorkomen door bij nieuwbouw voldoende parkeerplaatsen te realiseren;
  • geen bedrijfswoningen toestaan;
  • geen uniforme bouwregeling, bouwmogelijkheden per gebouw regelen.

2.2.4 Huidige situatie

In het plangebied zijn twee gebieden aanwezig met de functie bedrijvigheid. Dit zijn de bedrijventerreinen Tjalk en Middendreef. Deze gebieden zijn bedoeld voor bedrijven in de categorieën 1 en 2, maar er zijn ook andersoortige functies aanwezig. Op het bedrijventerrein Tjalk is bijvoorbeeld sprake van meerdere supermarkten en een amusementshal. Op beide terreinen is geen sprake van bedrijfswoningen.

Luchtfoto van Bedrijventerrein Tjalk

afbeelding "i_NL.IMRO.0995.BP00036-VG01_0002.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0995.BP00036-VG01_0003.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0995.BP00036-VG01_0004.jpg"

2.2.5 Beleid

Hieronder is beleid opgenomen dat een direct verband heeft met de bestemming en daarvoor uitgangspunten biedt.

Provinciaal Omgevingsplan Flevoland

In het Omgevingsplan Flevoland 2006 is het beleid gericht op een evenwichtige groei van Flevoland. De provincie richt zich hierin op diverse beleidsgebieden, waaronder bedrijventerreinen en overige werklocaties. De voor het plangebied van belang zijnde beleidsgebieden staan hierna beschreven.

De ontwikkeling en realisatie van werklocaties is een verantwoordelijkheid van gemeenten en private partijen en is sterk afhankelijk van marktontwikkelingen. In het provinciaal beleid gaat het om de afstemming van ontwikkelingen op de bedrijven en kantorenmarkt. De provincie heeft hiervoor locatiebeleid opgesteld. Dit beleid is gericht op een voldoende gedifferentieerd aanbod van werklocaties in Flevoland. Daarbij wordt gestreefd naar een zodanige vestiging van bedrijven, kantoren en voorzieningen, dat een optimale bijdrage wordt geleverd aan de vitaliteit van steden en dorpen. Lelystad valt binnen het gebied van het provinciale locatiebeleid. Het provinciaal beleid is verder uitgewerkt in de Gemeentelijk Visie Vestigingsbeleid, deze is hierna nader toegelicht.

Gemeentelijke visie vestigingsbeleid

De Gemeentelijke Visie Vestigingsbeleid (GVV) biedt inzicht in de manier waarop de gemeente invulling geeft aan de bestaande en toekomstige werklocaties en het beleid waarmee dit gepaard gaat. Het locatiebeleid wordt onderverdeeld naar werklocaties. De verdeling onderscheid drie koepelmilieus: centrummilieus, gemengde milieus en specifieke milieus. Deze drie zijn in de GVV verder opgesplitst naar een zevental vestigingsmilieus.

Voor Tjalk en Middendreef is het nodige opgenomen in de GVV. Beide terreinen zijn aangewezen als het vestigingsmilieu 'binnenstedelijk bedrijventerrein'. Daarbij moet het gaan om kleinschalige gemengde bedrijvigheid. Een beperkte herprofilering binnen economische functies is mogelijk, naar onder meer detailhandel. De maximale kantoorhoudendheid is 30% per bedrijf.

Structuurplan Lelystad 2015

Het structuurplan is vastgesteld op 7 april 2005 en bevat een visie op de integrale leefomgeving, waarbij behalve het ruimtelijk beleid, ook bijvoorbeeld duurzaamheid, milieu en verkeer deel van uitmaken.

In het plangebied is bedrijventerrein Tjalk aangegeven als een locatie voor werken, met daarbij een aanduiding voor perifere detailhandel. Een eventuele (her)ontwikkeling van dit bedrijventerrein wordt voorzien, de nadruk ligt daarbij op perifere detailhandel met een bepaald thema. Bij de herontwikkeling is vooral de verkeersafwikkeling een aandachtspunt, zodat de (omliggende) woonomgeving geen (verkeer- en parkeer)overlast ervaart.

Detailhandel op bedrijventerreinen

Het detailhandelsbeleid heeft ten eerste tot doel het creëren van meer maatwerk toegesneden op de actuele marktvraag, zonder de intentie te hebben voor elke vraag een oplossing te willen bieden. Naast de bestaande detailhandelsvestigingen moeten ondersteunende opvanglocaties aanwezig zijn. Deze locaties hebben specifieke locatiekenmerken waardoor de locaties complementair zijn aan de hoofdstructuur. Een tweede doel van de visie is een kader te bieden, op basis waarvan kan worden bepaald of een bepaalde illegale detailhandelsvestiging moeten worden gehandhaafd of gelegaliseerd. Het laatste doel is inspelen op het veranderde locatiebeleid, geformuleerd in onder meer de Nota Ruimte. Het beleid richt zich daarbij vooral op volumineuze detailhandel.

Voor het bedrijventerrein Tjalk zijn ontwikkelingsmogelijkheden voor detailhandel opgenomen. Bestaande detailhandel moet bij recht mogelijk blijven, met daarbij de kanttekening dat het alleen gaat om detailhandel in dagelijkse goederen. Een aandachtspunt hierbij is voorkomen van parkeeroverlast.