direct naar inhoud van 3.3 Gemeentelijk beleid
Plan: Noordersluis 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0995.BP00035-VG01

3.3 Gemeentelijk beleid

Vanuit gemeentelijk beleid zijn meerdere geldende beleidstukken van belang voor dit bestemmingsplan. De bedoelde beleidstukken worden in deze paragraaf beschreven.

3.3.1 Structuurplan Lelystad 2015

Het gemeentelijk beleid is verwoord in het Structuurplan Lelystad 2015 (vastgesteld d.d. 7 april 2005). In het structuurplan wordt een aantal beleidsuitgangspunten beschreven die ook van belang voor Noordersluis zijn. Het gemeentelijk economische beleid is er op gericht om voldoende werkgelegenheid voor de beroepsbevolking te behouden, en tegelijkertijd een verdere groei van de werkgelegenheid te verkrijgen voor nieuwe bewoners. Om dit te bereiken zet Lelystad de komende jaren in op de sectoren industrie, handel, vervoer en communicatie en de zakelijke dienstverlening. Daarbij vormt de ontwikkeling kennisintensieve werkgelegenheid een belangrijke rol. Het betreft hier zowel de zakelijke dienstverlening als de inzet op een industrieel-logistiek profiel voor de reguliere bedrijventerreinen (werkeilanden). Volgens het Structuurplan moet het aantal werkeilanden voldoende zijn om het economische programma te kunnen realiseren. De ruimtelijke opgave van Lelystad voor bedrijventerreinen tot 2015 is als volgt: 20 hectare industrie, 65 hectare gemengd, 48 hectare distributie en 13 hectare hoogwaardig. Dit maakt een totaal van 146 hectare.

Het industrieel-logistiek profiel krijgt vooral vorm op de werkeilanden Oostervaart(-Oost), Flevopoort en Larserpoort. Verder wordt in het Structuurplan een aantal algemene speerpunten van beleid ter verbetering van de economische positie van Lelystad benoemd. Voor "werkeiland" Noordersluis geldt onderstaand speerpunt.

Speerpunt 8: Informatie en communicatietechnologie (ICT):

voor ICT wordt als beleidsdoelstelling voorgesteld dat op termijn heel Lelystad aangesloten is op een goede infrastructuur. Er wordt gestart met de aanleg van een goede infrastructuur op de bestaande en nieuwe bedrijventerreinen (Larserpoort, Flevopoort, Oostervaart(-Oost) en Noordersluis) en met de aanleg van een (ondergrondse) infrastructuur in Warande (Lelystad-Zuid).

De structuurvisie geeft verder aan dat Noordersluis, na 2015, zo mogelijk verder wordt getransformeerd naar een kleinschaliger woon-werk-eiland. Het verplaatsen van enkele grote (watergebonden) bedrijven op langere termijn en/of het beperken van milieucategorieën zou daarbij aan de orde kunnen zijn. Omdat de nu gevestigde bedrijven overwegend goed geoutilleerde bedrijven zijn, zal met betrekking tot verplaatsing geen actief beleid worden ontwikkeld. Wel zullen omstandigheden elders (Oostervaart-Oost en na 2015 Flevokust) worden gecreëerd die het wellicht voor die bedrijven aantrekkelijk maken zich daar te gaan vestigen. Het wordt van belang geacht de relatie stad-kust te versterken in het gebied langs de Visarenddreef ter hoogte van Noordersluis. Aandachtspunt bij de transformatie van Noordersluis wordt gevorm door het aanpassen van de infrastructuur (fietspaden) en het openbaar vervoer. Deze zijn is reeds in praktijk gebracht.

3.3.2 Gemeentelijke Visie Vestigingsbeleid (GVV)

In de GVV (2007) geeft de gemeente aan hoe zij invulling geeft aan de bestaande en toekomstige werklocaties en welke beleidsregels zij daarbij hanteert. Eén van deze locaties betreft het bedrijventerrein Noordersluis. De gemeente beschouwt dit terrein samen met Oostertvaart(-Oost) als één van de twee omvangrijke bedrijventerreinen van de stad. Oostervaart is een industrieterrein waar de zwaarste bedrijfsactiviteiten plaatsvinden.

Noordersluis wordt getypeerd als een gemengd terrein. Het is qua specifiek milieu een regulier gemengd bedrijventerrein. Qua locatietype is het een specifieke locatie voor het vestigen van overige bedrijvigheid.

3.3.3 Handhavingsprogramma

De afgelopen jaren heeft de ontwikkeling van de wettelijke kaders voor handhaving niet stilgestaan. Op het gebied van bouwen en wonen is medio 2008 de Wet ruimtelijke ordening van kracht geworden. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) is aangepast op het gebied van samenhangende besluiten, dwangsommen bij niet tijdig beslissen en verder is de vierde tranche van deze wet in werking getreden. Deze heeft met name invloed op de wijze waarop handhavingssancties kunnen worden toegepast. Mede onder invloed van de komst van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 wordt - na de integratie van de vergunningverlening (voor één project één aanvraag voor één vergunning bij één loket) - ook gestreefd naar integratie van de handhaving voor alles wat met de fysieke omgeving te maken heeft. Uitgangspunt is geweest het invoeren van een op de Wabo gebaseerd handhavingsprogramma per 1 januari 2011. Vanwege de koppeling met de Wabo is op hoofdlijnen uitgegaan van de „Wegwijzer omgevingsvergunning, module handhaving. van het ministerie van VROM. De kwaliteitseisen voor handhaving geven ook de mogelijkheid om - meer dan voorheen - te sturen op kwaliteit van de handhaving in plaats van kwantiteit. Waar in het verleden vooral getoetst werd op het aantal controles, bestaat nu de mogelijkheid in te gaan op risicoaspecten en andere aspecten op een lagere prioriteit toe te kennen. Ofwel een beoordeling op kwaliteit in plaats van kwantiteit. In het handhavingsprogramma wordt inzichtelijk gemaakt wat het risicoprofiel van de verschillende handhavingsopgaven is. Ook wordt hierin uiteengezet wat de voorgestelde speerpunten zijn. Hierbij valt te denken aan gebruik, opslag en aanwezigheid van gevaarlijke stoffen, fysieke veiligheid voor personen, geluidoverlast en verstoring en duurzaamheid.

3.3.4 Welstandsnota

De gemeente Lelystad heeft het beleid voor welstand in een Welstandsnota opgenomen. De drie belangrijkste doelstellingen van de welstandsnota geven nader inhoud aan de vereenvoudiging van het welstandstoezicht. De drie doelstellingen zijn:

  • 1. welstandstoezicht is een instrument voor ruimtelijke kwaliteit;
  • 2. welstandscriteria zijn duidelijk en vooraf bekend;
  • 3. heldere omschrijving van de procedures van welstandsbeoordeling en duidelijke rol van de welstandscommissie.

De vereenvoudiging heeft geleid tot twee welstandsniveaus en één welstandsvrij niveau. De twee welstandsniveaus zijn gebieden met beperkte of stedenbouwkundige welstand en gebieden met een volledige of architectonische welstand. Daarnaast is ook sprake van welstand in ontwikkelingsgebieden. Hiervoor geldt of het vastgestelde welstandsbeleid, of een vastgesteld beeldkwaliteitplan.

Het gebied Noordersuis is een welstandvrij gebied.

3.3.5 Archeologische Monumentenzorg in Lelystad (2008)

Dit beleid is opgesteld om vorm te geven aan het rijks- en provinciaal beleid voor archeologie en cultuurhistorie. Het beleid bestaat uit beleidsafspraken en een beleidsadvieskaart. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met hetgeen in de beleidsafspraken is gesteld over de doorwerking naar bestemmingsplannen.
In het beleid wordt onderscheid gemaakt in gebieden met hoge, middelhoge en lage archeologische waarde. In de gebieden met een lage archeologische waarde is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk, in de gebieden met hoge en middelhoge waarden wel. Meer informatie is gegeven in 3.5.3.

3.3.6 Parkeerbeleidsplan Lelystad (2009)

Het parkeerbeleidsplan geeft de kaders aan van de ambities van de gemeente op het gebied van parkeren in en rond de stad. Kaderstellende factoren daarbij zijn ruimte, economie en bereikbaarheid. Het parkeerbeleidsplan geeft tevens inzicht in hoe deze ambities worden verwezenlijkt. Het uitgangspunt voor specifieke werkgebieden, waaronder bedrijventerrein Flevopoort, is dat de parkeergelegenheid op eigen terrein moet worden gerealiseerd. In het beleidsplan zijn in tabel 7.6 parkeernormen opgenomen die in de bestemmingsplannen dienen te worden overgenomen.

3.3.7 Milieubeleidsplan Lelystad (2006)

Eén van de uitgangspunten van het milieubeleid is dat de milieubelangen volledig en in een zo vroeg mogelijk stadium in de ruimtelijke ordening worden meegenomen. Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende zaken van belang:

Bedrijvigheid:

De gemeente streeft er naar de milieukwaliteit te handhaven of te verbeteren. Door middel van het toepassen van inwaartse integrale milieuzonering (IIMZ) worden bedrijven gevestigd op voldoende afstand van woonbebouwing.


Bodem:

Bij de herziening van bestemmingsplannen moet over de bodemgesteldheid worden gerapporteerd. In de meeste gevallen kan worden volstaan met een historisch onderzoek.


Afvalwater:

Het beleid is gericht op het voorkomen van verontreiniging van grond- en oppervlaktewater. De gemeente hanteert als uitgangspunt dat in nieuw te ontwikkelen locaties een gescheiden rioleringssysteem aangelegd wordt.


Bouwen en wonen:

Bij het opstellen van stedenbouwkundige plannen en bij het bouwen en beheren van gebouwen wordt uitgegaan van 'duurzaamheid'. Hergebruik van secundaire afvalstoffen en de toepassing van duurzame materialen moet worden gestimuleerd.


Energie:

In stedenbouwkundige plannen wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met een zongerichte verkaveling en het toepassen van duurzame energie


3.3.8 Vuurwerkverkoopbeleid (2007)

Het doel van het vuurwerkverkoopbeleid is het reguleren van de vuurwerkverkooppunten binnen de gemeente Lelystad. Dit voor zover een hogere regelgeving hiervoor geen regels bevat.
In het beleid wordt uitgegaan van 12 verkooppunten, verspreidt over de stad (bij een inwonertal van 80.000). Naar verwachting zijn er niet meer dan 12 verkooppunten nodig om in de vuurwerkbehoefte te kunnen voorzien. Met het oog op de veiligheid is het ongewenst om voor meer verkooppunten te kiezen. Voor Noordersluis geldt al de mogelijkheid voor één opslagpunt voor consumentenvuurwerk op het bedrijventerrein; dit is opgenomen in de regels.

 

3.3.9 Beleidsplan handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014 (2011)

Het gemeentelijk handhavingsbeleid is verwoord in het Beleidsplan handhaving fysieke leefomgeving 2011 - 2014. Dit beleidsplan geeft de kaders voor het uitvoeren van de handhavingstaak door de gemeente. Het beleidsplan is een integraal plan waarin de handhavingtaken van de beleidsvelden bouw, milieu en Algemene plaatselijke verordening(Apv) zijn meegenomen. Het nieuwe handhavingbeleidsplan geeft richting aan de uitvoering van de handhavingstaken.
Op basis van dit plan wordt jaarlijks een handhavingsuitvoeringsplan vastgesteld, waarin de werkwijze, de intensiteit en de prioritering voor de handhavingstaken worden beschreven.
Het beleidsplan is voor geheel Lelystad van toepassing, dus ook voor het plangebied. Het heeft echter geen directe invloed op dit bestemmingsplan.

3.3.10 Nota Winkelstructuur Lelystad 2020 (2011)

In de Nota Winkelstructuur Lelystad 2020 is een visie op de Lelystadse detailhandelsstructuur neergelegd. In de nieuwe detailhandelsstructuur worden de bedrijventerreinen niet opgenomen als detailhandelsconcentratie. Uitgangspunt is dat detailhandel niet is toegestaan op een bedrijventerrein. Indien er een afwijkingsmogelijkheid op basis van de bestemmingsplannen en/of Wet ruimtelijke ordening (Wro) bestaat, zullen deze voorwaarden maatgevend zijn.
Op Noordersluis zijn bepaalde vormen van detailhandel toegestaan. Bij recht is toegestaan detailhandel welke productiegebonden en ondergeschikt is, detailhandel in vervoermiddelen (auto's, boten en caravans), grove bouwmaterialen, en rijwielen.
Onder ondergeschikte detailhandel wordt het volgende verstaan:

  • 1. Het gaat specifiek om aan de hoofdactiviteit productie en/of installatie gerelateerde of de hoofdactiviteit ondersteunende detailhandel.
  • 2. De detailhandel is ondergeschikt in termen van benutte bedrijfsruimte. Wanneer er geen sprake meer is van ondergeschiktheid dan betreft het een winkel. In dat geval gelden de uitgangspunten voor perifere detailhandel.
  • 3. De verkoopruimte mag niet meer dan 20% van het totale bvo van de vestiging (het gaat hier om het totale brutovloeroppervlak van alle gebouwen per bouwperceel) bedragen met een maximum van 100 m² wvo.

Middels ontheffing is installatiegerelateerde detailhandel (zoals zonneschermen), tuingerelateerde detailhandel (alleen gespecialiseerd) en sauna's, fitnessapparatuur toegestaan tot een maximum van 600 m² bvo, met dien verstande dat:

  • 1. detailhandel in niet volumineuze goederen niet is toegestaan;
  • 2. de detailhandel niet verstorend mag werken ten opzichte van de reguliere bedrijvigheid;
  • 3. de vestiging Palazzo niet negatief mag beïnvloeden, maar hieraan complementair moet zijn;

4. de vestiging moet passen binnen de kaders van het beleid.