direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Noordersluis 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0995.BP00035-VG01

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van:
    • 1. bedrijven genoemd in de bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën 1, 2 en 3.1, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1";
    • 2. bedrijven genoemd in de bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2";
    • 3. bedrijven genoemd in de bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.1";
    • 4. bedrijven genoemd in de bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1,3.2, 4.1 en 4.2, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.2";

met uitzondering van bedrijfsactiviteiten in de bedrijfsgroepen land- en tuinbouw, detailhandel, cultuur- sport en recreatie, zelfstandige kantoorvestigingen, LPG-installaties, geluidzoneringsplichtige inrichtingen, behoudens middels een specifieke benoeming in de bijlage 1 opgesomde bedrijfsactiviteiten dan wel de in deze regels genoemde activiteiten;

  • b. productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • c. perifere detailhandel;
  • d. perifere detailhandel in de vorm van bouwmarkten en tuincentra ter plaatse van de functieaanduiding (dhp) "Detailhandel perifeer";
  • e. bestaande bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • f. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning;
  • g. één instelling voor bedrijfs- en beroepsopleidingen;
  • h. één bedrijf voor kleinschalige verwerking van rauwe vis ten behoeve van het geven van sushiworkshops;
  • i. één verkooppunt voor motorbrandstoffen ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg" ;
  • j. één traileropstelplaats;
  • k. één betonwarenfabriek, één afvalwaterzuiveringsinstallatie, één opslagpunt voor consumentenvuurwerk; , één melkproductenfabriek (met een v.c > 55.000 t/j), één kinderdagverblijf ter plaatse van de op de verbeelding respectievelijke aanduidingen "specifieke vorm van bedrijf": -betonwarenfabriek; - afvalwaterzuiveringsinstallatie; - vuurwerk; - zuivelfabriek" en "specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf;
  • l. één faciliteitenconcentratiepunt er plaatse van de functieaanduiding (fcp) "specifieke vorm van bedrijf - faciliteitenconcentratiepunt";
  • m. een kunstobject ter plaatse van (sba-ko) "specifieke bouwaanduiding - kunstobject";
  • n. een zwaluwwand ter plaatse van (sba-zw) "specifieke bouwaanduiding - zwaluwwand";

met de daarbijbehorende:

  • o. wegen, straten en paden;
  • p. tuinen, erven en terreinen;
  • q. parkeervoorzieningen;
  • r. groenvoorzieningen;
  • s. water;
  • t. nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen;
  • u. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. de bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd indien wordt voldaan aan de parkeernormen zoals deze zijn opgenomen in bijlage 4;
  • b. ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - zichtlocatie" wordt het ingezette beleid ten aanzien van representatieve gedeelten voortgezet, in die zin dat de bedrijfsbebouwing naar de buitenzijde wordt gericht.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" zullen de gebouwen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” mag per bouwperceel één bedrijfswoning worden gebouwd met een inhoud van ten hoogste 500 m3 en een goothoogte van maximaal 6,00 meter;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw ten behoeve van nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen zal ten hoogste 5,00 m en de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 50 m2 bedragen;
  • d. bij nieuwbouw van een kinderdagverblijf bedraagt het grondoppervlak daarvan maximaal 400 m2 en de hoogte maximaal 7,00 m.
  • e. de bouwhoogte van de overige gebouwen zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)“ aangegeven bouwhoogte bedragen.

3.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 1,00 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan te worden gebouwd, tenzij:
    • 1. in de bestaande situatie een aan- of uitbouw of een bijgebouw minder dan 1,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd, in welk geval de bestaande situatie geldt;
    • 2. in de bestaande situatie een aan- of uitbouw of een bijgebouw vóór de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd, in welk geval de aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitsluitend over de halve aaneengesloten breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regel:
      • het bebouwingspercentage van het gedeelte van het bouwperceel gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel vóór het verlengde daarvan, ten hoogste 50% zal bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per bedrijfswoning zal voldoen aan de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50 m² bedragen, indien de oppervlakte van een bouwperceel 500 m² of minder bedraagt;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel tot een maximum van 100 m² bedragen, indien de oppervlakte van een bouwperceel meer dan 500 m² bedraagt;
  • c. de diepte van een aan de achtergevel van de bedrijfswoning gebouwde aan- of uitbouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • e. een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw dient voorzien te zijn van een plat dak, tenzij een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw aan de zijgevel van een bedrijfswoning wordt gebouwd, in welk geval een kap is toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van de aan- of uitbouw of het aangebouwd bijgebouw ten hoogste de bouwhoogte van de bedrijfswoning verminderd met 1,00 m zal bedragen, met een maximum van 5,00 m;
  • f. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • h. in afwijking van het bepaalde in 3.2.3 sub a t/m g gelden ten aanzien van carports de volgende regels:
    1. de oppervlakte van een carport zal ten hoogste 25 m2 bedragen;
    2. de bouwhoogte van een carport zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
    3. een carport dient gerealiseerd te worden achter de voorgevelrooilijn, tenzij *in de bestaande situatie een aan- of uitbouw of een bijgebouw vóór de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd; *de carport wordt geplaatst vóór een garage; *de carport niet is voorzien van nieuwe/toegevoegde wanden;

in welk geval een carport vóór de voorgevel gerealiseerd mag worden.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. een carport bij een bedrijfswoning dient te voldoen aan de volgende regels:

1. de oppervlakte van een carport zal ten hoogste 25 m2 bedragen;
2. de bouwhoogte van een carport zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
3. een carport dient gerealiseerd te worden achter de voorgevelrooilijn, tenzij *in de bestaande situatie een aan- of uitbouw of een bijgebouw vóór de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd; *de carport wordt geplaatst vóór een garage; *de carport niet is voorzien van nieuwe/toegevoegde wanden;

in welk geval een carport vóór de voorgevel gerealiseerd mag worden;

  • b. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal per bedrijfswoning ten hoogste 2 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van palen, (reclame-)masten en bootliften zal ten hoogste 10,00 meter bedragen;
  • e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 meter bedragen; voor het gebied van de afvalwaterzuiveringsinstallatie (sb-awzi) bedraagt die hoogte maximaal 15,00 meter
  • f. de bouwhoogte van een kunstobject als bedoeld onder 3.1, sub m, ten hoogste 9 meter zal bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 3.2.3 sub h onder 3 en in 3.2.4 sub a onder 3 in die zin dat per bedrijfswoning een carport wordt opgericht vóór de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan, mits de oppervlakte van de carport ten hoogste 25 m² bedraagt en de bouwhoogte ten hoogste 3,00 meter zal bedragen;
  • b. het bepaalde in 3.2.3 sub b onder 1 dan wel 2 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen per bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 80 m², mits:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van (een) minder valide(n);
    • 2. de noodzaak ten behoeve van het treffen van bijzondere voorzieningen wordt aangetoond;
  • c. het bepaalde in 3.2.4 onder b in die zin dat per bedrijfswoning een niet-overdekt zwembad wordt opgericht, mits:
    • 1. het zwembad in het achtererfgebied van de bedrjfswoning wordt gesitueerd;
    • 2. de bruto-oppervlakte (uitwendig gemeten constructie) van het zwembad niet meer bedraagt dan 75 m²;
    • 3. de bouwhoogte van het zwembad, gemeten vanaf het aansluitende terrein, niet meer bedraagt dan 0,50 m;
    • 4. de bruto-oppervlakte (uitwendig gemeten constructie) van het zwembad niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van het achtererfgebied van de bedrijfswoning;
    • 5. de afstand van het zwembad tot enige perceelsgrens ten minste 1,50 m bedraagt;
  • d. het bepaalde in 3.2.4 in die zin dat de hoogte van silo's en industriële procestorens maximaal 30,00 meter bedraagt.

  • e.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan bedrijven die zijn genoemd in de bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3.1, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1"
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan bedrijven die zijn genoemd in de bijlage 1 onder de categorieën 1 tot en met 3.2, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.2”;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan bedrijven die zijn genoemd in de bijlage 1 onder de categorieën 1 tot en met 4.1, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 4.1”;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan bedrijven die zijn genoemd in de bijlage 1 onder de categorieën 1 tot en met 4.2,. ter plaatse ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 4.2”
  • e. het gebruik van de gebouwen voor kantoor over een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf, tot een maximum van 2000 m²;
  • f. het gebruik van het voorterrein voor bedrijfsmatige opslagdoeleinden;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van:
    • 1. productiegebonden detailhandel, mits:
      • de oppervlakte niet meer dan 20% van de bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt, met een maximum van 100 m²;
      • er geen verstoring optreedt in de verkeers- en parkeersituatie;
      • er geen sprake is van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
    • 2. perifere detailhandel alsmede handel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen;
    • 3. de bij een aan-huis-verbonden-beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestane detailhandel;
  • h. het gebruik van de gebouwen voor bewoning, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • i. het gebruik van gebouwen als dierenverblijf over een oppervlakte van meer dan 12 m²;
  • j. het gebruik van de bedrijfswoningen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de totale begane vloeroppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en de aangebouwde bijgebouwen op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 100 m², indien het een aan-huis-verbonden beroep betreft;
    • 3. meer bedraagt dan 50 m², indien het kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten betreft;
  • k. het gebruik van de bedrijfswoningen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat dit leidt tot een onevenredige toename van de parkeerdruk;
  • l. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf";
  • m. het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die de in de bijlage 1 aangegeven gevaarsafstand van 100 meter of meer overschrijden.

 

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 3.5 sub a in die zin dat ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.1”, tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bijlage 1 onder de categorieën 1 tot en met 3.1, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in de bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd;
    • 2. het geen vuurwerkbedrijven, LPG-installaties, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en vulinrichtingen voor motorbrandstoffen ten behoeve van eigen gebruik betreft;
  • b. het bepaalde in 3.5 sub b in die zin dat ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.2”, tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bijlage 1 onder de categorieën 1 tot en met 3.2, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in de bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd;
    • 2. het geen vuurwerkbedrijven, LPG-installaties, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en vulinrichtingen voor motorbrandstoffen ten behoeve van eigen gebruik betreft;
  • c. het bepaalde in 3.5.sub c in die zin dat ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 4.1”, tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bijlage 1 onder de categorieën 4.1 , mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in de bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd;
    • 2. het geen vuurwerkbedrijven, LPG-installaties, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en vulinrichtingen voor motorbrandstoffen ten behoeve van eigen gebruik betreft;
  • d. bepaalde in 3.5. sub d in die zin dat ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 4.2”, tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bijlage 1 onder de categorieën categorie 4.2 , mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in de bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd;
    • 2. het geen vuurwerkbedrijven, LPG-installaties, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en vulinrichtingen voor motorbrandstoffen ten behoeve van eigen gebruik betreft;
  • e. het bepaalde in 3.5 sub e. in die zin dat de gebouwen worden gebruikt voor kantoor over een bedrijfsvloeroppervlakte van ten hoogste 50%, mits het een hoofdkantoor van het betreffende bedrijf betreft;
  • f. bepaalde in 3.5 aanhef en 3.5 sub g, aanhef, en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor detailhandel in installatiegerelateerd, keukens en sanitair mits de bruto vloeroppervlakte niet meer dan 600 m² bedraagt;
  • g. het bepaalde in 3.5 onder sub m voor het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die de in de bijlage 1 aangegeven gevaarsafstand van 100 meter of meer overschrijden, maar waarvan de gevaarsafstand geheel op het eigen terrein valt;
  • h. het bepaalde in 3.5 onder sub m voor het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die de in de bijlage 1 aangegeven gevaarsafstand van 100 meter of meer overschrijden, maar niet ressorteren onder wettelijke regelgeving inzake milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid voor inrichtingen.