direct naar inhoud van 4.3 Ecologie
Plan: Lelystad - Luchthaven
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0995.BP00030-VG02

4.3 Ecologie

Om inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden in en om het plangebied en de eventuele gevolgen van de gewenste ontwikkelingen op de aanwezige waarden, heeft in het kader van het MER een toetsing aan de Natuurbeschermingswet (gebiedstoets) en de Flora- en faunawet (soortentoets) plaatsgevonden. Daarnaast is gekeken naar effecten op de wezenlijke waarde van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

4.3.1 Gebiedentoets

In de Natuurbeschermingswet is de bescherming van gebieden geregeld. Het is van belang om inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden in en om het plangebied en de eventuele gevolgen van de geplande ontwikkelingen op de aanwezige waarden. Daarom is nagegaan of in of nabij het plangebied sprake is van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (EHS) of van gebieden die zijn aangewezen volgens de natuurbeschermingswet (o.a. Natura 2000).

4.3.2 Soortentoets

De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

In artikel 75 van de Flora- en faunawet worden de ontheffingsmogelijkheden weergegeven. In principe zijn alle zoogdieren, vogels, amfibieƫn, reptielen en vissen die in Nederland voorkomen beschermd. De aanvraag van een ontheffing en de toetsing aan de Flora- en faunawet gebeurt niet in het kader van het bestemmingsplan, maar in de vergunningenfase van een initiatief. Om te beoordelen of dit bestemmingsplan ook uitvoerbaar is, wordt hierop vooruitlopend, een verwachting uitgesproken over de eventuele gevolgen voor de beschermde planten- en diersoorten in het plangebied.

In de wet is een differentiatie aangebracht in niveau van bescherming. Op 23 februari 2005 is de zgn. "AMvB art. 75" van de Flora- en faunawet in werking getreden, waarin dit verschil is verwoord:

  • 1. Alle soorten, opgenomen in Habitat richtlijn bijlage IV, de Vogelrichtlijn en beschermde soorten van de Rode Lijst zijn beschermd onder het zwaarste regime (soorten van tabel 3).
  • 2. Soorten met vrijstelling bij een vastgestelde gedragscode (soorten van tabel 2).
  • 3. Soorten waarvoor een algemene vrijstelling geldt.

De 1ste categorie is strikt beschermd. Voor deze soorten wordt alleen ontheffing verleend als er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort, er geen andere oplossingen mogelijk zijn om de doelstellingen van het project te behalen (mitigatie en/of alternatieven) en als er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang (art. 75, lid 5, onder c).

Voor de 2de categorie geldt een vrijstelling van de ontheffingsplicht wanneer er volgens een door het (toenmalige) Ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt en de werkzaamheden vallen onder de categorie:

  • bestendig beheer en onderhoud;
  • bestendig gebruik;
  • ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.

Voor de 3de categorie geldt een algemene vrijstelling voor:

  • bestendig beheer en onderhoud;
  • bestendig gebruik;
  • ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.

Een uitzondering hierop zijn vogels. Voor vogels wordt geen ontheffing verleend. Indien er broedvogels aanwezig zijn moeten de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden.

4.3.3 Resultaten onderzoek

In de omgeving van de luchthaven zijn zowel beschermde natuurgebieden (o.a. Natura 2000-gebieden Oostvaardersplassen en Markermeer & IJ-meer) als EHS aanwezig. De gevolgen van de gewenste ontwikkelingen in het plangebied voor de deze gebieden is onderzocht. Deze paragraaf beschrijft de resultaten van dit onderzoek. De genoemde gebieden zijn beschermd op grond van het voorkomen van vogelsoorten, diersoorten en habitattypen. In het deelonderzoek beschermde natuur is uitvoerig onderzocht in hoeverre de veranderingen in het vliegverkeer gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelen van deze gebieden.

Algemeen

Het kleine verkeer in de nieuwe situatie heeft, vanwege vaste routes na invoering van verkeersleiding, minder verstorende invloeden dan in de bestaande situatie. De gewenste situatie is, door het lagere aantal vliegtuigbewegingen en het vervallen van een route langs de Oostvaardersplassen, gunstig voor de aanwezige beschermde gebieden en soorten.

Helikopterverkeer

De effecten ten gevolgen van het helikopterverkeer zijn in de gewenste situatie groter dan in de bestaande situatie. Dit heeft te maken met het ontbreken van een referentiekader in de bestaande situatie. De helikopterbewegingen beperken zich vooral tot de directe omgeving van de luchthaven, waardoor het verstorende effect op beschermde gebieden en soorten door helikopters marginaal is. Wel heeft dit verkeer een verstorende invloed op ganzen die vanuit de Oostvaardersplassen in het akkervogelgebied foerageren; met als gevolg dat het aantal in geringe mate kan afnemen.

Vlieghoogte

Vanwege het ontbreken van groot verkeer in de bestaande situatie, zijn de effecten in de gewenste situatie groter. In de gewenste situatie worden de randen van de Flevopolder en aangrenzende Natura 2000-gebieden geregeld op 3.000 ft (circa 1.000 meter) overvlogen. Door de locatie van de passage van deze gebieden en de soortensamenstelling van de vogelbevolking in het onderliggende gebied, leidt een vlieghoogte van 3.000 ft hier niet tot significant negatieve effecten op aantallen vogels.

Oostvaardersplassen

De Oostvaardersplassen vallen onder het Milieubeschermingsgebied voor Stilte. Bovendien zijn de Oostvaardersplassen aangewezen als beschermd natuurgebied. In de gewenste situatie is geen vliegroute over de Oostvaardersplassen aanwezig, deze route is vervangen door een vliegroute ten oosten van Lelystad Airport en Lelystad. Door deze route zijn geen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen voor de Oostvaardersplassen te verwachten.

Overige gebieden

In de gewenste situatie komt inkomend verkeer bij oostelijke winden over het Oostvaarderswold, een Robuuste Verbindingszone in de EHS. Hierdoor kunnen lokaal verstoringen optreden. Deze vormen echter geen belemmering voor het functioneren van deze verbinding. Binnenkomend verkeer over het Ketelmeer kan lokaal verstoring veroorzaken.

Voor de betrokken vogels (niet-broedvogels) zijn voldoende alternatieven binnen het gebied aanwezig, waardoor geen significant negatieve effecten worden verwacht. Andere delen van de EHS (vooral de Natura 2000-gebieden) in de omgeving van de luchthaven worden in de gewenste situatie niet in hun functioneren belemmerd door vliegverkeer. Ook deze gebieden blijven hun betekenis houden voor de in het "Gebiedsplan natuur en landschap Flevoland" (2005) genoemde natuurdoelen.

Invloed van vervuilende stoffen

Vanwege de gewenste ontwikkeling van de luchthaven neemt de uitstoot van vervuilende stoffen door het vliegverkeer toe ten opzichte van de bestaande situatie. Dit leidt echter niet tot overschrijding van kritische depositiewaarden in beschermde gebieden. Bovendien blijkt de bijdrage van de luchtvaart zeer beperkt te zijn (maximaal circa 9%). Het wegverkeer zorgt voor het merendeel van de depositie van verzurende stoffen. De bijdrage van de luchthaven aan de vermesting van de bodem leidt, vanwege de zeer beperkte bijdrage aan ammoniakuitstoot, niet tot significante effecten.