direct naar inhoud van 3.5 Milieuaspecten
Plan: Bestemmingsplan Atolwijk - Zuiderzeewijk 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0995.BP00022-VG01

3.5 Milieuaspecten

Diverse milieuhygiënische aspecten in of nabij het plangebied, zoals hinder door bedrijvigheid, geluidsbelasting, bodemkwaliteit en de aanwezigheid van kabels en leidingen, kunnen beperkingen opleggen aan mogelijk nieuwe ontwikkelingen. Voor het bestemmingsplan zijn de milieuhygiënische aspecten geïnventariseerd en in kaart gebracht.

3.5.1 Hinder door bedrijvigheid

In Lelystad wordt bij bedrijventerreinen een systeem van inwaartse milieuzonering toegepast. De bedoeling is om daarmee een adequate ruimtelijke scheiding aan te brengen tussen milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen. In deze vorm van milieuzonering wordt rond een bedrijventerrein een denkbeeldige contourlijn getrokken die uitgaat van de te beschermen milieugevoelige bestemmingen. Vervolgens wordt het binnen de contourlijn gelegen bedrijventerrein verdeeld in zones voor bepaalde categorieën van bedrijven. Hoe verder die zones van de contourlijn liggen, hoe zwaarder de categorie van de bedrijven mag zijn. In het verleden werd daarbij nog onderscheid gemaakt in een sectorale contour en een integrale contour. De sectorale contour werd bepaald door de afstandscriteria die gelden voor de afzonderlijke milieuaspecten geluid, stank, stof en gevaar.

Bij de indeling van bedrijven in bedrijfscategorieën wordt de VNG uitgave “Bedrijven en milieuzonering” (2009) toegepast. Daarin worden op basis van de SBI-code indicatieve afstanden bepaald voor allerlei vormen van bedrijfsactiviteiten. De afstandcriteria hebben betrekking op de milieuaspecten geluid, stank, stof en gevaar. In Lelystad wordt vastgehouden aan deze afstandscriteria, tenzij er gegronde redenen zijn om af te wijken.

Het systeem van milieuzonering is een goed instrument om een adequate ruimtelijke scheiding aan te brengen tussen milieubelastende bedrijvigheid en gevoelige bestemmingen zoals woningen en natuurgebieden. Bij de categorie-indeling van bedrijfstypen wordt gebruik gemaakt van een eigen variant die consequent wordt toegepast.

In het plangebied komen verschillende soorten bedrijven voor. De meeste bedrijvigheid is te vinden op het bedrijventerrein Gildenhof en in het Lelycentre e.o. Op Gildenhof vallen de bedrijven in de milieucategorieën 1 t/m 4.1. In het Lelycentre is sprake van bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2. In de woonwijken is bij bedrijven sprake van bedrijven in de categorieën 1 en 2. Over dit soort bedrijven (aan huis) zijn in het bestemmingsplan regels opgenomen.

3.5.2 Verkeerslawaai

Op grond van de Wet geluidhinder 2007 worden langs wegen geluidszones vastgesteld, waarbinnen bepaalde geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen, niet kunnen worden gerealiseerd. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in (buiten)stedelijk gebied en van het aantal rijstroken. Wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt, hebben geen zone.

Binnen en langs het plangebied zijn de Kustendreef. Zuigerplasdreef, Binnenhavenweg, Oostranddreef, Polderdreef en Houtribdreef gelegen, die tot de zoneplichtige wegen behoren. Voor deze wegen zijn de geluidscontouren bepaald. De geluidcontouren van de genoemde wegen liggen deels over bestaande bebouwing in het plangebied.

Het gaat in dit plangebied grotendeels om een herziening van het bestemmingsplan, met bestaande wegen en geluidsgevoelige objecten (waaronder woningen).

In artikel 76 van de Wet geluidhinder is hiervoor opgenomen dat de ligging van geluidsgevoelige objecten binnen de zone van de voorkeursgrenswaarde (48 dB) toelaatbaar wordt geacht. De vaststelling van een hogere grenswaarde is niet noodzakelijk.

3.5.3 Industrielawaai

Voor industrielawaai is alleen Gildenhof een mogelijke lawaaibron. Voor dat bedrijventerrein is een inventarisatie uitgevoerd. Binnen het bedrijventerrein Gildenhof wordt, voor bedrijven, een driedeling qua bedrijfstypen (A, B en C) en aanverwante geluidbelasting gehanteerd.

Daarbij zijn A-inrichtingen bedrijven met een lage milieurelevantie die daardoor geen meldingsplicht hebben. B-inrichtingen zijn bedrijven met meer milieurelevantie die een meldingsplicht hebben. In het plangebied zijn drie C-inrichtingen aanwezig, namelijk de twee LPG-tankstations en een opslagverzamelpunt van de gemeente. Deze bedrijven moeten een omgevingsvergunning voor milieu hebben. De geluidcontouren van tankstations zijn vastgesteld op 100 meter en die van het opslagpunt op 50 meter. De genoemde contouren vallen binnen de grenzen van het bedrijventerrein en veroorzaken daarom geen overlast bij woningen derden.

3.5.4 Bodemkwaliteit

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening is, wanneer sprake is van een nieuwe ontwikkeling, een beoordeling van de haalbaarheid verplicht. Het bodemonderzoek, en dan vooral onderzoek naar de bodemkwaliteit, maakt deel uit van deze afweging. Bovendien is wettelijk bepaald dat een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu.

Bij de verkenning van de mogelijkheden om nieuwe functies in een gebied te realiseren moet de bodemkwaliteit worden betrokken. Inzicht in eventuele beperkingen aan het bodemgebruik (i.v.m. milieuhygiënische risico's voor mens, plant en dier) is noodzakelijk. Ook moeten de mogelijkheden en kosten, om deze beperkingen door middel van actief bodembeheer weg te nemen, worden aangegeven.

In het kader van dit bestemmingsplan, is een historisch onderzoek uitgevoerd naar het bodemgebruik in het plangebied. In het onderzoek is nagegaan waar bodemverontreiniging of vermoedelijke verontreinigingen in het vakgebied aanwezig zijn, die een belemmering kunnen opleveren voor het beoogde gebruik van het plangebied. De resultaten van het onderzoek worden hierna beschreven.

Bodembedreigende activiteiten

In het plangebied zijn veel verschillende bedrijven gevestigd. De meeste bedrijven beschikken over een omgevingsvergunning voor milieu. Bij een deel van de bedrijven vinden activiteiten plaats die de bodem mogelijk kunnen verontreinigen. In de rapportage van het historische onderzoek zijn deze verdachte activiteiten per bedrijf aangegeven.

Uitgevoerde onderzoeken

In de afgelopen decennia zijn in het plangebied diverse bodemonderzoeken verricht en hebben een aantal saneringen plaatsgevonden. De aanleiding en de uitkomst van de onderzoeken is zeer divers. De meeste onderzoeken zijn uitgevoerd in het kader van een omgevingsvergunning voor bouwen of milieu.

Uit de meeste bodemonderzoeken blijkt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Hoewel op enkele plaatsen verhoogde gehalten van bijvoorbeeld de stoffen PAK, zink en nikkel aanwezig zijn, leveren deze geen actuele risico's op voor de volksgezondheid, het milieu of verspreiding en daarmee ook geen belemmeringen voor het huidige gebruik.

Daarnaast hebben een aantal saneringen plaatsgevonden en moet op één locatie nog een sanering volgens saneringsevaluatie worden uitgevoerd. Het uitvoeren van een sanering kan in theorie een (tijdelijke) belemmering opleveren voor het huidige gebruik.

Verdachte locaties

Uit het onderzoek is gebleken dat in het plangebied een aantal (potentieel) bodembedreigende activiteiten aanwezig is (geweest). Op basis hiervan zijn de locaties door gemeente en provincie in kaart gebracht. Daaruit blijkt dat niet alle verdachte locaties zijn onderzocht, deze moeten strikt genomen alsnog onderzocht worden.

Gezien de aard van de toegepaste stoffen en het gegeven dat voor de locaties alleen humane risico's van belang zijn, kan gesteld worden dat eventueel te verwachten verontreinigingen geen belemmering opleveren voor het huidige gebruik. Echter, alleen onderzoek kan dit volledig uitsluiten. Voorafgaand aan bouwactiviteiten vind in het kader van de Woningwet een onderzoek naar de bodemkwaliteit plaats.

Voor eventueel aanwezige asbesthoudende materialen kan een bodemverontreiniging niet worden uitgesloten. Bij onderzoek in andere (woon)wijken is gebleken dat het bij de asbest in de bodem vooral gaat om hechtgebonden asbest, dat geen acute risico's voor de volksgezondheid, verspreiding of het milieu veroorzaakt en dus geen belemmering vormt voor het huidige gebruik van de gronden. Ook hiervoor geldt dat voorafgaand aan bouwactiviteiten een (bodem)onderzoek naar de eventuele aanwezigheid van asbest moet worden uitgevoerd.

Conclusie

Op basis van de beschikbare gegevens is de conclusie dat de huidige bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de vaststelling van dit bestemmingsplan

3.5.5 Aanwezigheid kabels, leidingen en straalpaden

De relevante kabels, leidingen en straalpaden in het plangebied, zijn opgenomen op de verbeelding bij dit bestemmingsplan.