direct naar inhoud van 3.3 Gemeentelijk beleid
Plan: Bestemmingsplan Atolwijk - Zuiderzeewijk 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0995.BP00022-VG01

3.3 Gemeentelijk beleid

Vanuit gemeentelijk beleid zijn meerdere geldende beleidstukken van belang voor het bestemmingsplan. De bedoelde beleidstukken worden in deze paragraaf beschreven.

3.3.1 Structuurplan Lelystad 2015

Het structuurplan is vastgesteld op 7 april 2005 en bevat een visie op de integrale leefomgeving, waarbij behalve het ruimtelijk beleid, ook bijvoorbeeld duurzaamheid, milieu en verkeer deel van uitmaken. Lelystad ziet daarbij de handhaving en versterking van de kernkwaliteiten rust, ruimte, groen en water als één van de belangrijkste opgaven. Groei is daarbij noodzakelijk om te kunnen blijven investeren in de stad. Naar verwachting telt de stad in 2015 80.000 inwoners en heeft het 32.000 arbeidsplaatsen. Gestreefd wordt naar een diversiteit in woningaanbod, door de ontwikkeling van woongebieden met een eigen sfeer en uitstraling.

Woonomgeving / woningvoorraad

Het beleid is voor de bestaande woongebieden in Lelystad, waaronder voor de woonbuurten in het plangebied, is in het algemeen gericht op de handhaving van de kernkwaliteiten en daar waar noodzakelijk de verbetering van de woonomgeving door middel van herstructurering of herontwikkeling.

In het Structuurplan is Lelystad ingedeeld in elf samenhangende gebiedseenheden, de zogenaamde wooneilanden. Voor elk wooneiland zijn de gewenste identiteit en sfeer en de daarbij horende (transformatie)opgaven beschreven. Het uiteindelijke doel is om voor elk eiland een prettige, veilige en duurzame woon- en leefomgeving te behouden/te creëren. Volgens deze indeling valt het plangebied binnen twee van deze wooneilanden; De Groene Kamers (2) en De Oorsprong (6).

De buurten Atolwijk, Bastion, Lelycentre en Langevelderslag vallen onder Wooneiland 2, De Groene Kamers. De gemeentelijke opgave voor deze buurten bestaat voornamelijk uit de verbetering van de ruimtelijke structuur, zonder dat er grote verschuivingen optreden voor de stedenbouwkundige opzet en de woningtypen. De nadruk komt daarbij te liggen op de verbetering volgens opwaardering van de openbare ruimte.

Specifiek wordt voor het Lelycentre vermeldt dat hier de opgave bestaat uit de vernieuwing van de opzet en status van dit totale gebied en zijn omgeving. Hierbij wordt uitgegaan van een verandering van hoofdfunctie van het gebied, van kantoren naar wonen. Er wordt een afzonderlijke visie voor opgesteld.

Verder kunnen binnen de groenzone in de Atolwijk, met behoud van de groenzone, gebouwen met buurtfuncties ontwikkeld worden. Ook voor de bestaande schoollocaties worden plannen ontwikkeld voor herinvulling met woningbouw.

Zuiderzeewijk, Gildenhof en Langezand horen bij Wooneiland 6, De Oorsprong. De opgave van dit wooneiland schuilt vooral in de herstructurering en woningverbetering in Zuiderzeewijk. Een herstructurering moet de stedenbouwkundige opzet van de wijk respecteren. Ook enkele bebouwingskenmerken zijn typerend voor de bouwperiode van de Zuiderzeewijk.

Specifiek wordt voor dit wooneiland aangegeven dat de mogelijkheid bestaat dat het ijsbaangebied (sportpark Langezand) op den duur een andere bestemming kan krijgen. Dit is echter pas aan de orde wanneer een gelijkwaardige of betere locatie voor de ijsbaan is gevonden. Op de structuurplankaart is het ijsbaangebied aangeduid als 'Wonen tot 2015'. Omdat voor dit gebied nu nog geen concrete plannen zijn, wordt voor deze mogelijke nieuwbouwlocatie in dit bestemmingsplan nog geen juridisch-planologisch kader geboden.

Verder wordt voor de Gildenhof specifiek genoemd dat de opgave hiervoor is om een eenduidig bedrijfsprofiel door te laten werken in uitstraling, verkaveling en inrichting van de openbare ruimte. Een herstructurering van dit bedrijventerrein naar een nadrukkelijker bedrijfsprofiel is gewenst, dit wordt bezien in het licht van de totale structuur van werkgebieden.

Werken

Gildenhof is een werkeiland, dat ligt in een wooneiland. De eventuele herontwikkeling hiervan wordt als onderdeel van de transformatie van de wooneilanden nader uitgewerkt. Bij deze uitwerking zijn duurzaamheid en externe veiligheid belangrijke begrippen.

Bij duurzaamheid gaat het voornamelijk om de stimulering van verbetering van de duurzame kwaliteit van het bedrijventerrein. Concrete projecten op dit gebied betreffen onder meer energie- en warmte-uitwisseling, gezamenlijke inkoop van diensten, gezamenlijke afvalverwijdering, versterken van de ruimtelijke kwaliteit, efficiënt ruimtegebruik en vervoersmanagement.

De externe veiligheid op bedrijventerreinen komt vooral aan de orde bij (her)inrichtingsplannen. Daarbij moeten de uitkomsten van de inventarisatie voortdurend tegen het licht worden gehouden op hun haalbaarheid ten opzichte van de risico's en de mogelijkheden tot het verminderen van de risico's. Verder wordt het vestigingsbeleid van bedrijven standaard getoetst aan de normen zoals die opgenomen zijn in de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

Voorzieningen

Voor het onderdeel voorzieningen is het beleid gericht op het handhaven van de belangrijke voorzieningen in de wooneilanden. Dit houdt in dat elk eiland of cluster van eilanden haar eigen centrum en basisvoorzieningen heeft op het gebied van bijvoorbeeld onderwijs en eerstelijns zorgvoorzieningen, zoals een huisarts en een fysiotherapeut. De koppeling van wonen, zorg, welzijn en sociale veiligheid is daarbij een punt van aandacht.

In het plangebied zijn diverse voorzieningen aanwezig, waarin een aantal van de genoemde voorzieningen is of kunnen worden ondergebracht. In het Structuurplan worden vooral uitspraken gedaan over de toekomst van de kantoren in het Lelycentre. Het doel is de kantoren te herontwikkelen en daarbij het woonzorg-concept te betrekken. Een woonzorg concept vormt een goede aanvulling voor de al aanwezige voorzieningen. De voorzieningen in het Lelycentre kunnen daarmee een hoogwaardig karakter krijgen.

Groen

De identiteit van Lelystad wordt mede bepaald door de aanwezigheid van een grootschalige stedelijke groenstructuur en de daarin aanwezige samenhang tussen groen en water. Het gemeentelijk beleid is er op gericht om deze identiteit te waarborgen en de stedelijke hoofdstructuur te handhaven en daar waar mogelijk te versterken.

Door de versterking van de recreatieve waarde, de toegankelijkheid en de bruikbaarheid én het tegengaan van versnippering van natuur en landschap kan de verbinding worden versterkt tussen de grote groengebieden Oostvaardersplassen, het Hollandsehout, Geldersehout en Overijsselse Hout, het Zuigerplasbos, 't Bovenwater en het Natuurpark. De in het plangebied gelegen uitloper van de Overijsselse Hout maakt deel uit van deze stedelijke groenstructuur.

Naast de zorg voor de grootschalige groenelementen, vormt de beheersbaarheid van het wijk- en buurtgroen in het plangebied een punt van aandacht. Het beleid is gericht op het behoud van de eigen identiteit van het plangebied met het wijk- en buurtgroen. Waar nodig wordt het wijk- en buurtgroen verbeterd of versterkt. Daarnaast is het beleid gericht op de vermindering van snippergroen, om zo bij te dragen aan de beheersbaarheid en duidelijkheid van de grenzen tussen privé en openbaar. Voor het buurtgroen geldt als speerpunt het aanbrengen van meer differentiatie in het groen, om de kwaliteit, duidelijkheid en herkenbaarheid van de woonomgeving te verbeteren.

Hoofdwegen

De hoofdwegenstructuur van Lelystad bestaat uit een buitenring, radialen en een centrumring. De buitenring bestaat uit de Larserdreef, de Westerdreef, de Houtribdreef en de Oostranddreef. De buitenring wordt voor het autoverkeer geoptimaliseerd om de centrumring en de radialen te ontlasten en de veiligheid te vergroten. Voor de buitenring geldt: '70 kilometer per uur waar het kan' (Oostranddreef en Larserdreef), '50 kilometer per uur waar het moet' vanwege de verkeersveiligheid en de geluidhinder (delen van de Houtribdreef en de Westerdreef). De buitenring heeft een 2 x 2 rijbanen-profiel met enkele kruispunten en rotondes.

De radialen bestaan uit de Zuigerplasdreef-Zuid, de Middendreef, de Visarenddreef, de Houtribweg-Zuid, de Stationsdreef, de Zuigerplasdreef-Noord, de Kustendreef en de Geldersedreef. Deze radialen moeten de functie vervullen om zowel het gebruik van de buitenring te bevorderen als de bereikbaarheid van het Stadshart te bewerkstelligen. De radialen behouden vooralsnog hun huidige profiel en snelheid.

Voor het plangebied zijn in dit kader de Kustendreef, de Zuigerplasdreef, de Oostranddreef, de Polderdreef, de Houtribdreef en de Binnenhavenweg van belang. De genoemde dreven liggen geheel, of deels in het plangebied. In verband met wettelijke normen voor wegverkeerslawaai (geluidszones in het kader van de Wet geluidhinder), geven de dreven planologische beperkingen voor het plangebied.

3.3.2 Koersnotitie 2007 - 2011 Nieuwbouw voor wonen, werken, detailhandel, recreatie (2007)

De Koersnotitie 2007 - 2011 is opgesteld met het doel de grote lijnen voor gebieds- en projectontwikkeling in de gemeente Lelystad uit te zetten. Er wordt onder meer een prognose gegeven van de kwantitatieve en kwalitatieve marktontwikkelingen voor de functies wonen, werken, detailhandel en recreatie. De prognose is uitgewerkt in een gewenst programma en uiteindelijk ook in uitvoeringsprogramma.

Wonen

De prognose is dat Lelystad qua inwoneraantal blijft groeien. Hiervoor zijn nieuwe woningen nodig. In kwantitatieve zin wordt uitgegaan van een woningbouw van 650 woningen per jaar, een overmaat is daarbij gewenst.

In kwalitatieve zin komt dit neer op een jaarlijkse bouwopgave van gemiddeld: 250 sociale huur- en koopwoningen, 110 woningen voor zorgbehoevenden, 195 vrije kavels en 195 levensloopbestendige woningen.

De gemeente Lelystad wil zich daarnaast inspannen om per jaar een ruimtelijke mogelijkheid te bieden voor ten minste één groepsbouwproject (collectief opdrachtgeverschap)

Naast nieuwbouw zijn er in de bestaande wijken ook kwalitatieve verbeteringen gewenst. In de Atol- en Zuiderzeewijk worden de komende jaren de woningen van Centrada opgeknapt en bereiden de gemeente en Centrada een aanpak voor om ook de particulieren over te halen hun woningen op te knappen. Een deel van deze plannen is vertaald in het Wijkontwikkelingsplan Noordoost (WOP NO).

Omdat binnenstedelijke herstructurerings- en nieuwbouwprojecten met elkaar kunnen concurreren, is gekozen om de projecten in WOP NO (o.a. Atolwijk / Zuiderzeewijk) volgend te laten zijn op de locatie Galjoen-Zuid en HanzePark.

Werken

Bij de kantorenlocaties in het plangebied wordt duidelijk dat er sprake is van een stagnatie in vraag en aanbod. Er is steeds meer sprake van leegstand. Redenen daarvoor worden gezocht in de grotere vraag naar nieuwe kantoren, men wil niet meer in oude panden gehuisvest zitten. Een uitgangspunt is daarom dat er geïnvesteerd gaat worden in de vervanging van de oude panden.

Het is een gemeentelijke taak om te zorgen voor voldoende en eventueel meer werkgelegenheid. Beleidsuitgangspunt is dan ook dat er per jaar 5.000 m2 bvo kantoorruimte aan de bestaande oppervlakte toegevoegd wordt. In totaal gaat het tussen 2008 en 2015 dan om: 28.000 m2 bvo op hoogstedelijke locaties, 3.600 m2 bvo op centrumlocaties en 8.400 m2 bvo op binnenstedelijke kantoorlocaties.

Lelycentre wordt genoemd als belangrijke slooplocatie, dit wordt in de periode 2013 - 2017 aangepakt. Sloop van verouderde kantoorlocaties past in de tendens dat bedrijven kiezen voor nieuwere locaties. In een ontspannen markt als die in Lelystad worden minder populaire locaties niet snel gevuld. Bij Lelycentre wordt daarom gedacht aan een functiewijziging naar bijvoorbeeld wonen.

Uitvoering

In de uitvoeringsparagraaf worden de beleidsuitgangspunten uitgezet in de tijd.

De toevoeging van de functie wonen in het Lelycentre is van belang voor de kwaliteitsverbetering, maar is programmatisch minder urgent. De ontwikkeling hiervan gaat vooral plaatsvinden in de periode 2012 - 2020.

Dit hangt nauw samen met de daarvoor benodigde sloop van oude kantoren in het Lelycentre. De sloop, in combinatie met nieuwbouw van appartementen is gewenst, maar programmatisch pas mogelijk na 2011. De nieuwbouw van de appartementen moet plaatsvinden volgens een marktconforme dosering.

De ontwikkeling van de projectmatige vrije sector in het gebied van het WOP NO vindt plaats na 2011. Eigenbouw en bouwen voor de sociale sector is al wel mogelijk voor 2011. Wonen WOP NO: Projectmatige vrije sector pas ontwikkelen na 2011. Eigenbouw (locatie Beginweg, n.v.t.) en sociale sector mogelijk voor 2011.

3.3.3 Meerjaren Bouwprogramma 2007-2015 (2007)

Dit beleidsstuk is een uitwerking van de hiervoor behandelde Koersnotitie 2007 - 2011. Het beschrijft de hoofdlijnen voor het bouwen aan Lelystad, uitgesplitst naar de ruimtevraag voor wonen, werken, detailhandel en recreëren.

Voor de functie wonen wordt voor de periode 2007 - 2011 gestreefd naar de realisatie van de volgende projecten.

In de Zuiderzeewijk wordt vanuit het WOP NO ingezet op 80 extra woningen. Daarbij gaat het om nieuwe woningen in de vrije sector (grondgebonden), sociale sector (grondgebonden en appartementen) en in vrije kavels.

Vanuit datzelfde WOP NO wordt voor Atolwijk ingezet op een toevoeging van 65 woningen. Daarbij gaat het om nieuwe grondgebonden woningen en appartementen in de sociale sector.

Voor het Lelycentre zijn 90 extra woningen gepland, daarbij wordt het aantal appartementen in de vrije sociale sector opgeplust.

Voor de functie werken wordt gericht uitgesproken dat er 12.150 m2 bvo kantoren in Lelycentre verwijderd worden. Een deel van deze oppervlakte wordt toegevoegd in de kantoorgebieden Meent / Schans / Veste, Ravelijn / Middendreef en Stadshart (nieuw).

3.3.4 Gemeentelijke Visie Vestigingsbeleid

De Gemeentelijke Visie Vestigingsbeleid (GVV) biedt inzicht in de manier waarop de gemeente invulling geeft aan de bestaande en toekomstige werklocaties en het beleid waarmee dit gepaard gaat.

Het locatiebeleid wordt onderverdeeld naar werklocaties. De verdeling onderscheid drie koepelmilieus: centrummilieus, gemengde milieus en specifieke milieus. Deze drie zijn in de GVV verder opgesplitst naar een zevental vestigingsmilieus.

Gildenhof

In het GVV is de Gildenhof aangemerkt als een “Binnenstedelijk Bedrijventerrein B” binnen het koepelmilieu “specifieke milieus”. Het terrein bestaat uit een kleinschalige gemengde bedrijvigheid. Het gaat daarbij om bedrijven in de milieucategorieën 1 t/m 4.1 van het systeem van VNG.

Herprofilering naar zowel economische als niet-economische functies, bijvoorbeeld verenigingsgebouwen, is mogelijk. Functiemenging is echter alleen mogelijk met locatieverzorgende voorzieningen en overige bedrijvigheid. Functiemenging met wonen en (gescheiden) kantoren is uitgesloten, de toegestane kantoorhoudendheid is dan ook maximaal 30% per bedrijf.

Op Gildenhof is detailhandel toegestaan, wenselijk is vooral productiegebonden detailhandel. Bij de detailhandel op de Gildenhof gaat het vooral om detailhandel in volumineuze goederen. De detailhandel beperkt zich per vestiging tot maximaal 600 m2bruto vloeroppervlak. Ten opzichte van de geldende bestemmingen zijn nieuwe branches van detailhandel binnen het thema “wonen” mogelijk, daarbij kan gedacht worden aan keukens, vloeren, zonneschermen en dergelijke.

Algemeen geldt voor de bedrijfsbebouwing per perceel een minimaal bebouwingspercentage van 25% van de kaveloppervlakte. Ook algemeen geldend zijn de volgende parkeernormen:

  • arbeidsextensieve bedrijven: 0,6 pp/100 m2 bvo;
  • arbeidsintensieve bedrijven 1,8 pp/100 m2 bvo.

Lelycentre

In het GVV is het Lelycentre aangemerkt met “Overige centrumlocaties” binnen het koepelmilieu “Centrummilieu”. Het terrein bestaat uit kantoren, enkele maatschappelijke voorzieningen en een winkelcentrum. Het gaat daarbij om bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2.

Functiemenging met wonen, voorzieningen en kantoren is mogelijk. In principe wordt functiemenging met overige bedrijvigheid uitgesloten, tenzij het naar aard en schaal passend is en een milieucategorie 1 of 2 heeft.

Algemeen geldt per perceel een minimaal bebouwingspercentage van 35% van de kaveloppervlakte. Er geldt een gebiedsgerichte parkeerbalans. Dat betekent dat er geen parkeernormen zijn genoemd. Naast parkeren op eigen erf, is parkeren op maaiveld (parkeerterreinen) toegestaan.

Buurtwinkelcentrum Voorhof (Atolwijk)

In het GVV is het buurtwinkelcentrum Voorhof in Atolwijk aangemerkt als een “voorziening” binnen het koepelmilieu “Specifiek werkmilieu”. Het bestaat voornamelijk uit een supermarkt en maatschappelijke voorzieningen. Het is bedoeld voor dagelijkse aankopen in de food-sector, voor de lokale bevolking. De uitstraling is kleinschalig.

Functiemenging met wonen, horeca, voorzieningen en kantoren die naar de aard en schaal passend zijn, is mogelijk. In principe is functiemenging met overige bedrijvigheid niet toegestaan, tenzij de bedrijvigheid naar aard en schaal passend is en een milieucategorie 1 of 2 heeft.

De parkeernormen die gehanteerd worden voor een buurtwinkelcentrum zijn de volgende:

  • GDV: 7 pp/100 m2 bvo;
  • PDV: 3 pp/100 m2 bvo;
  • bouwmarkt/tuincentrum: 2,5 pp/100 m2 bvo;
  • showroom: 1,5 pp/100 m2 bvo;
  • overige detailhandel: 3 pp/100 m2 bvo.

3.3.5 Detailhandel op bedrijventerreinen

Het detailhandelsbeleid heeft ten eerste tot doel het creëren van meer maatwerk toegesneden op de actuele marktvraag, zonder de intentie te hebben voor elke vraag een oplossing te willen bieden. Naast de bestaande detailhandelsvestigingen moeten ondersteunende opvanglocaties aanwezig zijn. Deze locaties hebben specifieke locatiekenmerken waardoor de locaties complementair zijn aan de hoofdstructuur.

Een tweede doel van de visie is een kader te bieden, op basis waarvan kan worden bepaald of een bepaalde illegale detailhandelsvestiging moeten worden gehandhaafd of gelegaliseerd.

Voor het bedrijventerrein Gildenhof is aangegeven dat bij recht productiegebonden goederen verkocht mogen worden. Met een afwijking van het bestemmingsplan (door middel van een omgevingsvergunning) is perifere en volumineuze detailhandel mogelijk. Op het bedrijventerrein zijn gevallen bekend die onder deze laatste categorieën vallen, deze moeten specifiek geregeld worden.

3.3.6 Detailhandelsnota Lelystad 2001

De detailhandelsnota is enerzijds opgesteld om het verouderde detailhandelsbeleid te vervangen. Anderzijds is het bedoeld beleidsmatig in te spelen en te anticiperen op een aantal ontwikkelingen op het gebied van commerciële voorzieningen. De nota geeft dan ook aan in welke richting de detailhandel in Lelystad zich moet ontwikkelen tot 2006.

Het is een handelingskader voor de verdere beleidsvorming voor de detailhandel en toetsingskader voor concrete aanvragen vanuit de markt.

Voor dit plangebied zijn in de nota beleidsuitgangspunten opgenomen voor de gebieden Lelycentre en Gildenhof.

Het Lelycentre valt onder de wijk- en buurtwinkelcentra, die gemiddeld of bovengemiddeld functioneren. De doelstelling is om de huidige functie van het centrum te behouden, veranderingen zijn niet nodig. Wel zijn enkele aandachtspunten voor de toekomst genoemd, namelijk;

  • Moderniseren uiterlijke vormgeving;
  • Accent als gemakscentrum ondersteunen;
  • Geen uitbreiding van de verkoopvloeroppervlakte, anders dan voor schaalvergroting.

Over mogelijke detailhandel op het bedrijventerrein Gildenhof zijn geen beleidsuitgangspunten opgenomen.

3.3.7 Detailhandelsvisie Lelystad 2011

In 2010 is gestart met nieuw detailhandelsbeleid voor de gemeente Lelystad. Dit beleid is in 2011 vastgesteld. Dit beleid moet handvatten geven voor toekomstige ontwikkelingen. Zo spelen er een aantal zaken, waaronder ontwikkelingen in het Lelycentre.

Lelystad zet in op een evenwichtige voorzieningenstructuur, waarbij de verschillende winkelgebieden complementair zijn en ieder een eigen taak binnen de structuur vervult. Kwaliteit gaat boven kwantiteit en nieuwe ontwikkelingen leveren altijd een bijdrage aan de verbetering van de winkelstructuur. Open staan en ruimte bieden voor de dynamiek in de detailhandel en het accommoderen van schaalvergroting leiden tot een sterkere concurrentiepositie en opent de deuren naar een sterkere bovenregionale functie. Echter, altijd centraal moeten de begrippen leefbaarheid en levensvatbaarheid staan.

Om te komen tot de detailhandelsvisie zijn de volgende doelstellingen in het beleid opgenomen:

  • Het bieden van een in kwalitatief en kwantitatief opzicht zo compleet, gevarieerd en attractief mogelijk pakket van winkels en andere publieksgerichte commerciële voorzieningen voor zowel de inwoners als de recreatieve bezoekers.
  • De versterking van vooral de lokale verzorgingsfunctie van het voorzieningenapparaat als geheel en het Stadshart in het bijzonder.
  • Het versterken van de bovenlokale aantrekkingskracht van Palazzo.
  • Streven naar een ondersteunend cluster voor perifere detailhandel met een lokale verzorgingsfunctie.
  • Het versterken van de bovenregionale en unieke functie van Batavia Stad.
  • Streven naar een duurzame aanbodstructuur, bestaande uit ook op langere termijn levensvatbare, elkaar aanvullende winkelgebieden. Waar mogelijk moet synergie tussen centra worden opgezocht.

Een belangrijk uitgangspunt is de detailhandelsstructuur, zodat elk winkelgebied een eigen profiel en taak krijgt. Zo vormt het koopmotief een belangrijk fundament voor toekomstige ontwikkelingen, evenals het verzorgingsgebied. Ontwikkelingen die het recreatief winkelen ondersteunen, behoren in eerste instantie in het Stadshart een plek te krijgen. In diezelfde lijn worden aanvragen voor laagfrequente aankopen ondergebracht op Palazzo, Westerdreef of de daarvoor aangewezen bedrijventerreinen.

Meer concrete beleiduitgangspunten kunnen in dit bestemmingsplan worden opgenomen op het moment dat het beleid van kracht is geworden.

3.3.8 Integraal horecabeleid Lelystad (1999)

Met het horecabeleid wil de gemeente Lelystad de kwaliteit en aantrekkelijkheid van de horeca in Lelystad verbeteren. Hierdoor moet een kwaliteitslag van de stad als geheel en de horecasector in Lelystad plaatsvinden. Concreet worden maatregelen en projecten op een rij gezet, die uitvoering moeten geven aan het in de nota verwoorde beleid. Uitgangspunten voor het toekomstbeleid zijn:

  • een concentratie van de horeca rond één of meer locaties;
  • het creëren van meer diversiteit in het gehele aanbod in Lelystad, gericht op specifieke doelgroepen;
  • rekening houden met randvoorwaarden die vanuit milieu en openbare orde, zodat het leefmilieu niet onevenredig wordt aangetast.

Voor het plangebied en de daarin gelegen deelgebieden, is in het horecabeleid geen concreet beleid geformuleerd.

3.3.9 Archeologische Monumentenzorg in Lelystad

Op 28 augustus 2008 heeft de gemeenteraad van Lelystad het archeologische beleid vastgesteld. Dit beleid is opgesteld om vorm te geven aan het rijks- en provinciaal beleid voor archeologie en cultuurhistorie. Het beleid bestaat uit beleidsafspraken en een beleidsadvieskaart. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met op de kaart aangemerkte gebieden.

In het beleid is ook de doorwerking van het beleid voor bestemmingsplannen opgenomen. Daarbij is een lijst opgenomen met categorieën van archeologische waarden en de manier waarop deze in het bestemmingsplan opgenomen moeten worden.

Wat onder andere voor Atolwijk / Zuiderzeewijk van toepassing is, is dat op gebieden of terreinen met een hoge archeologische verwachting een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden opgenomen wordt, waarbij bepaald is dat voor bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van minimaal 100 m² en/of dieper dan 0,5 m onder maaiveld een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden verleend moet worden. Bij ontwikkelingen in dit soort gebieden moet een archeologisch onderzoek worden verricht.

Ook archeologische vindplaatsen, zoals scheepswrakken, moeten in het bestemmingsplan opgenomen worden. Deze vindplaatsen worden gelijk gesteld met Provinciaal Archeologische Kerngebieden (Park'en). Bij ontwikkelingen in dergelijke gebieden moet altijd archeologisch onderzoek plaatsvinden. Deze gebieden moeten in het bestemmingsplan een passende regeling krijgen.

3.3.10 Welstandsnota Lelystad, juli 2007

De gemeente Lelystad heeft het beleid voor welstand in een Welstandsnota opgenomen.

De bebouwde gebieden in het plangebied vallen deel in het welstandsregime “gebieden met beperkte of stedenbouwkundige welstand” en deels in het welstandsregime “gebieden / locaties met volledige of architectonische welstand” en deels in gebieden zonder welstandsregime (o.a. groengebieden). De dreven, exclusief Polderdreef en Parkdreef, behoren tot “hoofd wegen- en spoorstructuur”.

Een deel van Zuiderzeewijk ligt in gebied 1 “stempelwijken / rijen”. Lelycentre e.o (oost) ligt in gebied 3 “recent gerealiseerde woonwijken”, Atolwijk Oost in gebied 2 “cluster- en woonerfwijken” en Atolwijk West in gebied 1 “stempelwijken / rijen”. Delen van Zuiderzeewijk en Lelycentre (inclusief Bastion) en een deel van Atolwijk zijn aangewezen als “ontwikkelingsgebieden”, deze zijn wit gelaten in figuur 7.

De ontwikkelingsgebieden liggen in het gebied met het welstandsregime “volledige of architectonische welstand”. De welstandscriteria gaan over de stedenbouwkundige samenhang èn architectuur van het gebouw. Het beleid wordt tot in detail vastgelegd.

In het plangebied gaan, waarschijnlijk ook tijdens de looptijd van dit bestemmingsplan, verschillende nieuwbouwprojecten plaatsvinden. Voor deze projecten wordt een afzonderlijk beeldkwaliteitplan opgesteld. Dit beeldkwaliteitplan vormt na vaststelling een onderdeel van de welstandsnota.

afbeelding "i_NL.IMRO.0995.BP00022-VG01_0007.png"

figuur 7. Fragment van de welstandskaart

3.3.11 Handhavingsprogramma

Het gemeentelijk handhavingsbeleid is verwoord in het Handhavingprogramma bouwregelgeving 2006 - 2011 . In de beleidsnota beschrijft de gemeente onder meer de werkwijze, de intensiteit en de prioritering voor de handhavingstaken. Deze nota is voor geheel Lelystad van toepassing, dus ook voor het plangebied. Het heeft echter geen directe invloed op dit bestemmingsplan.

3.3.12 Beleidsregel Bed & Breakfast

In september 2010 heeft de gemeenteraad deze beleidsregel vastgesteld. De beleidsregel geeft voorwaarden waaronder een bed & breakfast in een woonwijk of een agrarisch gebied mogelijk wordt gemaakt. Deze voorwaarden gaan over de omvang, het aantal kamers en de realisatie van parkeergelegenheid op eigen terrein. De regeling is bedoeld voor gebieden met een woonbestemming (niet zijnde bedrijfswoning) of een agrarische bestemming en is om die reden in dit bestemmingsplan overgenomen. Mederwerking aan het vestigen van een Bed & Breakfast kan alleen verleend worden door middel van een afwijking (ontheffing).

3.3.13 Uitvoering kampeerbeleid Lelystad

Naar aanleiding van het vervallen van de Wet op de Openluchtrecreatie (WOR) heeft de gemeente Lelystad zelf kampeerbeleid opgesteld. In het beleid wordt een visie gegeven over verblijfsrecreatie in de gemeente. Daarbij wordt gericht op het geven van meer ruimte aan ondernemers om aan de eisen van de consument te kunnen voldoen en zo hun concurrentiepositie te kunnen behouden. Het beleid richt zich uitsluitend op kamperen. Het beleid is daarom ook van toepassing op het kampeerterrein De Houtrib, bij de Koploper.

Voor De Houtrib is rekening gehouden met een algemene revitalisatie van het kampeerterrein. Dit concentreert zich voornamelijk op de kwaliteitsverbetering van de bestaande voorzieningen. De realisatie van de nieuwe beheerderwoning, waarin ook een bed-and-breakfast gerealiseerd wordt, is al meegenomen in het beleid. Ook is rekening gehouden met de wens van uitbreiding van het kampeerterrein, uitbreiding van het aantal trekkershutten, de vernieuwing van de sanitaire voorzieningen en het jaarrond exploiteren van het kampeerterrein.

Vanuit de WOR waren al verschillende kampeermiddelen toegestaan op het kampeerterrein. Aanvullend worden in het kampeerbeleid ook stacaravans met een oppervlakte van maximaal 50 m2 genoemd. De maximale bebouwing aan stacaravans bedraagt daarbij 325 m2.

Voor de sanitaire voorzieningen en campingwinkel wordt enige flexibiliteit voor de maximale oppervlakte nagestreefd. Dit kan alleen op een goede manier gebeuren wanneer een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen deze functies en de verblijfsaccommodaties. Voor de verblijfsaccommodaties geldt een strenger regime