direct naar inhoud van Regels
Plan: Lelystad - Larserknoop (reparatie)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0995.08381101-VG03

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Lelystad - Larserknoop (reparatie) van de gemeente Lelystad;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0995.08381101-VG03 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.7 archeologische waarden:

waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.11 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale (bruto)vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten c.q. een (dienstverlenend of detailhandels-) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.12 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.13 beperkt kwetsbaar object:

een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijgebouw:

een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, met uitzondering van houtteelt en veeteelt;

1.24 cultuurhistorische waarden:

de waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

1.25 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 erf:

het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;

1.28 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.29 fruitteelt:

de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg c.q luchtvaartterrein;

1.32 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder c.q. de Luchtvaartwet;

1.33 geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.34 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.35 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, zoals een melkveehouderij, een akkerbouwbedrijf of een tuinbouwbedrijf, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

1.36 gezoneerd terrein:

een terrein waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en rondom welk terrein als geheel een geluidzone kan worden vastgesteld;

1.37 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder c.q. de Luchtvaartwet;

1.38 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.39 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.40 hotel:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;

1.41 houtteelt/bosbouw:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden, niet zijnde fruitteelt;

1.42 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;

1.43 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.44 kap:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;

1.45 landschappelijke waarden:

de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;

1.46 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied. Onderdeel van de natuurlijke waarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming op basis van de Flora- en faunawet;

1.47 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt, en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een intensief veehouderijbedrijf of een intensief kwekerijbedrijf;

1.48 normaal agrarisch gebruik:

het regulier gebruik, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede agrarische bedrijfsvoering en het agrarisch gebruik van de gronden;

1.49 normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.50 paardenhouderij:

het stallen van pensionpaarden, het trainen en africhten van paarden en/of het handelen in paarden;

1.51 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.52 platformgebonden bedrijvigheid:

bedrijven die direct gerelateerd zijn aan het opstijgen en landen van luchtvaartuigen en de daarmee rechtstreeks verbonden functies;

1.53 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.54 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.55 restaurant:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;

1.56 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.57 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.58 stacaravan:

een caravan die gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en die door zijn plaatsing als bouwwerk is aan te merken;

1.59 standplaats:

een plek waar ambulante handelaren een dagdeel, een dag en/of een aantal dagen per week waren kunnen verkopen;

1.60 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.61 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.62 voorkeurgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder c.q. de Luchtvaartwet;

1.63 voorterrein:

dat deel van het bouwperceel dat vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de gebouwen ligt;

1.64 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.65 windmolen:

een turbine , voorzien van wieken, geplaatst op een hoge mast, waarmee de bewegingsenergie van de lucht (wind) wordt omgezet in rotatie-energie voor het opwekken van elektriciteit;

1.66 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.67 geluidbeheerplan:

het geluidbeheerplan Larserknoop, zoals opgenomen in bijlage 9;

1.68 kavelemissie:

geluidemissie van een bedrijfskavel in de dag- avond en nachtperiode, uitgedrukt als bronvermogen per vierkante meter, als vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig bijlage B van het geluidbeheerplan (Lw per m²) (bijlage 9), welke bijlage voor dit onderdeel geacht wordt deel uit te maken van de regels;

1.69 geluidimmissie:

de geluidbelasting volgens het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in de dag- avond en nachtperiode op een toetsingspunt ten gevolge van de kavelemissie van een bedrijf, aangevuld met de gezamenlijke (cumulatieve) kavelemissies van andere bedrijven, berekend overeenkomstig bijlage C van het geluidbeheerplan (bijlage 9) welke bijlage voor dit onderdeel geacht wordt deel uit te maken van de regels;

1.70 langtijdgemiddeld beoordelingsniveau:

het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid, gemeten in een bepaalde periode en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (LAr,LT), berekend op basis van de uitgangspunten van het geluidbeheerplan en met behulp van het akoestisch rekenmodel behorend bij het geluidbeheerplan (bijlage 9);

1.71 piekgeluidniveau:

maximaal geluidniveau op een toetsingspunt gemeten in de meterstand «F» of «fast», als vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (LAmax), berekend op basis van de uitgangspunten van het geluidbeheerplan en met behulp van het akoestisch rekenmodel behorend bij het geluidbeheerplan (bijlage 9);

1.72 meetlocatie:

de geluidmeetvlakte van het testcircuit van de Rijksdienst voor het wegverkeer ten zuiden van het plangebied, zoals aangegeven in bijlage 7, waarbij de hier toegestane relevante geluidbelasting wordt gemeten c.q berekend op de in de bijlage aangegeven toetsingspunten;

1.73 geluidsituatie:

de situatie ten aanzien van de geluidbelasting als beschreven in het akoestisch onderzoek en het geluidbeheerplan (bijlage 9).

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens:

vanaf enig punt van een (hoofd)gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik met uitzondering van bosbouw en houtteelt;
  • b. het agrarisch grondgebruik met inbegrip van bosbouw en houtteelt, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bosbouw en/of houtteelt';
  • c. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, al dan niet in combinatie met de in bijlage 2 genoemde aan de agrarische bedrijfsvoering ondergeschikte functies, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bouwperceel';
  • d. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
  • e. cultuurgrond;

en mede bestemd voor:

  • f. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrielawaai op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie';
  • g. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het vliegtuiglawaai BKL op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - vliegtuiglawaai BKL';

met daaraan ondergeschikt:

  • h. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden van het landschap waaronder begrepen landschappelijke openheid en bodembescherming;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • k. wegen en (fiets-)paden;
  • l. water;

met de daarbijbehorende:

  • m. bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  • n. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en/of de huisvesting van mindervaliden en/of zorgbehoeftigen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • o. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
  • p. tuinen, erven en beplanting;
  • q. silo's;
  • r. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's gelden de volgende regels:

  • a. er zullen uitsluitend bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven worden gebouwd, waarbij deze bouwregels eveneens van toepassing zijn voor functies die na ontheffing van de gebruiksregels aan de agrarische bedrijven zijn toegevoegd;
  • b. de bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. per gebied, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bouwperceel', mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen, overkappingen en torensilo's ten behoeve van het ter plaatse gevestigde grondgebonden agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  • d. de maatvoering van een bedrijfsgebouw, een overkapping of een silo zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw of overkapping   Maximale oppervlakte in m²   Goothoogte in m   Bouwhoogte in m  
  Per gebouw of overkapping   Gezamenlijk   max   max  
Bedrijfsgebouw, waaronder overkapping   -   -   8,50   15,00  
Silo   -   -   -   15,00  
Kassen   -   2.500   6.00   10,00  
3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. het aantal bedrijfswoningen mag ten hoogste één per bouwperceel bedragen;
  • c. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag ten hoogste de oppervlakte van de bedrijfswoning bedragen;
  • e. vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen bij de bedrijfswoning zullen volledig binnen een afstand van 25,00 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw of overkapping   Maximale oppervlakte in m²   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  Per gebouw   Gezamenlijk   max   min   max   max  
Bedrijfswoning   150 +   -   3,50#   20   60   8,00  
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen   -   50   3,50   20   60   6,00*  

# tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;

+ tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte van de bedrijfswoning;

* de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3,50 m bedragen.

3.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. silo's en mestbassins zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van mestsilo's, inclusief afdekking, mag ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van perceelafscheidingen buiten de agrarische bouwpercelen mag ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op de bouwpercelen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak ten hoogste 3,00 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de plaatsing van een mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
  • b. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten buiten het bouwperceel, met uitzondering van tijdelijke opslag van akkerbouwproducten, alsmede tijdelijke opslag van mest, onder voorwaarde dat de mestopslag niet langer dan zes maanden duurt en de mestopslag niet gedurende twee opeenvolgende jaren op dezelfde locatie plaats heeft;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan ten behoeve van productiegebonden detailhandel met een bruto verkoopvloeroppervlakte van meer dan 60 m²;
  • e. het gebruik van gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;
  • g. het gebruik van de gronden ten behoeve van bosbouw en/of houtteelt, tenzij de gronden zijn aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch - bosbouw en/of houtteelt', in welk geval bosbouw en/of houtteelt is toegestaan.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.3 sub a. in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie met de daarbij behorende bebouwing, indien sprake is van één van de volgende wijzen van mestvergisting:
    • 1. het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt en naar derden afgevoerd;
    • 2. het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt,

mits:

      • de gronden zijn voorzien van een bouwperceel;
      • er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
      • de capaciteit van de vergisting ten hoogste 100 ton per dag bedraagt;
      • er sprake is van een bouwperceel, gelegen aan een weg, die berekend is op zwaar verkeer;
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 3.3 sub b. in die zin dat gronden en bouwwerken buiten het bouwperceel worden gebruikt voor het opslaan van mest en/of landbouwproducten, mits:
    • 1. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
    • 2. de opslag direct aansluitend aan het bouwperceel wordt gesitueerd;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 3.3 sub d. in die zin dat gronden en bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel bij agrarische bedrijven, mits:
    • 1. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 120 m² zal bedragen;
    • 2. de functie vanuit de bestaande gebouwen wordt uitgeoefend;
    • 3. er sprake is van verkoop van bedrijfs-/streekeigen producten, die ter plaatse of in de streek worden bereid, verwerkt en/of toegepast en die een lokaal verzorgingsgebied hebben;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. het bepaalde in lid 3.3 sub e. in die zin dat gebouwen, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits:
    • 1. de gezamenlijke logiesvloeroppervlakte ten hoogste 45 m² zal bedragen;
    • 2. er geen keukenblok in de logieseenheden wordt gemaakt;
    • 3. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
    • 4. er geen extra inrit wordt aangelegd in verband met de vestiging;
    • 5. de vestiging alleen is toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
    • 6. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. het bepaalde in lid 3.3 sub e. in die zin dat gronden worden gebruikt als standplaats voor kampeermiddelen en tevens gebouwen binnen een bouwvlak worden gebruikt ten dienste van de kampeerfunctie, zoals sanitaire voorzieningen, mits:
    • 1. de kampeermiddelen uitsluitend binnen een bouwvlak worden geplaatst;
    • 2. het aantal kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, ten hoogste 25 bedraagt;
    • 3. uitsluitend in de periode van 15 maart tot 31 oktober wordt gekampeerd;
    • 4. de gebouwen die gebruikt worden ten behoeve van de kampeerfunctie een maximale goot- en bouwhoogte hebben van respectievelijk 3,50 en 5,00 m en een maximale inhoud van 50 m³;
    • 5. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing door middel van afschermende erfbeplanting met daarbijbehorende sloot, waarbij de breedte van de erfbeplanting ten minste 6 m bedraagt;
  • f. het bepaalde in lid 3.3. sub f. in die zin dat gebouwen, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor een restaurant, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden;
    • 2. er sprake is van een restaurant zonder bezorg- en afhaalservice.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanplanten van bomen en/of houtgewas, niet zijnde erfbeplanting;
  • b. het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen buiten het bouwperceel met een grotere breedte dan 4,00 m;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van het agrarisch gebruik buiten het bouwperceel, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 50 m²;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, zodanig dat er een verschil in hoogte c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 30 cm;
  • e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik.
3.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 3.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud of normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.5.3 Voorwaarden

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. een ter plaatse aangegeven bouwvlak en/of de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bouwperceel' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
    • 1. de bedrijfsvoering geheel of gedeeltelijk is beëindigd;
  • b. de bestemming 'Agrarisch' wordt, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bouwperceel' gewijzigd in de bestemming 'Gemengd' ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend stadsrandfuncties in de vorm van maatschappelijke, dienstverlenende en horecafuncties, zijn toegestaan welke:
      • passend zijn in de stadsrand van Lelystad;
      • niet goed inpasbaar zijn in de stad;
      • niet zijn genoemd in bijlage 5;
      • een aanvullende dan wel ondersteunende functie hebben c.q. gebonden zijn aan het naastgelegen bedrijventerrein of de luchthaven of ondersteunend zijn aan een recreatieve functie van het gebied;
    • 2. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bouwperceel' ter plaatse wordt verwijderd;
    • 3. de bestaande (karakteristieke) verschijningsvorm van de gebouwen en de landschappelijke kenmerken van het bijbehorende erf niet worden aangetast;
    • 4. er geen opslag buiten de gebouwen op het erf plaatsvindt;
    • 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 6. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalige agrarisch gebruikte gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging en die ten minste drie jaar ten behoeve van het agrarisch gebruik in gebruik zijn geweest;
    • 7. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 8. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
    • 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de bestemming 'Agrarisch', ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2', de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bouwperceel' wordt aangebracht, met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:
    • 1. de specifieke vorm van 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bouwperceel' wordt toegestaan voor de agrarische bedrijfslocatie Meerkoetenweg 10, die gelegen is binnen het bestemmingsplan Lelystad-Larserknoop en die een andere dan de agrarische en/of agrarische bedrijfskavel – agrarisch grondgebonden bedrijf bestemming heeft toebedacht gekregen, zodanig dat de agrarische activiteiten gecontinueerd kunnen worden;
    • 2. de agrarische activiteiten op de bestaande agrarische bedrijfskavel dienen na realisatie van de nieuwe agrarische bedrijfskavel te worden beëindigd;
    • 3. deze wijziging wordt uitsluitend toegepast ten behoeve van de verplaatsing van een duurzaam agrarisch bedrijf;
    • 4. de aanvrager is in hoofdberoep aan het bedrijf verbonden en kan zich middels een machtiging laten vertegenwoordigen;
    • 5. de omvang van het bouwvlak ten hoogste 2,0 hectare zal bedragen;
    • 6. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
    • 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 8. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.

Artikel 4 Bedrijventerrein - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van:
    • 1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 3 onder de categorieën 1 tot en met 3.2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';

bedrijven die zijn genoemd in bijlage 3 onder de categorieën 1 tot en met 3.2 alsmede de bedrijven die zijn genoemd in bijlage 4 onder de categorie 4.1, met uitzondering van de gearceerde bedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';

met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of handel in auto's en motorfietsen;

al dan niet in combinatie met:

  • b. productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voedings- en genotmiddelen;

en mede bestemd voor:

  • c. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrielawaai op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie';
  • d. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het vliegtuiglawaai BKL op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - vliegtuiglawaai BKL';

met daaraan ondergeschikt:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. ontsluitingswegen;
  • g. water;
  • h. groenvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 4.1 sub a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen.
  • d. gebouwen op bouwpercelen gelegen aan de ontsluitingsweg van Larserknoop parallel aan 'Meerkoetentocht' worden niet voorzien van doorzichtige gevelopeningen boven een hoogte van 15 m;
  • e. gebouwen op bouwpercelen gelegen aan de ontsluitingsweg van Larserknoop parallel aan 'Meerkoetentocht' worden niet voorzien van een dakterras.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen een bouwvlak mag ten hoogste 25,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten een bouwvlak mag ten hoogste 10,00 m bedragen.
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde op bouwpercelen gelegen aan de ontsluitingsweg van Larserknoop parallel aan 'Meerkoetentocht' worden niet voorzien van doorzichtige gevelopeningen boven een hoogte van 15 m;
  • d. gebouwen op bouwpercelen gelegen aan de ontsluitingsweg van Larserknoop parallel aan 'Meerkoetentocht' worden niet voorzien van een dakterras.
4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.1 sub c. in die zin dat de bouwhoogte van een gebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 30,00 m, mits:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' waar een bouwhoogte van 20,00 m is toegestaan;
    • 2. advies wordt gevraagd aan Luchtverkeersleiding Nederland omtrent de invloed op de werking van elektronische navigatie-, communicatie en surveillancehulpmiddelen;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.1 sub c. in die zin dat de bouwhoogte van een gebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 20,00 m, mits:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' waar een bouwhoogte van 12,00 m is toegestaan;
    • 2. de ontwikkeling vanuit het aspect externe veiligheid aanvaardbaar is in die zin dat de afwijking niet leidt tot een verhoging van het groepsrisico.
  • c. het bepaalde in lid 4.4 sub a.in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en de invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 3 onder de categorieën 1 tot en met 3.2, mits:
    • 1. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of handel in auto's en motorfietsen betreft;
    • 2. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in de bijlage, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd, maar in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting kunnen hebben;
  • d. het bepaalde in lid 4.4 sub a. in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1', tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en de invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 3 onder de categorieën 1 tot en met 3.2 of in bijlage 4 onder categorie 4.1 , mits:
    • 1. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of handel in auto's en motorfietsen betreft;
    • 2. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in de bijlage, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd, maar in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting kunnen hebben;
  • e. het bepaalde in lid 4.4 sub b. in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied' het percentage bedrijfsvloeroppervlakte van de gebouwen dat gebruikt wordt voor kantoor wordt verhoogd, mits:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 5;
    • 2. de ontwikkeling vanuit het aspect externe veiligheid aanvaardbaar is in die zin dat de afwijking niet leidt tot een verhoging van het groepsrisico;
  • f. het bepaalde in lid 4.4 sub c. en d. in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van voorzieningen, in de vorm van horeca, niet zijnde hotels, detailhandel en voorzieningen ten behoeve van congres- en vergaderfaciliteiten mits:
    • 1. deze voorzieningen ondergeschikt zijn aan de in lid 4.1 genoemde functies;
    • 2. de ontwikkeling vanuit het aspect externe veiligheid aanvaardbaar is in die zin dat de afwijking niet leidt tot een verhoging van het groepsrisico, met dien verstande dat aan dit criterium uitsluitend hoeft te worden getoetst ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied 1'.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', ten behoeve van bedrijven, anders dan bedrijven die zijn genoemd in de bijlage 3 onder de categorieën 1 tot en met 3.2;

het gebruik van gronden en bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1', ten behoeve van bedrijven, anders dan bedrijven die zijn genoemd in bijlage 3 onder de categorieën 1 tot en met 3.2 of bedrijven die zijn genoemd in bijlage 4 onder categorie 4.1;

  • b. het gebruik van de gebouwen voor kantoor over een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel zodanig dat de verkoopvloeroppervlakte meer dan 10% van het bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt met een maximum van 100 m²;
  • f. het gebruik van het voorterrein voor bedrijfsmatige opslagdoeleinden;
  • g. het gebruik van de gebouwen als bedrijfswoning;
  • h. het gebruiken van gebouwen en bouwwerken op bouwpercelen gelegen aan de ontsluitingsweg van Larserknoop parallel aan 'Meerkoetentocht' als een dakterras.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. waterlopen;

en mede bestemd voor:

  • e. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrielawaai op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie';
  • f. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het vliegtuiglawaai BKL op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - vliegtuiglawaai BKL';

met daaraan ondergeschikt:

  • g. erfontsluitingswegen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. water;

met de daarbijbehorende:

  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden en bouwwerken voor ontsluitingswegen anders dan erfontsluitingswegen.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.3 in die zin dat een ontsluitingsweg wordt aangelegd en gebruikt ten behoeve van collectieve ontsluiting van bedrijven, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. op- en afritten;
  • c. voet- en fietspaden;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;

en mede bestemd voor:

  • d. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrielawaai op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie';
  • e. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het vliegtuiglawaai BKL op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - vliegtuiglawaai BKL';

met daaraan ondergeschikt:

  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water;
  • h. parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder informatie- en reclameobjecten aan lichtmasten;
  • j. geluidwerende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag ten hoogste 10,00 m bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het aanleggen of gebruiken van wegen voor meer rijstroken dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal rijstroken' aangegeven aantal.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van het plan en de bestemmingen in deze regels, uitsluitend worden overschreden door:

  • tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trap(penhuizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's, afdaken, en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het storten van puin- en afvalstoffen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, zand, grond en bodemspecie, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van de gronden voor de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer- en/of vaartuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden als standplaats;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 geluidzone - industrie
10.1.1 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • een op grond van de andere daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar geluidsgevoelig object, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein van de gevels van dit geluidsgevoelige object niet hoger zal zijn dan de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
10.2 geluidzone - vliegtuiglawaai BKL
10.2.1 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • een op grond van de andere daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar geluidsgevoelig object, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege een luchtvaartterrein van de gevels van dit geluidsgevoelige object niet hoger zal zijn dan de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
10.3 geluidzone - meetlocatie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - meetlocatie' gelden, zolang de ten zuiden van het plangebied gelegen meetlocatie aanwezig is dan wel, indien dat niet meer het geval is, deze volgens het daar geldende bestemmingsplan aanwezig kan zijn, de volgende aanvullende regels:

  • a. Ten aanzien van de geluidbelasting veroorzaakt door de in een bedrijf aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in dat bedrijf verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van het bedrijf gelden de volgende regels:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' is een kavelemissie van maximaal 55 dB(A)/m² toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' is een kavelemissie van maximaal 60 dB(A)/m² toegestaan;
    • 3. de geluidimmissie in de dag-, avond- en nachtperiode mag per bedrijf, gezamenlijk met die van andere bedrijven, niet meer bedragen dan 50 dB(A) op de meetlocatie;
    • 4. het piekgeluidniveau op de meetlocatie mag in de dag-, avond- en nachtperiode per bedrijf niet meer bedragen dan 50 dB(A).
    • 5. het bepalen van de geluidniveaus als bedoeld in de punten 1 t/m 4 van dit sublid geschiedt overeenkomstig de uitgangspunten van het akoestisch model van het geluidbeheerplan (bijlage 9) welke bijlage geacht wordt deel uit te maken van de regels.
  • b. Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde sub a onder 1 en 2 in die zin dat de kavelemissie van een bedrijf wordt verhoogd, mits de geluidimmissie van dat bedrijf, gezamenlijk met die van andere bedrijven, op de meetlocatie niet meer bedraagt dan 50 dB(A).
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gevelreflectiereductiezone' zullen de naar de bestemming 'Verkeer' gerichte gevels van de bedrijfsgebouwen zodanig worden uitgevoerd dat er een gevelreflectiereductie ontstaat van 2 dB(A).
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - inpandig laden en lossen' wordt als gebruik in strijd met de gegeven bestemmingen in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het laden en lossen, anders dan inpandig;
    • 2. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijven die zijn aangegeven in onderstaande tabel:

Tabel uitgezonderde bedrijven (t/m cat. 3.2) met piekgeluiden buiten

Sbi 1993   Sbi 2008   omschrijving   cat  
281   251, 331   Constructiewerkplaatsen (gesloten gebouw)   3.2  
2662   2362   Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken   3.2  
2663 2664   2363
2364  
Betonmortelcentrales   3.2 en hoger  
2665
2666  
2365
2369  
Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips   3.2 en hoger  
267   237   Natuursteenbewerkingsbedrijven   3.1 en hoger  
284   255 331   Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d.   3.2  
2851   2561
3311  
Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven   3.2. en hoger  
2852   2562, 3311   Overige metaalbewerkende industrie niet inpandig   3.2  
287   259 331   Overige metaalwarenfabrieken niet eerder genoemd en niet inpandig   3.1`en hoger  
351   301 3315   Scheepsbouw- en reparatiebedrijven   3.1 en hoger  
5157   4677   Autosloperijen   3.1 en hoger  
5153.4   46735   Groothandel in zand en grind   2 en hoger  
6021.1   493   Bus-tram- en metrostations en -remises   3.2  
6311.2   52242   Laad, los en overslagbedrijven tbv binnenvaart   3.2. en hoger  
6321     Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties)   3.2  
9002.1   381   Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven, en dergelijke   3.1  
    Gemeentewerven (afval-inzameldepots)   3.1  
9305   9609   Dierenasiels en -pensions   3.2  

  • e. Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde sub d onder 2 in die zin dat een op basis van de tabel uitgesloten bedrijf alsnog wordt gevestigd, mits aan de geluidniveaus als bedoeld in de punten 1 t/m 4 van sub a van deze planregel wordt voldaan, met inachtneming van het gestelde in punt 5 van sub a van deze planregel;
  • f. De omgevingsvergunning (bouwen of afwijken) mag niet eerder aan een bedrijf worden verleend dan nadat door de aanvrager een akoestisch rapport wordt overgelegd waarin:
    • 1. de geluidbelasting vanwege het bedrijf in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. in voldoende mate is aangetoond dat wordt voldaan aan de geluidniveaus als bedoeld in de punten 1 t/m 4 van sub a van deze planregel, met inachtneming van het gestelde in punt 5 van sub a van deze planregel;

De verplichting in dit sublid tot het overleggen van een akoestisch onderzoek geldt tevens voor reeds gevestigde bedrijven in dien de activiteiten zodanig worden gewijzigd dat het niet meer zeker is dat aan de geluidniveaus van de punten 1 t/m 5 van sub a van deze planregel wordt voldaan, bij de aanvraag om een omgevingsvergunning (bouwen of afwijken) dan wel bij gebreke daarvan voorafgaand aan de ingebruikname van een bedrijf.

  • g. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede geluidssituatie op basis van het sub g bedoelde akoestisch onderzoek nadere eisen stellen ten aanzien van de hoogte van de kavelemissie, als bedoeld sub a onder 1 en 2.
  • h. Ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting uitgesloten' zijn binnen de bestemming 'Groen' geen erfontsluitingswegen toegestaan en kan de afwijkingsbevoegdheid voor ontsluitingswegen als bedoeld in artikel 5 lid 5.4 niet worden toegepast.
  • i. De gronden met de bestemming 'Verkeer' mogen na aanleg en reconstructie voor doorgaand gemotoriseerd verkeer niet eerder in gebruik zijn, dan nadat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidreducerend asfalt', de weg is aangelegd en onderhouden met geluidreducerend asfalt.
  • j. De gronden met de bestemming 'Verkeer' mogen, met inachtneming van het gestelde sub k, na aanleg en bij reconstructie voor doorgaand gemotoriseerd verkeer niet eerder in gebruik zijn, dan nadat ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' een geluidscherm is aangelegd en in stand wordt gehouden, met de volgende kenmerken;
    • 1. Het scherm moet 450 meter lang en 2 meter hoog zijn met een scherpe tophoek.
    • 2. Het scherm moet bestaan uit een gesloten constructie.
    • 3. De massa van het scherm moet tenminste 15 kg/m² bedragen.
  • k. De verplichting tot de aanleg van het geluidscherm als bedoeld sub j geldt evenwel pas vanaf het moment dat ook de op dit onderdeel van de bestemming 'Verkeer' aansluitende Verbindingsweg naar de A6, zoals mogelijk gemaakt in het provinciaal inpassingsplan voor doorgaand gemotoriseerd verkeer wordt opengesteld, met inachtneming van het volgende. Afwikkeling van het vrachtverkeer ten behoeve van een bedrijf binnen het gebied van het bestemmingsplan Lelystad – Larserknoop (reparatie) is niet toegestaan via het deel van de bestemming 'Verkeer' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidreducerend asfalt', tenzij het geluidscherm is gerealiseerd en in stand wordt gehouden als bedoeld in sub j van dit lid.
  • l. Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde sub j, in die zin dat een andere geluidafschermende voorziening wordt getroffen, met een gelijkwaardig effect als het voorgeschreven geluidscherm.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van: :

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de regels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 25,00 m;
  • e. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m;
  • f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw mag bedragen;
  • g. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak en toestaan dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. één erker per (hoofd)gebouw over maximaal de halve gevelbreedte;
    • 4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

mits:
de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m overschrijdend.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van sublid a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplan Lelystad - Larserknoop (reparatie)

van de gemeente Lelystad.

Behorende bij het besluit van 23 februari 2016 met inachtneming van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 oktober 2016 nr. 201309182/3/R2