Plan: | Sparrendreef (ong.), Oostrum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0984.BP21013-va01 |
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Sparrendreef (ong.), Oostrum" van de gemeente Venray.
Op de locatie aan de Sparrendreef is middels het wijzigingsplan ''Sparrendreef ong. (tussen 4 en 6) Oostrum'' (2013) mogelijk gemaakt dat tussen de adressen 4 en 6 enkel woonwerkkavels gerealiseerd mogen worden. De afgelopen jaren is gebleken dat er geen belangstelling is voor deze woonwerkkavels. De initiatiefnemer is voornemens om op de locatie naast de woning Sparrendreef 6 een reguliere woning te realiseren.
Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende wijzigingsplan "Sparrendreef ong. (tussen 4 en 6) Oostrum", omdat reguliere woningen ter plaatse van de bestemming 'Wonen – Bedrijf' niet zijn toegestaan. De gemeente Venray heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een herziening van het bestemmingsplan.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de toelichting en regels voor het realiseren van één reguliere woning.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Venray, sectie S, nummer 137 (gedeeltelijk).
De oppervlakte van het plangebied bedraagt 1.940 m². De gronden zijn particulier in eigendom.
Ter plaatse van het plangebied vigeert het wijzigingsplan "Sparrendreef ong. (tussen 4 en 6) Oostrum", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 26 november 2013. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND WIJZIGINGSPLAN
De gronden binnen het plangebied zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Wonen - Bedrijf'. De gronden zijn in deze bestemming onder andere aangewezen voor bedrijfswoningen, bijgebouwen en parkeervoorzieningen alsmede laad- en losvoorzieningen op eigen terrein.
Conclusie
Het initiatief betreft de realisatie van één reguliere woning binnen de bestemming 'Wonen - Bedrijf'. Binnen deze bestemming is de bouw van één reguliere woning niet mogelijk. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING
Het gebied 'De Witte Vennen' nabij Oostrum in de gemeente Venray heeft circa 10 jaar geleden een ware metamorfose doorgemaakt. Het gebied is onder andere ontwikkeld ten behoeve van de verblijfs- en dagrecreatie (Parc De Witte Vennen), het sportcomplex Oostrum is verplaatst naar het gebied tussen de Sparrendreef en St. Paschalis en er is een TBS-kliniek in de nabijheid gevestigd.
Onderhavig plangebied is gesitueerd direct ten zuiden aan de Sparrendreef, een doorgaande weg tussen de kernen Oostrum en Meerlo. Ten oosten van het plangebied is het verblijfs- en dagrecreatieterrein 'Parc De Witte Vennen' gesitueerd, ten zuiden van het plangebied is het bedrijventerrein 'De Witte Vennen' gesitueerd en ten westen van het plangebied bevindt zich - na de kruising met de N270 - de kern van Oostrum.
Het plangebied is momenteel in gebruik als omheinde weide voor enkele geiten. De bebouwing die hierop te vinden is bestaat uit een hok waarin de geiten kunnen schuilen bij regen en waar zij eventueel kunnen overnachten.
Er is momenteel geen ontsluiting van het perceel aanwezig op de Sparrendreef. De Sparrendreef betreft, zoals reeds benoemd, een infrastructurele verbinding tussen Oostrum en Meerlo. In deze hoedanigheid is de verkeersintensiteit van deze weg relatief hoog.
In de huidige situatie is het plangebied onverhard en doet het als omheinde weide voor enkele geiten. Binnen het plangebied staan nabij de westelijke perceelgrens een aantal solitaire bomen. Daarnaast wordt het plangebied op de zuidelijke perceelgrens afgeschermd door een rij bomen (laanstructuur). Het plangebied kent geen oppervlaktewater.
In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen. Op onderstaande afbeelding is de nieuwe inrichting van het perceel weergegeven, tevens ingevoegd als bijlage 1 van de toelichting
INRICHTINGSSCHETS
Het initiatief bestaat uit de realisatie van één reguliere vrijstaande woning aan de Sparrendreef, ten westen van het adres Sparrendreef 6. Deze vrijstaande woning bestaat uit één laag met een kap. De woning krijgt de beschikking over een vrijstaand, dan wel inpandig, bijgebouw.
De woning wordt op eenzelfde afstand van de Sparrendreef gerealiseerd als de woning op het adres Sparrendreef 6. Hiermee wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt aangesloten bij de omgeving. Daarnaast krijgt de woning een individuele inrit en zal de woning een voor- en achtertuin krijgen die vergelijkbaar is met het buurperceel. Tussen het adres Sparrendreef 6 en de nieuwe woning zal een nieuwe (groene) erfafscheiding worden opgericht. De groensingel aan de zuidzijde van het perceel is en blijft behouden.
De realisatie van één grondgebonden woning heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "CROW publicatie 317 (kencijfers parkeren en verkeersgeneratie)'' bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Venray wordt aangeduid als matig stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Venray tot het buitengebied behoort.
In de nieuwe situatie wordt binnen het plangebied één grondgebonden woning gerealiseerd. De woning valt, om de verkeersgeneratie te bepalen, onder het onderdeel koop, vrijstaand. In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.
Onderdeel | Verkeersgeneratie | Aantal | Totaal |
Koop, vrijstaand | 7,8 - 8,6 per woning | 1 woning | 7,8 - 8,6 |
Totaal | 7,8 - 8,6 |
Op basis van bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe woning, in een worst-case scenario, zorgt voor 9 verkeersbewegingen per etmaal.
Conclusie
De verkeersaantrekkende werking van dit initiatief bedraagt, in een worst-case scenario, 9 verkeersbewegingen per etmaal. Echter wordt middels het wijzigingsplan ''Sparrendreef ong. (tussen 4 en 6) Oostrum'' reeds de mogelijkheid geboden tot de bouw van één bedrijfswoning inclusief bedrijfspand. Planologisch gezien is er hiermee geen toename, maar een afname van het aantal verkeersbewegingen per etmaal te verwachten.
Het voorliggende initiatief zorgt voor één extra ontsluiting op de Sparrendreef. De toevoeging van deze extra ontsluiting past binnen het huidige straatbeeld van de Sparrendreef. Ook deze ontsluiting is reeds planologisch voorzien als ontsluiting voor de bedrijfswoning. Verkeerskundig is te verwachten dat de extra ontsluiting geen problemen vormt.
Het benodigd aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de 'Beleidsnota Parkeernormen Venray'. In deze beleidsnota zijn de parkeerkencijfers van het CROW vertaald naar parkeernormen voor de Gemeente Venray. De normen staan weergegeven in bijlage 3 van de Beleidsnota. In de beleidsnota staan verder de uitgangspunten en toepassingsregels met betrekking tot parkeren.
Onderhavig plangebied valt onder de zone 'Buiten bebouwde kom'. Conform de beleidsnota moeten er ten minste 2,0 parkeerplaatsen per woning aanwezig zijn. Dit kan op eigen terrein worden gerealiseerd, zie inrichtingsschets bijlage 1. Hiermee wordt voldaan aan de gestelde normen.
Binnen het initiatief zal de tuin, behorende bij de woning, naar wens van de eigenaar worden ingericht. De thans aanwezige groensingel aan de zuidzijde van het perceel blijft behouden. Het planvoornemen omvat geen aanleg van nieuw oppervlaktewater.
Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.
Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.
Voor de woning is nog geen concreet bouwplan beschikbaar. Ten aanzien van energie zal bij de ontwikkeling van deze nieuwe woning rekening worden gehouden met de wet- en regelgeving plus ambities ten aanzien van energie.
Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.
Voor de woning is nog geen concreet bouwplan beschikbaar. Ten aanzien van klimaatbestendigheid zal bij de ontwikkeling van deze nieuwe woning rekening worden gehouden met de wet- en regelgeving plus ambities ten aanzien van klimaatbestendigheid.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is één integrale visie, waarin het duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland tot 2050 staat omschreven. Het uitgangspunt van deze visie is dat ruimtelijke ingrepen niet afzonderlijk van elkaar kunnen plaatsvinden, maar dat ze van elkaar afhankelijk zijn.
Naar verwachting zal de NOVI op 1 januari 2022 in werking treden. Op 20 juni 2019 is het Ontwerp van de NOVI verschenen. In de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de maatschappelijke opgaven en de rol van het Rijk in het uitvoeren van deze opgaven. De maatschappelijke opgaven zijn in vier prioriteiten samengevat:
Bovendien is de druk op de fysieke leefomgeving in Nederland groot, waardoor verschillende belangen betreft ruimtelijke ontwikkelingen nu en dan botsen. Hoewel wordt gestreefd het implementeren van de diverse belangen, is dit niet altijd mogelijk. Soms dienen scherpe keuzes gemaakt worden en moeten belangen afgewogen worden. Om dit te bewerkstelligen omvat de NOVI drie afwegingsprincipes:
Voorliggend plan voorziet in een nieuwe ruimtelijke kwaliteit op een terrein dat in de huidige situatie als omheinde weide (thans de bestemming 'Wonen-Bedrijf') voor enkele geiten fungeert. Het initiatief draagt daarmee bij aan een goede woon- en leefomgeving in Oostrum. Het initiatief draagt onder meer bij de woon voorraad door middel van inbreiding en het draagt bij aan bij het beleid omtrent 'Sterke en gezonde steden en regio's.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland. Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde. Er hoeft daarom ook geen toetsing aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening plaats te vinden.
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Onderhavig initiatief voorziet in de realisatie van één grondgebonden vrijstaande woning. In het vigerende wijzigingsplan is reeds één woning toegestaan op onderhavige locatie. Hierdoor neemt planologisch gezien het aantal woningen niet toe. Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze nota's getoetst.
Op 15 december 2020 is door de Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie Limburg vastgesteld. Conform de planning wordt de Omgevingsvisie in april 2021 door de Provinciale Staten vastgesteld. Tot die tijd dient de planvorming te worden getoetst aan de Omgevingsvisie POL2014.
Vooruitlopend op de vaststelling wordt onderhavig planvoornemen getoetst aan de uitgangspunten van de Omgevingsvisie Limburg. In de Omgevingsvisie wordt onderscheidt gemaakt in drie hoofdopgaven. De hoofdopgaven zijn:
Aangaande het aspect 'Wonen en leefomgeving' wordt gesteld dat de provincie streeft naar een evenwicht in vraag en aanbod voor het woningaanbod / de planvoorraad (zowel kwalitatief als kwantitatief). Derhalve moeten er voldoende (betaalbare) woningen van de juiste kwaliteit op de juiste plek aanwezig zijn. Alle woningbouwontwikkelingen worden door de provincie beschouwd als van provinciaal belang. Daarnaast wordt verduurzaming en het levensloop bestendig maken van bestaande en nieuwe woningen gestimuleerd.
Analyse
Onderhavig plan betreft de realisatie van één grondgebonden, vrijstaande woning binnen een locatie waar reeds woningbouw is toegestaan. Dit sluit aan bij de uitgangspunten ten aanzien van het aspect 'Wonen en leefomgeving' genoemd in de Omgevingsvisie Limburg.
Conclusie
Het plan is passend binnen de Omgevingsvisie Limburg.
Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan 2014 (POL2014) vastgesteld. In de hierna vastgestelde wijzigingsverordeningen hebben geen invloed op voorliggend plan. In het POL2014 is onderscheid gemaakt in acht soorten gebieden, elk met eigen herkenbare kernkwaliteiten. Voor de verschillende zones liggen er heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden.
Volgens de kaart ‘Zonering Limburg’ ligt het plangebied in de zone ‘Bedrijventerreinen’. Deze zone omvat specifiek ingerichte gebieden voor grotere bedrijvigheid. Het accent voor deze gebieden ligt op de volgende aspecten:
Er zijn binnen Limburg regionale verschillen. In het algemeen kan gesteld worden dat in Limburg voldoende woningen, bedrijventerreinen, kantoren en winkels voorhanden zijn, in toenemende mate zelfs te veel. Tegelijkertijd is de kwaliteit steeds minder toegesneden op de behoefte. Hier liggen grote kwalitatieve opgaven. De uitdaging is om een omslag te maken ‘van kwantiteit naar kwaliteit’ en meer schaarste te creëren. De visies richten zich op het verbeteren van de kwaliteit van de bestaande voorraad, de mogelijke aanpak van overmatige leegstand en het schrappen van plannen die niet goed passen bij de beoogde kwaliteit. Er is onder voorwaarden ruimte voor het toevoegen van goede nieuwe voorraad, maar dan wel in combinatie met het schrappen van bestaande voorraad. Dit moet in de visies vorm en inhoud krijgen.
UITSNEDE POL2014-KAART 'ZONERING LIMBURG'
In het POL2014 worden ten aanzien van duurzame verstedelijking de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Analyse
Onderhavig plan betreft de realisatie van één grondgebonden vrijstaande woning binnen een locatie waar planologisch gezien woningbouw mogelijk is. Daarnaast wordt een bedrijfstype waar op deze locatie geen vraag naar is uit de voorraad genomen. Dit sluit aan bij de uitgangspunten ten aanzien van duurzame verstedelijking genoemd in de POL2014.
Naast het POL2014 is ook de Omgevingsverordening Limburg 2014 op 12 december 2014 vastgesteld. Hierin staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van POL2014 juridische binding te geven.
Uit de kaarten behorende bij de Omgevingsverordening Limburg 2014 blijkt dat het plangebied niet ligt binnen beschermingszones ten behoeve van natuur en landschap of (milieu) beschermingsgebieden.
Conclusie
Het plan voldoet aan de regels van de provinciale Omgevingsverordening Limburg 2014.
In april 2016 hebben de bestuurders van de gemeente Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Venlo, Venray, Peel en Maas en de provincie Limburg de Regionale Structuurvisie 2016- 2020 vastgesteld. Met de Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg hebben de acht regiogemeenten voor het eerst een gezamenlijke visie en koers vastgelegd op het gebied van wonen.
Op 20 oktober 2020 is de Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020 – 2024 in werking getreden. De Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2024 vormt een herijking van de Regionale Structuurvisie wonen uit 2016. Naast een vernieuwde gezamenlijke regionale visie op het thema wonen maken de acht regiogemeenten opnieuw regionale afspraken welke vervolgens door worden gevoerd in het lokaal te voeren beleid.
Een belangrijke onderlegger voor woonbeleid vormt de bevolkingsontwikkeling en de huishoudensontwikkeling. In totaal zijn acht pijlers geïdentificeerd op basis van de verwachte bevolkingsontwikkeling. De acht pijlers vormen de koers die de regiogemeenten de komende jaren willen gaan varen.
De inhoudelijke pijlers zijn:
Analyse
Onderhavig initiatief sluit aan bij pijler 1, ‘Kwalitatief vraagstuk- mismatch woningvoorraad en toekomstige bevolkingssamenstelling’. Binnen deze pijler zijn uitgangspunten opgesteld voor de kwalitatieve richtlijn die leidend is. De uitgangspunten zijn:
Onderhavig planvoornemen betreft de realisatie van een reguliere woning ten westen van het adres Sparrendreef 6, nadat in de afgelopen jaren is gebleken dat er geen belangstelling is voor de reeds mogelijk gemaakte woonwerkkavels.
Onderhavig planvoornemen sluit hierin aan bij het aspect 'Kwalitatief vraagstuk- mismatch woningvoorraad en toekomstige bevolkingssamenstelling', omdat middels onderhavig bestemmingsplan de mogelijkheid wordt geboden om een reguliere woning op deze locatie te realiseren. De bestaande woningvoorraad wordt hiermee op peil gehouden en zelfs verbeterd, omdat een thans onbebouwd woonwerkperceel wordt opgevuld.
Conclusie
Het project is passend in de regionale structuurvisie wonen.
In 2009 heeft de gemeente Venray een strategische visie vastgesteld met als tijdzone 2020. In 2013 is de Strategische visie ‘Venray, stad in de Peel (2025)’ als een aanvulling op en herijking van de strategische visie 2020, ‘Venray Dorp en Stad’ opgesteld met een doorkijk naar 2025. De nieuwe toekomstvisie Venray 2030, ‘Venray loopt voorop’ is tot stand gekomen in 2019 en geeft een doorkijk naar 2030.
De toekomstvisie gaat in op:
Ten aanzien van het thema wonen zijn wat betreft het voorliggend project geen nieuwe of afwijkende uitgangspunten geformuleerd. Het belang van een goede kwaliteit van woonomgeving en woningen, de aanwezigheid van werkgelegenheid en kwalitatief goede voorzieningen, wordt andermaal onderstreept. Met de visie op de gewenste toekomstrichting kan de gemeente Venray effectief sturing geven aan het proces van beleidsontwikkeling en prioritering.
De thema’s die centraal staan zijn:
De gemeente wil voorzien in alle woonwensen en biedt daarbij de ruimte voor een gevarieerde en boeiende maatschappelijke omgeving. Door een grote zorg voor het in stand houden en verbeteren van de bestaande woonwijken (soms in de vorm van herstructurering) beoogt de gemeente unieke woonmilieus creëren, waarin de bestaande sociale structuren en voorzieningen op een positieve wijze worden beïnvloed.
Analyse
Ter plaatse van het plangebied is reeds bebouwing mogelijk. De realisatie van woon-werkwoningen zou tot leegstand leiden. De realisatie van één vrijstaande, reguliere woning ten westen van de Sparrendreef 6 komt daarom de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving ten goede en zal aansluiten bij de aangrenzende woonbebouwing; zowel qua functie als qua ruimtelijke verschijningsvorm.
Conclusie
Het plan is passend binnen de 'Toekomstvisie Venray 2030'.
In mei 2017 heeft de gemeenteraad de 'Woonvisie Venray 2017: Transformatie van de woningmarkt' vastgesteld. De woonvisie geeft op hoofdlijnen de visie van het gemeentebestuur voor de komende jaren. De visie heeft de focus op de rol van het wonen in de algehele ambitie om Venray sterker en aantrekkelijker te maken. Uit de verrichte onderzoeken is gebleken dat in Limburg, dat wordt aangeduid als een anticipeergebied, er tegen de stroom in nog 3 plaatsen zijn die groeien; één daarvan is de gemeente Venray.
De kwaliteit van het wonen speelt een grote rol voor de tevredenheid, identiteit, zelfredzaamheid en participatie van Venraynaren en is zeker ook van belang voor de economische ontwikkeling van Venray.
Met deze woonvisie wil de gemeente ervoor zorgen dat Venray zich ook op langere termijn positief ontwikkelt. De focus ligt op het beantwoorden van de groeiende vraag naar woningen in Venray voor de komende jaren. Om de verwachte groei te kunnen opvangen, zijn woningen nodig om de nieuwe wens van de woonconsument te kunnen vervullen: een wat kleinere woning, gebruiksvriendelijk en duurzaam. Deze woningen staan er al voor een groot deel, maar omdat de huishoudenssamenstelling verandert, is het nodig om de bestaande voorraad aan te passen. Daarmee willen wij tegelijkertijd de differentiatie in de bestaande voorraad vergroten. Ook toevoegingen zullen moeten bijdragen aan de differentiatie, waardoor er een betere balans komt in de woningvoorraad. Daarmee willen wij de waarde van onze bestaande voorraad in stand houden en tegelijkertijd de kwaliteit van de bestaande voorraad verbeteren.
Er is al veel gezegd en geschreven over de planovercapaciteit. Er wordt aan gewerkt om de overcapaciteit te verminderen. Toch wil de gemeente dat niet te rigoureus doen, omdat er ruimte nodig is om de voorziene groei van Venray te kunnen opvangen. Het komt er dan op aan, dat waar nodig én mogelijk de overcapaciteit wordt omgezet naar plannen, die een bijzondere bijdrage leveren aan Venray.
Analyse
Doordat er geen sprake is van een toevoeging van een nieuwe bouwtitel voor wonen is er geen strijdigheid met het volkshuisvestingsbeleid en heeft onderhavig plan geen gevolgen voor de woningvoorraad.
Conclusie
Onderhavig planvoornemen past binnen de 'Woonvisie Venray 2017'.
Bij een voorgenomen planwijziging moet in de eerste plaats rekening worden gehouden met aspecten uit de omgeving die een negatieve invloed kunnen hebben op het plangebied. Dit geldt omgekeerd ook voor de uitwerking die het project heeft op zijn omgeving. Voor de planlocatie, kavel naast Sparrendreef 6 te Oostrum, zijn in dit hoofdstuk de milieuaspecten bodem, geluid, milieuzonering, luchtkwaliteit en externe veiligheid nader beschouwd.
De algemene aspecten zoals archeologie, cultuurhistorie en water zijn in het vigerend bestemmingsplan vastgesteld en afgewogen voor realisatie van een bedrijfswoning op deze locatie en zijn bij de nu voorgenomen functiewijziging van een bedrijfswoning naar een reguliere woning niet relevant.
Indien sprake is van een planologische functiewijziging en/of het realiseren van nieuwe verblijfsruimten, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Voorliggend plan voorziet in de wijzing van de functie 'woon-werk (bedrijfswoning)' naar de functie 'wonen (reguliere woning)'. Uit de onderzoeken en beoordeling ten behoeve van de huidige bestemming volgt dat ter plaatse de bodemkwaliteit geschikt is voor de functie wonen. De beoogde wijziging van bedrijfswoning naar reguliere woning maakt dit niet anders. Nieuw of aanvullend bodemonderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Gelet op het voorgaande vormt het aspect bodem geen belemmeringen voor de beoogde planwijziging.
Met betrekking tot het aspect geluid kan sprake zijn van geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai.
Onderhavige locatie ligt in de invloedsfeer van enkele wegen en in de nabijheid van industrieterrein De Witte Vennen. Ten behoeve van de vigerende bestemming (bedrijfswoning) is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai en industrielawaai. Spoorweglawaai is ter plaatse niet aan de orde.
Ten behoeve van huidige bestemming met een bedrijfswoning is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai verricht. Dit onderzoek heeft betrekking op de navolgende wegen in de directe omgeving:
Op grond van het verrichte onderzoek is geconcludeerd dat de geluidbelasting als gevolg van het wegverkeer op de gezoneerde weg Sparrendreef de voorkeursgrenswaarde overschrijdt op de gevel noord (voorgevel) met maximaal 5 dB. Op basis van deze conclusie is een besluit Hogere grenswaarden genomen voor onderhavige (bedrijfs-)woning. Aangezien de Wet geluidhinder geen onderscheid maakt in bedrijfswoning en reguliere woning is geen nieuw onderzoek noodzakelijk en geldt de reeds vastgestelde hogere grenswaarde ook voor de woning na planwijziging.
De planlocatie ligt buiten de invloedssfeer van de 50 dB(A) contour van het gezoneerde industrieterrein De Witte Vennen. Het aspect industrielawaai op basis van de Wet geluidhinder is hiermee niet van toepassing op onderhavige planlocatie.
Gelet op het voorgaande vormt het aspect geluid geen belemmeringen voor de beoogde planwijziging.
Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat (andersom) nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Het waar mogelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
In de directe omgeving van onderhavig plangebied is bedrijventerrein Vennendreef gesitueerd. Op dit bedrijventerrein zijn bedrijven in de categorieën 2 tot 3.1 op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)' toegestaan. Ten aanzien van de gebiedstypering is hier sprake van een gemengd gebied en dient voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar een richtafstand van 30 meter tot gevoelige objecten (zoals woningen) te worden gehanteerd. De VNG-publicatie maakt geen onderscheid tussen bedrijfswoningen en reguliere woningen. De locatie van de oorspronkelijk bedrijfswoning en de op deze locatie nu beoogde reguliere woning voldoet aan deze richtafstand.
Op het ten westen van het plangebied gelegen kavel blijft de bestemming 'Wonen - Bedrijf' behouden. Binnen deze bestemming zijn bedrijven in de categorieën 1 en 2 op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)' toegestaan. Aan de richtafstand van 10 meter tot aan de woning kan worden voldaan.
Met de beoogde planwijziging vervalt de bedrijfsbestemming categorie 1 tot 2 op betreffende kavel. Hieruit volgt geen verslechtering van de milieuaspecten voor omliggende gevoelige bestemmingen.
Gelet op het voorgaande vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor de voorgenomen planwijziging.
Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wm). Omdat de luchtkwaliteitseisen op zijn genomen in titel 5.2 van de Wm, staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'.
Het doel van titel 5.2 Wm is om de mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.
Op de planlocatie is momenteel al de realisatie van een (bedrijfs-)woning toegestaan. De Wet luchtkwaliteit en daarin opgenomen beoordeling maakt geen onderscheid tussen bedrijfswoningen en reguliere woningen. Met de nu voorgenomen planwijziging vindt derhalve geen verslechtering van het aspect luchtkwaliteit plaats. Door het vervallen van de bedrijfsbestemming op deze locatie zal het aspect luchtkwaliteit alleen maar verbeteren.
Stikstofdepositie
Ook ten aanzien van stikstofdepositie geldt dat in zowel de bouw- als gebruiksfase op basis van het vigerend bestemmingsplan 'bedrijfslocatie met bedrijfswoning' de stikstofdepositie hoger is dan de stikstofdepositie na planwijziging naar uitsluitend 'wonen'. Hiermee is er geen verslechtering van de stikstofdepositie in de omgeving en vormt het aspect stikstofdepositie geen belemmering voor de voorgenomen planwijziging.
Gelet op het voorgaande vormt het aspect luchtkwaliteit en stikstofdepositie geen belemmeringen voor onderhavige planwijziging.
In onderhavig geval is er met de wijziging van bedrijfswoning naar reguliere woning geen sprake van het realiseren van een nieuw zogenaamd kwetsbaar object. De vigerende bestemming en daartoe gemaakte afweging maakt het wonen (ongeacht de term bedrijfswoning of reguliere woning) op locatie al mogelijk.
Gelet op het voorgaande vormt het aspect externe veiligheid geen belemmeringen voor de planwijziging.
In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. Er is geen sprake van een bouwplan in de zin van de grondexploitatiewet omdat er geen sprake is van een toevoeging van een woning. Er zal enkel een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten worden.
De initiatiefnemer heeft contact gezocht met de direct omwonenden/belanghebbenden en heeft hen geïnformeerd over voorliggend initiatief. Omwonenden hebben geen bezwaren geuit tegen het voornemen (zie bijlage 2).
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 1 juli 2021 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens de terinzagelegging zijn geen zienswijzen binnengekomen.
De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan op 2 november 2021 formeel ongewijzigd vastgesteld.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Wonen (artikel 3 )
Binnen deze bestemming is wonen toegestaan. Binnen het bestemmingsvlak zijn ook terras, tuinen, erven, terreinen, paden, wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en een bed & breakfast toegestaan. In de bouwregels is bepaald dat het bouwen van nieuwe woningen uitsluitend is toegestaan op plaatsen waar deze gebouwen en bouwwerken ten dienste van de bestemming staan.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 4)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel
5
)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.
Algemene gebruiksregels (artikel
6
)
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.
Algemene afwijkingsregels (artikel
7
)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.
Algemene wijzigingsregels (artikel
8
)
In de algemene wijzigingsregels is opgenomen onder welke voorwaarden Burgemeester en Wethouders het planvoornemen kunnen wijzigen.
Algemene procedureregels (artikel
9
)
In de procedureregels wordt vorm en inhoud gegeven aan de procedure die gehanteerd wordt
bij het verlenen van omgevingsvergunning.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 10)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel 11)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.