direct naar inhoud van Regels
Plan: N270 Via Venray
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP20019-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'N270 Via Venray' met identificatienummer NL.IMRO.0984.BP20019-va01 van de gemeente Venray;

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;

1.6 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarden die worden bepaald door de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroepen aan huis daaronder niet begrepen;

1.9 bestaand (in relatie tot bebouwing):

bebouwing aanwezig ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;

1.10 bestaand (in relatie tot gebruik):

gebruik dat bestaat ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.15 dagrecreatief medegebruik 1

extensieve vormen van dagrecreatie die in de open lucht plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is; hieronder worden in ieder geval verstaan: wandelen, fietsen, paardrijden of kanoën.

1.16 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.17 doeleinden van openbaar nut:

kleinschalige nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering, telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen (o.a. voor afvalstoffen);

1.18 extensieve dagrecreatie:

vormen van recreatief (mede)gebruik in een gebied, waarbij de recreatie geen specifiek beslag leg op de ruimte, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie;

1.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 gedeeltelijk vernieuwen:

de inhoud van een bouwwerk mag niet worden vergroot en of in opeenvolgende fasen nagenoeg geheel worden afgebroken en herbouwd. Een gedeeltelijke vernieuwing of verandering mag er niet toe leiden dat in een betrekkelijk korte periode in feite een compleet nieuw bouwwerk wordt gerealiseerd;

1.21 infiltratievoorziening:

voorziening voor het doorsijpelen van regenwater in de bodem;

1.22 kampeermiddel:

tenten, tentwagens, kampeerauto's, caravans of stacaravans dan wel ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuigen of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.23 kunstwerk:

object van artistieke kunstuiting;

1.24 maaiveld:

de gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan;

1.25 mestopslagplaats:

een constructie van beton, hout of staal, dan wel een aarden put bekleed met folie of beton, dan wel een gemetselde constructie die geheel of gedeeltelijk is ingegraven en wordt omgeven door een grondwal ten behoeve van de opslag van drijfmest. Onder een mestopslagplaats wordt niet begrepen een mestkelder, zijnde een volledig ondergrondse bak, die is gecombineerd met een gebouw;

1.26 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna;

1.27 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.28 openbare ruimte:

ruimte die voor iedereen toegankelijk is;

1.29 bouwwerk, geen gebouw zijnde:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.30 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.31 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.32 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar. Een seksinrichting is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan;

1.33 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.34 watergang:

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.35 weg:

Een voor het openbaar verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeervoorzieningen;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. behoud, ontwikkeling en versterking van:
    • 1. de aanwezige landschappelijke waarden, in het bijzonder van het esdorpenlandschap en de beekdalen;
    • 2. bestaande natuurwaarden al dan niet in combinatie met agrarisch gebruik;
  • c. dagrecreatief medegebruik 1;
  • d. erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen, bosschages;
  • e. voorzieningen van openbaar nut.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen, in- en uitritten, tuinen, met dien verstande dat:

  • f. deze bijbehorende voorzieningen ten dienste staan van de bestemming;
3.2 Bouwregels

Op de voor  'Agrarisch met waarden'  aangewezen gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, worden gebouwd.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens:
    • 1. voor zover het plaatsvindt binnen het bouwvlak of;
    • 2. voor zover zulks noodzakelijk voor het op de bestemming gericht grondgebruik;
  • b. Tijdelijke opslag van geoogste producten met een maximum van drie maanden aansluitend aan de oogst aansluitend aan de oogsttijd;
  • c. het gebruik van opstallen voor opslagdoeleinden, uitgezonderd:
    • 1. opslagdoeleinden die verband houden met het op de bestemming gerichte gebruik van opstallen;
    • 2. statische opslag in niet meer functionele agrarische bedrijfsbebouwing, niet zijnde kassen;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, waaronder tevens caravans ten behoeve van de huisvesting door tijdelijke werknemers;
  • e. het gebruik van gronden en opstallen voor detailhandel;
  • f. het gebruik van gronden en opstallen voor het bewerken van agrarische producten van derden;
  • g. elke vorm van detailhandel;
  • h. het gebruik ten behoeve van horecadoeleinden, behoudens verband houdend met het binnen de bestemming op de grond gerichte gebruik van gronden en opstallen;
  • i. het gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van mestverwerkingsactiviteiten behoudens activiteiten welke ondergeschikt zijn aan het agrarisch bedrijf waarbij de mest afkomstig is van hetzelfde bedrijf;
  • j. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speel-, sport- en wandelgelegenheid;
  • c. verblijfsgebied;
  • d. kiosken;
  • e. kunstwerken;
  • f. langzaamverkeersroute(s);
  • g. voorzieningen van openbaar nut;
  • h. waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. bluswatervoorzieningen en andere bijbehorende bouwwerken;
  • j. kruizen en kapellen;
  • k. kiss & ride zone;

met de daarbij behorende:

  • l. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Regels voor gebouwen

Op en in de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  • b. bijgebouwen met een oppervlakte van maximaal 20 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • c. een kiosk met een bouwhoogte van maximaal 4 meter.
4.2.2 Regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. op en in de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 4 meter, met uitzondering van:
    • 1. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • 2. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn.
4.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 4.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmeting van de bouwpercelen;

indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:

  • 1. de woonsituatie;
  • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en stedenbouwkundig beeld;
  • 3. het verkeers-, sociale en brandveiligheid;
  • 4. de milieusituatie;
  • 5. de gebruiksmogelijkheden in aangrenzende bestemmingen.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzaakelijk is in verband met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Groen' geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming 'Verkeer', onder de voorwaarden dat:

  • a. de wijziging uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • b. de wijziging noodzakelijk is uti hoofde van de verkeerssituatie;
  • c. er geen onevenredige aantasting van het structurele groen plaatsvindt.

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos- en natuurgebieden;
  • b. instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, cultuurhistorische, visueel- landschappelijke en biotische waarden en met daaraan nevengeschikt de bosbouwkundige waarde;
  • c. dagrecreatief medegebruik 1;

Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels
  • a. Op de gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
    • 1. ondergeschikte bouwwerken, zoals afrasteringen en eenvoudige recreatief ondersteunende voorzieningen, zoals wegwijzers, informatieborden en zitbanken, waarbij de hoogte van de bouwwerken maixmaal 2 meter mag bedragen en geldt dat ze naar aard en afmeting bij deze bestemming passen;
    • 2. de mogelijkheid tot bouw van een uitkijktoren met een maximale hoogte van 30 meter;
  • b. bij de bouw vand e onder a toegestane bouwwerken, dan wel de aanwezigheid van de onder a genoemde bouwwerken, dan wel als gevolg van het te verwachten gebruik van de onder a genoemde bouwwerken mogen natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden niet onevenredig worden geschaad.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot en met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik vand e gronden en opstallen voor:

  • a. het gebruik vand e gronden voor agrarische doeleinden, anders dan ter ondersteuning en het beheer van de in het gebied voorkomende en/of te ontwikkelen waarden;
  • b. het storten, aanbrengen of toepassen van (mest)stoffen die niet noodzakelijk zijn ter verbeteringof instandhouding van de kenmerkende vegetatie en flora;
  • c. elke vorm van detailhandel, anders dan ten behoeve van het in 5.1 onder c bedoelde recreatieve gebruik, in de vorm van ambulante handel;
  • d. het gebruik of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een escortbedrijf en (straat) prostitutie;
  • e. lawaaisporten;
  • f. het aanbrengen van verhardingen van meer dan 200 m2;
  • g. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders (vergraven);
  • h. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen en woelen);
  • i. het verwijderen van microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  • j. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • k. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling).
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren of te laten voeren:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
  • c. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  • d. het diep in de grond drijven van heipalen of andere voorwerpen;
  • e. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders;
  • f. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • g. het dempen van sloten of greppels;
  • h. het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels, houtwallen);
  • i. het planten van bomen en/of struiken.
5.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.4.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. de aanleg van kabels en leidingen betreffen binnen wegbermen gelegen binnen de bestemming 'Natuur' voor zover deze grenst aan de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer';
  • c. het wijzigen van de natuurvorm, zoals van bos naar heide is toegestaan, mits e.e.a. plaatsvindt op basis van een beheerplan.
5.4.3 Afwegingskader

Een in lid 5.4.1 van de planregels genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de natuurwaarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.

Artikel 6 Verkeer - Railverkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. railverkeer en de daarbij behorende gebouwen en voorzieningen (waaronder begrepen een spoorwegstation, met daaraan ondergeschikte detailhandel en horeca);
  • b. spoorwegovergangen, onderdoorgangen, viaducten en overige voorzieningen voor het wegverkeer;
  • c. paden, verhardingen en andere bij de bestemming passende voorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. voet- en rijwielpaden;
  • h. voorzieningen van openbaar nut;
  • i. overige bijbehorende voorzieningen;
  • j. geluidwerende voorzieningen;
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht welke qua aard en afmeting bij deze bestemmingen passen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer maximaal 10 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 m bedraagt.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken voor motorbrandstofverkooppunten.

Artikel 7 Verkeer - Wegverkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van;
    • 1. hoofdverkeerswegen;
    • 2. interregionale wegen
    • 3. interlokale wegen;
    • 4. lokale verharde wegen;
  • b. instandhouding van de ecologische, visueel-landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de onverharde en verharde wegen;
  • c. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • d. geluidswallen en geluidsschermen op gronden behorende tot de hoofdverkeerswegen;
  • e. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder begrepen abri's, verlichtingsarmaturen, apparatenkasten voor telecommunicatiemasten;
  • f. kabels en leidingen;
  • g. groen, bermen en wegbeplanting;
  • h. parkeren;
  • i. veldkruizen, kapellen en kunstwerken;
  • j. kadaverplaatsen met een maximale oppervlakte van 5 m2 per voorziening.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals wildbegeleidende en wildbeschermingsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op of in de voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals bruggen, duikers, viaducten, faunapassages, met een maximale hoogte van 12 meter voor verlichtingsarmaturen en bewegwijzering.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot en met de bestemming stirjdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

het gebruik van de gronden en opstallen ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie;

het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie.

7.3.1 Voorwaardelijke verplichting - Compensatie Bronsgroene Landschapszone
  • a. Het realiseren van de nieuwe op- en afrit van de A73 is uitsluitend toegestaan, indien fase 1 zoals weergegeven in Bijlage 1 bij deze regels is gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
  • b. Maximaal 2 jaar na realisatie van de nieuwe op- en afrit, fase 2 zoals weergegeven in Bijlage 1 bij deze regels is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • b. behoud en ontwikkeling van ecologische waarden van natuurlijk oppervlaktewater in de vorm van plassen, vennen en beken;
  • c. ontwikkeling van natuurlijke oevers;
  • d. de berging, wateraanvoer en/of aanvoer (infiltratie);
  • e. ter plaatsen van duikers tevens tuinen, erven, kavelontsluitingen en/of weg(berm) behorende bij de aansluitende bestemming;
  • f. waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken;

Met daarbij bijborende voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming worden gebouwd, zoals bruggen, dammen en/of duikers, alsmede voorzieningen noodzakelijk voor het beheer en onderhoud van de waterloop met een maximale hoogte van 3 m en steigers.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van de grond, daaronder mede begrepen wateren, voor het aanleggen, aanmeren of als ligplaats innemen van woonschepen;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van de grond, daaronder mede begrepen wateren, voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van de grond, daaronder mede begrepen wateren, en opstallen als opslag-, stort- en/of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voertuigen, goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen.
  • d. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie.

Artikel 9 Leiding - Gas

9.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Leiding - Gas' zijn mede bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken;
  • b. de figuuraanduiding 'hartlijn leiding – gas' de hartlijn van de gasleiding aangeeft;
  • c. artikel 21.2 van de planregels in acht dient te worden genomen.
9.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in 9.1. bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) mogen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
  • b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
9.5.2 Uitzonderingen

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
9.5.3 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.

9.5.4 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in 9.5.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding

10.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van hoogspanningsleidingen ten behoeve van de energievoorziening, waarbij :

  • a. de figuuraanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding' de hartlijn van de hoogspanningsleiding aangeeft;
  • b. artikel 21.2 van de planregels in acht dient te worden genomen.
10.2 Bouwregels

Op de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' mag niet worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke noodzakelijk zijn voor de aanleg en het beheer en onderhoud van de leidingen en de hoogspanningsmasten wel zijn toegestaan mits de hoogte niet meer bedraagt dan 50 m;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke noodzakelijk zijn voor de aanleg en het beheer van telecomminicatievoorzieningen;
  • c. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.2 van de planregels en gebouwen binnen de dubbelbestemming toestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. de onderliggende (basis)bestemming de bebouwing toelaat;
  • b. door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 10.1 omschreven doeleinden;
  • c. alvorens burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen, zij de beheersinstantie van de betrokken leidingen horen.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Algemeen
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning binnen de gebieden met de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren of te laten voeren:
  • b. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 meter;
  • d. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
  • e. het ophogen en egaliseren, bodemverlagen of afgraven of anderszins wijzigen van maaiveld of weghoogte.
10.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 10.4.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.
  • b. beplanting betreft, die voorkomt op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • e. die worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).
10.4.3 Afwegingskader

Een in artikel 10.4.1 van de planregels genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de functie van de gronden en de leidingen, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. De beheerder van de leiding dient te zijn gehoord.

Artikel 11 Leiding - Riool

11.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Leiding - Riool' zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse rioolleidingen voor het transport van afvalstoffen en daarmee vergelijkbare doeleinden, waarbij :

  • a. de figuuraanduiding 'hartlijn leiding - riool' de hartlijn van de rioolleiding aangeeft;
  • b. artikel 21.2 van de planregels in acht dient te worden genomen.
11.2 Bouwregels

Op de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen.
  • b. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.2 van de planregels en bebouwing toestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. de onderliggende (basis)bestemming de bebouwing toelaat;
  • b. door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in 11.1 omschreven doeleinden;
  • c. alvorens burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen, zij de beheersinstantie van de betrokken leidingen horen.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning binnen de gebieden met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
  • c. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  • d. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  • e. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (feitelijk een combinatie van ophogen en afgraven);
  • f. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  • g. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders;
  • h. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • i. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  • j. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • k. het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels, houtwallen);
  • l. het planten van bomen en/of struiken;
  • m. het verwijderen van gras en aanplanten van gewassen of jonge bomen (ten behoeve van boomkwekerij of sierteelt);
  • n. het aanbrengen van verhardingen van meer dan 200 m2.
11.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 11.4.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.
  • b. beplanting betreft, die voorkomt op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • e. die worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en);
  • f. het aanbrengen van leidingen in wegbermen binnen de bestemming verkeer betreft, voor zover deze niet aansluit op de bestemming natuur.
11.4.3 Afwegingskader

Een in artikel 11.4.1 van de planregels genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de functie van de gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. De beheerder van de leiding dient te zijn gehoord.

Artikel 12 Waarde - Beekdal

12.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Beekdal' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor de bescherming van de natuurwaarden die verbonden zijn aan een vochtig milieu, landschapswaarden alsmede behoud van kwelgebieden welke een belangrijk onderdeel vormen van het hydrologisch systeem.

12.2 Bouwregels

Op of in de als 'Waarde - Beekdal' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd mits de in lid 12.1 genoemde waarden niet worden onevenredig aangetast, met uitzondering van tijdelijke lage boogkassen.

12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot en met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor het aanbrengen van een ondergrond voor containervelden.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren of te laten voeren:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
  • c. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders (vergraven);
  • d. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  • e. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  • f. het diep in de grond indrijven van heipaen of andere voorwerpen;
  • g. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders;
  • h. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • i. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  • j. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • k. het dempen van sloten of greppels;
  • l. het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels, houtwallen);
  • m. het planten van bomen en/of struiken;
  • n. het beplanten van gronden met opgaand houtgewas in verband met boom- en sierteelt waarbij de teeltperiode langer is dan 5 jaar;
  • o. het aanbrengen van verharding van meer dan 200 m2.
12.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 12.4.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. betreffen de aanleg van leiding binnen wegbermen binnen de bestemming verkeer, voor zover deze niet aansluit op de bestemming natuur.
12.4.3 Afwegingskader

Een in lid 12.4.1 van de planregels genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen en de landschappelijke en/of natuurwaarden van deze gronden, zoals omschreven in bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.

Artikel 13 Waterstaat - Beschermingszone watergang

13.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de nabij gelegen waterloop, waarbij artikel 21.2 van de planregels in acht dient te worden genomen.

13.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde bestemming worden opgericht.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de beschermingszone mits:

  • a. het belang van de waterloop niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.

Burgemeester en Wethouders winnen, alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, advies in bij de waterbeheerder zijnde het waterschap.

13.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' van de verbeelding verwijderen indien uit overleg met de waterbeheerder blijkt dat de bescherming overbodig is geworden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Ondergronds bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels

opgenomen beperkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan bij bestaande hoofd- en bijgebouwen met dien verstande dat ondergrondse bouwwerken uitsluitend zijn toegestaan binnen de gevelgrenzen van de bestaande hoofd- en bijgebouwen;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;
  • c. in aanvulling op het bepaalde in sub a en b is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  • d. het zwembad dient te worden gebouwd in het achtererf en op een afstand van ten minste 3,00 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
  • e. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde in de regels voor de van toepassing zijnde bestemming in acht wordt genomen;
  • f. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
  • g. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.
  • h. de ondergrondse ruimte(n) mogen uitsluitend van binnenuit bereikbaar zijn en geen ruimtelijke uitstraling hebben.
15.2 Bestaande afstanden en maten
15.2.1 Bestaande grotere afstanden en maten

Indien afstanden tot, goot- en bouwhoogten, oppervlakte en inhoud van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

15.2.2 Bestaande kleinere afstanden en maten

In die gevallen dat afstanden tot, goot- en bouwhoogten, oppervlakte en inhoud van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden

15.2.3 Heroprichting gebouwen

In geval van heroprichting van bouwwerken is het bepaalde in15.2.1 en 15.2.2  uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

15.3 Infiltratie
15.3.1 Infiltratieplicht

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuw gebouw, de uitbreiding van een bestaand gebouw of de verbouw van een bestaand gebouw, wordt uitsluitend verleend indien voor de aanwezige functie op eigen terrein wordt voorzien in infiltratie van hemelwater.

15.3.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 15.3.1 voor zover op andere wijze in de nodige infiltratievoorziening wordt voorzien.

15.4 Parkeergelegenheid
15.4.1 Parkeernorm

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuw gebouw, de uitbreiding van een bestaand gebouw of de verbouw van een bestaand gebouw, wordt uitsluitend verleend indien op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd. Voldoende parkeergelegenheid betekent dat wordt voldaan aan de normen die zijn neergelegd in “Bijlage 3 Parkeernormen Venray” die als bijlage bij de “Beleidsnota parkeernormen, Gemeente Venray” hoort. Indien deze nota niet toereikend is wordt getoetst aan de CROW publicatie 317 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. Indien de beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.

15.4.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsverlening verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 15.4.1 indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

16.1 Strijdig gebruik

Onverlet het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is het (ook) verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het laten gebruiken danwel het doen laten gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.

Artikel 17 Algemene aanduidingsregels

17.1 Geluidzone - industrie

In afwijking van het overigens in het plan bepaalde is het niet toegestaan om op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie' ter aanduiding van de industriële geluidzone van een bedrijventerrein, woningen, dan wel andere geluidgevoelige bebouwing op te richten, behoudens na omgevingsvergunning op basis van de Wet geluidhinder.

17.2 Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

De gronden met de gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' zijn bedoeld voor het weergeven van de Extensiveringsgebieden, zoals bedoeld in de Reconstructiewet.

17.3 Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied

De gronden met de gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' zijn bedoeld voor het weergeven van de Landbouwontwikkelingsgebieden, zoals bedoeld in de Reconstructiewet.

17.4 Reconstructiewetzone - verwevingsgebied

De gronden met de gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied' zijn bedoeld voor het weergeven van de Verwevingsgebieden, zoals bedoeld in de Reconstructiewet.

17.5 Vrijwaringszone - molenbiotoop
17.5.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduidingen 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden mede bestemd voor bescherming en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element.

17.5.2 Bouwregels

Op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' is het niet toegestaan:

  • a. binnen 100 m van de molen nieuwe bouwwerken op te richten, hoger dan de onderste punt van de verticale wiek;
  • b. binnen 400 m van de molen nieuwe bouwwerken op te richten met een grotere hoogte dan 1/30 van de afstand gemeten tussen het bouwwerk en de onderste punt van de verticaal staande wiek.

tenzij op de verbeelding in de onderliggende bestemming een hogere maximale bouwhoogte is opgenomen.

17.5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.5.2 teneinde hogere gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde op te richten, indien de vrije windvang en het zicht op de molen reeds zijn beperkt door bebouwing. Hierover dient vooraf advies te zijn ingewonnen bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige.

17.5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan de ingevolge artikel 17.5.2 toegestane bouwhoogte voor gebouwen;
  • b. het hebben of aanleggen van beplantingen die hoger wordt dan de bouwhoogte die ingevolge artikel 17.5.2 voor bouwwerken is toegestaan;
  • c. het ophogen van gronden.  

Uitzonderingen

Het hiervoor genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden betreffen.

Afwegingskader

De werken en werkzaamheden, zoals hiervoor bedoeld, zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen.

17.6 Vrijwaringszone - spoor

 Op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - spoor' is het niet toegestaan om gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde op te richten, dan wel aarden wallen aan te leggen dan wel bomen of houtwas aan te planten, behoudens het bepaalde in artikel 6 van de planregels.

17.7 Vrijwaringszone - weg - e - 1
17.7.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - weg - e - 1' zijn de gronden mede bestemd voor de bevordering van de verkeersveiligheid en een goede afwikkeling van het verkeer.

17.7.2 Bouwregels

Op de voor 'Vrijwaringszone - weg - e - 1' aangewezen gronden mag, ongeacht het bepaalde elders in deze regels, niet worden gebouwd, behoudens bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van verkeersdoeleinden.

Artikel 18 Algemene afwijkingsregels

18.1 10%-regeling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud etc.) en percentages tot maximaal 10% en maximaal 1 meter van die maten en percentages indien de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, met dien verstande dat dit niet geldt wanneer reeds op grond van deze regels een andere omgevingsvergunning/ontheffing is of kan worden verleend.

18.2 Bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het uitbreiden van het bouwvlak, binnen de bestemming, tot maximaal 10%, met dien verstande dat:

  • a. binnen een afstand van minimaal 5 meter tot aan de zijdelingse en achterste perceelsgrens geen nieuwe bebouwing mag worden opgericht;
  • b. de belangen van eigenaren en/of gebruikers van de nabij gelegen gronden en bebouwing niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er uit oogpunt van brandveiligheid geen belemmeringen zijn.
18.3 Meetverschillen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de aangeduide bouwgrenzen indien een meetverschil of onnauwkeurigheid op de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, mits de afwijking maximaal 3,00 meter bedraagt.

18.4 Voorzieningen van openbaar nut

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de bouw- en/of gebruiksregels voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden, zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, pinautomaten, afval- en glascontainers, kapellen, wegkruisen en dergelijke, met dien verstande dat:

  • a. de inhoud maximaal 50 m3 mag bedragen;
  • b. de hoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen.

Artikel 19 Algemene wijzigingsregels

19.1 Feitelijke situatie

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot maximaal 2,00 meter, verschuiven van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden op de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.

Artikel 20 Algemene procedureregels

20.1 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.9a van de Wro van toepassing.

20.2 Nadere eisen

Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:

  • a. het ontwerp-besluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende vier weken voor belanghebbenden ter inzage op het gemeentehuis;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend op de internetsite van de gemeente Venray;
  • c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij het bevoegd gezag;
  • d. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  • e. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 21 Overige regels

21.1 Wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

21.2 Voorangsregels
21.2.1 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, gaat het belang van de dubbelbestemming voor.

21.2.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
22.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 22.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 22.1 met maximaal 10%.

22.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 22.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

22.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

22.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 22.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

22.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 22.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

22.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 22.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'N270 Via Venray'.