direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Overloonseweg-Keizer Karelweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP16007-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel van het bestemmingsplan

De heer T. Gerrits en mevrouw M.A.E. van Zwamen, woonachtig aan het Keizershof 33 te Venray (hierna ook te noemen: de initiatiefnemers) hebben het voornemen om een vrijstaande woning te realiseren op een perceel gelegen aan de Overloonseweg te Venray (tussen de percelen Overloonseweg 14 en 16). De bouwlocatie is gelegen binnen het bestemmingsplan 'Brabander' en heeft daarin de bestemming ‘Wonen’ (zonder bouwvlak) gekregen. Buiten een bouwvlak mag echter geen woning worden gerealiseerd.

Op 14 september 2015 werd een verzoek tot principe-medewerking tot een herziening van het bestemmingsplan ingediend om dit woningbouwplan mogelijk te maken. In Venray-kern bestaat er echter een overaanbod aan vrijstaande woningen/woonkavels ten opzichte van de huidige vraag. Er is dus in principe sprake van een planoverschot. Om deze reden werd het verzoek om principe-medewerking in eerste instantie geweigerd.

De gemeenteraad heeft echter op 19 mei 2015 de 'Kavel voor Kavel-regeling' vastgesteld. Op grond van deze regeling mag een woningbouwkavel c.q. een woningbouwtitel in een kern met een planoverschot 'verplaatst' worden naar een andere kern met eveneens een planoverschot. Hiervoor dient aan de grondeigenaar een bijdrage ter compensatie van de afwaardering van de grond te worden betaald.De oorspronkelijke woningbouwkavel moet dan wel 'wegbestemd' worden. Dat moet gebeuren in hetzelfde bestemmingsplan waarmee de nieuwe woningbouwkavel 'inbestemd' wordt. Deze procedurele koppeling is noodzakelijk om te voorkomen dat een extra woonkavel wordt gerealiseerd zonder dat de andere woonkavel al (definitief) is geschrapt.

De initiatiefnemers voldoen aan alle voorwaarden voor deelname aan deze 'Kavel voor Kavel-regeling. Er is een geschikte te verplaatsen kavel gevonden gelegen aan de Keizer Karelweg (ong.) te Vredepeel.

Het voorliggende bestemmingsplan 'Overloonseweg-Keizer Karelweg' voorziet in een adequate planologisch-juridische regeling voor het woningbouwplan aan de Overloonseweg en de woonkavelsanering aan de Keizer Karelweg. Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale en analoge verbeelding met de daarbij behorende regels waaraan een toelichting is toegevoegd. Naast de digitale versie is er tevens een versie op papier van het bestemmingsplan beschikbaar.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan bestaat uit twee delen. Het eerste plandeel is een perceel aan de Overloonseweg te Venray Deze gronden zijn kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie C, nummer 10524 en plaatselijk bekend als gelegen tussen Overloonseweg 14 en 16. Dit plandeel heeft een omvang van 1187 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP16007-va01_0001.jpg"

Indicatieve ligging plandeel Overloonseweg (bron: Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP16007-va01_0002.jpg"

Begrenzing plandeel 'Overloonseweg' (luchtfoto)

Het tweede plandeel bestaat uit het beoogde woongebied aan de Keizer Karelweg te Vredepeel (gemeente Venray). Deze gronden zijn kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie K, nummer 390 (gedeeltelijk) en plaatselijk bekend als Keizer Karelweg (ong.). Dit plandeel heeft een omvang van 2247 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP16007-va01_0003.jpg"

Indicatieve ligging plandeel Keizer Karelweg (bron: Google Maps)

De begrenzing van het plangebied volgt zoveel mogelijk de bestaande kadastrale percelen. Verder is de plangrens zodanig getrokken dat er ten opzichte van de plangebieden van de vigerende bestemmingsplannen geen 'gaten' vallen.

1.3 Geldend bestemmingsplan

Voor het plangebied gelden - tot de inwerkingtreding van het onderhavige plan - de volgende bestemmingsplannen:

bestemmingsplan   bestemming   aanduidingen   vaststelling  
Brabander   Wonen   --
 
17-12-2013  
Vredepeel   Wonen   - bouwvlak
- max. 3 woningen
- max. goothoogte: 6 m.
- woningtypologie:vrijstaand
- geluidzone-industrie
- luchtvaartverkeer  
28-10-2014  

De ontwikkeling van de nieuwe woonkavel binnen het plandeel 'Overloonseweg' is in strijd met de bestemming 'Wonen' van het bestemmingsplan 'Brabander' omdat hoofdgebouwen (woningen) uitsluitend binnen een bouwvlak gerealiseerd mogen worden. Ter plaatse van het plandeel 'Overloonseweg' is echter geen bouwvlak opgenomen. Bovendien zijn er ter plaatse van het plandeel 'Overloonseweg' geen aanduidingen opgenomen inzake het aantal toegelaten woningen, de woningtypologie en de (goot)hoogte. Woningbouw is op deze plek derhalve niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP16007-va01_0004.jpg"

Verbeelding bestemmingsplan 'Brabander', plandeel Overloonseweg (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

De ontwikkeling binnen het plandeel 'Keizer Karelweg' is ook in strijd met het bestemmingsplan 'Vredepeel'. Ter plaatse geldt nu een volwaardige woonbestemming. Agrarisch gebruik van gronden en opstallen is op basis van de huidige gebruiksregels niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP16007-va01_0005.jpg"

Verbeelding bestemmingsplan 'Vredepeel', plandeel Keizer Karelweg (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Beide bestemmingsplannen kennen geen afwijkings-of wijzigingsbevoegdheden om dit plan op die wijze planologisch-juridisch mogelijk te maken. Realisatie van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling is alleen mogelijk via een herziening van beide bestemmingsplannen.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een uitgebreide beschrijving van het plan en het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan het relevante ruimtelijke beleid. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in alle relevante milieu-planologische onderzoeksaspecten. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan wordt beschreven in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt aandacht besteed aan de economische uitvoerbaarheid en handhaving van het bestemmingsplan en bevat een verantwoording van de gevolgde procedure.

Hoofdstuk 2 Analyse van het plangebied en planbeschrijving

2.1 Beschrijving plandelen van het plangebied

Het plandeel aan de Overloonseweg maakt op dit moment als tuin en zijerf deel uit van het woonperceel Overloonseweg 16. Het perceel is grotendeels onverhard. Aan de voorzijde bestaat het perceel uit grasland met bomen en bosschages. Achter op het perceel bevinden zich twee bijgebouwen en een tuinbouwkas. Op het perceel vindt incidenteel buitenopslag plaats. Water en waterbergende voorzieningen zijn niet aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP16007-va01_0006.jpg"

Plandeel: Overloonseweg (bestaand)

Het plandeel aan de Keizer Karelweg is op dit moment volledig onverhard. Het betreft hier een braakliggend bouwterrein (grasveld), zonder een specifiek gebruik. Groen- en watervoorzieningen zijn niet aanwezig. De gronden werden voorheen gebruikt voor agrarische doeleinden in de vorm van akker- en weiland, zoals dat bij de omringende en aansluitende gronden nog steeds het geval is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP16007-va01_0007.jpg"

Plandeel 'Keizer Karelweg' (bestaand)

2.2 Ruimtelijk-functionele structuur

2.2.1 Plandeel 'Overloonseweg'

Het plandeel 'Overloonseweg' maakt ruimtelijk (waaronder stedenbouwkundig) deel uit van de wijk 'Brabander' in Venray. Uitgangspunt voor de stedenbouwkundige opzet van de wijk vormde de overgangvan het beekdal naar de hoger gelegen stuifzandgronden waarop bos groeide. De onderliggende landschapskarakteristiek diende als thema voor het toen nog te ontwikkelen woongebied. Oude landwegen en beplantingsstructuren zijn inmiddels als identiteitsdragers in de wijk herkenbaar. De oude structuur is daarmee behouden en de wegen zijn vertaald naar ruimtelijke dragers voor natuur en recreatieve functies, respectievelijk verkeersontsluiting en woonfuncties.

De thematisering van 'Brabander' betreft een woongebied waarin gewoond wordt in bos of tussen bomen. Reeds bestaande bospercelen en beplantingsstructuren zijn tot herkenbare eenheden gevormd. In openbaar en op particulier terrein zijn en worden solitaire bomen geplant, zodat een sterke ruimtelijke ervaring van bomen in een bosachtige omgeving wordt gecreëerd.

Binnen 'Brabander' zijn in het concept voor de bos- en boomrijke woonmilieus zes deelgebieden met kleine verschillen aan te wijzen. Het plandeel 'Overloonseweg' maakt deel uit van gebied 1 'Laagheide'. Het betreft hier het grootste gedeelte ten oosten van de Nieuwe Overloonseweg bestaat uit het woongebied Laagheide. De Laagheidseweg en de Overloonseweg vormen hier de ruimtelijke dragers van. Het bosgebied Sint Anna en de aanwezige laanbeplanting hebben in sfeer en beeld een groot aandeel in de karakteristiek tussen het wonen te midden van bomen. Laagheide wordt voornamelijk ontsloten via zijwegen welke zijn aangesloten op de Overloonseweg. Daarnaast vormt de aansluiting op de Nieuwe Overloonseweg ook een belangrijke ontsluiting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP16007-va01_0008.jpg"

Gebiedsindeling 'Brabander' (positie Overloonseweg in rood)

Dit deel van gebied 'Brabander' bestaat vooral uit vrijstaande woningen en tweekappers. Omdat er geen specifieke eisen gelden voor de verschijningsvorm van de woningen en de Overloonseweg zelf van oudsher een belangrijke ontsluitingsweg was met lintbebouwing, is de diversiteit van bebouwing uit verschillende perioden, met verschillende woningtypen, architecturale vormgeving en materialisatie een wezenlijk kenmerk van dit deelgebied. De interne groenstructuur bestaat hoofdzakelijk uit het groene karakter van de voortuinen. Behalve de boombeplanting, vormen de groene bermen, wadi's en geulen en hagen overige belangrijke groencomponenten.

In functionele zin is het plandeel primair te kwalificeren als een rustig woongebied. In de nabijheid van het plandeel bevindt zich nog een bedrijfsfunctie in de vorm van een stucadoorsbedrijf en een tweetal bijzondere functies, namelijk het voormalig psychiatrisch instituut 'Vincent van Gogh' op het Sint Annaterrein en een woonwagencentrum.

2.2.2 Plandeel 'Keizer Karelweg'

Vredepeel is het jongste en kleinste kerkdorp van Venray. Een dorp dat in 1955 is ontstaan na de ontginning van de omringende woeste gronden. Er is 800 hectare natuurterrein voor agrarisch gebruik ontgonnen. In 2010 telt het kerkdorp Vredepeel circa 244 inwoners. Deze inwoners wonen in circa 82 woningen1 . Het buitengebied rondom de kern Vredepeel bestaat hoofdzakelijk uit landbouw, bos en natuur. Ten zuiden van Vredepeel ligt de militaire vliegbasis 'De Peel'.

Het rationele verkavelingspatroon van het buitengebied zet zich door tot in de dorpskern. De woonstraten staan als een kwadrant op de Twistweg, die beplant is met eiken. De kerk en het gemeenschapshuis liggen in de open groene ruimte. Het plandeel 'Keizer Karelweg' is gelegen aan de westzijde van het kwadrant. Stedenbouwkundig is dit een logische plek om tot een uitbreiding van het bebouwde gebied van Vredepeel te komen. Nu de woningbouwontwikkeling op deze kavel komt te vervallen, zal de agrarische functie van deze gronden aan (blijven) sluiten bij de overige agrarische gronden die om de bebouwde kom van Vredepeel zijn gelegen.

2.3 Planbeschrijving

2.3.1 Ontwerpomschrijving

Het toekomstige kavel (plandeel 'Overloonseweg') bevindt zich op een unieke locatie. Het ligt precies ingeklemd tussen Het Sint Annaterrein en aan een oude ontsluitingsweg van Venray, de Overloonseweg. De karakteristieken van de locatie zijn nauwkeurig onderzocht en de kaders van het ontwerp zijn hier zorgvuldig op afgestemd.

De Overloonseweg heeft met de komst van de Nieuwe Overloonse weg en de nieuwbouw wijk Brabander zijn primair ontsluitende functie verloren. Het is een rustige woonstraat geworden geflankeerd door volwassen Lindebomen en beukenhagen. Het stuifduinengebied van het Sint Annaterrein grenst aan de achterzijde van het kavel en wordt vooral gekenmerkt door bossage en naaldbomen. Deze twee invloeden vormen de leidende kaders van het ontwerp.

De beoogde woning wordt duidelijk aan de straat gepositioneerd en richt zich op de bestaande rooilijn van de Overloonseweg. Qua goot- en bouwhoogte wijkt het beoogde pand niet af van de bouwkundige maatvoering van bebouwing uit de omgeving. De woning heeft met 250 m2 bruto vloeroppervlak een ruime plattegrond. De woning bestaat uit twee volumes van twee woonlagen die in elkaar grijpen. Hierdoor bestaat de voorgevel uit twee delen. Het voorste deel is smaller dan de totale breedte van het huis en heeft hierdoor een staand ranker karakter. Aan de zuidzijde gebeurt hetzelfde waardoor de woning wijkt en meer ruimte maakt voor zicht op het Sint Annaterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP16007-va01_0009.jpg"

Opzet woningbouwkavel 'Overloonseweg' (1)

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP16007-va01_0010.jpg"

Opzet woningbouwkavel 'Overloonseweg' (2)

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP16007-va01_0011.jpg"

Bouwkundige maatvoering beoogde woning (bron: www.sannenjacobs.com)

In de architectuur van de woning is ook gezocht naar invloeden uit de bebouwde omgeving van het Sint Annaterrein. Het contrast in de verschillende dakhellingen is geïnspireerd op een combinatie tussen luwe landelijke bebouwing en de statige dokterswoningen met een steilere dakhelling. Tegelijkertijd is dit de ideale hellingshoek en oriëntatie op de zon voor duurzame energieopwekking.

Aan de voorzijde maakt de woning een duidelijk front met een centrale entree en oprit. Aan de achterzijde opent de woning zich naar het bosgebied met optimaal zicht op de tuin en het opengestelde achterliggende St. Annaterrein. Ook in de materialisering wordt gezocht naar een natuurlijk kleurenpalet afgestemd op de omgeving. De woning is noordelijk gepositioneerd op het kavel. Hierdoor blijft meer dan 50% van de voorzijde van het kavel onbebouwd waardoor het bosgebied van het St. Annaterrein via de tuin in het zicht komt. Al deze ontwerpelementen geven het huis een stijlvol karakter en vormt en mooie brug tussen laan en bos.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP16007-va01_0012.jpg"

Plandeel 'Overloonseweg' (nieuwe situatie) (bron: www.sannenjacobs.com)

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP16007-va01_0013.jpg"

Schetsontwerp beoogde woning (bron: www.sannenjacobs.com)

Voor het volledig (schets)ontwerp wordt verwezen naar de rapportage die als bijlage 1 deel uitmaakt van deze plantoelichting.

2.3.2 Kwaliteitsverbetering: sloop en landschappelijke inpassing

De twee bijgebouwen die nu nog aanwezig zijn op de kavel, worden gesloopt. De bestaande tuinbouwkas wordt verkleind naar maximaal 20 m2 en zal worden gebruikt om hobbymatig wat groente en fruit te kweken. Ter vervanging van de te slopen bijgebouwen zal een garage worden gebouwd ten behoeve van opslag/hobby/reparatie met een oppervlakte van maximaal 50 m2.

Via het tuinontwerp zal een adequate landschappelijke inpassing worden vorm gegeven. Twee belangrijke randvoorwaarden hierbij zijn het behoud van de kenmerkende groenelementen op en langs het perceel, zoals de bomen en een ontwerp waarin de tuin qua ontwerp en beplanting aansluit bij de het achterliggende bosgebied van het Sint Annaterrein.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR is het kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt. Een van de kernbegrippen in de Structuurvisie is decentralisatie. Dit kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten letterlijk de ruimte geven om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie). Verstedelijkings-, landschaps- en bedrijventerreinenbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten.

Planspecifiek

Het onderhavige plan heeft geen betrekking op deze nationale belangen.

3.1.2 Ladder voor Duurzame Verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. De ladder voor duurzame verstedelijking is verankerd in de artikelen 1.1.1 en 3.1.6 leden 2 en 3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het doel is een goede ruimtelijke ordening te bereiken door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden en daarnaast ondersteunt het gemeenten en provincies in de vraaggerichte programmering van hun grondgebied. De ladder voor duurzame verstedelijking kent drie treden die achter elkaar doorlopen moeten worden in het geval dat een bestemmingsplan in een stedelijke ontwikkeling voorziet:

1. Is er een actuele regionale behoefte aan het beoogde ruimtelijk-functionele programma ?

2. Is (een deel van) die regionale behoefte op te vangen binnen bestaand stedelijk gebied binnen de regio?

3. Voor zover de actuele regionale behoefte niet opgevangen kan worden binnen bestaand stedelijk gebied, zijn er andere multimodaal ontsloten locaties - of kunnen die gerealiseerd worden- buiten het bestaand stedelijk gebied ?

Planspecifiek

Het plan heeft betrekking op een kleinschalige ontwikkeling waarbij er binnen bestaande stedelijk gebied één extra woonkavel wordt gerealiseerd. Bovendien is hier sprake van een situatie dat op de gronden van het plandeel 'Overloonseweg' al een onherroepelijke woonbestemming rust. Verder wordt via dit plan tegelijkertijd de mogelijkheid tot de bouw van één woning binnen het plandeel 'Keizer Karelweg' geschrapt, zodat per saldo het aantal te realiseren woningen in de gemeente Venray als gevolg van dit plan niet verandert.

In het voorliggende geval is sprake van een dermate kleinschalige ontwikkeling dat er - mede in lijn met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 december 20132 - geen sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening ((Barro) voorheen ook genoemd: AMvB Ruimte) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012 zijn enkele wijzigingen in werking getreden.

Het Barro bevat alle ruimtelijke rijksbelangen uit de eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) en geeft middels regels en plankaarten (juridisch) de mogelijkheid om de rijksbelangen veel directer door te laten werken in de ruimtelijke plannen van andere overheden. De onderwerpen in het Barro betreffen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nationale landschappen, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeergebied.

Planspecifiek

Het plan heeft geen betrekking op een van de genoemde rijksbelangen. In het gebied is verder ook geen sprake van een gebiedsreservering voor de lange termijn.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Het POL 2014 heeft vier wettelijke functies: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), provinciaal verkeer- en vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer). In het POL 2014 formuleert de provincie een aantal zogenoemde 'Limburgse principes' welke de komende jaren richtinggevend zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling van Limburg.

Belangrijke principes in dit nieuwe omgevingsbeleid zijn:

  • 1. Kwaliteit. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien.
  • 2. Algemene principes voor duurzame verstedelijking. De ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.
  • 3. Uitnodigen. De manier waarop de provincie samen met de partners het voortreffelijke leef- en vestigingsklimaat willen realiseren. Met instrumenten op maat en ruimte om te experimenteren. De provincie wil hierbij selectief zijn: het POL richt zich alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen.

Het plandeel 'Overloonseweg' is gelegen in de zone 'Overig bebouwd gebied'. Deze zone omvat onder meer (gemengde) woon/werkgebieden met voorzieningen, deels met een stedelijk karakter, deels met een dorps karakter. Beleidsmatig worden de volgende accenten gelegd:

  • Transformatie regionale woningvoorraad
  • Bereikbaarheid
  • Balans voorzieningen en detailhandel
  • Stedelijk groen en water
  • Kwaliteit leefomgeving


afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP16007-va01_0014.jpg"

POL-kaart 1 plandeel Overloonseweg

Het plandeel 'Keizer Karelweg' is gelegen in de zone 'Buitengebied'. Deze zone omvat gebieden met een overwegend landbouwkundig karakter waarbij plaatselijk ook omgevingskwaliteiten aan de orde kunnen zijn. Met respect voor de aanwezige kwaliteiten wordt de inrichting en ontwikkeling van deze gebieden in belangrijke mate bepaald door de landbouw. Daarnaast wordt extra belang gehecht aan verbreding van de plattelandseconomie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP16007-va01_0015.jpg"

POL-kaart 1 plandeel Keizer Karelweg

Planspecifiek

Het plan heeft betrekking op een kleinschalige ontwikkeling waarbij er binnen bestaande stedelijk gebied één extra woonkavel wordt gerealiseerd. Bovendien is hier sprake van een situatie dat op de gronden van het plandeel 'Overloonseweg' al een onherroepelijke woonbestemming rust. Verder wordt via dit plan tegelijkertijd de mogelijkheid tot de bouw van één woning binnen het plandeel 'Keizer Karelweg' geschrapt, zodat per saldo het aantal te realiseren woningen binnen de gemeente Venray als gevolg van dit plan niet verandert. Hierdoor past deze woningbouwontwikkeling binnen de beleidskaders voor toegestane ontwikkelingen binnen bestaand bebouwd (stedelijk) gebied. Het toekomstige - algemeen agrarische - gebruik van het plandeel 'Keizer Karelweg' past eveneens binnen het genoemde beleidskader voor gronden binnen de POL-zone 'Buitengebied'.

3.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

De Omgevingsverordening Limburg 2011 was een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. In 2014 is de Omgevingsverordening opnieuw gewijzigd, vanwege de vaststelling van POL 2014, waarin is bepaald dat er een nieuw hoofdstuk Ruimte aan de Omgevingsverordening wordt toegevoegd. Dat hoofdstuk Ruimte is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Het hoofdstuk Ruimte heeft twee kenmerkende verschillen met de andere onderdelen van de Verordening:

  • 1. Het hoofdstuk bevat geen gedragsvoorschriften die gelden voor iedereen, maar uitsluitend instructiebepalingen die zijn gericht tot gemeentebesturen. Elders in de Omgevingsverordening wordt zeer incidenteel gebruik gemaakt van deze methodiek, maar het hoofdstuk Ruimte kent geen andere bepalingen dan opdrachten aan gemeentebesturen, die door de besturen in acht moeten worden genomen bij het vaststellen van bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen.
  • 2. Het tweede verschil met de overige onderdelen van de Omgevingsverordening is dat de Wet ruimtelijke ordening slechts zeer beperkte mogelijkheden biedt om ontheffing te verlenen van een bepaling uit het hoofdstuk Ruimte.

Reikwijdte verordening

De verordening geldt alleen voor nieuwe bestemmingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3º, van de Wabo van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, die worden vastgesteld na inwerkingtreding van de verordening. Bovendien is het niet de bedoeling dat de verordening op alle nieuwe of gewijzigde plannen wordt toegepast.

Planspecifiek

Het plan heeft betrekking op een kleinschalige ontwikkeling waarbij er binnen het bestaande stedelijk gebied één extra woning wordt gerealiseerd. Bovendien is hier sprake van een situatie dat ter plaatse van het plandeel 'Overloonseweg' al een onherroepelijke woonbestemming rust. Verder wordt via dit plan tegelijkertijd de mogelijkheid tot de bouw van één woning binnen het plandeel 'Keizer Karelweg' geschrapt, zodat per saldo het aantal te realiseren woningen binnen het stedelijk gebied van de gemeente Venray als gevolg van dit plan niet verandert.

Het betreft hier derhalve een zodanig kleinschalige ontwikkeling die niet valt onder de definitie 'nieuwe stedelijke ontwikkeling ' zoals bedoeld in artikel 2.2.1 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 en artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, jo. artikel 3.1.6 leden 2 en 3 van het Bro. Hierdoor zijn zowel de Omgevingsverordening Limburg 2014 en de toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking in het kader van dit project niet aan de orde.

3.2.3 Provinciale woonvisie

Op 1 februari 2011 is de Provinciale Woonvisie vastgesteld door Gedeputeerde Staten. De provinciale woonvisie is opgebouwd op basis van een aantal bouwstenen (vigerende provinciale en regionale woonvisies, bevolkings- en huishoudensprognoses, woonmonitor en ander (nieuw) onderzoek, in- en externe trends en ontwikkelingen) en staat voor een dynamisch beleid, zodat in de komende jaren flexibel kan worden omgegaan met inhoud, onderwerpen en speer- en aandachtspunten (inspelen op actuele (vraag)ontwikkelingen in de woningmarkt).

De Provinciale Woonvisie voor de periode 2010-2015 omvat:

  • 1. de provinciale rollen en taken;
  • 2. een onderzoeksprogramma waarmee de voeding met gegevens in de toekomst structureel en efficiënt onderdeel zal uitmaken van de beleidscyclus;
  • 3. een korte termijnvisie (tot 2015), die waar nodig jaarlijks wordt geactualiseerd en een lange termijnvisie (2015-2030), die per vijf jaar wordt herzien;
  • 4. inhoudelijke onderwerpen.

Doel van de Provinciale Woonvisie is om samen met alle partners in de regio's te bereiken dat de juiste woningen op de juiste plaats en op het juiste moment beschikbaar komen. De visie behandelt met nadruk de bovenlokale en –regionale sturing van de woningmarktontwikkeling (zeker tegen de achtergrond van de veranderende demografische context) en op kwalitatieve aandachtspunten als herstructurering, leefbaarheid en duurzaamheid. De Woonvisie behandelt de woonbehoeften van verschillende doelgroepen en specifieke aandachtspunten voor de verschillende regio's. Ook gaat de Woonvisie in op internationale aspecten van het wonen.

Speerpunt voor de woningmarktontwikkeling in Noord- en Midden-Limburg is vooral het maximaal inzetten op een tijdige aanpassing van de samenstelling van de woningvoorraad. Naast de Provinciale Woonvisie zijn er structuurvisies wonen opgesteld voor de verschillende regio's. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg .

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg

De nieuwe Regionale Structuurvisie Wonen Limburg-Noord is een visie waarmee de gemeenten Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Venlo, Venray en Peel en Maas en de provincie Limburg sturing geven aan de regionale woningmarkt. Samen met alle woonpartners zijn vijf inhoudelijke pijlers geïdentificeerd die de kern vormen van deze visie. De pijlers rusten op een stevig fundament: krachtige gemeenten en een sterke regio. Ze zijn samen te vatten in:


1. Een gezonde woningmarkt in balans: nieuwbouw naar behoefte

Het aantal plannen dat de regio heeft en maakt om nieuwbouw toe te voegen, moet in een gezonde verhouding staan tot de kwantitatieve behoefte. Het is onverantwoord om te sturen op een bouwprogramma dat uitgaat van meer dan voorspelde groei. Dat betekent in de regio concreet dat plancapaciteit terug wordt gebracht én alleen plannen toe worden gevoegd die echt kwaliteit toevoegen en passen bij de woonbehoefte van de afzonderlijke gemeenten in de regio: bouwen naar reële behoefte.


2. De juiste woning op de juiste plek en dynamisch voorraadbeheer

Samen willen de regio een breed palet aan woonmilieus bieden dat aansluit bij de huidige en toekomstige inwoners van onze regio. De dominante vraag in de regio is het wonen in grotere kernen waar voorzieningen zijn. Er is in de visie een afwegingskader ontworpen dat regionaal en lokaal het instrument vormt om tot een heldere prioritering en onderbouwing van nieuwbouwplannen te komen. De werkwijze sluit aan bij de principes van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Integrale afweging en integraal voorraadbeleid zijn sleutelwoorden.


3. Goed wonen voor iedereen, maar met extra aandacht voor specifieke groepen

Bijzondere aandacht is nodig voor de huisvesting van (toekomstige) werknemers en dan vooral de arbeidsmigranten. Zij vullen veel banen in en zijn voorwaarde voor de verdere economische ontwikkeling. De regio gaat voor een uitnodigende strategie en kiest voor de beleidslijn van short stay naar mid stay en uiteindelijk naar regulier wonen. Regionaal wordt ook de noodzaak gevoeld om stil te staan bij statushouders. En verder zijn Toegelaten Instellingen (corporaties) vanaf 1 januari 2016 verplicht bij nieuwe verhuringen passend toe te wijzen. Betaalbaarheid en beschikbaarheid zijn dan ook twee onderwerpen die op regionaal niveau verder uitgewerkt moeten worden.


4. Kwaliteit bestaande voorraad en kernen meer centraal

De eerste pijler van het dynamisch voorraadbeheer is het werken aan de kwaliteit en de geschiktheid van de bestaande voorraad. Vooral in de meer stedelijke wijken vraagt dit aandacht. Daar is vernieuwing nodig (slopen, verdunnen, renoveren). Stedelijke herverkaveling kan hierbij een instrument zijn, net zoals de mogelijkheden van een transitiefonds. Maar ook de leefomgeving in de kernen staat op sommige plekken onder druk. Leegkomende en leegblijvende panden kunnen juist in kleine kernen versneld een spiraal naar beneden inzetten.

Lokale kracht zien, benutten en waarderen is de lijn die wordt ingezet. Ruim baan voor nieuwe vormen van maatschappijsturing (coöperaties, zelfbeheer). Maar ook, slechts na zorgvuldige afweging is er in de kleine kernen in beperkte mate ruimte voor nieuwbouw. De grote opgave voor nu is het tegengaan van het overaanbod aan goedkope en slechte koopvoorraad.


5. Een levensloopvriendelijke en duurzame regio

Door de vergrijzing neemt het aantal senioren fors toe; in de kleine kernen gaat dit proces nog sneller. Dit wordt extra aandacht gegeven in lokaal woonbeleid. Aanpassing van de woning is primair de verantwoordelijkheid van de verhuurder of eigenaar. Maar bewustwording over woningaanpassingen maakt het verschil. Hier ligt een prachtige kans om de koppeling te zoeken met bewustwording op het terrein van verduurzaming. Voorzieningen voor zwaardere zorg vereisen een zekere omvang en zullen naar verwachting daarom in grotere kernen geconcentreerd worden.

Planspecifiek

Het plan past binnen deze regionale structuurvisie omdat het plan voorziet in de bouw van een woning binnen een zeer specifiek segment in de woningmarkt van de regio Venray. Er is binnen de woningmarkt van de regio Venray een speciale doelgroep van woonconsumenten die op zoek is naar exclusieve (vrijstaande) woningen in een hoogstaande architectuur en op ruim opgezette kavels. Het betreft hier doorgaans hoog opgeleide en succesvolle personen uit de gemeente die graag binnen de gemeente willen blijven wonen, maar wel een volgende stap in hun wooncarrière willen zetten. Het plan is verder met 1 woning zeer kleinschalig, waardoor een gedoseerde, vraaggestuurde toevoeging van woningen in dit zeer specifieke segment van de woningmarkt mogelijk is. Daar komt bij dat - door toepassing te geven aan de Beleidsregel 'Kavel voor kavel' - elders altijd een gelijk aantal woningbouwmogelijkheden wordt geschrapt waardoor de nieuwe woningbouw per saldo niet leidt tot een toename van woningbouwcapaciteit in de zogenaamde rode kernen van de gemeente Venray. In de paragrafen 3.4.3 en 3.4.4 van deze plantoelichting wordt dit beleid verder uitgewerkt.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie

De Wet ruimtelijke ordening verplicht gemeenten een structuurvisie voor het gehele grondgebied vast te stellen. Daarin regelt de gemeenteraad op hoofdlijnen het gebruik van de ruimte voor het hele grondgebied en voor de lange termijn: welke grondgebruik wordt waar gerealiseerd, wanneer en hoe. De gemeente Venray heeft zowel voor de verschillende kernen als voor verschillende thema's structuurvisies opgesteld. Ook heeft de gemeente een integrale ruimtelijke visie voor haar hele grondgebied opgesteld. Het betreft hier de Strategische visie Venray 2020 en het Ontwikkelingsperspectief Venray 2015.

3.4.2 Strategische visie Venray 2020 en Ontwikkelingsperspectief Venray 2015.

In de Strategische visie (2009), wordt een toekomstvisie geformuleerd waarin een antwoord wordt gegeven op de vraag waar de gemeente Venray in het jaar 2020 wil staan. Met de visie op de gewenste toekomstrichting kan de gemeente Venray effectief sturing geven aan het proces van beleidsontwikkeling en prioritering. De doelstellingen en speerpunten voor het beleid in de komende jaren zijn gebundeld in een zestal strategische thema's. Het strategische thema 'Onderscheidend wonen in Venray' is van toepassing is op de onderhavige woningbouwontwikkeling.

Onderscheidend wonen in Venray

Venray is een gemeente waar het goed wonen is. Hiervoor is de hoge kwaliteit van de woningen én de woonomgeving maatgevend. Maar ook de aanwezigheid van volop werkgelegenheid, kwalitatief goede voorzieningen, onder andere op het gebied van zorg en welzijn, en uitgebreide mogelijkheden om te recreëren, maken van Venray een prettige woongemeente.

Er is een duidelijke omslag gemaakt van kwantiteit naar kwaliteit. In Venray wordt gebouwd naar behoefte. Hierbij staat het bouwen van zoveel mogelijk woningen niet meer voorop, maar juist het toevoegen van kwalitatief hoogwaardige woningen en woonmilieus waarbij het tegemoetkomen aan woonwensen centraal staat. Bij nieuwbouw staat de vraag van de consument centraal en wordt ingezet op flexibele, levensloopbestendige woonconcepten die toegankelijk zijn voor diverse doelgroepen.

Het door de gemeente Venray opgestelde Ontwikkelingsperspectief 2015 beoogt de verbindende schakel te vormen tussen het strategisch beleid zoals verwoord in de strategische visie en het tactisch beleid zoals opgesteld in verschillende Dorp- en Wijkontwikkelingsplannen.

In het document is derhalve een uitvoeringsstrategie opgenomen die de gemeente Venray wil hanteren bij de verdere uitwerking en uitvoering van deze nota. In het kader van dit project zijn de volgende doelstellingen van belang:

  • 1. De waterhuishoudkundige aspecten worden op evenwichtige wijze meegenomen bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen en projecten;
  • 2. Duurzaamheidsaspecten zullen in een vroegtijdig stadium worden meegenomen bij plannen en projecten;
  • 3. Voor woningbouw op nieuwe locaties, maar ook bij inbreiding en herstructurering van de bestaande wijken, wordt ingezet op een zo groot mogelijke differentiatie van woningtypen, prijsklassen en life-styles;
  • 4. Zowel in de ruimtelijke inrichting als in de sociaal-economische structuur, streeft Venray er naar om zowel dorp als stad te zijn.

Het onderhavige woningbouwplan maakt deel uit van de grotere woningbouwontwikkeling binnen het gebied 'Brabander'. Dit gebied is c.q. wordt ontwikkeld met in acht name van deze beleidsuitspraken.

3.4.3 Kadernotitie Wonen en Monitor woningbouw 2014

Het huidige woningbouwaanbod van de gemeente Venray voorziet niet in de vraag, nu en in de komende jaren, zowel op kwantitatief en kwalitatief niveau waardoor de woningmarkt op slot zit. Om het een en ander in perspectief te bezien is de kadernotitie opgesteld. In de kadernotitie wordt een analyse gemaakt van de woningmarkt in Venray in relatie tot de nieuwe inzichten op basis van eerdere documenten en rapporten.

De doelstelling van de kadernotitie is tweeledig. Door het formuleren van sturende beleidskaders wil de gemeente haar regisserende rol met betrekking tot het beleidsveld Wonen vergroten en vraag en aanbod beter op elkaar aan laten sluiten. Met andere woorden: het toekomstbestendig maken van de woningvoorraad van Venray. De focus binnen Venray bevindt zich daarbij op vraaggestuurd, levensloopbestendig en flexibel bouwen. Daarnaast is op onderdelen de oorspronkelijke Regionale Woonvisie 2007 verfijnd, inclusief een herziening van het woningbouwprogramma.

Om keuzes uit de Kadernotitie Wonen te monitoren en om te kunnen inspelen op ontwikkelingen in de woningmarkt wordt jaarlijks een monitoringsrapportage woningbouw opgesteld en wordt het woningbouwprogramma indien nodig geactualiseerd. De monitor woningbouw 2014 (vastgesteld begin 2015) blikt terug op de gerealiseerde woningbouw in 2014 en kijkt vooruit op basis van de huidige woningbouwplannen. Bij voornoemde Woonmonitor is tevens een "stoplichtmodel" opgesteld. Het stoplichtmodel geeft aan of een dorp of kern nog planruimte heeft (groen) of dat er een overschot is (rood).

Zowel voor de kern Venray als voor Vredepeel geldt dat het stoplicht op rood staat, d.w.z. uit het woningbouwprogramma 2015-2030 blijkt dat er voor beide kernen een overschot aan woningbouwcapaciteit is.

3.4.4 Beleidsregel: Kavel voor kavel

Vanaf 29 mei 2015 geldt in Venray de Beleidsregel: Kavel voor kavel. Het betreft hier een regeling waarmee initiatiefnemers door middel van het 'verplaatsen' van een reeds bestaande bouwtitel toch een woning kunnen realiseren binnen een rode kern, d.w.z. een kern waarin er sprake is van een overaanbod aan woningbouwplannen. Hiermee worden onbenutte toegekende bouwtitels verplaatst naar nieuwe locaties waar initiatiefnemers wel daadwerkelijk een woning willen realiseren. Daarmee wordt het woningbouwprogramma opgeschoond en actueler.

Om in aanmerking te kunnen komen voor deelname aan deze 'kavel voor kavel-regeling' dient aan de volgende voorwaarden voldaan te worden:

  • 1. zowel de kern van waaruit de bouwtitel verplaatst wordt als de kern van de zelfbouwkavel dienen beide rode kernen te zijn;
  • 2. zelfbouwkavel is ruimtelijk aanvaardbaar (d.w.z. er moeten geen planologische, stedenbouwkundige, verkeerskundige of milieuhygiënische bezwaren bestaan);
  • 3. de locatie van de vervallen bouwtitel moet worden herbestemd naar een andere bestemming dan 'wonen' (bijv. groen of agrarisch) in dezelfde ruimtelijke procedure als waarmee de zelfbouwkavel planologisch-juridisch wordt geregeld;
  • 4. het mag louter om een particulier initiatief gaan van maximaal 1 woning;
  • 5. binnen één jaar na een besluit tot principe-medewerking dient de ruimtelijke procedure te zijn opgestart.

Aan al deze beleidsvoorwaarden wordt in het kader van dit plan voldaan:

Ad 1

Zowel Venray-kern als Vredepeel zijn rode kernen, d.w.z in beide kernen kent men een overschot aan woningbouwcapaciteit. Verwezen wordt naar paragraaf 3.4.3 van deze plantoelichting.

Ad 2

Uit de plantoelichting bij dit bestemmingsplan blijkt dat er geen bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige of milieu-planologische aard zijn tegen de extra woningbouwkavel aan de Overloonseweg. Verwezen wordt naar de paragrafen 2.2, 2.3 en hoofdstuk 4 van deze plantoelichting.

Ad 3

De te saneren woningbouwkavel aan de Keizer Karelweg te Vredepeel, wordt in dit bestemmingsplan bestemd als 'Agrarisch'. De woonbestemming ter plaatse wordt geschrapt. Verder wordt binnen het resterende bestemmingsvlak 'Wonen' binnen het bouwvlak, de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden 3' gewijzigd in 'maximum aantal wooneenheden 2'.

Ad 4

Dit plan heeft betrekking op de realisatie van één vrijstaande woning in opdracht en voor rekening van de initiatiefnemers.

Ad 5

Bij brief van 7 oktober 2015 is principe-medewerking verleend aan dit woningbouwproject. Dat betekent dat uiterlijk op 6 oktober 2016 de bestemmingsplanprocedure moet zijn opgestart. Deze termijn is gehaald.

3.4.5 Verkeers- en vervoersbeleid

Het verkeers- en vervoersplan (Gemeente Venray (maart 2007), Venray's Verkeers- en vervoersplan. Venray) is in maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Venray en recentelijk geactualiseerd. Met het verkeers- en vervoersplan worden een viertal doelstellingen nagestreefd:

  • een voortzetting van het "Duurzaam Veilig" -beleid;
  • het mogelijk maken en ondersteunen van ruimtelijke ontwikkelingen door de bereikbaarheid te verbeteren;
  • het bijdragen aan het verbeteren van de situatie voor de leefbaarheid, het welzijn, de economie en het milieu;
  • het verbeteren van de verkeersveiligheid voor alle, maar vooral de kwetsbare verkeersdeelnemers.

Conform de principes van "Duurzaam Veilig" kan het wegennet worden opgedeeld in drie functies, te weten stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. In de Visie Wegenstructuur en Wegcategorisering, welke een aanvulling vormt op het Verkeers- en vervoersplan, onderscheidt de gemeente Venray daarbij nog een specifiek type gebiedsontsluitingsweg, te weten de wijkontsluitingsweg.

Zowel de Overloonseweg als de Keizer Karelweg zijn erftoegangswegen. Deze functie is van toepassing op wegen met een overwegende perceelsontsluitende functie. De weginrichting is dus vooral gericht op het efficiënt en veilig afwikkelen van bestemmingsverkeer. Het betreft hier echter geen wegen waarvoor in de visie concrete beleidsdoelstellingen zijn geformuleerd.

Hoofdstuk 4 Onderzoeksaspecten

4.1 Geluidhinder

De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (onder meer onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen) en geluidsgevoelige terreinen (onder meer woonwagenstandplaatsen) (artikel 1nWgh). Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld, zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.

4.1.1 Plandeel 'Overloonseweg'

Binnen het plandeel 'Overloonseweg' is de bouw van een geluidgevoelig object in de vorm van een vrijstaande woning gepland. De dichtstbijgelegen gezoneerde weg is de Nieuwe Overloonseweg. Het plandeel 'Overloonseweg' ligt echter op ca. 208 meter uit de as van deze weg, derhalve buiten de 200 meter-akoestische zone binnen stedelijk gebied. Het plandeel 'Overloonseweg' ligt wel binnen het aandachtsgebied van de niet-zoneplichtige Overloonseweg. Deze weg heeft een 30 km-regime en is daardoor niet zoneplichtig. Het plandeel 'Overloonseweg' ligt niet binnen een akoestische zone langs een spoorlijn dan wel op of nabij een gezoneerd industrieterrein. De Wgh is derhalve verder niet van toepassing.

4.1.2 Plandeel 'Keizer Karelweg'

Binnen het plandeel 'Keizer Karelweg' wordt de woonbestemming omgezet in een agrarische bestemming waarbinnen geen (bedrijfs)woningen of andere geluidgevoelige objecten en terrein zijn toegestaan. De Wgh is ook hier verder niet van toepassing.

4.2 Bodem- en grondwaterkwaliteit

In het kader van dit bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming is met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd binnen het plangebied. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.

4.2.1 Plandeel 'Overloonseweg'

Econsultancy heeft voor dit plandeel een historisch bodemonderzoek (vooronderzoek NEN5725) uitgevoerd3 . Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de voorgenomen bestemmingswijziging van en nieuwbouw op de onderzoekslocatie. Er zijn geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de onderzoekslocatie te verwachten. Uit het vooronderzoek blijkt dat er geen sprake is van bodembelasting, anders dan een regionale of landelijke diffuse achtergrondbelasting in de grond en het grondwater. Op de locatie worden geen verontreinigende stoffen verwacht in gehalten boven de landelijk of regionaal geldende achtergrondwaarde voor grond en/of de streefwaarde voor grondwater. Dit geldt zowel voor natuurlijke achtergrondgehalten als voor "antropogene" achtergrondgehalten, waarvan de oorzaak niet eenduidig is aan te wijzen.

Op basis van het vooronderzoek en de terreininspectie kan gesteld worden dat er milieuhygiënisch géén belemmeringen bestaan voor de bestemmingswijziging van, alsmede de voorgenomen bouwplannen op de onderzoekslocatie. De onderzoeksresultaten geven géén aanleiding voor verder bodemonderzoek dan wel een bodemonderzoek op analytische grondslag.

Voor het volledig onderzoek wordt verwezen naar de rapportage die als bijlage 2 deel uitmaakt van deze plantoelichting.

4.2.2 Plandeel 'Keizer Karelweg'

Binnen het plandeel 'Keizer Karelweg' wordt een woonbestemming omgezet in een agrarische bestemming waarbinnen geen (bedrijfs)woningen of andere bodemgevoelige bedrijfsgebouwen of -functies zijn toegestaan. Bodem-en grondwateronderzoek is hier niet noodzakelijk.

4.3 Luchtkwaliteit

Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) heeft tot doel het beschermen van mensen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op de gezondheid. Hierbij is het van belang een onderscheid te maken tussen het:

  • realiseren van een bron (bijvoorbeeld inrichting of weg);
  • realiseren van een nieuwe gevoelige functie.

Bij het realiseren van een nieuwe bron moet in beeld gebracht worden of deze ontwikkeling leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit, tenzij de ontwikkeling NIBM (Niet In Betekende Mate) is of onder het NSL valt.


Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

Dit is een Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 31 oktober 2007, nr. DJZ2007004707, houdende regels omtrent de aanwijzing van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)).

Voor woningbouw geldt dat woningbouwprojecten van netto niet meer dan 1500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) niet in betekende mate bedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 4 lid 1 Besluit NIBM jo. art. 4 lid 2, bijlage 3B.2 Regeling NIBM). Het onderhavige plan is met 1 woning - te realiseren binnen het plandeel 'Overloonseweg' - zo kleinschalig dat dit zonder meer valt onder de Regeling NIBM. Bovendien wordt via dit plan tegelijkertijd de mogelijkheid tot de bouw van één woning binnen het plandeel 'Keizer Karelweg' geschrapt, zodat per saldo het aantal te realiseren woningen in de gemeente Venray als gevolg van dit plan niet verandert. Dit plan draagt derhalve niet in betekende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.


Achtergrondwaarden

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient te worden bezien of de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied goed genoeg is om een goed woon- en leefmilieu te kunnen waarborgen. Volgens de kaarten van het RIVM bedraagt de concentratie PM10 in het gebied circa 26 µg/m³, en bedraagt de concentratie NO2 ter plaatse circa 19 µg/m³. In de Wet milieubeheer bedraagt de jaargemiddelde grenswaarde voor PM10 40 µg/m³. Voor NO2 bedraagt de jaargemiddelde grenswaarde eveneens 40 µg/m³. Volgens de kaarten van het RIVM is de luchtkwaliteit ter plaatse ruim voldoende voor een goed woon- en leefklimaat. Daarnaast zal door voortschrijdende voertuigtechnologie de luchtkwaliteit in de toekomst naar verwachting nog verder verbeteren. Ook hebben de initaitiefnemers besloten om in de beoogde woning geen aardgas te gebruiken - de woning heeft ook geen gasaansluiting - maar op een duurzame wijze in hun energiegebruik te voorzien. Het niet gebruiken/verbranden van aardgas hebben en derhalve ook geen extra uitstoot (CO2) genereren.

4.4 Externe veiligheid

Het wettelijk kader voor risicovolle bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor het transport van gevaarlijke stoffen is het vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het Nederlandse externe veiligheidsbeleid is gebaseerd op twee elementen: een harde norm in de vorm van het plaatsgebonden risico en een oriënterende waarde in de vorm van het groepsrisico. De norm voor het plaatsgebonden risico bedraagt één op de miljoen (10-6) per jaar, ofwel 1 op de miljoen blootgestelde personen. Het hanteren van een norm voor het plaatsgebonden risico biedt een basisveiligheidsniveau voor de individuele burger in de omgeving van een risicovolle activiteit. Voor nieuwe situaties geldt deze norm als grenswaarde. Dat wil zeggen dat nieuwe kwetsbare bestemmingen buiten de 10-6 contour moeten zijn gelegen. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de plaatsgebonden risico-contour ook, maar daar geldt de contour als richtwaarde.

Het groepsrisico gaat over de impact van een calamiteit met veel dodelijke slachtoffers tegelijk. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied (1 % letaliteitgrens) gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal personen, de oriënterende waarde. Dit is een richtwaarde waarvan het bevoegd gezag, voldoende gemotiveerd, kan afwijken.

4.4.1 Plandeel 'Overloonseweg'

Risicovolle bedrijven of activiteiten

Door de provincie Limburg is een risicokaart samengesteld waarop de meest belangrijke
risicoveroorzakende bedrijven en objecten zijn aangegeven. Het gaat hierbij onder meer om risico's van opslag van patronen, stofexplosies, opslag van gasflessen, ammoniakinstallaties, LPG-tankstations enz. In de (wijdere) omgeving rondom het plandeel 'Overloonseweg' blijken op omliggende (agrarische) bedrijven propaantanks aanwezig te zijn:

  • Laagheidseweg 15: propaantank van 8.000 liter.
  • Laagheidseweg 17: propaantank van 3.000 liter.
  • Overloonseweg 95: propaantank van 3.000 liter.


Doordat de capaciteit kleiner is dan 13.000 liter vallen deze propaantanks niet onder het Bevi, waardoor deze geen invloed hebben op dit plandeel.


Transport gevaarlijke stoffen

Op een afstand van ruim 3 km ten oosten van het plandeel 'Overloonseweg' bevindt zich de spoorlijn Nijmegen - Venlo. Volgens de 'Risicoatlas Spoor, Vervoer van gevaarlijke stoffen over de vrije baan' vindt over de spoorlijn Nijmegen - Venlo geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Deze spoorlijn heeft derhalve geen invloed op het plaatsgebonden- of groepsrisico ter plaatse van het plandeel. Over de wegen in de directe nabijheid van het plandeel vindt geen tot nauwelijks vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De plaatsgebonden risicocontour van de wegen bevinden zich daarom op de weg zelf. Het groepsrisico bevindt zich onder de oriëntatiewaarde. De afstand tot de Maas bedraagt circa 6 km, waardoor deze rivier, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, geen invloed meer heeft op het plandeel.


Ondergrondse buisleidingen

Volgens de risicokaart van de provincie Limburg en kaarten van Gasunie liggen er geen risicovolle buisleidingen binnen of in de directe nabijheid van het plandeel. Het plandeel is daarmee niet gelegen binnen de plaatsgebonden risicocontour van een buisleiding. Gezien de grote onderlinge afstand van risicovolle buisleidingen tot het plandeel (meer als 1 km), kan worden aangenomen dat deze buisleidingen geen invloed hebben op de hoogte van het groepsrisico.


Hoogspanningslijnen

Zonering rond het bovengrondse hoogspanningsnet in Nederland is vastgelegd in de Netkaart van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). De Netkaart bevat o.a. gegevens over de netbeheerder en de breedte van de indicatieve zones. Op basis van de informatie van o.a. de Netkaart blijkt dat er geen hoogspanningslijnen in de directe nabijheid van het plandeel liggen die van invloed zijn op het project.

4.4.2 Plandeel 'Keizer Karelweg'

Binnen het plandeel 'Keizer Karelweg' wordt een woonbestemming omgezet in een agrarische bestemming waarbinnen geen (bedrijfs)woningen of andere bedrijfsgebouwen zijn toegestaan. Binnen dit plandeel worden derhalve geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk gemaakt, zodat externe veiligheidsaspecten ter plaatse van dit plandeel niet aan de orde zijn.

4.5 Milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

4.5.1 Bedrijven en Milieuzonering; Staat van bedrijfsactiviteiten

De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd een Staat van bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', van maart 2009. In deze Staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met toenemende potentiële milieuemissies. Op grond van deze Staat kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de op het plangebied toe te laten bedrijfsactiviteiten. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-codes) in deze Staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstype 'rustige woonwijk' , 'rustig buitengebied' of vergelijkbare omgevingstypen;
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.

De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand:

  • categorie 1: grootste afstand 10 meter;
  • categorie 2: grootste afstand 30 meter;
  • categorie 3.1: grootste afstand 50 meter;
  • categorie 3.2: grootste afstand 100 meter;
  • categorie 4.1: grootste afstand 200 meter;
  • categorie 4.2: grootste afstand 300 meter;
  • categorie 5.1: grootste afstand 500 meter;
  • categorie 5.2: grootste afstand 700 meter;
  • categorie 5.3: grootste afstand 1.000 meter;
  • categorie 6: grootste afstand 1.500 meter.

Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kortere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype 'gemengd gebied', dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. In zo'n geval is het ruimtelijk aanvaardbaar dat de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.

4.5.2 Plandeel 'Overloonseweg'

De Overloonseweg is een rustige straat met overwegend woningen. Er geldt een 30 km/u snelheidsregime. De straat is dan ook te kwalificeren als een rustige woonwijk. In de directe omgeving van het plandeel 'Overloonseweg' bevinden zich geen bedrijven, behoudens een stucadoorsbedrijf aan de Overloonseweg 71 en regulier - via het bestemmingsplan 'Brabander' - toegelaten bedrijven of beroepen aan huis. Deze bedrijven zijn allen van een lichte milieucategorie (milieucategorie 1 en 2 conform de VNG Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering'). Bedrijven met milieucategorie 1 en 2 passen binnen een rustige woonwijk en zijn daardoor toegestaan. Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van het plandeel ' Overloonseweg' is gewaarborgd.

4.5.3 Plandeel 'Keizer Karelweg'

De Keizer Karelweg is een erfontsluitingsweg. Het plandeel bevindt zich in een overgangsgebied tussen de bebouwde kom van Vredepeel met voornamelijk woonbebouwing en het omliggende buitengebied.

Binnen het plandeel 'Keizer Karelweg' wordt een woonbestemming omgezet in een agrarische bestemming waarbinnen geen (bedrijfs)woningen of andere bedrijfsgebouwen zijn toegestaan. Binnen dit plandeel zal de grond gebruikt kunnen worden ten behoeve van akkerbouw, fruitteelt of weidegang. Op grond van de VNG Handreiking moet een dergelijke functie/grondgebruik gekwalificeerd worden als milieucategorie 2. Bedrijvigheid van milieucategorie 2 past zowel binnen een rustige woonwijk als binnen een rustig buitengebied en is daardoor toegestaan. Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de kern van Vredepeel is en blijft gewaarborgd.

4.6 Geur

Voor het realiseren van een aanvaardbare woon- en verblijfsklimaat ter plaatse van het plangebied en om te voorkomen dat agrarische bedrijven in hun ontwikkeling belemmerd worden, is het bepaalde in de Wet geurhinder en veehouderij van belang.

De gemeenteraad van de gemeente Venray heeft een Verordening geurhinder en veehouderij vastgesteld. In deze verordening wijkt de gemeente Venray deels af van de wettelijke normen uit de Wgv. De geurverordening van de gemeente Venray stelt de volgende normen:

  • Bestaande woongebieden 3,0 ouE/m3
  • Zoekgebieden woningbouw en bedrijventerreinen 8,0 ouE/m3
  • Buitengebied 14,0 ouE/m3 

De normstelling is onderbouwd in de Gebiedsvisie geurhinder en veehouderij. In de bebouwde kom geldt een vaste afstand van 100 meter voor veehouderijen waar meer dan 50 dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld. In het buitengebied geldt een vaste afstand van 50 meter.

Bij de beoordeling of het woon- en verblijfsklimaat ter plaatse van het plangebied acceptabel is, dient de geurbelasting veroorzaakt door de individuele bedrijven (voorgrondbelasting) en de geurbelasting op het plangebied veroorzaakt door alle veehouderijen samen (achtergrondbelasting) in beeld te worden gebracht. Beoordeeld moet worden of de belasting acceptabel is.

4.6.1 Plandeel 'Overloonseweg'

Voorgrondbelasting

Het plandeel 'Overloonseweg' maakt deel uit van het zogenaamde 'bestaand woongebied' waarvoor volgens de Geurverordening een geurnorm van maximaal 3 ouE/m3 geldt. Uit de Geurhinderkaart 2015 (voorgrondbelasting) van de gemeente Venray blijkt dat het plandeel geheel buiten de contour ligt waarbinnen er een geurbelasting van 3 ouE/m3 optreedt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP16007-va01_0016.jpg"

Voorgrondgeurbelasting (plandeel rood omcirkeld)

Vaste afstanden 

Binnen vaste afstandscontouren kan in beginsel geen acceptabel leefklimaat worden gegarandeerd. Binnen 100 meter van het plandeel zijn geen veehouderijen gelegen. Hiermee voldoet het plan aan de wettelijke vaste afstandscontouren.

Achtergrondgeurbelasting

In de nevenstaande afbeelding is de milieukwaliteit / leef-en verblijfskwaliteit weergegeven. Uit de Geurhinderkaart 2015 (achtergrondbelasting) van de gemeente Venray blijkt dat de huidige achtergrondbelasting op het plandeel kan worden gekwalificeerd als 'zeer goed'. Hierbij is de achtergrondgeurbelasting gelegen tussen de 0-3,0 ouE/m3, waarbij de kans op geurhinder < 5 % is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP16007-va01_0017.jpg"

Achtergrondgeurbelasting (plandeel rood omcirkeld)

4.6.2 Plandeel 'Keizer Karelweg'

Binnen het plandeel 'Keizer Karelweg' wordt een woonbestemming omgezet in een agrarische bestemming waarbinnen geen (bedrijfs)woningen of andere bedrijfsgebouwen zijn toegestaan. Binnen dit plandeel worden derhalve geen geurgevoelige objecten of - functies mogelijk gemaakt, zodat stankhinderaspecten ter plaatse van dit plandeel niet aan de orde zijn.

4.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.

4.7.1 Gebiedsbescherming

Getoetst is of de voorgenomen ontwikkeling invloed kan hebben op natuurgebieden of landschapselementen die beschermd zijn op grond van de Natuurbeschermingswet, Boswet, Algemene Plaatselijke Verordening, Wet ammoniak en veehouderij en bestemmingsplan (EHS, provinciale beschermingszones en gemeentelijke waarden). Bij een negatieve invloed kan een meldings-, herplant-, compensatie- en/of omgevingsvergunningplicht gelden.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de Ecologische HoofdStructuur (EHS), Natura 2000-gebieden zoals Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en beschermde natuurmonumenten (in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998) en (zeer) kwetsbare gebieden in het kader van de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). Het plangebied omvat geen landschapselementen of bomen met een beschermde status. Het plangebied valt wel binnen de invloedssfeer van het Natura 2000-gebied 'Boschhuizerbergen'. In een straal van 5 kilometer rondom het plangebied liggen geen andere, in het kader van de Natuurbeschermingswet, beschermde natuurgebieden.

Ter plaatse van het plangebied geldt in het vigerende bestemmingsplan al een onherroepelijke woonbestemming. In het kader van dit plan wordt slechts 1 extra woning mogelijk gemaakt binnen de woonstrook langs de Overloonseweg en wordt er verder tegelijkertijd 1 woningbouwtitel/-kavel aan de Keizer Karelweg te Vredepeel geschrapt en omgezet in een agrarische bestemming (zonder bouwvlak). Het plan voorziet dus niet in een ruimtelijke ontwikkeling die wezenlijk nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt die tot een verstoring van beschermde natuurgebieden kunnen leiden dan wel een negatieve invloed hebben op de instandhoudingsdoelen van dergelijke gebieden.

4.7.2 Soortenbescherming

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van EZ (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.


Flora en fauna in het plangebied  

Er dient bij nieuwe ontwikkelingen onderzocht te worden of er wettelijk beschermde soorten zijn, die negatieve effecten kunnen ondervinden van een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling(en). Het criterium om de invloed van een handeling of activiteit op een soort te beoordelen is dat de gunstige staat van instandhouding van de soort niet mag worden aangetast door de voorgenomen ontwikkeling(en).

Op basis van natuurgegevens van de provincie Limburg en www.waarneming.nl zijn geen (nesten van) beschermde (broed)vogels, zoogdieren (waaronder vleermuizen) en beschermde plantensoorten aangetroffen binnen zowel het plandeel 'Overloonseweg' als het plandeel 'Keizer Karelweg' . Dit laatste plandeel is een braakliggend (overhard) bouwterrein zonder specifieke ecologische waarde. Het plandeel 'Overloonseweg' heeft op dit moment een tuinfunctie (met grasland, hagen, bomen, struiken en bosschages) . Dit plandeel wordt door vogels en vleermuizen gebruikt als fourageergebied. Dit komt omdat het plandeel in de nabijheid ligt van diverse bos- en natuurgebieden, zoals onder meer het Vlakwater, het bosgebied bij het Sint Annaterrein en het gebied 'Boschhuizerbergen'.

4.8 Cultuurhistorie en archeologie

Cultuurhistorische waarden kunnen betrekking hebben op:

  • 1. bebouwde cultuurhistorie (monumenten/historische stedenbouw/molenbiotoop);
  • 2. cultuurhistorisch waardevol landschap;
  • 3. archeologische waarden.


Ad 1.

Binnen het gehele plangebied is geen gemeentelijk of rijksmonument aanwezig. Het besluitgebied is verder niet gelegen in een molenbiotoop van een windmolen.


Ad 2.

Volgens kaart 10 'Landschap en cultuurhistorie ' van het POL 2014 is het plandeel 'Keizer Karelweg' te kwalificeren als 'buitengebied'. De gronden die hierbinnen zijn gelegen zijn gronden die vooral een economische (agrarische) functie hebben en als zodanig ook in de loop van de tijd zijn ontwikkeld. Het betreft hier een overwegend jong cultuurlandschap.

Ad 3.

Ten aanzien van archeologie is het uitgangspunt dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Dit vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valetta (1992) inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed en de Wet op de archeologische monumentenzorg die de Monumentenwet 1988 deels heeft aangepast. Gezien dit uitgangspunt mogen bekende archeologische monumenten niet aangetast worden en moet in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een archeologische verwachting, in principe een inventariserend en waarderend vooronderzoek plaatsvinden.

Volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Venray geldt voor het gehele plangebied een lage archeologische verwachting (categorie 7). In dergelijk gebieden is alleen bij grootschalige herinrichting een archeologisch bureauonderzoek wenselijk om de archeologische gebiedskenmerken te kunnen onderzoeken. Deze situatie doet zich in het kader van dit plan niet voor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP16007-va01_0018.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP16007-va01_0019.jpg"

Archeologische beleidskaart Overloonseweg (links) en Keizer Karelweg (rechts)

4.9 Verkeer en parkeren

4.9.1 Plandeel 'Overloonseweg'

De wegenstructuur in de kern van Venray is opgebouwd rond de twee ringen (bekend als de binnenring en de buitenring), de verbindingswegen tussen deze ringen en de uitvalswegen naar de kerkdorpen en de (boven)regionale wegen. Het doorgaande verkeer (stadsverkeer) rijdt via de Nieuwe Overloonseweg door de wijk. Deze nieuwe stedelijke hoofdweg vervult als verlengde van de Westsingel de belangrijkste noordelijke invalroute van Venray. De Overloonseweg heeft met de ingebruikname van de Nieuwe Overloonseweg deze belangrijke functie verloren. Waar de noord-zuid gerichte Nieuwe Overloonseweg de oost-west gerichte wijkontsluitingswegen kruist liggen rotondes (kruising met Broekweg, Beekweg/ Noordsingel en Buitenweg).

Op wijkniveau is de interne autoverkeersstructuur sterk gebaseerd op de bestaande landwegen. Alle wegen in de wijk zijn ingericht voor een maximale rijsnelheid van 30 km/uur. Het plandeel wordt direct ontsloten via de Overloonseweg. Het plan is met één extra woonperceel/woning zodanig kleinschalig dat de toename van het (auto) verkeer op de Overloonseweg opgaat in het heersende verkeersbeeld op deze weg. Het project heeft geen gevolgen voor de verkeersstructuur in Venray en het wegprofiel van de Overloonseweg.

Het benodigd aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de 'Beleidsnota Parkeernormen Venray'. In deze beleidsnota zijn de parkeerkencijfers van het CROW vertaald naar parkeernormen voor de Gemeente Venray. De normen staan weergegeven in bijlage 3 van de Beleidsnota. In de beleidsnota staan verder de uitgangspunten en toepassingsregels m.b.t. parkeren.

In de planregels is de verplichting om voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren - en te houden - juridisch verankerd. Voor de bepaling van het aantal benodigde parkeerplaatsen per functie dienen de initiatiefnemers te voldoen aan het bepaalde in de 'Beleidsnota Parkeernormen Venray'.

Het plandeel valt onder de zone 'Rest bebouwde kom, kerkdorpen en buitengebied'. De Beleidsnota Parkeernormen Venray kent een specifieke parkeerkencijfer voor wonen in deze zone, namelijk 2,0 pp /woning. In algemene zin gelden de volgende twee uitgangspunten:

  • 1. toepassen van de parkeernorm en aanleg van parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • 2. het bezoekersaandeel van de aan te leggen parkeerplaatsen dient openbaar toegankelijk te zijn.

Voor het eerste uitgangspunt kan een ontheffing worden verleend, waarbij kan worden teruggevallen op de Bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling waarin de initiatiefnemers een financiële bijdrage leveren per niet aangelegde parkeerplaats waarmee de gemeente zelf in parkeergelegenheid voorziet in de wijk.

De nieuwe kavel zal ontwikkeld worden met in acht name van dit parkeerkencijfer en de genoemde randvoorwaarden uit de 'Beleidsnota Parkeernormen Venray'. Op het nieuwe woonperceel is meer dan genoeg ruimte om 2 auto's te parkeren.

4.9.2 Plandeel 'Keizer Karelweg'

Binnen het plandeel 'Keizer Karelweg' wordt een woonbestemming omgezet in een agrarische bestemming waarbinnen geen (bedrijfs)woningen of andere bedrijfsgebouwen zijn toegestaan. In de nieuwe situatie worden de gronden alleen gebruikt voor akkerbouw, fruitteelt en weidegang. Via de Keizer Karelweg blijft het perceel bereikbaar voor (bestemmings)verkeer (landbouwverkeer).

4.10 Waterhuishouding

4.10.1 Algemeen

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Peel en Maasvallei. In het kader van het beleid van zowel de gemeente Venray als het waterschap dient binnen het plangebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden. Concreet betekent dit dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit het waterschap Peel en Maasvallei gelden daarbij de volgende uitgangspunten:

  • 1. afkoppelen van 100% van het verhard oppervlak, waarbij de beslisboom verantwoord afkoppelen van toepassing is;
  • 2. de trits vasthouden-bergen-afvoeren is van toepassing, waarbij hergebruik dan wel infiltratie van schoon regenwater de voorkeur heeft;
  • 3. verontreiniging van het water dient door bronmaatregelen voorkomen te worden;
  • 4. grondwateroverlast dient voorkomen te worden;
  • 5. een gelimiteerde afvoer naar het oppervlaktewatersysteem is toegestaan.


De overkoepelende ambitie die de gemeente Venray hanteert, is het verbeteren van de omgang met het water. Daartoe wordt onder meer integraal waterbeheer voorgestaan. Integraal waterbeheer richt zich op het verminderen van watergebruik, een goede ontwatering en voldoende berging van afstromend water, het vasthouden van gebiedseigen water, het terugdringen van afvoerpieken en het afkoppelen van hemelwater.

4.10.2 Gemeentelijk Rioleringsplan 2013-2016

In het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2013-2016 is het beleid voor het beheer van de gemeentelijke riolering voor de periode 2013 tot en met 2016 vastgelegd. Het plan bevat een beschrijving van de huidige situatie, een evaluatie van de aan het plan voorafgaande periode en een beschrijving van de te verwachten toekomstige ontwikkelingen. In het GRP wordt onder andere ingegaan op hemelwater- en oppervlaktewaterafvoer.

In het kader van het GRP is onderzoek gedaan naar de geschiktheid van het uitvoeren van afkoppelprojecten binnen de gemeente. Op basis van de bodemgesteldheid, de hoogte van de grondwaterstand en de aanwezigheid van oppervlaktewater is onderzocht welke mogelijkheden er zijn voor afkoppeling: uit het onderzoek blijkt dat in het overgrote deel van de gemeente Venray voldoende mogelijkheden voor afkoppeling aanwezig zijn. Bij afkoppelprojecten wordt in de eerste plaats gekeken naar openbare verharde oppervlakken. Daarbij wordt opgemerkt dat afkoppelen als maatregel slechts wordt uitgevoerd in combinatie met wegwerkzaamheden (onder andere reconstructies van wegen) of rioolvervangingen, dit gezien de kosten die dergelijke ingrepen met zich meebrengen. Het afkoppelen van particuliere oppervlakten wordt slechts in uitzonderlijke situaties meegenomen.

Bij particuliere duurzame waterhuishoudkundige systemen, zoals bergings- en infiltratievoorzieningen hanteert de gemeente Venray de volgende voorwaarden:

  • infiltratievoorziening dient een neerslaggebeurtenis van 30 mm te kunnen verwerken;
  • infiltratievoorziening dient een leeglooptijd te hebben van 24 uur of minder;
  • noodoverloop gaat via maaiveld - en niet via ondergrondse buizen of leidingen - naar de openbare riolering.

4.10.3 Waterparagraaf

Ruimte maken voor water in plaats van ruimte onttrekken aan water; dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. Het watertoetsproces is één van de instrumenten om dit te bereiken. Het proces is er om waterbelangen in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen.

Een van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is het watertoetsproces. Het watertoetsproces moet ervoor zorgen dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding.

In het kader van de totstandkoming van het bestemmingsplan 'Brabander' is in een waterparagraaf het watersysteem ter plaatse van het woongebied 'Brabander' uitgebreid geanalyseerd. Tevens zijn er op dat moment keuzes gemaakt omtrent een te implementeren systeem van duurzame waterverwerking. Uitgangspunt van het watersysteem in het woongebied 'Brabander' is namelijk een maximale afkoppeling en infiltratie van schoon regenwater. De bodemopbouw biedt daarvoor goede mogelijkheden. Voor de individuele kavels geldt dat, daar waar mogelijk, op eigen terrein infiltratievoorzieningen moeten worden/ zijn aangelegd. Met name in de achtertuinen moet hiermee rekening worden gehouden.

De initiatiefnemer heeft besloten om - met in acht name van de voorwaarden die de gemeente in het GRP stelt - het hemelwater vanaf de dakvlakken en de oppervlakteverhardingen te bergenen te infiltreren ter plaatse van hun tuin. De technische uitwerking van het uiteindelijk te realiseren systeem zal plaatsvinden in het kader van de aanvraag - omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. In de planregels is de verplichting om boven-en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen op eigen terrein aan te leggen juridisch geborgd.

4.10.4 Overleg Waterschap

Vooroverleg met en advies van het waterschap Peel en Maasvallei maakt onderdeel uit van de watertoets. Het waterschap Peel en Maasvallei heeft evenwel aangegeven dat bij plannen en projecten met een toename van het nieuw afvoerend verhard oppervlak van minder dan 2000 m2 en waarbij het plangebied niet is gelegen in specifieke aandachtsgebieden , geen vooroverleg plaats hoeft te vinden met het watertoetsloket. Het plan leidt tot een toename van het afvoerend verhard oppervlak van minder dan 2000 m2 en is niet gelegen in een aandachtsgebied. Specifiek wateradvies door het waterschap is niet noodzakelijk.

4.11 Niet gesprongen explosieven (NGE)

Op vele locaties in Nederland bevinden zich nog conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de ondergrond, zoals niet ontplofte vliegtuigbommen (blindgangers), granaten, mijnen en (handwapen)munitie. Ook in Venray hebben delen van het gemeentelijke grondgebied in de Tweede Wereldoorlog onder vuur gelegen. Bij eventuele grondwerkzaamheden in het besluitgebied ter plaatse van gronden die sinds de Tweede Wereldoorlog niet geroerd zijn, dient uit oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid, onderzoek verricht te worden naar NGE. Explosievenonderzoek brengt de aanwezigheid en risico's van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in kaart. Indien noodzakelijk worden deze explosieven vervolgens verwijderd en onschadelijk gemaakt. De gronden van het plangebied zijn echter sinds de Tweede Wereldoorlog veel veelvuldig geroerd c.q. verstoord door agrarisch bodemgebruik. Er zijn hierbij nimmer explosieven aangetroffen. Onderzoek is niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan 'Overloonseweg-Keizer Karelweg' heeft als doel het planologisch-juridisch kader te geven voor de ontwikkeling van het beschreven plan. De nadere juridische invulling is gedetailleerd geregeld. Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:

  • plantoelichting
  • planregels;
  • verbeelding bestaande uit twee deelgebieden.

Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan 'Overloonseweg-Keizer Karelweg' is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Waar dat noodzakelijk was , is afgeweken van de standaard en is het plan specifiek toegesneden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied. Verder voldoet dit bestemmingsplan aan de digitale eisen uit het ' Uitbestedingsprotocol digitale bestemmingsplannen gemeente Venray (versie 090305)' . De plansystematiek voldoet aan de RO-standaarden 2012.

5.2 Planmethodiek

Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik.

5.3 Toelichting op de verbeelding

In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.

Voor de plancontouren van het deelgebied Keizer Karelweg is aansluiting is gezocht bij de kadastrale situatie waardoor het plandeel groter is dan enkel de onderhavige gronden. Verder voorziet het nieuwe bestemmingsplan voor dit deelgebied enkel in het saneren van 1 bouwmogelijkheid middels het wijzigen van de bestemming 'Wonen' naar 'Agrarisch'. Voor het overige gebied worden de bestaande bouw- en gebruiksregels gerespecteerd en 1-op-1 overgenomen uit het geldend bestemmingsplan 'Vredepeel'.

Opgemerkt wordt nog dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen, immers de wijze van raadplegen is ook verschillend. Inhoudelijk zijn geen verschillen te vinden.

5.4 Toelichting op de regels

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels. De Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In de Begrippen (artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik. In het artikel over de Wijze van meten (artikel 2) worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.

De bestemmingsregels van een bestemmingsplan bevatten regelen omtrent het gebruik van de in het plan begrepen gronden en bebouwing. Per onderscheiden bestemming is een apart artikel gemaakt. In het onderhavige bestemmingsplan zijn drie afzonderlijke enkelbestemmingen gebruikt: 'Agrarisch' (artikel 3), 'Wonen-1' (artikel 4) en 'Wonen-2' (artikel 5). Het plan kent geen dubbelbestemmingen.

Er is gekozen om een onderscheid te maken in de woonbestemmingen zodat per deelgebied aangesloten kan worden bij de woonbestemming zoals die opgenomen is binnen het ter plaatse geldende integrale bestemmingsplan. Zo sluit de bestemming 'Wonen-1' aan bij de woonbestemming uit het bestemmingsplan 'Vredepeel' en de bestemming 'Wonen-2' bij de woonbestemming uit het bestemmingsplan 'Brabander'.

Per bestemming is in de bestemmingsomschrijving aangegeven welke doeleinden binnen die bestemming zijn toegestaan. Voor wat betreft de realisatie en instandhouding van waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeervoorzieningen wordt binnen de bestemmingsomschrijving geborgd dat deze voorzieningen verplicht op eigen terrein gerealiseerd moeten worden. De opgenomen verplichting om in voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein te voorzien, zal inhoudelijk worden vormgegeven door de toepassing van het -op dat moment geldende - parkeerbeleid van de gemeente Venray. Hiermee kan deze planregel (c.q. deze verplichting) altijd via het meest actuele gemeentelijke parkeerbeleid worden ingevuld.

Het per 1 november 2014 in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen artikel 3.1.2 lid 2 onder a Bro (ingevoerd bij het besluit pChw, Stb. 2014, 358) voorziet hierin. Het bepaalt: “Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening kan een bestemmingsplan regels bevatten:

  • a. waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid, afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels.”

In de bouwregels wordt verder aangegeven welke bebouwing mogelijk is binnen de betreffende bestemming. Tevens kunnen Burgemeester en Wethouders nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en de inrichting van gronden. Daarnaast zijn in de voorkomende gevallen per bestemming flexibiliteitsregels opgenomen, in de vorm van een afwijkingsmogelijkheid voor het bevoegd gezag om in nader aangegeven gevallen van de bouw-of gebruiksregels te kunnen afwijken.

In de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelbepaling (artikel 6), de algemene bouwregels (artikel 7), de algemene aanduidingsregels (artikel 8), de algemene gebruiksregels (artikel 9), de algemene afwijkingsregels (artikel 10) en algemene wijzigingsregels (artikel 11). In de Overgangs- en slotregels zijn het overgangsrecht (artikel 12) en de slotregel (artikel 13) opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De realisatie van het woningbouwplan geschiedt voor rekening van de initiatiefnemers. De gronden van het plandeel 'Overloonseweg' zijn eigendom van de initiatiefnemers. De gronden van het plandeel 'Keizer Karelweg' zijn eigendom van de gemeente Venray.

De initiatiefnemers en de gemeente Venray hebben een anterieure exploitatie-overeenkomst (inclusief planschadeverhaalsclausule) gesloten ten behoeve van het gemeentelijk kostenverhaal en de afwenteling van eventuele planschadeclaims op de initiatiefnemers. Tevens hebben de initiatiefnemers en de gemeente Venray een overeenkomst in het kader van de kavel-voor-kavel-regeling gesloten waarin de initiatiefnemers zich hebben verplicht om - binnen vier weken nadat dit bestemmingsplan onherroepelijk is geworden - aan de gemeente Venray een afwaarderingsbijdrage te betalen.

De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding.

6.2 Handhaving

De doelstellingen van het ruimtelijke beleid kunnen slechts verwezenlijkt worden, indien de regels van het bestemmingsplan worden nageleefd. De gemeenten Horst aan de Maas en Venray hebben sinds 1 april 2005 via een gemeenschappelijke regeling hun handhavingscapaciteit gebundeld. Beleidsuitgangspunten voor toezicht en handhaving zijn vastgelegd in de Nota Integraal Handhavingsbeleid Horst een de Maas en Venray (2012-2015). Het beleidsplan bevat naast visie, doelstellingen en prioriteiten ook de werkwijzen hoe met geconstateerde overtredingen wordt omgegaan en welke strategieën daarbij worden gevolgd. Ook wordt invulling gegeven aan de vele eisen die wet- en regelgeving aan de gemeentelijke taakuitvoering stelt.

De gemeenten Horst aan de Maas en Venray voeren hun handhavingstaken uit op basis van de volgende visie. De gemeenten Horst aan de Maas en Venray stellen een ,gezonde, veilige, leefbare en groene leefomgeving centraal. Handhaving is één van de middelen om de kwaliteit van wonen, leven en werken te behouden en te versterken. Het bestuur streeft naar een gestructureerd en integraal handhavinqsbeleid waarbij preventief beleid voorop staat. De betrokkenheid en het eigen verantwoordelijkheidsbesef van de burgers, bedrijven en instellingen moeten daarbij worden vergroot. Als de preventieve inzet (informatievoorziening) niet werkt en het geschonken vertrouwen wordt beschaamd, volgt daadwerkelijke handhavend optreden. Zo krijgt iedereen de aanpak die hij/ zij verdient.

De uit deze visie voorvloeiende doelstellingen en beleidsuitgangspunten van het handhavingsbeleid zijn:

1. Appelleren aan de eigen verantwoordelijkheid.

2. Preventie gaat boven repressie.

3. Draagvlak creëren.

4. Klantgericht handelen.

5. Alleen noodzakelijke en handhaafbare kaders stellen.

Concreet betekent dit dat nadrukkelijk wordt ingezet op preventie. Leidend uitgangspunt is dat burgers, bedrijven en instellingen worden vertrouwd in een rechtmatige uitoefening van hun activiteiten. Er wordt daarbij van uitgegaan dat het maatschappelijk veld met gerichte voorlichting en communicatie, verantwoordelijk kan worden gemaakt (en gehouden) voor de naleving van voor hen geldende wet- en regelgeving. Daarbij past een bewuste differentiatie van de handhavingsinzet. ln een jaarlijks op te stellen handhavinqsuitvoeringsprogramma (HUP) worden de prioriteiten vertaald naar actie. Het jaarlijkse HUP wordt vastgesteld door de colleges van burgemeester en wethouders van beide gemeenten en ter kennis gebracht van de gemeenteraden.

6.3 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.3.1 Bekendmaking ex artikel 1.3.1. Bro

Op 29 september 2016 hebben burgemeester en wethouders van Venray - op grond van artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening - via de gemeentelijke website bekendgemaakt dat zij het voornemen hebben om het bestemmingsplan 'Overloonseweg' voor te bereiden.

6.3.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het wettelijk overleg zal onder meer overleg plaatsvinden met Waterschap Peel en Maasvallei en provincie Limburg. De resultaten hiervan zullen te zijner tijd hieronder opgenomen worden.

6.3.3 Inspraak

In beginsel dient de wettelijk geregelde procedure met betrekking tot de inspraak gevolgd te worden. Er mag echter een uitzondering worden gemaakt volgens de Inspraakverordening van de gemeente. Bij algemeen besluit van de gemeenteraad van de gemeente Venray van 4 november 2008 is de Inspraakverordening 2007 aangepast. Hierin is het volgende besloten:

  • 1. Er wordt geen inspraak verleend bij bestemmingsplannen, projectbesluiten en structuurvisies;
  • 2. de bevoegdheid tot het verlenen van inspraak wordt gedelegeerd aan het college van Burgemeester en Wethouders.

Mocht een bestemmingsplan toch aanleiding geven om inspraak te verlenen, dan kunnen Burgemeester en Wethouders met het delegatiebesluit (op grond van artikel 156 van de Gemeentewet) alsnog besluiten om inspraak te verlenen. Hiervoor kan aanleiding bestaan bij politiek of maatschappelijk gevoelige kwesties. Van politiek of maatschappelijk gevoelige kwesties is geen sprake bij het onderhavig bestemmingsplan. Derhalve wordt dan ook geen mogelijkheid tot inspraak geboden.

6.3.4 Procedure ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan met bijbehorende stukken is gepubliceerd in de Staatscourant, op www.ruimtelijkeplannen.nl en op www.venray.nl en heeft van donderdag 25 mei 2017 t/m woensdag 5 juli 2017 voor een ieder ter inzage gelegen in het klantencontactcentrum gemeentehuis van Venray. In deze periode zijn geen zienswijzen ontvangen.