direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Herziening deelgebieden Venray
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP15017-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Reden van de bestemmingsplanherziening

Uit de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) volgt de verplichting bestemmingsplannen ouder dan 10 jaar te actualiseren. Bestaande bestemmingsplannen die ten minste vijf jaar oud zijn, moeten binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Wro zijn vervangen door een, onder de nieuwe wet vast te stellen, bestemmingsplan. Op 1 juli 2013 zal deze periode van vijf jaar verstrijken, hierna mag de gemeente geen leges meer heffen voor diensten die verband houden met het (oude) bestemmingsplan. Dit is met name relevant voor de legesheffing op omgevingsvergunningen.

Voor drie locaties in de gemeente Venray waren ontwikkelingen voorzien waardoor er deze locaties niet meegenomen zijn in de actualisatie van bestemmingsplannen. Op afbeelding 1.1. is een globale ligging weergegeven van de plangebieden. In hoofdstuk 2 is nader in gegaan op de verschillende deelgebieden. Het gaat om de volgende deelgebieden:

Westsingel 1, Venray (nummer 1 op afbeelding);

  • Viecurie, Merseloseweg 130, Venray (nummer 2 op afbeelding);
  • St. Annaterrein, Noordsingel 39 e.o., Venray (nummer 3 op afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15017-va01_0001.png"

Afbeelding 1.1. Globale ligging bestemmingsplan 'Herziening deelgebieden Venray'

Omdat ontwikkelingen op deze locaties vertraagd zijn en de termijn van 10 jaar inmiddels overschreden is, worden deze locaties voor wat betreft het bestemmingsplan herzien. Het betreft een herziening van deelgebieden van Venray.

Doel van deze herziening is om te beschikken over één actueel bestemmingsplan voor de drie deelgebieden waarin:

  • de vigerende rechten en mogelijkheden blijven bestaan;
  • een juridisch systeem wordt gekozen, dat past in deze tijd;
  • passende zorg wordt gegeven aan milieucomponenten;
  • beschikt kan worden over een digitale verbeelding, conform IMRO-model, waardoor het plan ook digitaal geraadpleegd kan worden.

1.2 Vigerende bestemmingsplanregeling

In tabel 1.1 zijn de voor de drie verschillende plangebieden de van toepassing zijnde bestemmingsplannen opgenomen.

Tabel 1.1. Overzicht vigerende bestemmingsplannen

Locatie   Bestemmingsplan   Vastgesteld   Goedgekeurd  
Westsingel 1, Venray   Veltum 1   25 april 1967   26 juni 1967  
Merseloseweg 130, Venray   Vlakwater 1972   29 februari 1972   4 mei 1973  
Noordsingel 39, Venray   Buitengebied 1981   25 augustus 1981   4 januari 1984  

1.3 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is na de inleiding in hoofdstuk 1 als volgt opgebouwd. Op basis van de geïnventariseerde gegevens is het plangebied in hoofdstuk 2 beschreven. De hoofdlijnen van beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente zijn beschreven in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de milieuaspecten die van invloed zijn op het plangebied. Het juridisch kader komt naar voren in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de haalbaarheid van het plan. In hoofdstuk 7 is aangegeven hoe wordt gehandhaafd op dit plan. Tot slot volgt in hoofdstuk 8 een beschrijving van de procedure.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plan

Het bestemmingsplan 'Herziening deelgebieden Venray' bestaat uit drie deelgebieden:

  • St. Annaterrein, Noordsingel 39 e.o., Venray;
  • Viecurie, Merseloseweg 130, Venray;
  • Westsingel 1, Venray.

Onderstaand wordt kort in gegaan op de verschillende deelgebieden.

St. Annaterrein, Noordsingel 39 e.o., Venray

Het St. Annaterrein is begin vorige eeuw (circa 1910) ontwikkeld als een zorgterrein in een natuurgebied met woonpaviljoens. In de afgelopen decennia heeft er een functionele verschuiving plaatsgevonden. De hoofdactiviteit psychiatrische zorg is geheel verdwenen, waardoor de gebouwen van het St. Annaterrein gedeeltelijk leeg zijn komen te staan. Een aantal gebouwen is nog in gebruik voor diverse maatschappelijke doeleinden (zorg, dienstverlening, onderwijs) en tijdelijke antikraak bewoning.

Het plangebied is gelegen tussen de Noordsingel, Overloonseweg, Makkenpad, Bosweg en Doctor Kortmannstraat. De exacte ligging van het plangebied is weergegeven op afbeelding 2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15017-va01_0002.png"

Afbeeling begrenzing plangebied St. Annaterrein

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15017-va01_0003.png"

Luchtfoto - Sint Anna terrein

Viecurie, Merseloseweg 130, Venray

In 1970 is aan de Merseloseweg 130 Venray een ziekenhuis gebouwd met bijbehorende voorzieningen zoals parkeerplaatsen en groen. Sindsdien is het terrein in gebruik als ziekenhuis. Momenteel zijn er het VieCuri-ziekenhuis en hospice Zenit gevestigd.

Het plangebied is gelegen tussen de Merseloseweg, Biezenvenneke, Hoenderstraat en Notarisberg. De exacte ligging van het plangebied is weergegeven op afbeelding 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15017-va01_0004.png"

Afbeelding begrenzing plangebied VieCurie terrein

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15017-va01_0005.png"

Foto - bestaande situatie Viecurie ziekenhuis

Westsingel 1 Venray

In 1961 is aan de Westsingel 1 een seminarie gebouwd. Sinds 1985 heeft het gebouwcomplex dienst gedaan als schoolgebouw. Vanwege moderne huisvestingsbehoeften is het onderwijs sinds 2010 verhuisd naar nieuwbouw buiten het centrum. Sindsdien is enige jaren door de gemeente Venray gebruik gemaakt van het gebouw als interim voorziening tijdens de verbouw van het gemeentehuis. Op dit moment wordt het gebouw gebruikt als opleidingscentrum en tijdelijk tevens als antikraak woning.

Het plangebied is gelegen tussen de Westsingel, Vollenbergstraat, Mandenmakerstraat en Langstraat. De exacte ligging van het plangebied is weergegeven op afbeelding 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15017-va01_0006.png"

Afbeelding begrenzing plangebied Westsingel

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15017-va01_0007.png"

Foto - bestaande situatie Westsingel

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan het Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Het rijksbeleid zal worden besproken aan de hand van het overkoepelend stuk de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Voor het provinciaal beleid wordt gebruik gemaakt van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg. In het kader van het gemeentelijk beleid wordt ten slotte ingegaan op het Ontwikkelingsperspectief Venray 2015 en de gemeentelijke strategische visie.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In deze structuurvisie staan de (rijks)plannen voor ruimte en mobiliteit. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om zelf oplossingen te creëren. Het rijk richt zich met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. De nieuwe structuurvisie vervangt verschillende bestaande nota’s, zoals de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de agenda Landschap en de agenda Vitaal platteland.

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte worden drie hoofddoelen genoemd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Naast de drie hoofddoelen voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland is het Rijk verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.

Voor de drie rijksdoelen worden de onderwerpen van nationaal belang benoemd, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. De 13 nationale belangen zijn als volgt:

Versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland

  • Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren.
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie.
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.
  • Efficiënt gebruik van de ondergrond.

Verbeteren bereikbaarheid: Slim Investeren, Innoveren en Instandhouden

  • Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen.
  • Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen.
  • Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.

Waarborgen kwaliteit leefomgeving

  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s.
  • Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
  • Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
  • Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Voor het plangebied geldt dat er geen nationale belangen uit de structuurvisie in het geding zijn. De actualisatie van het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nationale belangen, zoals verwoord in de structuurvisie.

AMvB Ruimte

De AMvB Ruimte wordt in juridische termen aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Op 30 juni 2011 zijn alle ontwerpstukken van de AMvB als bijlage bij de SVIR gepubliceerd. Met uitzondering van enkele onderdelen is het Barro eind december 2011 in werking getreden. Op 1 oktober 2012 is de eerste aanvulling van het Barro inwerking getreden. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. De AMvB Ruimte is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

Het Barro geeft voor het plangebied geen nationale belangen aan.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciaal omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014)

Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan 2014 vastgesteld. De centrale ambitie zoals verwoord in het POL2014 komt voort uit de Limburgagenda: een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg: om er naar toe te gaan en vooral ook om hier te blijven. In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.

Aan het provinciaal omgevingsbeleid ligt een aantal principes ten grondslag: kwaliteit staat daarbij centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto ‘meer stad, meer land’, het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Het dynamisch voorraadbeheer vormt een belangrijk onderdeel van het POL2014. In Limburg zijn voldoende woningen, bedrijventerreinen, kantoren en winkels aanwezig, in toenemende mate zelfs te veel. Tegelijkertijd is de kwaliteit steeds minder toegesneden op de behoefte. Op al deze gebieden liggen er nog grote kwalitatieve opgaven. Blijvende vernieuwing en innovatie zijn dan ook van groot belang. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen. Deze principes zijn tevens vastgelegd in de Provinciale Omgevingsverordening.

Het POL nodigt gemeenten uit om een flink aantal vraagstukken in regionaal verband verder uit te werken. Voor de thema’s wonen, bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel, land- en tuinbouw, energie en vrijetijdseconomie zet de provincie in op regionale visies, die de basis moeten vormen voor afspraken tussen regiogemeenten en Provincie. Minder dan voorheen richten de Provincie zich op het beoordelen van individuele ontwikkelingen met een lokaal karakter: deze rol wordt overgelaten aan de diverse gemeenten. Middels het POL2014 wordt wel een aantal beleidsmatige kaders gesteld, al dan niet verankerd in de al eerder genoemde provinciale Omgevingsverordening.

Regio Noord-Limburg

Er zijn binnen Limburg belangrijke regionale verschillen. Samen met de regionale partners zijn voor de regio’s Noord-Limburg, Midden-Limburg en Zuid-Limburg in het POL2014 ambities en belangrijkste uitdagingen en vraagstukken benoemd. Venray is gelegen in de regio Noord-Limburg. Deze regio heeft grote ambities: op termijn (2025-2030) wil de regio optimaal gebruik maken van zijn strategische ligging als logistiek knooppunt tussen de mainports in Nederland en Vlaanderen, en het Duitse achterland. De infrastructurele ontsluiting is op dat moment goed, herbergt diverse topsectoren en combineert dat met een kwalitatief goede omgeving. Met gebruikmaking van haar gunstige ligging ten opzichte van Brainport Eindhoven streeft de regio naar een sterke economische structuur en naar een internationale toppositie in de (duurzame) maakindustrie.

Zonering plangebied

De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, worden in het POL2014 acht globaal afgebakende gebiedstypen onderscheiden. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden. Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is gelegen in de kern Venray.

Deze woonsfeer wordt op kaart 1 van het POL2014 ‘Zonering Limburg’ gerekend tot de zone ‘Overig bebouwd gebied’. Ten aanzien van de zone ‘Overig bebouwd gebied’ is een aantal algemene beleidsdoelstellingen / aandachtspunten geformuleerd:

  • Transformatie regionale woningvoorraad;
  • Bereikbaarheid;
  • Balans voorzieningen en detailhandel;
  • Stedelijk groen en water;
  • Kwaliteit leefomgeving.

In de toelichting op het POL2014 is beschreven dat de begrenzing van het bebouwde en landelijke gebieden een indicatieve grens betreft. De precieze begrenzing van het (bestaand) bebouwd gebied dient op gemeentelijk niveau plaats te vinden. De gemeente Venray heeft deze begrenzing nog niet exact bepaald. Gelet op het consoliderend karakter van het bestemmingsplan gelden er geen specifieke beleidsmatige randvoorwaarden als gevolg van de ligging in de regio ‘Noord-Limburg’ en zone ‘Overig bebouwd gebied’.

3.3 Gemeentelijk beleid

Ontwikkelingsperspectief Venray 2015

In het Ontwikkelingsperspectief is een visie gegeven voor welke koers de gemeente Venray in de toekomst gaat varen en doet dient als gemeentelijke structuurvisie (vastgesteld d.d. 23 september 2008). Het ontwikkelingsperspectief is een perspectief voor de middellange termijn. De tijdshorizon is 2015, met een doorkijk naar 2020/2030. Het Ontwikkelingsperspectief vormt voor het gemeentebestuur het vertrekpunt voor de afweging bij concrete beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten, zoals het formuleren van beleid, het vaststellen van plannen, het opstellen van uitvoeringsprogramma’s met daarbij behorende prioriteiten en inzet van menskracht en het beschikbaar stellen van financiële middelen.

Het beleidsstuk heeft als doel de ruimtelijke, economische en maatschappelijke ontwikkeling van Venray te begeleiden en de regiefunctie van de gemeente vorm te geven. De kenmerken van het Ontwikkelingsperspectief Venray zijn:

  • selectiviteit;
  • integraliteit;
  • uitvoeringsgericht;
  • ambities van de gemeente;
  • veranderende rol van de gemeente;
  • basis voor ontwikkelingsplanologie.

Het fundament voor het ontwikkelingsperspectief is gelegd in de verkenningennota en de doelstellingennota. In de verkenningennota zijn de ontwikkelingen en trends in beeld gebracht en is een opsomming gegeven van de belangrijkste opgaven en knelpunten. In de doelstellingennota is op basis van de discussie over verschillende mogelijke toekomstrichtingen voor Venray een koers voor de langere termijn bepaald. Deze koers is vastgelegd door middel van een aantal doelstellende uitspraken. Deze uitspraken geven vervolgens richting aan het structuurbeeld voor de gemeente Venray en bepalen ook de keuzes die voor de stad, de kerkdorpen en het buitengebied zijn gemaakt.

Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Indien er ontwikkelingen plaats gaan vinden zullen deze getoetst dienen te worden aan de doelen en uitgangspunten van het Ontwikkelingsperspectief Venray 2015.

Ambitiedocument St. Annapark (2015)

Van ousdher komen wonen, werken, leven en ontspannen in het park samen in een mooie bosrijke omgeving met prachtige monumenten. Doelstelling is om het St. Annapark een plek in de gemeenschap van Venray te geven als een extravert en onlosmakelijk onderdeel van de stad Venray in aanvulling op de centrumkwaliteiten die de stad al heeft, met behoud van haar historische en huidige kernkwaliteiten.

Op 30 juni 2015 heeft de gemeenteraad van Venray ingestemd met 'Het ambitiedocument St. Annapark Venray'' als vertrekpunt voor een organische gebiedsontwikkeling op het karakteristieke St. Anna- terrein in de huidige en toekomstige marktsituatie.

Het ambitiedocument is tot stand gekomen vanuit de intentieovereenkomst tussen Stiching Vincent van Gogh en Stichting Wonen Limburg en bestaat uit drie delen:

  • een toekomstvisie: een visie voor het st. Annapark waarin een beeld wordt geschets van de kansen die het St. Annapark te bieden heeft;
  • de ruimtelijke kenwaarden: de ruimtelijke kernwaarden van het St. Annapark worden benoemd en aangegeven wordt hoe deze zijn te behouden en/of verstrekt kunnen worden (de ruimtelijke ambities);
  • een strategisch ruimtelijk kader: het strategisch ruimtelijk kader speelt in op de actuele behoefte en sluit een (mogelijke)toekomstige behoefte niet uit.

De kernwaarden en het strategisch ruimtelijk kader zijn de uitgangspunten voor de realisatie van de toekomstvisie. Het strategisch ruimtelijk kader wordt gebruikt om toekomstige projecten te toetsen. Voor de herontwikkeling van het St. Annapark betekent deze aanpak concreet:

  • werken op basis van gezamenlijk gedragen principes;
  • ontwikkelen van deelplannen;
  • toekomstige bezoekers en bewoners van het st. Annapark laten meedenken bij het realiseren van hun wensen.

Strategische visie 2020

De Strategische visie 2020 is op 3 november 2009 vastgesteld door de gemeenteraad van Venray en is het richtinggevend document voor het Venrayse beleid van de komende jaren. De doelstellingen en speerpunten voor het beleid in de komende jaren zijn gebundeld in een zestal strategische thema’s, zoals de inhoudelijke ambitie van Venray en de verandering van de omgeving. Maar ook de versterking van de samenwerking inde regio en wonen en recreatie.

De identiteit van Venray is gebaseerd op in het verleden opgebouwde pijlers. Venray zet niet meer in op groei, maar op versterking van de kwaliteit van leven. De volgende pijlers worden onderscheden:

1. Venray is het tweede stedelijke centrum van de regio Noord-Limburg;

2. Venray heeft zorg in de genen;

3. Venray is een levendige gemeente;

4. Venray is een aantrekkelijke woongemeente;

5. Venray heeft een gezonde economie gebaseerd op de historisch gegroeide pijlers zorg, agribusiness, industrie en logistiek en toerisme en recreatie.

De strategische thema’s die van toepassing zijn op dit bestemmingsplan is de volgende:

‘Inhoudelijke ambitie: Venray stad en de dorpen’. De overige thema’s hebben meer betrekking op de sociale of economische uitgangspunten van het toekomstige gemeentelijke beleid.

Inhoudelijke ambitie: Venray stad en de dorpen

Venray is een stedelijke centrumgemeente in haar regio. De kracht van Venray is dat zij dit weet te combineren met haar van oorsprong dorpse karakter. Venray is dorp én stad. Meer dan voorheen wordt benadrukt dat de stedelijke kern Venray een functie heeft voor de dorpen en dat de dorpen veel gebruik maken van wat Venray te bieden heeft. De dorpen bieden rust en ruimte als tegenhanger van de stad.

Ieder dorp heeft zijn eigen identiteit en kwaliteiten. In het algemeen stelt de gemeente dat het leven in de dorpen in positieve zin wordt bepaald door rust en ruimte, een rijk verenigingsleven en sterke sociale cohesie. Veranderingen in bevolkingssamenstelling en economische functies op het platteland hebben het open karakter van de dorpen versterkt.

Venray investeert in mensen en stimuleert mensen om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de kwaliteit van hun eigen leefomgeving. Dorpsraden hebben daarin een belangrijke rol. De stad Venray telt tien wijken, die evenals de dorpen, elk hun eigen identiteit en kwaliteiten hebben. Ook daar hebben de inwoners een eigen verantwoordelijkheid voor de leefbaarheid in de wijk, en neemt men waar nodig initiatieven ter verbetering en initiatieven om samen te werken met andere wijken om de leefbaarheid op peil te houden. Venray stimuleert en geeft ruimte voor die samenwerking.

Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Indien er ontwikkelingen plaats gaan vinden zullen deze getoetst dienen te worden aan de doelen en uitgangspunten van de Strategische visie 2020.

Parkeerbeleidsplan 2011-2020

In het Venray's Verkeers- en Vervoersplan is het parkeerbeleidsplan genoemd als uit te werken kadernota die inzoomt op de parkeerproblematiek in Venray. Dit heeft geresulteerd in de vaststelling van het Parkeerbeleidsplan 2011-2020, waarmee wordt ingespeeld op de huidige stand van zaken en ontwikkelingen die mogelijk worden voorzien tot 2020.

In het parkeerbeleidsplan worden de volgende beleidsmatige aanbevelingen gedaan:

1. werk het verwacht tekort aan parkeerplaatsen in het centrum weg;

2. leg uitbreidingsopgave zoveel mogelijk bij ontwikkelaars;

3. benut bestaande (virtuele) capaciteit zo goed mogelijk;

4. zorg voor goede uniforme parkeerregulering tegen kostendekkende achtergrond;

5. geef grove kaders voor parkeren in wijken en dorpen.

Op basis van het Parkeerbeleidsplan 2011-2020 is de Beleidsnota Parkeernormen vastgesteld. De Beleidsnota Parkeernormen betreft een verdere uitwerking van het gemeentelijk parkeerbeleid. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet de parkeervraag als gevolg van deze ontwikkelingen getoetst worden aan de hand van de Beleidsnota Parkeernormen.

Evenementenbeleid

Evenementen zijn belangrijk in het kader van de leefbaarheid in een kern. Ze bieden een toneel voor sociale, sportieve of culturele ontmoetingen tussen bewoners en bezoekers en dragen bij aan het gemeenschapsgevoel. De gemeente Venray juicht het organiseren van evenementen dan ook zeer toe.

De aanvraag voor een evenement wordt beoordeeld aan de hand van de Algemene Plaatselijke Verordening Venray. De gemeente beschikt daarnaast over evenementenbeleid, dat is neergelegd in het document "Evenementenbeleid 2012". Dit evenementenbeleid dient om nader inhoud te geven aan de belangrijkste doeleinden bij het organiseren van evenementen:

1. transparantie voor alle belanghebbenden bij evenementen;

2. waarborgen van de openbare orde en veiligheid bij evenementen;

3. volledigheid en efficiency in het besluitvormingsproces bij beoordeling aanvragen evenementen;

4. verminderen

Het evenementenbeleid bevat bepalingen over een veelheid aan onderwerpen, o.a. geluidsbelasting van de diverse evenementen, locaties en de inrichting ervan, op welke wijze overleg en advies plaatsvindt rondom het evenement, calamiteitenplannen, samenloop, afwikkeling van verkeer en vervoer en de communicatie rondom evenementen. Op basis van jurisprudentie is bepaald dat de ruimtelijk relevante aspecten van evenementen in het belang van een goede ruimtelijke ordening ook in bestemmingsplannen moeten worden vastgelegd. Hierbij geldt dat kenbaar moet zijn welk type evenementen op het terrein kunnen plaatsvinden, in welke intensiteit en het maximaal aantal toegestane bezoekers per evenement per dag. Het is vaste jurisprudentie dat kortdurende en incidentele evenementen niet in strijd zijn met het bestemmingsplan. Daarnaast zijn er natuurlijk evenementen denkbaar die niet in strijd zijn met het bestemmingsplan als ze niet gepaard gaan met grootschalige aanvullende activiteiten (te denken valt aan een fiets- of wandeltocht; deze zijn niet in strijd met de verkeersbestemming). Er is beoogd slechts voor evenementen die tot een algemeen publiek zijn gericht een regeling te treffen in een bestemmingsplan.

In dit bestemmingsplan is geen specifieke locatie als 'evenementerterreinlocatie 'opgenomen. Wel is een algemene afwijkingsbevoegdheid in het plan opgenomen om eventuele incidentele evenementen te kunnen faciliteren.

Op basis van een afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk om een locatie die niet is aangewezen als 'evenemententerrein' te gebruiken ten behoeve van evenementen, onder de voorwaarden dat:

  • a. deze evenementen niet langer dan drie kalenderdagen in beslag nemen, inclusief de dagen die nodig zijn voor het op- of afbouwen;
  • b. versterkt geluid of muziek slechts gedurende één dag is toegelaten tussen 10.00 uur en 01.00 uur;
  • c. voorzien kan worden in voldoende parkeergelegenheid en een goede verkeersafwikkeling;
  • d. het maximaal aantal bezoekers per evenement per dag niet meer bedraagt dan 5.000.

Het begrip evenement is in de regels als volgt gedefinieerd: een voor publiek openbaar toegankelijke verrichting van vermaak in de open lucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van publiek voor sociale, informerende, educatieve, culturele, levensbeschouwelijke doeleinden en/of doeleinden voor vermaak. Onder toegestane evenementen wordt verstaan: kermissen, herdenkingsplechtigheden, feesten, muziekvoorstellingen, wedstrijden op of aan de weg, braderieën of markten, optochten en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen evenementen.

De definitie is toegespitst op openbaar toegankelijke evenementen; besloten feesten vallen niet onder de definitie van evenementen. Deze definitie is ruim en biedt mogelijkheden voor diverse soorten evenementen. De meeste van de genoemde evenementen zullen slechts een of enkele dagen in beslag nemen (zoals herdenkingsplechtigheden, braderieën en optochten), maar rekening moet ook worden gehouden met het op- en afbouwen van het evenement. Er wordt van uitgegaan dat een dergelijk evenement maximaal drie kalenderdagen duurt inclusief het op- en afbouwen en versterkt geluid of muziek slechts gedurende één dag is toegelaten tussen 10.00 uur en 01.00 uur. Er is bovendien een maximum opgenomen van 5.000 bezoekers per dag.

Het aantal is ruimtelijk aanvaardbaar gelet op de ruimte die beschikbaar is en de mogelijkheden tot verkeersafwikkeling. Indien een groter aantal bezoekers wordt voorzien zou gezocht moeten worden naar een alternatieve locatie, waar de activiteit beter in te passen is in de omgeving.

Groenstructuurplan

Met het Groenstructuurplan heeft de gemeente Venray een beleidslijn uitgezet voor de toekomst van het in de kern Venray en de omringende dorpen aanwezige openbare groen. Het gemeentelijk beleid voor wat betreft de gewenste kwantiteit en kwaliteit van het groen zijn in het groenstructuurplan vastgelegd. Bij kwaliteit kan gedacht worden aan de gebruiks-, de belevings- en de ecologische waarde van het groen. Groenvoorzieningen fungeren als belangrijke dragers van de ruimtelijke structuur, staan in relatie met het landschap buiten de bebouwde kom en bieden variatie op wijkniveau. De gemeente Venray streeft derhalve naar gevarieerd groen op alle schaalniveaus. In het groenstructuurplan worden twee schaalniveaus onderscheiden: op het niveau van de kernen wordt gestreefd naar een sterke hoofdgroenstructuur en op het niveau van het groen in de wijken/dorpen wordt gestreefd naar een variatie in groenvoorzieningen, die is afgestemd op het stedenbouwkundig karakter van de buurt en de behoeften van de bewoners.

In de nota wordt het belang van voldoende groen in de publieke ruimte benadrukt: uit onderzoek blijkt het belang van groen voor de leefbaarheid, de menselijke gezondheid, de economie en de natuur. Daarnaast is de aanwezigheid van voldoende groen van groot belang voor het (economisch) vestigingsklimaat en stimuleren van het toeristisch recreatief bedrijfsleven.

In het Groenstructuurplan is beschreven dat de diverse kerkdorpen van de gemeente Venray hechte gemeenschappen zijn, waarvan de meeste al een lange geschiedenis achter de rug hebben. Per dorp is in het Groenstructuurplan een visie opgesteld, gebaseerd op de ontstaanswijze van het dorp, de ruimtelijke samenhang, de sfeer en de gebruiksfuncties van het groen.

Ten aanzien van de kern Venray is aangegeven dat het op grond van de ruimtelijke opbouw wenselijk is de bestaande grootschalige groengebieden (o.a. St. Anna terrein) en het woonbos aan de Melderlose weg (nabijheid van het ziekenhuis) kwantitatief en kwalitatief te handhaven.

Bij een eventuele herinrichting van de openbare ruimte dienen de uitgangspunten van het Groenstructuurplan bij het ontwerp te worden betrokken.

Hoofdstuk 4 Onderzoeksaspecten

Bij de actualisering van het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met aspecten uit de omgeving die invloed uitoefenen op het plangebied. Daarnaast kan ook het plangebied invloed uitoefenen op de in de omgeving aanwezige waarden.

4.1 Bodem

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient beoordeeld te worden of de bodemkwaliteit geschikt is voor de aanwezige functies. Uitgangspunt is dat er minimaal historisch onderzoek dient plaats te vinden bij nieuwe ontwikkelingen. Indien er sprake is van een verdachte locatie moet het historisch onderzoek worden aangevuld met een verkennend bodemonderzoek conform de geldende norm. Op het moment van schrijven geldt daarvoor de NEN 5740.

Bodemonderzoek geeft de kwaliteit van de bodem op een bepaald moment weer. Een bodemonderzoek heeft standaard een geldigheidsduur van 5 jaar, zolang er geen bodembedreigende activiteiten plaatsvinden op de locatie. Een bodemonderzoek jonger dan twee jaar is zondermeer geldig. Bij een ouderdom tussen de twee en vijf jaar, moet door middel van een historisch onderzoek worden onderzocht of er activiteiten hebben plaatsgevonden die de kwaliteit van de bodem nadelig beïnvloed kunnen hebben. Is dit het geval, dan dient minimaal dat deel van het terrein opnieuw onderzocht te worden. Is het bodemonderzoek ouder dan vijf jaar, dan is nieuw verkennend onderzoek vereist.

Onderhavig bestemmingsplan is conserverend van aard. Dit betekent dat er geen nieuwe ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden toegelaten dan reeds mogelijk waren. Derhalve verandert de functie van de grond niet meer en is de milieuhygiënische conditie van de bodem afdoende. Het uitvoeren van een nieuw bodemonderzoek is niet noodzakelijk.

4.2 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico’s voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico’s in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico’s dienen te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijnetc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans op overleven. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.

Risicovolle activiteiten

Er is een 'Risicokaart' (www.risicokaart.nl) samengesteld waarop de meest belangrijke risicoveroorzakende bedrijven en objecten zijn aangegeven. Het gaat hierbij onder meer om risico’s van opslag van patronen, stofexplosies, opslag van gasflessen, ammoniakinstallaties, LPG-tankstations enz.

Op basis van de 'Risicokaart' wordt gesteld dat er aan de Noordsingel een benzineservicestation is gelegen inclusief verkoop van LPG. Deze inrichting is inmiddels verwijderd en niet meer actief.

Aan de Raadhuisstraat 30 is een actief benzineservicestation (Van Gerven Venray) met verkoop van LPG gevestigd. Daarmee is er sprake van een Bevi-inrichting. Deze inrichting beschikt over een PR 10-6 contour van maximaal 45 meter. Deze reikt niet tot het plangebied en vormt daarmee geen belemmering. Het invloedsgebied voor het groepsrisico is wel gelegen over een beperkt deel van het plangebied (Sint Anna terrein). Bij nieuwe ontwikkelingen binnen het invloedsgebied is kwantitatief onderzoek noodzakelijk met een bijbehorende verantwoording van het groepsrisico. In de huidige situatie is sprake van een consoliderend plan. Vaststelling van het bestemmingsplan heeft dan ook geen invloed op het groepsrisico.

Ten noordwesten van het plangebied liggen enkele propaantanks. Deze propaantanks vallen niet onder het Bevi, waardoor deze geen invloed hebben op het plangebied.

Buisleidingen

Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb), welke op 1 januari 2011 in werking zijn getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Volgens de risicokaart, vigerende bestemmingsplankaarten en kaarten van Gasunie liggen er geen risicovolle buisleidingen in of in de directe nabijheid van het plangebied. Het plangebied is daarmee niet gelegen binnen de plaatsgebonden risicocontour van een buisleiding. Gezien de grote onderlinge afstand van risicovolle buisleidingen tot het plangebied (meer dan 1 km), kan worden aangenomen dat deze buisleidingen geen invloed hebben op de hoogte van het groepsrisico.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor

Het meest dichtbij gelegen plangebied ligt op een afstand van circa 2,3 km ten oosten van de spoorlijn Nijmegen – Venlo. Volgens het Basisnet Spoor vindt over de spoorlijn Nijmegen – Venlo geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Deze spoorlijn heeft derhalve geen invloed op het plaatsgebonden- of groepsrisico in het plangebied.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Over de wegen in en in de directe nabijheid van het plangebied vindt geen tot nauwelijks vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De plaatsgebonden risicocontour van de wegen bevinden zich daarom op de weg zelf. Het groepsrisico is < 0,1 van de oriëntatiewaarde. Het plangebied is gelegen buiten het invloedsgebied van de N270 en A73 en heeft daarmee geen invloed op de hoogte van het groepsrisico.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de rivier

De afstand tot de Maas bedraagt circa 5 kilometer, waardoor deze rivier, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, geen invloed meer heeft op het plangebied.

4.3 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • b. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project draagt ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Het Besluit NIBM

Deze AMvB legt vast, wanneer een project niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. De achtergrond van het beginsel ‘Niet in betekende mate’ is dat de gevolgen van een ontwikkeling voor de luchtkwaliteit in een aantal gevallen (beschreven in de ministeriële Regeling NIBM) worden tenietgedaan door de ontwikkeling van bijvoorbeeld schonere motoren in het gehele land.

Op 1 augustus 2009 is het nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Hierdoor dient bij plannen die de luchtkwaliteit beïnvloeden niet langer te worden uit gegaan van de normen uit de interimperiode. Nu het NSL in werking is getreden is een project NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel fijn stof en NO2. Als de 3% grens voor PM10 of NO2 niet wordt overschreden, dan hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden.

Achtergrondwaarden

Aangezien er sprake is van een consolodatieplan en er geen ontwikkeling plaatsvindt, vindt er geen wijziging plaats van de luchtkwaliteit ter plaatse. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient te worden bezien of de luchtkwaliteit in het plangebied goed genoeg is om een goed woon- en leefmilieu te kunnen waarborgen. In tabel 4.1 is een overzicht opgenomen van de verschillende gegevens m.b.t. luchtkwaliteit voor het jaar 2030 op basis van de NSL-monitoringstool

Tabel 4.1. Uitkomsten waarden luchtkwaliteit NSL-monitoringstool

Locatie   NO2 µg/m3   PM10 µg/m3   PM10 overschrijdingsdagen   PM2,5 µg/m3  
Westsingel 1, Venray   12,8   20,2   7,9   11,5  
Merseloseweg 130, Venray   11,3   19,3   7,0   10,9  
Noordsingel 39, Venray   13,1   20,3   8,0   11,5  

In de Wet milieubeheer bedraagt de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 40 µg/m³. Voor PM10 bedraagt de jaargemiddelde grenswaarde eveneens 40 µg/m³. Voor PM2,5 is de norm vastgesteld op 25 µg/m³. Het maximaal aantal overschrijdingsdagen voor PM10 is gesteld op 35. Op basis van de uitkomsten van de NSL-monitoringstool wordt geconcludeerd dat er geen van de waarden overschreden. Daarmee kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een goed woon en leefklimaat voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit.

4.4 Wegverkeerslawaai

Op 1 januari 2007 is de Wijzigingswet Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase) in werking getreden. In deze wet wordt aangegeven hoe voor een gebied waar een ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt, dient te worden omgegaan met geluidhinder als gevolg van wegverkeer en spoorwegen, maar ook als gevolg van industrielawaai.

In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg een geluidszone heeft (zie tabel 4.2), met uitzondering van woonerven en wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/u voor geldt. Bij een ruimtelijke ontwikkeling waarbij sprake is van de ontwikkeling van geluidsgevoelige objecten binnen een geluidszone, dient een onderzoek te worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op deze gebouwen

of terreinen.

Tabel 4.2. Geluidszones wegen

Aantal rijstroken   Breedte van de geluidszone (in meters)  
  Buitenstedelijk   Stedelijk  
5 of meer   600   350  
3 of 4   400   350  
1 of 2   250   200  

Woningen, scholen en onder andere ziekenhuizen betreffen geluidsgevoelige objecten. Dit houdt in dat er moet worden aangetoond dat (weg)verkeerslawaai ter plaatse geen negatieve effecten teweegbrengt voor de toekomstige bewoners of gebruikers van een geluidsgevoelig object. In feite mogen nieuwe geluidsgevoelige objecten niet worden gerealiseerd, wanneer er een geluidsbelasting van wegverkeer optreedt van 48 dB of hoger, tenzij ontheffing is verleend door het College van burgemeester en wethouders (tot maximaal 53 dB). Hiervoor dient tegelijkertijd met de ruimtelijke procedure een hogere waarden procedure op grond van de Wgh te worden gevoerd.

De wegen in en nabij het plangebied betreffen over het algemeen wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur of 50 km/uur. Bij een ruimtelijke ontwikkeling waarbij sprake is van de ontwikkeling van geluidsgevoelige objecten binnen de aangegeven geluidzones, dient een onderzoek te worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op deze gebouwen of terreinen. Gezien het handhaven van vigerende rechten is het niet noodzakelijk een akoestisch onderzoek uit te voeren.

4.5 Milieuzonering

Momenteel worden richtlijnen gehanteerd waardoor er sprake is van een zekere noodzakelijke afstand tussen (agrarische) bedrijven en woonbebouwing. Deze afstand (zonering) wordt bepaald door enerzijds de aard van het bedrijf en anderzijds door het karakter van zijn omgeving. Gelet op het consoliderend karakter van het bestemmingsplan worden er geen nieuwe gevoelige functies op korte afstand gerealiseerd ten op zichte van de huidige situatie. Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gewaarborgd.

4.6 Archeologie en cultuurhistorie

4.6.1 Cultuurhistorische waarden en monumenten

Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Limburg zijn er in de plandelen Westsingel 1 en Merseloseweg 130 geen uitgesproken cultuurhistorische waardevolle landschapselementen aanwezig. Op het Sint Anna terrein (Noordsingel 39) zijn echter wel diverse cultuurhistorische objecten aanwezig. Het betreft een aantal Rijksmonumenten en een tweetal gemeentelijke monumenten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15017-va01_0008.png"

Het Sint Anna terrein in Venray bestaat uit gebouwen uit begin 20e eeuw, aangevuld met nieuwbouw uit de jaren ’70. De oorspronkelijke gebouwen van begin 20e eeuw kenmerken zich door een alzijdige gebouwstructuur en hebben geen voor- of achterkanten, maar staan als paviljoens in het groen. Een aantal gebouwen is Rijksmonument. Gezien het conserverende karakter van onderhavig bestemmingsplan wordt er geen invloed uitgeoefend op de cultuurhistorische elementen in de omgeving van het plangebied. Bij toekomstige planontwikkelingen op deze locatie dient rekening gehouden te worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden en monumenten.

4.6.2 Archeologische waarden

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta (1992). De wet is een raamwet die regelt hoe rijk, provincie en gemeente bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem.

De wet beoogt het culturele erfgoed (en vooral het archeologische erfgoed) te beschermen. Onder archeologisch erfgoed wordt verstaan: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden.

De uitgangspunten van deze wet zijn:

  • Archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is.
  • Vroeg in de ruimtelijke ordening al rekening houden met archeologie. Initiatiefnemers tot ruimtelijke ontwikkelingen moeten in een vroegtijdig stadium aangeven hoe met eventuele archeologische waarden bij bodem verstorende ingrepen zal worden omgegaan. Dit houdt in een verplichting tot vooronderzoek bij werkzaamheden die de grond gaan verstoren. De invoering hiervan wordt geregeld via bestemmingsplannen en afwijkingen, de m.e.r.-plichtige activiteiten en ontgrondingen.
  • Bodemverstoorders betalen archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen(principe verstoorder betaalt). De kosten voor noodzakelijke archeologische werkzaamheden komen ten laste van de initiatiefnemer tot de bodemverstorende activiteit.

In de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is aangegeven dat gemeentes verantwoordelijk zijn voor hun eigen bodemarchief. Dit betekent dat de gemeente bevoegd gezag is. De provincie beperkt zich tot zaken die van provinciaal belang zijn (waaronder de aanwijzing van archeologische attentiegebieden).

De gemeente Venray heeft een eigen archeologische beleidskaart laten opstellen. Op 18 juni 2013 is er een actualisatie van de archeologische beleidskaart vastgesteld. Volgens deze kaart hebben de gebieden meerdere archeologische verwachtingswaarden.

Op onderstaand afbeelding is een uitsnede van de plangebieden met bijbehorende archeologische verwachtingen opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15017-va01_0009.png"

Westsingel 1, Venray

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15017-va01_0010.png"

Merseloseweg 130, Venray

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15017-va01_0011.png"

Noordsingel 39 e.o., Venray

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15017-va01_0012.png"

Afbeelding 4.1 Uitsnede geactualiseerde archeologische beleidskaart (2013)

Voor onderhavig conserverend bestemmingsplan zijn geen ingrepen in de bodem voorzien. Om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te kunnen beschermen is een dubbelbestemming opgenomen. Indien er bodemingrepen plaatsvinden met een bepaalde oppervlakte en diepte, is archeologisch onderzoek noodzakelijk om vast te kunnen stellen of er archeologische waarden aanwezig zijn en om deze eventueel te documenteren. Het aspect archeologie is daarmee voldoende verzekerd in het bestemmingsplan.

Op de hiervoor opgenomen afbeeldingen zijn de plangebieden weergegeven met de daarop van toepassing zijnde gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart. Conform de archeologische beleidsregels van de gemeente Venray gelden voor de diverse archeologische verwachtingswaarden (categorieën) onderzoeksgrenzen, op basis waarvan wordt bepaald of bodemingrepen onderzoeks- plichtig zijn. Bodemingrepen van minder dan 50 centimeter onder het maaiveld zijn per definitie vrijgesteld van archeologisch onderzoek

In het gebied met de aanduiding 'Monumenten van zeer hoge waarde en monumenten die betrekking hebben op de historische kernen' geldt dat bij bodemingrepen groter dan 250 m2 een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Dit betreft de paars gearceerde gebieden in figuur 4.1, welke in onderhavig plan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' kennen.

In de droge en natte gebieden met een hoge verwachting geldt dat bij bodemingrepen groter dan 500 m2 een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Dit zijn de oranje gearceerde gebieden in figuur 4.1, welke in dit bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' kennen.

In de droge en natte gebieden met een middelhoge verwachting geldt dat bij bodemingrepen groter dan 2.500 m2 een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Dit zijn de licht oranje gearceerde gebieden in figuur 4.1, welke in dit bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' kennen.

In het gebied met lage archeologische verwachtingswaarde (geel gearceerd in figuur 4.1) geldt vanuit archeologisch oogpunt geen restrictie. het betreft categorie 7 ("Droge en natte gebieden met een lage verwachting, vrijgegeven en verstoorde gebieden"). Aan dit gebied is in onderhavig bestemmingsplan dan ook geen archeologische dubbelbestemming toegekend.

4.7 Natuur

De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet

en de Flora- en faunawet.

4.7.1 Gebiedsbescherming

De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden en de gebieden die als beschermde natuurmonument zijn aangewezen. Om negatieve effecten op de gebieden te voorkomen is in de wet een vergunningplicht opgenomen. Ruimtelijke ontwikkelingen die effecten hebben op de vastgestelde natuurwaarden van deze gebieden, zijn in beginsel niet toegestaan. Indien er een kans bestaat dat effecten zullen optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden.

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of Natuurnetwerk Nederland, is een wettelijk voorgeschreven samenhangend netwerk van bestaande en toekomstige natuurgebieden in Nederland. Het vormt de basis voor het nationale natuurbeleid. Streven is de ernstig bedreigde biodiversiteit in Nederland te stabiliseren. Vanaf 2014 zijn de provincies hiervoor verantwoordelijk, de rijksoverheid heeft de taken met betrekking tot de verdere ontwikkeling van het netwerk aan hen overgedragen. De Ecologische Hoofdstructuur is opgebouwd uit kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones en heeft een planologische bescherming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15017-va01_0013.png"

Natura 2000-gebied Boschhuizerbergen (geel gearceerd)

Het plangebied valt binnen de invloedssfeer van het Natura 2000-gebied “Boschhuizerbergen”. In een straal van 5 kilometer rondom het plangebied liggen geen andere, in het kader van de Natuurbeschermingswet, beschermde natuurgebieden. Bosschuizerbergen bevindt zich aan de oostzijde van Venray en bevindt zich op een afstand van circa 2 kilometer van het plangebied. In het kader van dit bestemmingsplan vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats (anders dan vigerend), waardoor er geen sprake is van verstoring van beschermde gebieden.

Natuurgebieden binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) kennen ook een (provinciale) planologische bescherming. Binnen deze gebieden geldt voor ontwikkelingen anders dan natuurdoelstellingen een “nee, tenzij” principe. In de drie deelgebieden zijn geen gebieden aangemerkt als EHS. Negatieve effecten op de EHS als gevolg van dit plan doen zich dan ook niet voor. De Natuurbeschermingswet is derhalve niet van toepassing op het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15017-va01_0014.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15017-va01_0015.png"

afbeelding 4.7 Natuurnetwerk (provincie Limburg)

4.7.2 Soortbescherming

De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Voor alle soorten geldt een zorgplicht. Dat betekent onder andere dat opzettelijke verstoring niet is toegestaan. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet naast de zorgplicht ook rekening gehouden worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2', de bijlage 1 soorten van het besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, de soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (tezamen tabel 3) en met alle vogels. Van deze laatste groep is een lijst opgesteld met vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn en een lijst met vogels waarbij inventarisatie gewenst is. Komen soorten van de hierboven genoemde beschermingsregimes voor dan is de eerste vraag of de voorgenomen activiteit effecten heeft op de beschermde soorten. Treden er effecten op dan dient er gekeken te worden of er passende maatregelen getroffen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en / of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen. Met passende maatregelen kan de aanvraagprocedure voor een ontheffing voorkomen worden. Voor soorten van 'tabel 2' geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform een door het ministerie van EZ goedgekeurde gedragscode. Als passende maatregelen niet mogelijk zijn dan dient er een ontheffing aangevraagd te worden op grond van een belang behorende bij het beschermingsregime waaronder de soort beschermd wordt.

Er dient bij nieuwe ontwikkelingen onderzocht te worden of er wettelijk beschermde soorten zijn, die negatieve effecten kunnen ondervinden van een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling(en). Het criterium om de invloed van een handeling of activiteit op een soort te beoordelen is dat de gunstige staat van instandhouding van de soort niet mag worden aangetast door de voorgenomen ontwikkeling(en). Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, waardoor er geen sprake is van verstoring van beschermde dier- of plantensoorten. De Flora- en faunawet is derhalve niet van toepassing.

4.8 Water

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.

Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Indien er ruimtelijke ontwikkeling plaats gaan vinden is afstemming met het waterschap Peel en Maas is noodzakelijk.

4.9 Kabels en leidingen

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • 1. gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • 2. aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  • 3. defensiebrandstoffen;
  • 4. warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

In en nabij het projectgebied zijn geen planologisch relevante leidingen en/of telecommunicatie- verbindingen aanwezig. Er zijn derhalve geen belemmeringen te verwachten. Bij graafwerkzaamheden op het terrein dient wel rekening te worden gehouden met eventueel aanwezige kabels en niet-planologische leidingen. Hiervoor zal dan ook een Klic-melding gedaan worden.

4.10 Explosieven

Het gehele grondgebied van Venray heeft in de Tweede Wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele ontwikkelingen of uitbreidingen in dit gebied, waar na de Tweede Wereldoorlog nog niet in de grond werd geroerd en er geen nadere onderzoeken hebben plaats gevonden, dient er uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid bij het roeren van de bodem rekening mee moeten worden gehouden dat een explosieven onderzoek noodzakelijk kan zijn.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Planonderdelen

Het bestemmingsplan “Herziening deelgebieden Venray” bestaat uit de toelichting, de regels en de verbeelding.

De toelichting heeft géén bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van de aanwezige bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk worden de diverse bepalingen artikelsgewijs besproken.

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voor de 'deelgebieden Venray' is opgesteld conform de landelijke richtlijn voor bestemmingsplannen (SVBP 2012), alsmede de Wet ruimtelijke ordening (Wro), Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en conform de gemeentelijke systematiek.

5.2 Toelichting op de verbeelding

De analoge verbeelding is getekend op een bijgewerkte en digitale kadastrale ondergrond.

Voor de benaming van de verschillende bestemmingen en de kleuren van de bestemmingen zijn de huidige richtlijnen voor digitalisering en standaardisering van bestemmingsplannen overgenomen (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen SVBP2012).

Indien van toepassing, is een bouwvlak rondom de bestaande hoofdbebouwing of een (overgenomen) vigerend bouwvlak.

Door middel van een aanduiding voor het aantal bouwlagen wordt per gebouw de

specifieke hoogte weergegeven.

5.3 Toelichting op de planregels

Het belangrijkste doel van de planregels is om de bouw- en gebruiksregels van de verschillende bestemmingen aan te geven.

Hieronder worden de gebruikte bestemmingen nader toegelicht. Er wordt tevens een toelichting gegeven op welke wijze de regels zijn ingedeeld. Ook wordt de inhoud van de regels verkort weergegeven.

De regels behorende bij het bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • Hoofdstuk 1: Inleidende regels met daarin de begrippen en de wijze van meten;
  • Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels. Hiermee worden de op de verbeelding opgenomen bestemmingen geregeld;
  • Hoofdstuk 3: Algemene regels, waaronder zijn opgenomen de antidubbeltelregel, algemene gebruiksregels, algemene bouw- , afwijkings- en wijzigingsregels en algemene procedureregels;
  • Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels, waarin het overgangsrecht en de slotregel zijn opgenomen.
5.3.1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)

In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn. Een aantal begrippen is standaard voorgeschreven in de SVBP2012.

Wijze van meten (artikel 2)

Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/ percelen gemeten moeten worden.

5.3.2 Bestemmingsregels

Conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) worden de volgende bestemmingen gehanteerd:

  • Bos;
  • Maatschappelijk 1, Maatschappelijk 2 en Maatschappelijk 3.

Daarnaast komen de volgende dubbelbestemmingen voor:

  • Waarde - Archeologie 2;
  • Waarde - Archeologie 4;
  • Waarde - Archeologie 5.

De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • Bestemmingsomschrijving
  • Bouwregels
  • Afwijken van de bouwregels
  • Nadere eisen
  • Specifieke gebruiksregels
  • Afwijken van de gebruiksregels
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • Wijzigingsbevoegdheid

Duidelijk zal zijn dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen.

Kern van de regeling is het overnemen van de bestaande rechten uit de vigerende bestemmingsplannen. In het onderstaande worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht.

Bestemming 'Bos' (artikel 3)

Op het St. Annaterrein zijn bosperceel gedeelten aanwezig die middels dit bestemmingsplan als zodanig wordt bestemd. De bouwmogelijkheden zijn hier beperkt.

 

Bestemming 'Maatschappelijk 1 t/m 3' (artikelen 4 t/m 6)

De bestemming 'Maatschappelijk' is opgenomen op de drie deelgebieden van dit bestemmingsplan. Per deelgebied zijn specifieke regels opgenomen voortkomende uit de vigerende bestemmingen. De toegelaten maatschappelijke functies binnen de vigerende plannen zijn in dit plan onverkort opnieuw vastgelegd qua doeleindenomschrijving, bouwregels en gebruiksregels.

Voor het St. Annaterrein is de bestemming 'Maatschappelijk 1' opgenomen, voor het Viecurie terrein de bestemming 'Maatschappelijk 2' en voor het terrein aan de Westsingel de bestemming 'Maatschappelijk 3'.

Dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 2, 4 en 5 (artikelen 7 t/m 9)

De volgende dubbelbestemmingen voor:

Waarde - Archeologie 2;

Waarde - Archeologie 4;

Waarde - Archeologie 5.

Ter verwezenlijking van de instandhouding en bescherming van archeologische (verwachtings)waarden wordt gestreefd naar het voor de toekomst behouden van de archeologische waarden in de grond (in situ). Daar waar dit niet mogelijk is ten gevolge van noodzakelijke bouwactiviteiten binnen het kader van de onderliggende bestemming, zullen binnen archeologisch potentieel waardevolle terreinen, zoals weergegeven op de archeologische beleidskaart van de gemeente Venray voorafgaand aan bouwactiviteiten of grondverzet de archeologische waarden door middel van onderzoek veilig gesteld moeten worden. Elke dubbelbestemming Waarde- Archeologie correspondeert met een op de archeologische beleidskaart aangeduid gebied en de daaraan gekoppelde ondergrenzen voor oppervlakte en diepte, waarboven sprake is van een onderzoeksplicht.

De algemene en bestemmingsregels worden in het hierna volgende deel van deze paragraaf nader toegelicht.

5.3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3: 'Algemene regels' omvat regels en bepalingen die betrekking hebben op het gehele plangebied.

Anti-dubbeltelregel (artikel 10)

Dit artikel geeft aan dat grond die al eerder moest worden meegeteld bij de beoordeling van een bouwplan niet nog eens mag worden meegeteld bij een nieuwe bouwaanvraag.

Algemene gebruiksregels (artikel 11)

In deze algemene gebruiksregels wordt gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijvingen uit de afzonderlijke bestemmingen als strijdig gebruik aangemerkt.

Algemene afwijkingsregels (artikel 12)

In deze regels zijn algemene afwijkingsbepalingen opgenomen. Zo is opgenomen dat binnen alle bestemmingen kan worden afgeweken van opgenomen maten tot een maximum van 10%. Ook zijn afwijkingsregels opgenomen die het mogelijk maken bij meetverschillen ontwikkelingen toe te staan en is bepaald dat kleine bouwwerken van openbaar nut, mits ze voldoen aan bepaalde voorwaarden, ook in afwijking van de bestemmingsregels vergund kunnen worden.

Algemene procedureregels (artikel 13)

In de algemene procedureregels zijn de procedures opgenomen die dienen te worden doorlopen bij het stellen van nadere eisen. De proceduer ten aanzien van het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is wettelijk geregeld.

Overige regels (artikel 14)

In deze regels zijn de voorrangsbepalingen voor bestemmingen opgenomen, wordt ingegaan op de consequenties van een overtreding van de gebruiksregels en wordt duidelijk gemaakt hoe overige wettelijke regelingen in relatie staan tot de regels in dit bestemmingsplan.

Bij de afgifte van een omgevingsvergunning wordt het aantal te realiseren parkeerplaatsen (op eigen terrein) bepaald conform de Beleidsnota Parkeernormen van de gemeente Venray.

5.3.4 Overgangs- en slotbepalingen

Hoofdstuk 4 'Overgangs- en slotregels' bevat onder andere de bepalingen die betrekking hebben op:

Overgangsrecht (artikel 15)

In de overgangsrechtbepalingen is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan.

Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd), mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de planregels op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd blijven.

Slotregel (artikel 16)

Dit artikel geeft de citeertitel van de planregels aan. In deze bepaling is aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

Op 1 juli 2008 is als onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de Grondexploitatiewet

(Grexwet) in werking getreden. In de Grexwet is bepaald dat de gemeente verplicht is om bij het vaststellen van een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan, maatregelen te hebben genomen die verzekeren dat alle kosten die gepaard gaan met de ontwikkeling van de locatie worden verhaald op de initiatiefnemer van het plan. Dit betekent dat er voor de gemeente een verplichting bestaat om haar kosten, die gepaard gaan met een bouwplan, te verhalen op de exploitant.

De toepassing van de Grexwet richt zich voor het afdwingbare kostenverhaal, op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan is opgenomen in het Bro:

  • de bouw van een of meerdere woningen;
  • de bouw van een of meerdere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m²;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.000 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².

Dit bestemmingsplan betreft een actualiserend beheerplan, waarbij bestaande bouwrechten zijn gerespecteerd en geen extra woningen of functies worden toegevoegd ten op zichte van de vigerende planologische situatie. Er is zodoende geen sprake van een bouwplan met een afdwingbaar kostenverhaal.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Ingevolge artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna ook: Bro) dienen Burgemeester en Wethouders te besluiten en te publiceren of er terinzagelegging van het bestemmingsplan plaatsvindt, of er zienswijzen kunnen worden ingediend en of er een onafhankelijke adviesinstantie advies uitbrengt.

Ook is in artikel 1.3.1. Bro bepaald dat het voornemen tot het voorbereiden van een bestemmingsplan waarbij geen MER wordt opgesteld, dient te worden gepubliceerd conform artikel 3:12 lid 1 en 2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en langs elektronische weg.

In beginsel dient de wettelijk geregelde procedure met betrekking tot de inspraak gevolgd te worden. Er mag echter uitzondering worden gemaakt in de Inspraakverordening van de gemeente.

Bij algemeen besluit van de gemeenteraad van de gemeente Venray van 4 november 2008 is de Inspraakverordening 2007 aangepast. Hierin is het volgende besloten:

  • 1. er wordt geen inspraak verleend bij bestemmingsplannen, projectbesluiten en structuurvisies;
  • 2. de bevoegdheid tot het verlenen van inspraak wordt gedelegeerd aan het college van Burgemeester en Wethouders.

Mocht een bestemmingsplan toch aanleiding geven om inspraak te verlenen, dan kunnen Burgemeester en Wethouders met het delegatiebesluit (op grond van artikel 156 van de Gemeentewet) alsnog besluiten om inspraak te verlenen. Hiervoor kan aanleiding bestaan bij politiek of maatschappelijk gevoelige kwesties. Hiervan is geen sprake bij onderhavig bestemmingsplan. Er wordt geen mogelijkheid tot inspraak geboden.

Vooroverleg

Het plan wordt conform artikel 3.1.1. Bro voor vooroverleg aangeboden aan de provincie Limburg en het Waterschap Peel en Maasvallei. De overlegreacties worden t.z.t. samengevat en verwerkt in het vast te stellen bestemmingsplan.

Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan met de daarop betrekking hebbende stukken heeft in het kader van de wettelijk vaststellingsprocedure gedurende 6 weken ter inzage gelegen vanaf 2 december 2016 t/m 12 januari 2017, waarbij eenieder in de gelegenheid is gesteld een zienswijze in te dienen. De formele kennisgeving is gepubliceerd op de gemeentelijke website en in de Staatscourant van 1 december 2016 (nr. 64528). De kennisgeving, het ontwerpplan, het ontwerpbesluit en de bijbehorende stukken zijn conform de wettelijke eisen, raadpleegbaar gemaakt op www.ruimtelijkeplannen.nl. Daarnaast is het ontwerpbestemmingsplan ook raadpleegbaar gemaakt op de gemeentelijke website.

Zienswijzen
Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn géén zienswijzen ingediend tegen het ontwerp- bestemmingsplan. Het plan is dientengevolge ongewijzigd vastgesteld.

Vastgesteld bestemmingsplan
Het raadsbesluit van de vaststelling van het bestemmingsplan is aan de planstukken toegevoegd. De kennisgeving, het vastgestelde bestemmingsplan, het raadsbesluit en de bijbehorende stukken zijn conform de wettelijke eisen, raadpleegbaar gemaakt op www.ruimtelijkeplannen.nl. Daarnaast is het bestemmingsplan ook raadpleegbaar gemaakt op de gemeentelijke website.

Hoofdstuk 7 Handhaving

Een bestemmingsplan is voor de gemeente een belangrijk instrument om haar ruimtelijk beleid vorm te geven. Door middel van een combinatie van positieve bestemmingen en het uitsluiten van bepaalde activiteiten en functies kan een sturing plaatsvinden van gewenste en ongewenste ontwikkelingen. Een belangrijk aspect hierbij is de handhaving en het toezicht op de naleving van het bestemmingsplan. Deze handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen vasthouden. Daarnaast is de handhaving van belang uit een oogpunt van rechtszekerheid: alle bewoners en gebruikers dienen door de gemeente op een zelfde wijze daadwerkelijk aan het plan worden gehouden.

In dit bestemmingsplan is daarom allereerst gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvoud van in het bijzonder de planregels. Hoe groter de eenvoud (en daarmee de toegankelijkheid en leesbaarheid), hoe groter in de praktijk de mogelijkheden om toe te zien op de naleving van het plan. Bewust zijn in het plan geen detailbepalingen opgenomen die – hoewel misschien op zichzelf niet onwenselijk – in de praktijk niet kunnen worden gehandhaafd. In het verlengde daarvan is zoveel mogelijk afgezien van bepalingen die door de bewoners en andere gebruikers als een onnodige beperking van hun vrijheid kunnen worden gevoeld. Hoe minder knellend de planregels zijn, hoe kleiner de kans dat het met de regels wat minder nauw wordt genomen. In de praktijk worden op den lange duur immers ook alleen die regels gerespecteerd waarvan door de betrokkenen de noodzaak en de redelijkheid wordt ingezien.

In de bouwregels zijn maten opgenomen die van toepassing zijn op gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Te realiseren gebouwen en andere bouwwerken moeten voldoen aan deze maatvoering, zo niet, dan kan het college van burgemeester en wethouders geen omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen. Gebruiksregels zijn opgenomen om gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken en ongewenste ontwikkelingen uit te sluiten. Toetsing aan de gebruiksregels is aan de orde bij functiewisseling of nieuwvestiging.

Het gemeentebestuur draagt de verantwoordelijkheid om toe te zien op de naleving van de opgenomen regels in het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 8 Procedure

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) is in werking getreden met ingang van 1 juli 2008. De wettelijke procedure start met het moment van ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan.

De procedure ziet er als volgt uit:

  • Openbare kennisgeving van het ontwerpbestemmingsplan;
  • Terinzagelegging van het ontwerp en bijbehorende stukken gedurende 6 weken en toezending aan gedeputeerde staten en de betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten;
  • Gedurende de termijn van terinzagelegging kunnen door een ieder schriftelijk of mondeling zienswijzen worden ingebracht;
  • Vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad binnen 12 weken indien zienswijzen zijn ingediend;
  • Algemene bekendmaking van het bestemmingsplan door terinzagelegging met voorafgaande kennisgeving en toezending aan gedeputeerde staten en betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten: binnen 2 weken dan wel, indien gedeputeerde staten of de inspecteur zienswijzen hebben ingebracht of het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, vanaf 6 weken na vaststelling;
  • Mogelijkheid tot beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 weken na bekendmaking voor belanghebbenden;
  • Inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn, zijnde 6 weken na de bekendmaking, tenzij binnen deze termijn een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.