direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Heidsche Peel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP15009-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15009-va01_0001.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15009-va01_0002.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15009-va01_0003.png"

Impressies'Heidsche Peel'

Momenteel bestaat het natuurgebied 'Heidsche Peel' uit en versnipperd areaal aan zeven kleine natuurgebiedjes. Deze zijn gelegen in een goed verkaveld, intensief agrarisch gebied. De verwevenheid tussen landbouw en natuur is voor zowel landbouw als voor natuur een probleem. Niet alleen op het gebied van de waterhuishouding, maar ook ten aanzien van de versnippering van het gebied. De natuur in de 'Heidsche Peel' lijdt onder verdroging. Het vereist een hoge en stabiele grondwaterstand, terwijl voor de landbouw (vooral in het voorjaar) voldoene drooglegging noodzakelijk is.

In dat kader is het inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel' opgesteld. De belangrijkste doelen voor de gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel' zijn:

  • Realisatie van de goudgroene natuurzone om de versnippering van het gebied terug te dringen.
  • Realisatie van het Nieuw Limburgs Peil (NLP) om de verdroging te bestrijden.
  • Compenserende maatregelen voor de landbouwstructuur als gevolg van de realisatie van de goudgroene natuurzone en het NLP.

De gebiedsuitwerking voor de 'Heidsche Peel'is dan ook met name gericht op het uitvoeren van maatregelen op het gebied van waterkwaliteit, waterkwantiteit, natuur en landbouwstructuur. Met de gebiedsuitwerking van de 'Heidsche Peel' wordt enerzijds het vernatten van de natuur en anderzijds een goede landbouwstructuur gerealiseerd. Dit gebeurd door ontplooiing van de goudgroene natuurzone en Nieuw Limburgs Peil om de verdroging te bestrijden. Er worden compenserende maatregelen getroffen voor het huidig gebruik van de landbouwpercelen. Het planvoornemen voorziet concreet in maatregelen op het gebied van natuurinrichting (verschralen en afgraven) en in maatregelen ten behoeve van de waterhuishouding (dempen van watergangen).

Het bestemmingsplan 'Heidsche Peel' zal zich dan ook met name richten de concrete inrichtingsmaatregelen die worden uitgevoerd, welke ruimtelijk relevant zijn. Op basis van de gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel' betreft dit:

  • aanleggen duikers;
  • plaatsen nieuwe stuwen;
  • verwijderen stuwen;
  • verwijderen pompinstallaties;
  • realiseren nieuwe afwatering;
  • handhaven bestaande afwatering;
  • dempen bestaande waterloop;
  • dichtzetten overkluizing;
  • verondiepen waterloop;
  • versmallen en verondiepen waterloop;
  • opvullen slecht doorlatend mate;
  • ontgraven toplaag.

De uitvoering van deze inrichtingsmaatregelen zijn op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010' van de gemeente Venray niet in alle gevallen rechtstreeks mogelijk. Een groot aantal van de beoogde maatregelen zijn alleen mogelijk door middel van afwijking, wijziging of middels een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden dan wel niet mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan.

Voor de eenduidigheid en helderheid is derhalve besloten om de inrichtingsmaatregelen, welke ruimtelijk relevant zijn, planologische mogelijk te maken door herziening van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010' van de gemeente Venray. Door middel van het doorlopen van één bestemmingsplanprocedure worden deze inrichtingsmaatregelen rechtstreeks mogelijk gemaakt zodat de uitvoering van deze maatregelen planologisch qua gebruiks- en bouwmogelijkheden toegestaan zijn.

1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied 'Heidsche Peel'

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15009-va01_0004.png"

Luchtfoto ligging plangebied in relatie tot de omgeving

Het plangebied Heidsche Peel is gelegen ten westen van het dorp Ysselsteyn in de gemeente Venray en heeft een oppervlakte van ongeveer 906 hectare. Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door de provinciegrens met Noord-Brabant, aan de noordzijde door de provinciale weg N270 (de weg tussen Venray en Deurne, aan de oostzijde door de watergang Peelzicht-Berkhorst en aan de zuidzijde door aangrenzende het agrarische gebied tussen de Timmermansweg, IJsselsteynseweg en de provinciegrens met Noord-Brabant.

De aanwezige agrarische bedrijven en woningen binnen het plangebied maken geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan aangezien hiervoor het planologische regime ongewijzigd blijft. Deze locaties vormen als het waren een gat in het plangebied.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15009-va01_0005.png"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010'

De Heidsche Peel maken onderdeel uit van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010' van de gemeente Venray. Dit bestemmingsplan is door de raad vastgesteld op 14 december 2010 en is inmiddels onherroepelijk. Conform dit vigerende bestemmingsplan zijn de volgende (dubbel)bestemmingen en gebiedsaanduidingen van kracht:

  • bestemming 'Agrarisch';
  • bestemming 'Agrarisch met waarden';
  • bestemming 'Natuur';
  • bestemming 'Verkeer - Wegverkeer';
  • bestemming 'Water';
  • dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 1 en 2';
  • dubbelbestemming 'Waarde – Ontwikkelingszone groen';
  • dubbelbestemming 'Waarde - Ecologische hoofdstructuur';
  • dubbelbestemming 'Waarde - Houtopstanden en houtwallen';
  • dubbelbestemming 'Waarde - Peel - raamstelling';
  • dubbelbestemming 'Waarde - Peel - raamstelling - schootslinie';
  • dubbelbestemming 'Waterstaat - beschermingszone';
  • gebiedsaanduiding 'luchtvaarverkeerzone'
  • gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'
  • gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone – verwevingsgebied' van toepassing.

Verder zijn in het plangebied 3 agrarische bedrijven aangeduid met de functieaanduiding 'agrarisch bedrijf' en 2 agrarisch bedrijven zijn aangeduid met de functieaanduiding 'intensieve veehouderij'. De 2 aanwezige woningen aan de Zeilbergseweg zijn positief bestemd tot wonen. Zoals in paragraaf 1.2 al aangeven maken deze geen deel uit van het plangebied van onderhavig bestemmingsplan.

1.4 Toekomstig bestemmingsplan

Met dit bestemmingsplan wordt de uitvoering van de inrichtingsmaatregelen uit het inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking Heidsche Peel mogelijk gemaakt. Op basis van het nieuwe bestemmingsplan 'Heidsche Peel' worden de (dubbel)bestemmingen en gebiedsaanduidingen waar nodig aangepast. Om de beoogde inrichtingsmaatregelen planologisch rechtstreeks mogelijk te maken zijn wijzigingen in de verbeelding en regels doorgevoerd. Er is hierbij een directe koppeling gemaakt met het inrichtingsplan.

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidend hoofdstuk volgt een beschrijving van het projectprofiel aan de hand van de gebiedsbeschrijving en planvoornemen. Vervolgens worden de relevante beleidskaders op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau beschreven. Hierna volgen een uitgebreide milieuparagraaf en waterparagraaf.. In een hoofdstuk over de juridische opzet wordt het juridische deel van het bestemmingsplan (de planregels in combinatie met de verbeelding) nader toegelicht, waarna het aspect haalbaarheid (financieel en maatschappelijk) aan bod komen. Ter afsluiting van de toelichting wordt de procedure die dit bestemmingsplan doorloopt beschreven.

Hoofdstuk 2 Projectprofiel

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het planvoornemen beschreven. Hierbij wordt expliciet aandacht besteed aan de inrichtingsmaatregelen uit het inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel'.

2.2 Gebiedsbeschrijving

2.2.1 Historische situatie

De 'Heidsche Peel' was vroeger onderdeel van het enorme hoogveengebied de Peel. De hoogveen is ontstaan door het vasthouden van, eerst grondwater, en later regenwater. Het veenpakket van de 'Heidsche Peel' was vele meters dik. Vanaf de 17e eeuw is het grotendeels afgegraven. Uit de eerste vervening zijn een deel van de typische veenputtencomplexen (boerenkuilen) ontstaan waarvan enkele tegenwoordig nog aanwezig zijn en waar de meest waardevolle vegetatie te vinden is.

Voor de ontginning in de jaren '60 van de vorige eeuw had de 'Heidsche Peel' een gevarieerd landschap met vele kleine hoogteverschillen. Het was een peellandschap begroeid met vochtige, natte heide en op de nog lagere plekken veenmossen en in de turfgatten kleine zonnedauw en witte snavelbuis. Vanwege het naast elkaar voorkomen van verschillende typen heide was de 'Heidsche Peel' omsteeks 1960 in vegetatiekundig opzicht een waardevol gebied. Door de grote gevarieerdheid in hoogte ligging en vochtgehalte kwamen er een groot aantal plantengemeenschappen voor.

De afwatering in de 'Heidsche Peel' is lange tijd problematisch geweest vanwege de ligging van de 'Heidsche Peel' aan de westzijde van de Peelrug. In 1934 was de 'Heidsche Peel' ondanks gegraven afwatering een erg nat gebied. In 1939 werd, in het kader van de ontginning van de zuidelijke Peel (Peelplan Zuid) het Defensiekanaal gegraven. Eén van de eisen die de overheid toen stelde was het vrijhouden van een schootsveld van 1200 meter waarin geen bomen mochten worden geplant en geen boerderijen worden gebouwd. Hierdoor kregen de kavels aan de Timmermansweg hun typisch langgerekte vorm.

Ook al omstreeks 1960 traden grote fluctuaties op in de grondwaterstanden. De natste delen waren de veengronden langs het Defensiekanaal. Ter plaatse van de zandbodems zakte het grondwater in drogere perioden (de zomer) al diep weg.

In de begin jaren '60 van de vorige eeuw is de 'Heidsche Peel' planmatig ontgonnen tijdens de ruilverkaveling Lollebeek. Meer dan de helft van de 'Heidsche Peel' werd machinaal ontgonnen. In totaal bleef 106 hectaren gespaard, omdat voor de ontginning ervan grote hoeveelheden zand moesten worden aangevoerd, hetgeen kostbaar was. In 1969 kreeg Staatsbosbeheer de niet ontgonnen delen van de 'Heidsche Peel' in eigendom. Dit zijn 7 door akkers van elkaar gescheiden en door sloten en het Defensiekanaal doorsneden Peelrestanten.

2.2.2 Bestaande situatie
2.2.2.1 Landschap

het landschap van de 'Heidsche Peel' bestaat buiten het natuurgebied de 'Heidsche Peel', voor het overgrote deel uit landbouwgebied. Het huidige landbouwgebied heeft zijn landschap gekregen tijdens de ontginningen. Uit de eerste ontginning van net voor Wereldoorlog II stamt de strokenverkaveling ten zuiden van het natuurgebied. Meer naar het noorden, ter hoogte van het natuurgebied 'Heidsche Peel' stamt de verkaveling uit de jaren '60 van de vorige eeuw toen, tijdens de ruilverkaveling Lollebeek, de laatste ontginning heeft plaatsgevonden. De reden voor deze ontginning was plaats te maken voor vier landbouwbedrijven die vanuit de ruilverkaveling Lollebeek verplaatst moesten worden. Deze heideontginning kenmerkt zich door een meer rationele en rechtlijnige verkaveling.

2.2.2.2 Natuur

De 'Heidsche Peel' is tegenwoordig nog steeds een waardevol natuurgebied met een hoge biodiversiteit. De meeste plantensoorten waar dit gebied vóór de ruilverkaveling Lollebeek om bekend stond, komen nog steeds voor. Met name de veenputtencomplexen zijn in dit opzicht waardevol. Zo bleek in 2008 en 2009 het grote veenputtencomplex in Heidsche Peel 2 nog in zeer goede staat te zijn. Groeiden soorten hoogveenplanten, waarvan de meeste zeldzaam zijn.

Gezien de aanwezige planten- en diersoorten is de 'Heidsche Peel' ecologisch gezien een zeer waardevol gebied. Echter het kampt tegenwoordig met een groot aantal problemen.

Versnippering

Bij de laatste ontginning zijn de stukken 'Heidsche Peel' gespaard, die moeilijk te ontginnen waren. Deze Peelrestanten liggen verspreid tussen landbouwpercelen. Landbouwpercelen (zeer voedselrijk en basisch) worden afgewisseld met percelen natuur (voedselarm en zuur) en vormen bijna een soort dambord. Hierdoor is de 'Heidsche Peel' geen robuust natuurgebied, maar zijn het losse natuurgebiedjes die veel negatieve invloed ondervinden van de omliggende landbouwpercelen.

Verdroging en eutrofiëring

De definitieve ontginnnen van de 'Heidsche Peel' ging gepaard met de aanleg van diepe sloten en drainagebuizen in en rond de nieuwe akkers. De gespaarde peelrandresten hebben hierdoor te leiden van sterke verdroging. Die verdroging werd in de loop der jaren nog eens versterkt door de steeds verder voortschrijdende verbossing. Niet alleen door extra verdamping, maar vooral doordat opgroeiende bomen met hun wortels waterondoorlatende (veen)lagen perforeerden. Hierdoor gingen deze lagen lekken en konden de grondwaterstanden sterker fluctueren.

In de jaren '90 van de vorige eeuw is getracht de verdroging tegen te gaan door gebiedsvreemd water aan te voeren. Het tegengaan van de verdroging is hiermee echter niet gelukt. Als gevolg hiervan is het gebiedsvreemd water wel op diverse plaatsen in het gebied kunnen doordringen tot in de veenputcomplexen. Op de plekken waar dit gebeurd is, is sprake van eutrofiëring. Dit is met name in het peelrestant Heidsche Peel 1.

2.2.2.3 Landbouw en milieu

De landbouw in het plangebied bestaat voor een groot deel uit intensieve veehouderijen, akkerbouwbedrijven en volle grond tuinbouwbedrijven. Het aantal melkveehouderijen met bedrijfsgebouwen in het gebied is beperkt. Net buiten het plangebied bij Ysselsteyn ligt één van de meest geconcentreerde intensieve veehouderij gebieden. Dat de intensieve veehouderij zich in dit gebied zo sterk heeft ontwikkeld heeft te maken met de kwaliteit van de grond direct na de ontginning van het gebied. De grond was deztijds niet van hoge kwaliteit en daardoor leverden akkerbouw en rundveehouderij onvoldoende op. Een extra kippen- of varkenshouderijtak was nodig om de bedrijven in stand te houden. Tegenwoordig zijn door organische en kunstmest en moderne technieken de akkerbouw en volle grond tuinbouw uitgegroeid tot volwaardige bedrijven.

Op basis van de uitgevoerde landbouwanalyse kan geconcludeerd worden dat de 'Heidsche Peel' een relatief sterke landbouw tak heeft, het gemiddelde bedrijf groot van omvang is en dat in he gebied veel toekomstgerichte bedrijven voorkomen met een goede verkaveling.

Het gebied rond Ysselsteyn is één van de meest verzuurde regio's van Nederland. Het ammoniakdepositie probleem ten aanzien van de natuur rond Ysselsteyn is dermate groot, dat het niet kan worden opgelost binnen het inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking voor de 'Heidsche Peel'. Enerzijds is de achtergrond depositie erg groot, anderzijds zitten er rond Ysselsteyn zoveel intensieve veehouderijen, dat een oplossing financieel niet haalbaar zou zijn. De ammoniakproblematie is daarom niet verder uitgewerkt in het inrichtingsplan. De te nemen maatregelen uit het inrichtingsplan zijn gebaseerd op de verbetering van natuurwaarden en de hydrologie.

In de goudgroene natuurzone liggen natuurgebieden die wat betreft de depositie van ammoniak vanuit de Wet ammoniak en veehouderij als zeer kwetsbaar zijn aangewezen. Rondom deze gebieden ligt een zone van 250 meter, waarin beperkingen gelden voor intensieve veehouderijen die hier willen uitbreiden en/of hervestigen.

2.2.2.4 Archeologie en cultuurhistorie

De archeologische verwachtingswaarde van het gebied is gezien het overwegend nattere of schralere natuurlijke fundament overwegend laag en plaatselijk hoog of middelhoog. Binnen het plangebied zijn geen archeologische vondsten bekend.

Wel zijn er jonge cultuurhistorische elementen aanwezig. Uit de verveningsperiode liggen er in de Peelrestanten nog zogenaamde boerenkuilen (veenputten) als restanten van turfwinning door individuele boeren. Naast een historische waarde hebben deze kuilen ook een natuurwaarde.

Uit de periode van de Tweede Wereldoorlog stamt de Peel-Raamstelling, waar het Defensiekanaal en de daaraan gelegen kazematten deel van uitmaken. De Kazematten (sinds 2002 een beschermd rijksmonument) zijn gericht op het oosten, waarvoor vrije schootsvelden (gemeentelijk monument) en de Duitse militaire begraafplaats zijn gelegen.

2.3 Het planvoornemen op basis van het inrichtingsplan 'Heidsche Peel'

2.3.1 Toekomstbeeld landschap

Voor het landschap van de 'Heidsche Peel' is het van belang de landschappelijke waarden te behouden. De Peelraamstelling met het Defensiekanaal, het schootsveld en de kazematten zijn de meest in het oog springende waarden. Het vrijhouden van het schootsveld is hierbij het belangrijkste aandachtspunt. door het verwijderen van houtopslag in het natuurgebied de 'Heidsche Peel' zal dit gebied, dat ook tot het schootsveld behoort, landschappelijk weer meer in de verdedigingslinie gaan passen. Behoud van de Peelraamstelling is gewaarborgd doordat het een monumentale status heeft gekregen (deels rijk, deels gemeentelijk). Vanwege de focus van het inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel' en het NLP worden geen aanvullende maatregelen voor landschap genomen. Immers andere delen van het landschap die het beeld mede bepalen worden door de inrichtingsmaatregelen versterkt en verbetert door het samenspel van fysieke elementen in het plangebied.

2.3.2 Toekomstbeeld natuur

In de toekomst zal de 'Heidsche Peel zich weer moeten ontwikkelen naar een robuust en veerkrachtig natuurgebied met een afwisselend droog/vochtig heidesysteem met plaatselijk hoogveen. Het gebied moet uitgroeien tot een aaneengesloten (met name in het zuidelijk deel) voedselarm natuurgebied. Gemiddeld zal het gebied aanzienlijk natter worden dan nu en zal het veel minder bomen bevatten.

Om dit te bereiken zullen landbouw en natuur meer gescheiden moeten worden, zowel ruimtelijk als wat betreft waterhuishouding. Hiervoor zullen een aantal maatregelen noodzakelijk zijn:

  • Om van de 'Heidsche Peel' een robuuster gebied te maken zijn de landbouwpercelen die tussen of tegen de peelrestanten liggen inmiddels aangekocht. Deze percelen zijn reeds aangewezen als goudgroene natuurzone.
  • Met de realisatie van het inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel' zal echter de versnippering van het gebied niet zijn opgelost. Om invulling te geven aan de goudgroene natuurzone wordt centraal in het plangebied twee landbouwpercelen ingericht als (natte) natuur. Dit is met name bedoeld voor het optimaliseren van de hydrologische situatie binnen de bestaande en nieuwe natuur.
  • De grondwaterstand in het natuurgebied moet omhoog. Hiervoor worden binnen de goudgroene natuurzone, op de voormalige landbouwgrond, sloten gedempt (of verontdiept) en aanwezige drainage wordt verwijderd of onklaar gemaakt.
  • Om verdere eutrofiëring te voorkomen wordt de inlaat van gebiedsvreemd water stopgezet en wordt op voormalige landbouwgrond binnen de goudgroene natuurzone de fosfaat verzadigde bovengrond verwijderd. Het betreffen met name die delen die na vernattingsmaatregelen direct nat worden waardoor fosfaat mobiel kan worden. De afgegraven grond wordt vervolgens ingezet om vernatting van laaggelegen landbouwgronden te voorkomen.
2.3.3 Toekomstvisie landbouw en milieu

Met de uitvoering van het inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel' zal de hoeveelheid landbouwgrond afnemen door de realisatie van de goudgroene natuurzone. Deze landbouwgrond ligt als een landbouwenclave te midden van de peelrestanten. Door de percelen sectie M, perceel nummers 19, 992 en 1632 als goudgroene natuurzone in te richten worden diverse peelrestanten met elkaar verbonden. De diverse peelrestanten liggen niet meer als eilanden in het landbouwgebied maar vormen (bijna) één geheel. Hiermee wordt het gebied hydrologisch en ruimtelijk gezien robuuster. De ontwateringsdiepte op de goudgroene natuurzone percelen is niet langer afhankelijk van de naastgelegen landbouwgronden en er kunnen een aantal extra watergangen worden gedempt. Het gebied kan zich ontwikkelen tot een natte heide waardoor diverse soorten die gebonden zijn aan natte heide zich gemakkelijker kunnen verspreiden binnen de 'Heidsche Peel'. Daarnaast kunnen binnen het plangebied een aantal percelen met landbouwgronden niet worden verworven, waardoor deze gronden agrarisch in gebruik blijven. De status van goudgroene natuurzone komt voor deze gronden te vervallen. Het verlies aan goudgroen natuurzone dient elders aan gronden te worden toegekend (binnen of buiten het plangebied), waardoor herbegrenzing van de goudgroene natuurzone noodzakelijk is.

Op een aantal landbouwpercelen worden maatregelen genomen om negatieve effecten als gevolg van vernatting in het natuurgebied te compenseren. Herverkaveling in het gebied blijft beperkt tot het uitruilen van landbouwpercelen die binnen de goudgroene natuurzone liggen.

2.4 Projectbeschrijving

2.4.1 Inrichtingsmaatregelen landschap

Binnen het plangebied 'Heidsche Peel' worden geen maatregelen genomen specifiek gericht op het verbeteren van de landschappelijke kwaliteit. Wel wordt bij de te nemen maatregelen rekening gehouden met de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied.

2.4.2 Inrichtingsmaatregelen natuur

Voor de ontwikkeling van de gewenste natuurdoelen zal het natuurareaal binnen het plangebied 'Heidsche Peel' zich moeten ontwikkelen als een aaneengesloten robuust gebied. Hiervoor zijn de noodzakelijke percelen (sectie M, perceelsnummers19, 992 en 1632) aangekocht en deze worden als zodanig ingericht.

Binnen de huidige begrenzing van de goudgroene natuurzone kan op basis van de eigendomsverhoudingen maar gedeeltelijk invulling gegeven worden aan de inrichting van de goudgroene natuurzone. Deze eigendommen liggen als een landbouwenclave te midden van de peelrestanten. Door de aangekochte percelen als goudgroene natuurzone in te richten worden diverse peelrestanten met elkaar verbonden. De diverse peelrestanten liggen niet meer als eilanden in het landbouwgebied maar vormen (bijna) één geheel. Hiermee wordt het gebied hydrologisch en ruimtelijk gezien robuuster. De ontwateringsdiepte op de goudgroene natuurzone percelen is niet langer afhankelijk van de naastgelegen landbouwgronden en er kunnen een aantal extra watergangen worden gedempt. Het gebied kan zich ontwikkelen tot een natte heide waardoor diverse soorten die gebonden zijn aan natte heide zich gemakkelijker kunnen verspreiden binnen de 'Heidsche Peel'. Daarnaast kunnen binnen het plangebied een aantal percelen met landbouwgronden niet worden verworven, waardoor deze gronden agrarisch in gebruik blijven. De status van goudgroene natuurzone komt voor deze gronden te vervallen. Het verlies aan goudgroen natuurzone dient elders aan gronden te worden toegekend (binnen of buiten het plangebied), waardoor herbegrenzing van de goudgroene natuurzone noodzakelijk is.

De centraal gelegen percelen Boekweit 1 en Zeilbergseweg 1 en 2 en het gedeelte tussen de Berkhorst en Zeilbergseweg 1 en 2 worden ingericht als nat schaal graslandschap en vochtige heide met overgangen naar vochtig hooiland. Deze percelen hebben voor de ontwikkeling van de beoogde natuurwaarden de hoogste prioriteit. Vanwege het huidige agrarische gebruik met meststoffen zijn deze percelen te voedselrijk en moeten ze verschaald worden. Door de bouwvoor tot deze diepte af te graven ontstaat een gunstige situatie voor de ontwikkeling van de gewenste voedselarme vegetaties. Bijkomend voordeel hiervan is dat de grondwaterstand ten opzichte van het maaiveld kleiner wordt en hierdoor de natte omstandigheden die nodig zijn voor de beoogde vegetatie, gemakkelijke bereikt kunnen worden.

Voor de percelen Peelzicht 2 en 3 wordt geen bouwvoor verwijderd. De potenties van deze percelen zijn lager. Hier is gekozen om in te zetten op extensieve begrazing. Belangrijk daarbij is dat deze percelen een aparte begrazingseenheid worden, anders bestaat het gevaar dat er bemesting vanuit het rijke gedeelte optreedt in het voedselarme gedeelte. Daarnaast zal ook nog worden bekeken of de vegetatie rondom de nog aanwezige waardevolle putten in Peelzicht 1 verwijderd kan worden.

De verder inrichting van de hiervoor genoemde percelen zal bestaan uit het plaatsen van afrasteringen en het plaatsen van benodigde hekken of poorten. Daarnaast zal het gebied gedeeltelijk ontsloten worden door middel van wandelpaden.

Na verwerving en inrichting van de percelen die zijn aangewezen als goudgroene natuurzone, is het niet langer nodig deze percelen te ontwateren voor de landbouw. De aanwezige watergangen worden aangepast aan de nieuwe bestemming van natuur.

De Peelrestanten Peelzicht 1, Heidsche Peel 1, Heidsche Peel 2, Gagelven, Berkhorst en Zeilbergseweg 1 zijn in meer of mindere mate verdroogd en sterk verbost met berkenopslag. De berkenopslag zelf werkt verdere verdroging in de hand en bovendien tasten de boomwortels de waterondoorlatende nog intact zijnde veenlagen in de bodem verder aan, waardoor het regenwater niet langer vastgehouden wordt. De berkenopslag wordt in de meest kansrijke delen van het gebied (met veenputten en vennen) verwijderd en afgevoerd. De meest verdroogde delen met berkenopslag blijven gehandhaafd. Deze bosje bezitten een hoge avifaunistische waarde (wielewaal). Voor de bosstrook langs het Defensiekanaal bestaat het idee om de verbossing van deze strook tegen te gaan ten gunste van soorten van open heide en veengebieden die daarmee kunnen migreren tussen de Mariapeel en Heidsche Peel (en verder richting de Bult). Deze bosstrook is reeds bestemd als natuur en maakt derhalve geen onderdeel uit van onderhavig bestemmingsplan.

2.4.3 Inrichtingsmaatregelen landbouw en milieu

De maatregelen die op de landbouwpercelen worden genomen betreffen met name maatregelen in het kader van het NLP. Deze maatregelen zijn in de waterparagraaf (paragraaf 5.4) nader beschreven.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Inleiding

Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. Hierna worden in het kort de voornaamste zaken uit het relevante (inter)nationale, provinciale en regionale beleid voor het plangebied weergegeven, aangevuld met het van toepassing zijnde beleid van de gemeente Venray zelf.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze nieuwe structuurvisie vervangt onder andere de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) speelt in op de volgende ontwikkelingen en uitdagingen:

  • de veranderende behoefte aan wonen en werken;
  • de mobiliteit van personen;
  • economische positie tussen de tien meest concurrerende landen vasthouden voornamelijk in de sectoren logistiek, water, hightech, creatieve industrie, chemie en voedsel en tuinbouw;
  • de bijzondere waarden (compacte steden omringd door open en natuurrijk landelijk gebied, cultuurhistorie en natuur) koesteren en versterken;
  • waterveiligheid en beschikbaarheid van voldoende zoetwater in verband met de klimaatverandering en stedelijke ontwikkeling;
  • aandeel duurzame energiebronnen als wind, zon, biomassa en bodemenergie moet worden vergroot;
  • deregulering.

Om goed op deze ontwikkelingen en eisen in te spelen is een beleid nodig dat toekomstbestendig is en de gebruiker ruimte geeft. Dit vraagt een grondige actualisatie van de bestaande beleidsnota's voor ruimte en mobiliteit. De structuurvisie voorziet hierin door overheden, burgers en bedrijven de ruimte te geven om oplossingen te creëren.

Het Rijk gaat zich meer richten op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen voor Nederland als geheel. Het Rijk ziet verder toe op de deregulering waarmee jaarlijks vele miljoenen euro's kunnen worden bespaard.

De provincies en gemeenten zullen afspraken maken over verstedelijking, groene ruimte en landschap. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

Het Rijk verbindt ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit en zet de gebruikers centraal. Het zijn bewoners, ondernemers, reizigers en verladers die Nederland sterk maken. Provincies en gemeenten krijgen de ruimte zelf maatwerk te leveren. Zo werkt het Rijk aan een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiertoe zijn voor de middellange termijn (2028) drie doelen gesteld:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Concurrentiekracht

Nederland wil in 2040 tot de top 10 van de meest concurrerende economieën van de wereld behoren. Van belang daarvoor is een kwalitatief hoogwaardig vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers. Dat betekent onder meer dat moet worden ingezet op sterke stedelijke regio's, optimale bereikbaarheid en goede (logistieke) verbindingen met het buitenland.

Belangrijke innovatieve economische sectoren voor Nederland zijn onder meer: Water, Agro & Food, High Tech Systemen en Materialen, Life Sciences & Health, Chemie, Energie, Logistiek en Creatieve Industrie.

Bereikbaarheid

Het mobiliteitssysteem moet robuust en samenhangend worden (waaronder knooppunt-ontwikkeling), meer keuzemogelijkheden bieden en voldoende capaciteit hebben om de groei van de mobiliteit op de middellange (2028) en lange termijn (2040) op te vangen. Daarbij moet worden gekozen voor een integrale benadering die de mobiliteitsgroei in samenhang met ruimtelijke ontwikkeling faciliteert. De ambitie is dat gebruikers in 2040 beschikken over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.

Leefbaarheid en veiligheid

De ruimtelijke verschillen in Nederland nemen toe onder invloed van urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening. Deze toenemende regionale verschillen hebben consequenties voor de verstedelijking in Nederland. Vraag en aanbod van woningen, bedrijventerreinen en kantoren zijn daardoor niet overal in evenwicht (kwantitatief en kwalitatief). De ambitie voor 2040 is dat woon- en werklocaties in steden en dorpen aansluiten op de (kwalitatieve) vraag en dat locaties voor transformatie en herstructurering zoveel mogelijk worden benut.

Voorts is het nodig onze bijzondere waarden en internationaal onderscheidende kwaliteiten te koesteren en te versterken, hetgeen vraagt om de borging van natuurwaarden, biodiversiteit, cultuurhistorische waarden en een goede milieukwaliteit. De ambitie voor 2040 is het bieden van een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit, zowel in stedelijk als landelijk gebied. Belangrijke onderdelen daarvan zijn ook een blijvende bescherming tegen extreme weersomstandigheden en overstromingen alsmede het voorzien in voldoende zoetwater in droge perioden.

Op basis van voorgaande doelstellingen zijn vervolgens 13 nationale belangen benoemd. Hiervoor is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Deze belangen zijn gelijkwaardig aan elkaar en beïnvloeden elkaar onderling. In de SVIR is een eerste integrale afweging gemaakt van deze belangen. Dit heeft als gevolg dat het Rijk in gebieden of projecten een gebieds- of projectspecifieke afweging zal maken. Indien nodig maakt het Rijk duidelijk welke nationale belangen voorgaan. Voor onderhavig bestemmingsplan zijn van belang:

  • verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's (nationaal belang 8);
  • zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten (nationaal belang 13).

Onderhavig bestemmingsplan betreft een ontwikkelingsplan waarin de inrichtingsmaatregelen ten behoeve van de landschappelijke inrichting van de 'Heidsche Peel' mogelijk wordt gemaakt. Als gevolg hiervan zijn er geen belangen van het Rijk in het geding. Als gevolg van deze ontwikkelingen worden bijzondere waarden gekoesterd en versterkt. Er wordt bijgedragen aan het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving, waarin natuurlijke en cultuurhistorische waarden worden behouden en waar mogelijk versterkt.

Wel is het plangebied gelegen in de directe nabijheid van het militair vliegveld Volkel. Als gevolg van deze ligging is het obstakelbeheersgebied en een radarverstoringsgebied van het betreffende militaire vliegveld van toepassing. Echter de beoogde inrichtingsmaatregelen ten behoeve van de landschappelijke inrichting van de 'Heidsche Peel' zijn niet van invloed aangezien deze beperkt zijn in hoogte en uitsluitend gericht zijn op de ontwikkeling van de natuur ter plaatse. Bebouwing is hierbij niet aan de orde.

Verder worden de sectorale aspecten expliciet in het kader van dit bestemmingsplan beschouwd (hoofdstuk 4 en 5). Verder heeft een transparante en zorgvuldige belangenafweging bij de toekenning van de bestemmingen plaats gevonden op basis van het inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel'. Dit houdt in dat voor het vaststellen van bestemmingsplan 'Heidsche Peel' geen beperkingen vanuit de SVIR gelden.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De hiervoor beschreven SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

Met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen. Doel van dit Besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken.

Sinds de inwerkingtreding per 1 juli 2008 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) zijn instrumenten zoals een planologische kernbeslissing (pkb) en concrete beleidsbeslissingen (cbb) niet meer beschikbaar.

Middels het Barro worden voor een aantal specifieke onderwerpen algemene regels gesteld ten behoeve van de verwerking in bestemmingsplannen. In het SVIR is aangegeven wat het nationale belang is van het stellen van regels voor deze onderwerpen. Het Barro stelt in eerste instantie regels voor het project Mainportontwikkeling Rotterdam, het kustfundament, grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, defensie en erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. Op een later moment zal het besluit worden aangevuld met andere onderwerpen uit de SVIR.

De meeste onderwerpen waarvoor in het Barro regels zijn gesteld, zijn alleen van toepassing voor een bestemmingsplan dat na inwerkingtreding van het Barro van kracht wordt. Een dergelijk bestemmingsplan zal dan wel voor het eerst een nieuwe ontwikkeling of nieuwe bebouwing mogelijk moeten maken (zogenoemde nieuw-bepalingen).

De algemene regels in het Barro hebben vooral een conserverend/beschermend karakter waardoor geformuleerde nationale belangen niet belemmerd worden door ontwikkelingen die middels bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt. Voor een aantal onderwerpen geeft het Barro de opdracht dan wel de mogelijkheid aan provincies om bij provinciale verordening regels te stellen.

Onderhavig bestemmingsplan betreft weliswaar een ontwikkelingsplan, maar er worden geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die in strijd zijn met de SVIR. Wel voorziet het Barro in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor het vaststellen van bestemmingsplan 'Heidsche Peel' beperkingen vanuit het Barro gelden. Deze beperkingen hebben betrekking op het obstakelbeheersgebied en radarverstoringsgebied van het militaire vliegveld Volkel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15009-va01_0006.png"

Militaire luchtvaartterrein met bijbehorend obstakelbeheergebied

3.2.3 Verdrag van Malta

Het Verdrag van Malta, ook wel de Conventie van Valletta genoemd, is een Europees verdrag dat in 1992 is ondertekend door de lidstaten van de Raad van Europa. Het verdrag is er op gericht het bodemarchief beter te beschermen. Het bodemarchief bestaat uit alle archeologische waarden die zich in de grond bevinden, zoals gebruiksvoorwerpen, grafvelden en nederzettingen. Deze archeologische waarden dienen op een integrale wijze beschermd te worden, waarbij de volgende drie principes gelden:

  • Tijdig rekening houden met eventuele aanwezigheid van archeologische waarden.

Het is belangrijk dat bij de ruimtelijke inrichting van een gebied tijdig rekening gehouden wordt met mogelijk aanwezige archeologische resten. Daarom dient voorafgaand aan een nieuwe ontwikkeling onderzoek plaats te vinden naar archeologische waarden in de bodem van het plangebied. Hierdoor kunnen tijdig archeologie vriendelijke alternatieven gezocht worden en wordt tevens een stukje onzekerheid tijdens de bouw van de ontwikkelingen weggenomen, doordat vooraf duidelijk is of er al dan niet archeologische resten in de bodem te verwachten zijn.

  • Behoud in situ.

Er wordt naar gestreefd archeologische waarden op de plaats zelf te bewaren (behoud in situ). In de bodem blijven de resten immers goed geconserveerd. Indien mogelijk worden de resten ingepast in de ontwikkeling, zodat ze tastbaar en goed zichtbaar blijven.

  • Verstoorder betaalt.

Degene die verantwoordelijk is voor het verstoren van de grond dient te betalen voor het doen van opgravingen en het documenteren van archeologische waarden, wanneer behoud in situ niet mogelijk is.

Het verdrag is vertaald in de Monumentenwet. Ook kan het verdrag worden teruggevonden in onder andere de Ontgrondingswet. Het is dan ook belangrijk dat de ontwikkelingen in het plangebied conform het verdrag zijn, en daarmee dan ook conform de wet.

Door de gemeente Venray is archeologisch beleid ontwikkeld. Dit betreft concreet een archeologische verwachtingenkaart waarop waardencategorieën voor de gemeente Venray zijn aangegeven. Op basis van deze waardencategorieën is aangegeven wanneer archeologisch onderzoek noodzakelijk is. De in het plangebied voorkomende categorieën zijn door vertaald in de dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie 1 en 2'. In paragraaf 4.11 is voor het plangebied nader ingegaan op het aspect archeologie.

3.2.4 Natura 2000

Natura 2000 is een Europees netwerk van natuurgebieden met als doel het ontwikkelen en in stand houden van soorten en ecosystemen die belangrijk zijn voor Europa. De gebiedsbescherming van deze gebieden is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet 1998 (Stb. 1998, 403 en Stb. 2005,195). Op grond van deze gebiedsbescherming vallen beschermde natuurmonumenten en de gebieden die op grond van de beide Europese richtlijnen zijn aangewezen als speciale beschermingszones (de zogenoemde Vogel- en Habitatrichtlijngebieden) onder het regime van de Natuurbeschermingswet 1998.

Het beleid houdt echter niet bij de landsgrenzen op, vogels en planten trekken zich immers niets aan van landsgrenzen. Er zijn drie thema's die centraal staan bij Natura 2000, zoals volgt uit diverse bronnen van het regiebureau Natura 2000, te weten beleven, gebruiken en beschermen:

  • Beleven houdt in dat er ruimte wordt gecreëerd voor recreatie. Recreatie en natuurontwikkeling in dezelfde omgeving betekent echter wel dat er goede afspraken gemaakt moeten worden.
  • Met gebruiken wordt bedoeld dat de natuur naast haar schoonheid ook economisch functioneel is. Wonen, werken en recreëren in een mooie omgeving is het streven, waarbij economie en ecologie met elkaar in balans dienen te zijn.
  • Beschermen wil zeggen het duurzaam beschermen van flora en fauna.

Het ideaalbeeld wordt bereikt wanneer de drie thema's in combinatie met elkaar zonder problemen van toepassing kunnen zijn op natuurgebieden. Het ministerie van Economische Zaken (EZ) neemt hierin het voortouw, door Natura 2000-gebieden aan te wijzen. Bij het aanwijzen van een gebied wordt op basis van enkel ecologische argumenten bepaald welke natuurwaarden op welke locatie geholpen moeten worden en welke doelstellingen daarbij behaald moeten worden. Voor ieder definitief aangewezen natuurgebied dient een beheerplan opgesteld te worden met een looptijd van zes jaar. Een dergelijk beheerplan wordt opgesteld in goed overleg met eigenaren, beheerders en betrokken overheden (met name gemeenten, waterschappen en provincies). Het plan geeft weer wat er moet gebeuren om de gestelde doelen te bereiken en wie daarvoor verantwoordelijk is. Natura 2000-gebieden kennen een bepaalde bescherming. Deze bescherming is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet.

Gemeenten zijn derhalve verplicht om beheerplannen ten aanzien van Natura 2000-gebieden door te laten werken in het betreffende bestemmingsplan, indien een dergelijk gebied (gedeeltelijk) binnen het plangebied valt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15009-va01_0007.png"

Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebied Deurnsche Peel & Mariapeel

Het plangebied 'Heidsche Peel' is zelf niet aangewezen als Natura 2000-gebied maar gelegen tussen het Natura 2000-gebied Deurnsche Peel & Mariapeel. De afstand tot dit Natura 2000-gebied bedraagt respectievelijk 770 meter en 3 kilometer. Onderhavig bestemmingsplan betreft een ontwikkelingsplan waarin de inrichtingsmaatregelen voor het inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel' mogelijk worden gemaakt. Deze inrichtingsmaatregelen versterken de natuur zelf ter plaatse, waardoor de 'Heidsche Peel' een belangrijke schakel wordt tussen deze twee gebieden. Het beleid ten aanzien van Natura 2000-gebieden heeft dan ook geen consequenties voor dit bestemmingsplan en is hiervoor geen nadere beschermende regeling in de vorm van een dubbelbestemming opgenomen aangezien de 'Heidsche Peel' zelf niet de status van Natura 2000-gebied heeft.

3.2.5 Nationaal Waterplan

In hoofdstuk 5 Waterparagraaf is het beleid uit het Nationaal Waterplan nader uitgeschreven.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014)

Op 12 december 2014 is door Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan 2014 (POL2014) vastgesteld. Het POL2014 is per 16 januari 2015 in werking getreden. Het POL 2014 heeft vier wettelijke functies: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer).

In het POL 2014 komen alleen die zaken aan bod, die er op provinciaal niveau echt toe doen en die vragen om regionale oplossingen. Dat sluit aan bij de basisfilosofie en ook bij aanpak de van de rijksoverheid die zich beperkt tot een 13-tal nationale ruimtelijke belangen. Zo veel mogelijk ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en andere partners die met hun lokale kennis prima maatwerk kunnen leveren.

In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, het versnellen van de energietransitie, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.

De belangrijke principes in het limburgs omgevingsbeleid zijn:

  • 1. Kwaliteit staat centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.
  • 2. Uitnodigen staat centraal. Dat gaat meer over de manier waarop we samen met onze partners dat voortreffelijke leef- en vestigingsklimaat willen realiseren. Met instrumenten op maat en ruimte om te experimenteren. De provincie wil hierbij selectief zijn: het POL richt zich alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen.

De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, onderscheiden we in dit POL zeven globaal afgebakende gebiedstypen. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden.

In het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014) maakt het plangebied onderdeel uit van het landelijk gebied en is het grotendeels aangeduid als goudgroene natuurzone met daartussen enkele percelen als bronsgroene landschapszone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15009-va01_0008.png"

Uitsnede POL2014

De goudgroene natuurzone omvat bestaande bos- en natuurgebieden, gebieden die de komende jaren zullen worden omgevormd tot natuurgebied en een klein areaal landbouwgebieden waarin sprake is van agrarisch natuurbeheer (volledig omsloten door Natura2000-gebieden). Maar de zone omvat ook andere gebieden: wegen die door het gebied lopen en verspreide bebouwing, vaak agrarische bedrijven (de zgn. bouwblokken) of kloosters. Dat heeft alles te maken met het feit dat de POL-kaart niet de precisie heeft van een bestemmingsplan.

De gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel' draagt nadrukkelijk bij aan de ontwikkeling van de goudgroene natuurzone door de bestaande natuur te respecteren en nieuwe natuur te ontwikkelen aan de hand van de in paragraaf 2.4 beschreven inrichtingsmaatregelen. Deze beoogde inrichtingsmaatregelen passen daarmee binnen het provinciale beleid van de provincie Limburg.

3.3.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

Bij het POL2014 hoort de Omgevingsverordening Limburg. De juridische doorwerking van het omgevingsbeleid wordt in deze verordening geregeld. Naast bepalingen die voor iedereen gelden (gedragsregels), bevat de Omgevingsverordening ook een hoofdstuk 'Ruimte', waarin instructieregels naar gemeenten zijn opgenomen. De te maken regionale bestuursafspraken worden in de Omgevingsverordening Limburg geborgd. De Omgevingsverordening Limburg 2014 is, net als het POL, op 12 december 2014 vastgesteld door Provinciale Staten en is per 16 januari 2015 in werking getreden.

De Omgevingsverordening Limburg was een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. De Omgevingsverordening Limburg is op 1 januari 2011 in werking getreden. In 2014 is de Omgevingsverordening opnieuw gewijzigd, vanwege de vaststelling van POL 2014, waarin is bepaald dat er een nieuw hoofdstuk 'Ruimte' aan de Omgevingsverordening wordt toegevoegd. Dat hoofdstuk 'Ruimte' is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Op basis van de Omgevingsverordening Limburg 2014 zijn voor het plangebied van toepassing:

  • goudgroene natuurzone en bronsgroene landschapszone;
  • bufferzones verdrogingsgevoelige natuurgebieden (geen grondwaterontrekking toegestaan);
  • extensiveringsgebieden intensieve veehouderijen (geen nieuwvestiging en uitbreiding van intensieve veehouderijen).

Door de uitvoering van de beoogde inrichtingsmaatregelen voor de 'Heidsche Peel' is het planvoornemen juist gericht op natuurontwikkeling, waarbij vernatting van het gebied wordt nagestreefd. Het is juist de bedoeling dat het (grond)water in het gebied wordt vastgehouden. De inrichtingsmaatregelen zijn hier expliciet op gericht door het dempen en verondiepen van de watergangen en het aanpassen van de gemiddelde hoogste grondwaterstand en gemiddelde laagste grondwaterstand. Tevens worden de natuurgebieden uitgebreid en is de aanleg van nieuwe natuur gericht op 'natte' natuur. Met het inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel' wordt nadrukkelijk invulling gegeven aan de realisatie van de goudgroene natuurzone om de versnippering van het gebied terug te dringen en de realisatie van het Nieuw Limburgs Peil (NLP) om de verdroging te bestrijden. Daarvoor zijn de percelen sectie M, perceelsnummers19, 992 en 1632 verworven en worden deze ingericht als natuur en als zodanig bestemd.

Binnen het plangebied wordt geen nieuwe intensieve veehouderij toegestaan. De bestaande intensieve veehouderijen blijven gehandhaafd conform het huidige planologische regime. Deze maken ook geen onderdeel uit van het plangebied doordat ze erbuiten zijn gelaten. Uitbreiding van deze intensieve veehouderijen is dan ook niet mogelijk.

Gezien het bovenstaande kan gesteld worden dat met het planvoornemen voldaan wordt aan het provinciale beleid.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Ruimtelijk Kwaliteitskader Buitengebied Venray

De gemeente heeft naast het bestemmingsplan buitengebied twee beleidskaders op opgesteld, namelijk: het Ruimtelijk Kwaliteitskader en het beeldkwaliteitsplan. Het Ruimtelijk kwaliteitskader (RKK) geeft de randvoorwaarden aan waarbinnen een ruimtelijke ontwikkeling kan plaatsvinden. Het beeldkwaliteitsplan (BKP) gaat specifiek in op de ruimtelijke en esthetische randvoorwaarden die de gemeente stelt aan beeldkwaliteit.

Kern van het Ruimtelijk KwaliteitsKader is de opvatting dat in het buitengebied zich steeds nieuwe ontwikkelingen voordoen. Deze dynamiek vraagt om enerzijds een visie waarmee wordt aangegeven welke ruimtelijke ontwikkelingen gewenst zijn. Anderzijds wordt erkend dat een ontwikkeling in het buitengebied de waarden van dit buitengebied kunnen worden aangetast. Een ontwikkeling is dan ook slechts mogelijk als tegelijkertijd deze waarden op een verantwoorde wijze worden behouden of worden omgevormd tot een nieuwe kwaliteit.

 

De verwachting is dat met het Ruimtelijk KwaliteitsKader de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied zal vergroten.

De ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied veranderd voortdurend en de beleving kan sterk verschillen. Daarom is het belangrijk om vooraf vast te leggen wat onder ruimtelijke kwaliteit wordt verstaan, bijvoorbeeld: wat vinden we belangrijk om te behouden, welke kwaliteiten kunnen een toegevoegde waarde hebben, welke ontwikkelingsrichting is gewenst?. In het Ruimtelijk KwaliteitsKader is de ruimtelijke kwaliteit concreet uitgewerkt aan de hand van de landschappelijke structuur en elementen, de verkavelings- en bebouwingsstructuur en de functionele structuren.

In dat kader zijn in het buitengebied van de gemeente Venray deelgebieden onderscheiden. Het plangebied van de 'Heidsche Peel' maakt onderdeel uit van het deelgebied Ysselsteyn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15009-va01_0009.png"

Kenmerken deelgebied Ysselsteyn

Het dorp Ysselsteyn is vanaf de jaren ’20 gesticht als compleet nieuwe nederzetting in het kader van de grote Peelontginning. Het stedenbouwkundige, geometrische patroon van het dorp is van invloed op de verkavelingstructuur aan de Timmermannsweg en de Puttenweg. Deze uitwaaierende wegen zorgen voor diepe, redelijk smalle verkavelingen. De bebouwing is vaak in een groene setting ingebed. In sommige gevallen komen de stallen pregnant in beeld.

Ook het Defensiekanaal speelt een rol in de ontstane verkaveling. De Peel-Raamstelling is in 2001 aangewezen als rijksmonument en omvat 30 kazematten, 5 stuwen/verdeelwerken, het Peel/Defensiekanaal en de wal. Ruimtelijk vormt het een sterke begrenzing door de aanwezigheid van de dichte houtsingels en bomenrijen die het kanaal begeleiden.

Ten oosten van Ysselsteyn is de overgang naar oud bouwland zichtbaar in de rechtlijnige verkaveling die naar het oosten toe steeds meer het oude wegenpatronen richting Heide volgt. Er ontstaat een zogenaamde mozaïekstructuur van diverse verkavelingstypen in diverse richtingen geprojecteerd. De verkaveling is veelal nog wel grootschalig, zeker aan de Steegse Peelweg.

Kenmerkend in het gebied zijn ook enkele bijzondere functies en de bosgebieden. De bosgebieden: de Heidsche Peel is een restant hoogveen dat wordt gekenmerkt door een waardevol complex van loofbos, heide en bouwland. De ‘Paardekop’ omvat een reliëfrijke heidebebossing en een sterk verkaveld vennencomplex. Houtproductie, recreatie en landschapsbouw spelen hier een rol. Rouwkuilen is een door bossen omgeven voedselarm stuifven en was vroeger een zeer waardevol natuurbeschermingsgebied. Het is echter sterk aangetast door verzuring.

Daarnaast liggen aan de Timmermannsweg het MOB complex en de Duitse militaire begraafplaats. Ysselsteyn is functioneel gezien voornamelijk gericht op agrarische bedrijvigheid. Het verschil met Vredepeel is dat hier een grotere diversiteit aan agrarische bedrijven aanwezig is. Daarnaast liggen aan de Deurneseweg diverse functies: agrarisch, wonen en kleine bedrijvigheid.

3.4.2 Beeldkwaliteitsplan

Het beeldkwaliteitsplan als onderdeel van het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010' gaat zowel in op de landschappelijke inpassing van gebouwen als op de gebouwen zelf. Bij landschappelijk inpassing zijn de landschapstypen uitgangspunt. Deze landschapstypen zijn gelijk aan de landschapstypen zoals die voorkomen in het ruimtelijk kwaliteitskader. In het bestemmingsplan komt het agrarisch gebied met waarde overeen met de essen en beekdalen. Het agrarisch gebied komt overeen met mozaïeklandschap en open gebied.

Het beeldkwaliteitsplan is dan ook met name bedoeld als richtlijn bij de inpassing van nieuwe ontwikkelingen in het landschap. De beoogde inrichtingsmaatregelen van het inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel' zijn er met name op gericht op de natuurontwikkeling van de 'Heidse Peel' en de versterking van het landschap ter plaatse. Er zijn geen ontwikkeling voorzien die op basis van het beeldkwaliteitsplan landschappelijk ingepast moeten worden.

De aanwezige agrarische bedrijven en woningen maken geen onderdeel uit van het plangebied. Hierop blijft het beeldkwaliteitsplan van toepassing en moet bij eventuele uitbreiding van de bebouwing wel nader getoetst worden aan dit beeldkwaliteitsplan.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Inleiding

In het kader van de milieuwetgeving zijn diverse wetten van toepassing op het gebruik van de gronden en de bouwmogelijkheden. Het betreft hier veelal zones die van belang zijn of milieuvoorschriften waaraan voldaan moet worden. De ruimtelijk relevante regelingen zijn door vertaald naar de planverbeelding en -regels.

4.2 Bodemkwaliteit

4.2.1 Inleiding

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan moet op basis van artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening worden onderzocht of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Het uitgangspunt is dat een eventuele aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico mag opleveren voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet.

Dit is concreet aan de orde daar waar nieuwe natuur wordt aangelegd en het tracé van de watergangen wordt aangepast dan wel de watergangen gedempt of verontdiept worden.

4.2.2 Aanleg nieuwe natuur

Als gevolg van de aanleg van nieuwe natuur wijzigt het gebruik en de bestemming van de betreffende gronden van de bestemming 'Agrarisch met waarden' of de bestemming 'Agrarisch' in de bestemming 'Natuur'. In dat kader is voor deze gronden een historisch bodemonderzoek (Econsultancy, rapportnummer 15061516, 5 augustus 2015) uitgevoerd. Uit dit onderzoek is gebleken dat er mogelijk sprake is van voormalige bodembelasting ter plaatsen van de af te graven gronden voor de aanleg van natuur, waardoor het vermoeden van bodemverontreiniging aanwezig is. Dit in verband met de demping van een afwateringkanaal. Indien de demping van het afwateringskanaal heeft plaatsgevonden met gebiedseigen grond, worden er vooralsnog geen verontreinigingen in de bodem verwacht. Indien de demping met locatievreemde stoffen (grond en/of puin) heeft plaatsgevonden wordt verwacht, dat er verspreid over de locatie wisselende gehalten van verontreinigde stoffen voorkomen.

Op basis van het vooronderzoek wordt, vooralsnog, geconcludeerd, dat de onderzoekslocatie ter plaatse van de gedempte afwateringskanaal en ter plaatse van de voormalige toegangsweg onderzocht dient te worden volgens de strategie van een 'verdachte locatie met diffuse bodembelasting en en heterogene verontreiniging op schaal van monsterneming' (VED-HE). Het doel van het verkennend bodemonderzoek in deze situatie is het bepalen van de aard van de heterogeen verdeelde verontreinigende stof op schaal van monsterneming. Tevens wordt vastgesteld of de vermoede verontreinigende stof de achtergrondwaarde of het geldend achtergrondgehalte overschrijdt.

Op basis van de verdere uitwerking van het inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel' kan geconcludeerd worden dat de gronden die op basis van het vooronderzoek nu aangemerkt worden als verdacht ongeroerd zullen blijven en alleen ingericht zullen worden als natuur. Gezien de ongewijzigde status van de grond is verder geen verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.

De grond die vrijkomt bij de aanleg van de nieuwe natuur zal gebruikt worden binnen het plangebied voor de inrichtingsmaatregelen: het ophogen van de agrarische gronden in het zuidelijk deel van het plangebied dan wel voor het dempen of verondiepen van bestaande watergangen. Er wordt daardoor zoveel mogelijk gewerkt met een gesloten grondbalans. Wel dient vanwege de verwachting op arseengebieden bij ontgraving gelet te worden op visuele aanwijzingen van oerbanken. Deze grond dient apart in depot gezet moeten worden. Hergebruik mogelijkheden dienen door middel van partijkeuring te worden bepaald.

4.2.3 Aanleg nieuwe watergang

In het noordelijk deel van het plangebied wordt de watergang Grote Berg gedeeltelijk verlegd. De grond die hierbij vrijkomt zal eveneens binnen het plangebied worden gebruikt voor het dempen van het bestaande deel van de betreffende watergang. Het hergebruik van de grond binnen het plangebied draagt tevens bij aan een gesloten grondbalans.

4.3 Wet geluidhinder

4.3.1 Wet geluidhinder

Ten aanzien van geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder (verder: Wgh) van toepassing.

De Wet geluidhinder voorziet rond (gezoneerde) industrieterreinen, langs wegen en langs spoorwegen in (onderzoeks)zones. Industrielawaai en railverkeerslawaai zijn in onderhavige bestemmingsplan niet aan de orde. De provinciale weg N270 aan de noordzijde van het plangebied en de ontsluitingswegen in en direct grenzend aan het plangebied zijn zoneplichting.

Echter met de beoogde inrichtingsmaatregelen worden binnen het plangebied geen nieuwe geluidsgevoelige objecten opgericht. De Wgh is dan ook niet van toepassing.

4.4 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Er zijn nu meer mogelijkheden om kleine bouwprojecten door te laten gaan.

Onderzoek naar de luchtkwaliteit is volgens de Wet luchtkwaliteit niet nodig indien geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. Onderhavig bestemmingsplan 'Heidsche Peel' voorziet weliswaar in ontwikkelingen, maar deze leiden niet tot een verkeersaantrekkende werking. Het betreffen uitsluitend inrichtingsmaatregelen, gericht op natuurontwikkeling, welke in het kader van het uit te voeren inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel' mogelijk gemaakt worden. Onderzoek naar luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

4.5 Bedrijven en milieuzonering

In het plangebied zelf en in de directe omgeving van het plangebied komen geen bedrijven met zoneringen voor. Deze zijn allen op voldoende afstand gelegen, zodat deze niet van invloed zijn op het plangebied.

Wel zijn in het plangebied en de directe omgeving agrarische bedrijven gelegen in de vorm van intensieve veehouderijen. Deze bedrijven hebben een zonering in de vorm van een geurzone. Aangezien er geen nieuwe geurgevoelige objecten met de beoogde inrichtingsmaatregelen gerealiseerd worden binnen het plangebied is het aspect geur verder niet aan de orde.

4.6 Externe veiligheid

4.6.1 Inleiding

Bij de ruimtelijke planvorming moet rekening gehouden worden met het aspect externe veiligheid. De risico's voor de bevolking, die verbonden zijn aan gevaar veroorzakende activiteiten moeten in beeld worden gebracht. De volgende bronnen kunnen aan de orde zijn:

  • inrichtingen;
  • transportactiviteiten met gevaarlijke stoffen;
  • vuurwerkopslagplaatsen;
  • opslagplaatsen ontplofbare stoffen voor civiel gebruik.

De risiconormen voor inrichtingen zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het besluit verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen rekening te houden met bepaalde eisen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) zijn voorts regels opgenomen betreffende de veiligheidsafstanden en berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15009-va01_0010.png"

Uitsnede risicokaart

De normen voor het risico welke burgers mogen lopen als gevolg van een ongeval met transport van gevaarlijke stoffen zijn vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRVGS). Op basis van deze nota geldt het Basisnet Vervoer voor zowel wegen, spoorlijnen als vaarwegen. Hiermee moet voorkomen worden dat zich externe veiligheidsknelpunten zullen gaan voordoen langs spoor- en waterwegen en het hoofdwegennet.

Het transport van gevaarlijke stoffen door middel van buisleidingen is gebaseerd op het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Dit besluit verplicht gemeenten en provincies om buisleidingen op te nemen in het bestemmingsplan, inclusief een belemmerende zone. Het Bevb gaat niet uit van bebouwings-, veiligheids- of toetsingsafstanden, maar van grenswaarden voor plaatsgebonden risico en een verantwoordingsplicht voor groepsrisico. Hiermee is het vergelijkbaar met het Bevi.

De opslag van ontplofbare stoffen voor civiel gebruik is gereguleerd in de circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. Hierin worden veiligheidsafstanden gegeven ten opzichte van inrichtingen waar dergelijke stoffen opgeslagen worden. De gemeente is verplicht deze afstanden binnen het bestemmingsplan aan te houden. Dit geldt ook voor veiligheidsafstanden ten behoeve van de opslag van vuurwerk, welke in het Vuurwerkbesluit zijn vastgelegd.

Zoals hiervoor al aangegeven wordt, is er sprake van een plaatsgebonden- en een groepsrisiconorm die bepalen wat de maximale kans op dodelijke slachtoffers mag zijn in geval van een incident. Deze normen hebben het karakter van grenswaarden (zijnde het maximaal toelaatbaar risico) en richtwaarden in het milieubeleid. De normen gelden bij het verlenen van milieuvergunningen en het vaststellen van ruimtelijke plannen. Voor ontwikkelingen die plaatsvinden binnen het invloedsgebied van de risicovolle activiteit geldt een verantwoordingsplicht ten aanzien van het groepsrisico. Deze verantwoordingsplicht geldt ongeacht of normen worden overschreden.

Uitgangspunt voor het beleid is dat burgers voor de veiligheid in hun woonomgeving mogen rekenen op een minimum beschermingsniveau (plaatsgebonden risico): er mogen zich dus geen kwetsbare bestemmingen bevinden binnen de zone van het maximaal toelaatbaar risico. De kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers (groepsrisico) moet expliciet worden afgewogen en verantwoord. Op de risicokaart zijn de kwetsbare objecten, met een groen icoontje, aangegeven. Dit zijn gebouwen waarin zich veel mensen bevinden of gebouwen waar niet-zelfredzame mensen (zieken, bejaarden, kinderen) aanwezig zijn. Deze objecten verdienen extra aandacht met betrekking tot het aspect externe veiligheid.

4.6.2 Inrichtingen

Binnen het plangebied en direct grenzend aan het plangebied zijn een aantal risicovolle objecten gelegen. Het betreffen agrarische bedrijven, een camping en een woning met bovengrondse propaantanks. Het betreffende de volgende locaties:

  • agrarisch bedrijf, Deurneseweg 191, bovengrondse propaantank (4850 liter), plaatsgebonden risico 20 meter;
  • agrarisch bedrijf, Deurneseweg 182, bovengrondse propaantank (3000 liter), plaatsgebonden risico 20 meter;
  • agrarisch bedrijf, Deurneseweg 177, bovengrondse propaantank (3000 liter), plaatsgebonden risico 20 meter;
  • agrarisch bedrijf, Heidsche Peelweg 62, bovengrondse propaantank (8000 liter), plaatsgebonden risico 25 meter;
  • agrarisch bedrijf, Zeilbergseweg 12, bovengrondse propaantank (8000 liter), plaatsgebonden risico 25 meter;
  • camping, Zeilbergseweg 3, bovengrondse propaantank (3000 liter), plaatsgebonden risico 20 meter;
  • woning, Zeilbergseweg 7, bovengrondse propaantank (4800 liter), plaatsgebonden risico 20 meter.

De contouren van het plaatsgebonden risico liggen allemaal binnen de inrichting c.q. perceelsgrenzen van de betreffende locatie. Tevens voorzien de beoogde inrichtingsmaatregelen niet in de toename van het aantal personen in de directe omgeving van de verschillende inrichtingen. Dit heeft dan ook verder geen consequenties voor het plangebied.

4.6.3 Transport gevaarlijke stoffen

Weg

De aanwezigheid van de Provinciale weg N270 (Deurneseweg) en het transport van gevaarlijke stoffen dat daarover plaatsvindt, vormen een risico in het kader van de externe veiligheid. Bij de ontwikkeling van plannen rond deze weg moet met de aanwezigheid van externe veiligheidsrisico's rekening worden gehouden en dienen de vereiste afstanden tot kwetsbare bestemmingen te worden aangehouden. Binnen het aandachtsgebied van 200 meter aan weerszijden van deze provinciale weg is uitsluitend de aanleg van een nieuwe watergang voorzien dan wel het dempen/verondiepen van watergangen. Als gevolg hiervan neemt het aantal personen dat hier langdurig verblijft niet toe. Het aspect externe veiligheid is hier verder niet aan de orde.

Buisleiding

In het zuidelijk deel van het plangebied zijn een ruwe olieleiding (K1-leiding) en een hogedruk gasleiding gelegen. Beide leidingen hebben een plaatsgebonden risicocontour. Echter in dit deel van het plangebied is natuurontwikkeling en het eventueel ophogen van agrarische gronden met de vrijkomenden grond van de natuurontwikkeling voorzien. Ook hiervoor geldt dat het aantal personen dat hier langdurig verblijft niet toeneemt.

Tevens is in het zuidelijk deel een reservering voor toekomstige leidingen in de vorm van een leidingstrook gelegen. Binnen deze leidingstrook kunnen nieuwe leiding aangelegd worden voor het transport van gevaarlijke stoffen. Echter de beoogde inrichtingsmaatregelen vormen geen belemmering voor deze nieuwe leidingen aangezien het aantal personen dat hier langdurig zal verblijven niet toeneemt.

Het aspect externe veiligheid is ten aanzien van buisleidingen verder dan ook niet aan de orde.

4.6.4 Verantwoording groepsrisico

Ondanks de aanwezigheid van risicovolle objecten in de vorm van inrichtingen, wegen en leidingen in de plangebied of in de omgeving ervan is er geen sprake van gevolgen voor het groepsrisico van enige relevante risicobron. Onderhavig bestemmingsplan 'Heidsche Peel' voorziet weliswaar in ontwikkelingen, maar deze leiden niet tot toename van het aantal personen. Het betreffen uitsluitend inrichtingsmaatregelen, gericht op natuurontwikkeling, welke in het kader van het uit te voeren inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel' mogelijk gemaakt worden. Het groepsrisico wordt daarmee in voldoende mate verantwoord geacht.

4.7 Kabels en leidingen

De aanwezige nutsvoorzieningen en leidingen leggen beperkingen op aan het functioneren van bestaande gebieden en nieuwe ontwikkelingen als gevolg van het directe ruimtebeslag en in acht te nemen toetsings- en veiligheidsafstanden (het indirecte ruimtebeslag).

Ruwe olieleiding

Zoals in paragraaf 4.6.3 is aangegeven is in het zuidelijk deel van het plangebied een ruwe olieleiding gelegen met een direct ruimtebeslag van 2 x 5 meter aan weerszijden van de leiding. Met de aanleg van natuur en het ophogen van agrarische gronden met vrijkomende grond moet rekening gehouden worden met de ligging van deze leiding. Ter plaatse van het directe ruimtebeslag moet de veiligheid en het onderhoud van de leiding gewaarborgd worden. Dit houdt met name in het niet aanplanten van diep wortelende beplanting en het ophogen van de grond ter plaatse van de leiding.

Hogedruk gasleiding

Ter plaatse van de hogedruk gasleiding is dit eveneens van toepassing met dit verschil dat hier het directe ruimtebeslag van de leiding 2 x 4 meter bedraagt.

Reservering leidingstrook

Ook ter plaatse van de reservering van leidingstrook is dit aan de orde. Echter daar is het nog wel mogelijk om de gronden op te hogen zolang er geen leidingen zijn gelegen. Het aanbrengen van diep wortelende beplanting is niet wenselijk aangezien deze toch gerooid moet worden bij de aanleg van eventuele nieuwe leidingen.

4.8 Geur

Geur kan hinder veroorzaken in de leefomgeving. Wanneer deze hinder wordt ondervonden, kan dit zelfs invloed hebben op de gezondheid. Het is derhalve zaak geurhinder zoveel mogelijk te beperken door regels te stellen aan de uitstoot van geuremissies en afstanden ten opzichte van geurgevoelige objecten. Gezien het vigerende beleid is het belangrijk onderscheid te maken tussen geurhinder uit de agrarische sector en industriële geurhinder (geurhinder van bedrijven die niet behoren tot de agrarische sector).

In het plangebied of de directe omgeving ervan bevinden zich enkele intensieve veehouderijen die stank- of geuroverlast tot gevolg hebben. Echter in onderhavig bestemmingsplan ' Heidsche Peel' worden geen (nieuwe) geurgevoelige objecten dan wel geur veroorzakende objecten mogelijk gemaakt. Het betreffen uitsluitend inrichtingsmaatregelen, gericht op natuurontwikkeling, welke in het kader van het uit te voeren inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel' mogelijk gemaakt worden. Onderzoek naar eventuele geurhinder kan dan ook achterwege blijven.

4.9 Milieubescherming en overige zones

4.9.1 Algemeen

Buiten gangbare afstanden met betrekking tot leidingen en nutsvoorzieningen dient in bestemmingsplannen nog rekening te worden gehouden met afstanden tot bijvoorbeeld straalpaden, stiltegebieden en grondwaterbeschermingsgebieden.

4.9.2 Luchtvaartverkeer

Het volledige plangebied is gelegen binnen het obstakelbeheergebied van het militair vliegveld Volkel. Dit houdt in dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, binnen zones maar tot een maximale toegestane hoogte mogen worden opgericht. Echter onderhavig bestemmingsplan voorziet binnen de verschillende bestemmingen niet in dusdanige toegestane bouwhoogten dat daarmee de maximale toegestane hoogte wordt overschreden.

4.10 Flora en fauna

4.10.1 Gebiedsbescherming

De gebiedsbescherming is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet 1998 (Stb. 1998, 403 en Stb. 2005,195). Deze wet is de implementatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn voor wat betreft de gebiedsbescherming en is vanaf 1 oktober 2005 in werking getreden. Op grond van deze gebiedsbescherming vallen beschermde natuurmonumenten en de gebieden die op grond van de beide Europese richtlijnen zijn aangewezen als speciale beschermingszones (de zogenoemde Vogel- en Habitatrichtlijngebieden) onder het regime van de Natuurbeschermingswet 1998.

Het gebied 'Heidsche Peel' is zelf geen Natura 2000-gebied, maar het plangebied valt wel onder de invloedsfeer van het nabij gelegen Natura 2000-gebied Deurnsche Peel & Mariapeel. Daarnaast heeft het gebied planologische bescherming door de aanwijzing als goudgroene natuurzone. Uit paragraaf 3.2.4 blijkt dat de beoogde inrichtingsmaatregelen juist de natuur ter plaatse versterkt, waardoor de 'Heidsche Peel' een belangrijke schakel wordt tussen deze twee gebieden en invulling wordt gegeven aan de goudgroene natuurzone.

Het aanwijzen van nieuwe natuur heeft geen invloed op eisen die gesteld worden aan intensieve veehouderijen met betrekking tot hun ammoniakemissie. De goudgroene natuurzone wordt met het inrichtingsplan voor de Heidsche Peel ingericht, maar de afstand tot het emissiebepalende eerder aangewezen kwetsbare gebied blijft gelijk. Nieuwe natuurgebieden kunnen niet meer aangemerkt worden als zeer kwetsbaar en vormen daarmee geen belemmering voor de verder bedrijfsvoering voor deze bedrijven gezien de reeds aanwezige natuur. In het kader van de Natuurbeschermingswet geldt dat de inrichtingsmaatregelen geen negatieve effecten hebben op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied Deurnese Peel en Mariapeel. Daarnaast wordt met de inrichtingsmaatregelen juist invulling gegeven aan de goudgroene natuurzone.

4.10.2 Soortenbescherming

Behalve de mogelijke effecten op natuurgebieden moet ook duidelijk zijn of het betreffende plan effecten heeft, en zo ja welke, op beschermde soorten. De soortenbescherming is vastgelegd in de Flora- en faunawet (Staatsblad 1999, 264, laatstelijk gewijzigd Staatsblad 2009,617). Deze wet is de implementatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn voor wat betreft de soortenbescherming. Gezien de beoogde inrichtingsmaatregelen en natuurontwikkeling in het kader van het inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel' wordt een positief effect op de aanwezige flora en fauna verwacht. Immers met de inrichtingswaarden wordt beoogd om de goudgroene natuurzone c.q. de natte natuur ter plaatse te versterken.

Standaard geldt wel voor het plangebied de algemene zorgplicht zoals die in de Flora- en faunawet centraal staat (artikel 2). Bovendien moeten de handelingen in logisch verband staan met het plan en geen doel op zich vormen.

4.10.3 Quickscan flora en fauna

Om inzicht te krijgen in de consequenties van de beoogde inrichtingsmaatregelen is de ingreep door middel van een quickscan (Natuurbalans-Limes Divergens, projectnummer 15-124, 25 augustus 2015) getoetst aan de Flora- en faunawet (Ffw) en de Natuurbeschermingswet (Nbw).

4.10.3.1 Consequenties Flora- en faunawet

Een aantal ingrepen vindt plaats in het leefgebied van de streng beschermde soorten das en kleine modderkruiper en diverse grondbroeders. Door het treffen van mitigerende maatregelen kan overtreding van verbodsbepalingen uit artikel 11 van de Ffw voor kleine modderkruiper en broedvogels voorkomen worden. Voor deze soorten komt de functionaliteit van vaste rust- en verblijfplaatsen niet in het geding, op voorwaarde dat de mitigerende maatregelen uit paragraaf 4.10.3.3 worden nageleefd.

Ten aanzien van de das zijnde effecten van de vernattingsmaatregelen op de in het gebied aanwezige dassenburcht niet geheel duidelijk; daarvoor is aanvullend onderzoek nodig. Indien blijkt dat mitigerende of compenserende maatregelen nodig zijn om de functionaliteit van de verblijfplaats te behouden is mogelijk een ontheffing op de Ffw nodig.

 

Voor het verplaatsen van beschermde soorten is geen ontheffing op de Flora- en faunawet (artikelen 9 en 13) nodig, aangezien het bij voorliggend project niet de bedoeling is om deze flora en fauna (definitief) aan de natuur te onttrekken. Ze worden slechts verplaatst van de ingreeplocatie (directe gevarenzone) naar vergelijkbaar habitat in de directe omgeving. Dit verplaatsen gebeurt in één keer zonder langdurige tussentijdse opslag en vindt plaats buiten de kwetsbare perioden van aanwezige soorten.

4.10.3.2 Consequenties Natuurbeschermingswet

Er is zeker geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied. Een vergunning op de Nbw hoeft niet te worden aangevraagd.

4.10.3.3 Mitigerende maatregelen

Negatieve effecten op beschermde soorten kunnen grotendeels worden voorkomen door het treffen van onderstaande mitigerende maatregelen. Om deze maatregelen te borgen wordt geadviseerd om ze op te nemen in een ecologisch werkprotocol.

Planten

Ten aanzien van streng beschermde planten zijn geen mitigerende maatregelen nodig, aangezien er geen negatieve effecten optreden. Koningsvaren geniet slechts lichte bescherming (Ffw tabel 1). Het is niet wettelijk verplicht om deze plant te sparen, maar het valt te overwegen om de groeiplaatsen langs de Zeilbergseweg te sparen indien dat past binnen de geplande maatregelen. Krabbenscheer is niet beschermd, maar deze is wel opgenomen op de Rode lijst. Het valt te overwegen om de exemplaren in de sloot ten zuiden van de Zeilbergseweg te handhaven (tijdelijk in depot zetten gedurende de werkzaamheden) of te verplaatsen naar een geschikte locatie in de omgeving.

Das

Het is onduidelijk wat het effect is van de vernattingsmaatregelen op de dassenburcht. Indien de burchtlocatie ongeschikt dreigt te raken kunnen aanvullende maatregelen nodig zijn.

Naar aanleiding hiervan is door de ecoloog van de provincie Limburg uitgezocht of er een risico is dat de betreffende dassenburcht in het plangebied effecten ondervindt van de vernattingsmaatregelen. In bijlage 3 zijn de effecten van het inrichtingsplan op de grondwaterstanden in droge perioden (GLG) en in natte perioden (GHG weergegeven. Enerzijds zijn de toekomstige grondwaterstanden ten opzichte van het maaiveld weergegeven. Anderzijds is de verandering van de grondwaterstanden ten opzichte van de huidige situatie weergegeven.

Op basis hiervan is te zien dat de grondwaterstanden bij de dassenburcht (deze bevindt zich in de zuidwesthoek van het deelgebied Heidsche Peel 2) in de winter stijgen met gemiddeld 0 tot 5 cm ten opzichte van het maaiveld. In de zomer is er geen verandering te verwachten. De grondwaterstand in de winter stijgt daarmee gemiddeld tot een diepte van 0,8-1,6 m onder maaiveld. De diepte van de dassenburcht is niet bekend maar er kan vanuit worden gegaan dat deze in de huidige situatie niet dieper zal zijn dan 1,5 meter omdat de burcht dan in natte perioden in het grondwater zou liggen. Doordat het grondwater in de winter nauwelijks zal stijgen in de directe omgeving van de burcht is er geen effect op de dassenburcht te verwachten en zal de dassenburcht intact blijven. De dassenburcht ligt in een deel van het plangebied waar er nauwelijks vernatting optreedt als gevolg van het inrichtingsplan.  

Om verstoring van het foerageergebied van de das te voorkomen dienen binnen een straal van 200 m rond de burcht (globaal de percelen grenzend aan de noord- en zuidkant van het bosgebied waarin de dassenburcht ligt) de volgende regels in acht te worden genomen:

  • Er vinden geen werkzaamheden plaats in de nachtelijke uren tussen zonsondergang en zonsopkomst;
  • Dassenwissels zijn in de nachtelijke uren vrij van obstakels;
  • Er worden maatregelen getroffen om andere tijdelijke obstakels, zoals greppels en grondwallen, te passeren.

Als gevolg van de te nemen inrichtingsmaatregelen worden de betreffende percelen weliswaar natter maar blijven deze als foerageergebied geschikt voor de das. Bovendien wordt de noordelijk van de Zeilbergseweg gelegen in te richten percelen niet afgegraven en blijven deze ook als foerageergebied beschikbaar voor de das. Daarnaast behouden de percelen ten oosten, zuiden en westen van het bosperceel echter hun landbouwkundig gebruik en blijven voor de das op korte afstand een gevarieerd voedselaanbod bieden met zowel graslanden als akkers. Naar verwachting is dit voedselaanbod voldoende voor de das en blijft de functionaliteit van het leefgebied behouden.

Broedvogels

Om negatieve effecten ten aanzien van grondbroeders te voorkomen, dienen de werkzaamheden uitgevoerd te worden buiten het broedseizoen van aanwezige broedvogels. In de praktijk kan de periode maart t/m juli worden aangehouden als broedseizoen.

 

Amfibieën en vissen

Verschillende sloten in het onderzoeksgebied worden in het kader van de natuurontwikkeling gedempt of verondiept. Om negatieve effecten op kleine modderkruiper en andere algemene vissen en amfibieën (algemene zorgplicht) zo goed mogelijk te voorkomen dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen, conform de soortenstandaard voor kleine modderkruiper (RVO 2014). Het gaat om de volgende maatregelen:

Werkzaamheden aan watergangen (dempen, verondiepen) worden uitgevoerd buiten de kwetsbare periode van voortplanting, die voor kleine modderkruiper loopt van april t/m augustus. Bij uitvoering van de werkzaamheden in de winter is het belangrijk dat de luchttemperatuur boven het vriespunt ligt en dat er geen ijs aanwezig is in de watergang.

  • De te dempen sloten worden door middel van dammen opgedeeld in compartimenten van 100 à 200 m.
  • De waterdiepte moet tot 30 à 40 cm verlaagd worden.
  • Daags voor de demping werkzaamheden worden aanwezige vissen en amfibieën weggevangen met behulp van elektro visserij-apparatuur en schepnetten. In geval van een dikke sliblaag op de bodem kan het nodig zijn om het slib op de kant uit te spreiden en direct te controleren op aanwezige exemplaren van kleine modderkruiper.
  • Gevangen dieren worden verplaatst naar geschikt habitat buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden, binnen hetzelfde watersysteem.
  • Het dempen van de sloten gebeurt in de richting van het Defensiekanaal of andere watergangen. De verbinding tussen het Defensiekanaal en de sloten dient te worden afgesloten, zodat vissen de sloten niet opnieuw kunnen bevolken.
4.10.3.4 Aanbevelingen

Er is onvoldoende duidelijkheid over het effect van de geplande vernattingsmaatregelen op de aanwezige dassenburcht in het gebied. Nader onderzoek naar de effecten van de maatregelen en de gevolgen hiervan op de functionaliteit van de verblijfplaats is nodig. Mocht blijken dat maatregelen nodig zijn om de burchtlocatie te behouden of om wellicht een alternatieve locatie aan te bieden, dan wordt aanbevolen om daarbij rekening te houden met de geplande omvorming (dunning) van het bosgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15009-va01_0011.png"

Specifieke locaties met beschermde of andere bijzondere soorten

4.11 Archeologie en cultuurhistorie

4.11.1 Archeologie

In 1992 is het Verdrag van Malta door de landen van de Europese Unie, waaronder Nederland, ondertekend. Dit verdrag verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat archeologische waarden in situ (ter plekke) bewaard moeten blijven. Er dient te worden nagestreefd de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij bouwplannen, dan moeten de waarden worden opgegraven en ex situ (elders) worden bewaard. Het Verdrag van Malta is via de Wet op de archeologische monumentenzorg door vertaald in met name de Monumentenwet 1988, welke aangeeft dat de gemeente bevoegd gezag is op het gebied van cultuurhistorie en archeologie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15009-va01_0012.png"

Uitsnede archeologische beleidskaart

De gemeente Venray beschikt over een archeologische beleidskaart. Op deze kaart zijn de gronden binnen het plangebied aangeduid als:

  • gebied met hoge verwachting (donkeroranje: 'Waarde - Archeologie 2');
  • gebied met middelhoge verwachting (lichtoranje: 'Waarde - Archeologie 1')
  • gebied met lage verwachting (geel);

Voor de gebieden met een hoge of middelhoge verwachting is het uitgangspunt om het archeologisch erfgoed 'in situ' te bewaren. In geval van planvorming waarin sprake is van bodemverstorende werkzaamheden dient in principe vroegtijdig archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd, in eerste instantie in de vorm van een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van verkennende boringen. Voor de gebieden met een lage verwachting gelden in principe geen restricties ten aanzien van de planvorming.

Voor gebieden met en hoge of middelhoge archeologische verwachting geldt een onderzoeksplicht indien de planrealisatie gepaard gaat met bodemverstorende ingrepen over een oppervlakte van respectievelijk meer dan 500 m2 of 2.500 m2 en (vlakdekkend) een diepte van meer dan 50 cm onder maaiveld. Het planvoornemen voorziet in bodemingrepen in de vorm van afgraven van gronden voor nieuwe natuur en voor de aanleg van nieuwe watergangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15009-va01_0013.png"

Begrenzing afgraven gronden voor nieuwe natuur

Ter plaatse van het gedeelte van het plangebied waar het afgraven van gronden voor nieuwe natuur is voorzien, hebben de verwachtingen uitsluitend betrekking op resten van jagers-verzamelaars, dus uit de vroegere steentijd (Laat-Paleolithicum en Mesolithicum). Resten uit deze periode zijn over het algemeen erg kwetsbaar, waardoor er bij ingrepen op enige diepte normaal gesproken zekerheidshalve onderzoek zou moeten worden verricht, te beginnen met een verkennend booronderzoek.

In onderhavige situatie is dit niet aan de orde aangezien de verstoringsdiepte binnen de marge van het gemeentelijk beleid val. Daarnaast zijn de verwachtingen binnen het plangebied geheel modelmatig. Dat wil zeggen dat deze uitsluitend zijn gebaseerd op landschappelijke kenmerken en niet op bekende vondsten. Verder is uit de diverse onderzoeken van de afgelopen jaren rond Ysselsteyn gebleken dat de oorspronkelijke bodem meer of minder sterk verstoord is en dat de specifieke verwachting voor jagers-verzamelaars naar beneden moet worden bijgesteld. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat er geen of nauwelijks risico's zijn op schade aan ongestoorde archeologische resten in de ondergrond. Voor het afgraven van de gronden voor nieuwe natuur geldt dan ook geen onderzoeksplicht. Wel dient de archeologische dubbelbestemming te worden gehandhaafd in verband met eventuele toekomstige bodemingrepen.

Voor het aanleggen van nieuwe waterlopen in de Heidsche Peel is evenmin archeologisch onderzoek noodzakelijk. In het oostelijk deel van het plangebied vindt de aanleg hiervan grotendeels plaats in een gebied met een lage archeologische verwachting. Het westelijk deel van het plangebied heeft deels een middelhoge en deels een hoge archeologische verwachting. De oppervlakte van nieuw aan te leggen watergangen valt echter onder de norm van de onderzoeksplicht, zijnde 500 m2 bij een hoge archeologische verwachtingswaarde en 2.500 m2 bij een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Daarnaast leert de ervaring uit het verleden dat archeologisch onderzoek van lijn- en puntingrepen, zoals kabel- en leidingsleuven, rioolsleuven en ook waterlopen zoals in onderhavige situatie veelal niet zinvol is.

Daarnaast hebben ook hier de archeologische verwachtingen uitsluitend betrekking op één periode (de vroege steentijd) en zijn deze volledig modelmatig bepaald, dus niet gebaseerd op bekende vondsten.

4.11.2 Cultuurhistorie

Binnen het plangebied is alleen bebouwing aanwezig in de vorm van agrarische bedrijven en woningen. Deze bebouwing heeft echter geen cultuurhistorische waarde en maakt verder ook geen onderdeel uit van het plangebied.

De Peel-Raamstelling loopt vanaf de Maas bij Grave, langs het riviertje de Raam, tot de Belgische grens bij Budel-Dorplein en telde oorspronkelijk in totaal 331 kazematten, in 3 varianten. De Peel-Raamstelling, gebouwd 1939-1940, ligt ook voor een groot gedeelte op Venrays grondgebied en werd in 1995 opgenomen op de Rijksmonumentenlijst. Onder de bescherming van de Monumentenwet vallen op het Venrayse grondgebied: het Peelkanaal/Defensiekanaal (anti-tankgracht), 5 stuwen/verdeelwerken, 30 kazematten, en de aarden wal langs het Defensiekanaal.

Ter hoogte van het plangebied betreft dit een aantal kazematten in combinatie met het Peelkanaal/Defensiekanaal. Naast dat deze beschermd worden door de monumentenwet, hebben deze in het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010' een nadere planologische-juridische bescherming. Deze regeling is voor het gedeelte ter hoogte van het plangebied overgenomen. De Peel-Raamstelling is daarmee ter hoogte van het plangebied in voldoende mate beschermd.

4.12 Explosieven

Het gehele grondgebied van Venray heeft in de 2e wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele ontwikkelingen of uitbreidingen in het plangebied, waar na de 2e wereldoorlog nog niet in de grond werd geroerd en er geen nadere onderzoeken hebben plaats gevonden, dient er uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar Niet Gesprongen Explosieven (NGE).

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Inleiding

Het is verplicht om in de toelichting bij een bestemmingsplan te verantwoorden op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Dit is bepaald in artikel 3.1.6, eerste lid, sub b van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze verantwoording wordt ook wel de waterparagraaf genoemd. Dit hoofdstuk kan als zodanig worden beschouwd.

5.2 Beleid ten aanzien van de waterhuishouding

5.2.1 Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.

5.2.2 Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan (V&W, 2009) heeft de status van een structuurvisie en is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998. Het plan vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Omdat ook voor de volgende generaties Nederland als veilig en welvarend waterland veilig gesteld moet worden, moet nu een oplossing worden gevonden ten aanzien van ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie, economie en een duurzaam waterbeheer.

Een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkómen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit zijn basisvoorwaarden voor welvaart en welzijn. Water levert een positieve bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving en behoud van biodiversiteit. Het doel is helder: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst.

Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het dan ook van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Meer dan voorheen moet water bepalend zijn bij de besluitvorming. De mate waarin water bepalend is, hangt af van de wateropgave in relatie tot andere opgaven, aanwezige functies en bodemgesteldheid, en andere kenmerken in dat gebied.

Gemeenten en provincies wordt gevraagd het generieke beleid lokaal en regionaal te vertalen en vast te leggen in structuurvisies, bestemmingsplannen en waterplannen. Bij de aanleg van nieuwe watergangen en het dempen/verondiepen dient dan ook rekening te worden gehouden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn, gericht op duurzaam waterbeheer.

5.2.3 Provinciaal waterplan 2010-2015

Het provinciaal waterplan 2010-2015 is een structuurvisie van de provincie Limburg waarin het nationale waterbeleid verder door vertaald wordt. Het plan bevat enkele specifieke doelen om het watersysteem met het oog op de toekomst te verbeteren, te weten het herstel van de sponswerking, het herstel van natte natuur, schoon water, duurzame watervoorziening en een veilige Maas.

Met deze doelen wordt ingezet op nieuw waterbeheer waarbij functies gebonden aan waterkwaliteit in balans moeten zijn met variaties in de beschikbaarheid en kwaliteit van water. Hierbij wordt ingezet op een grensoverschrijdende stroomgebiedsbenadering door middel van een integrale brongerichte aanpak. Daarnaast moet er meer ruimte gecreëerd worden voor natuurlijke processen in het watersysteem, moet het solidariteitsprincipe in acht genomen worden en dient water vooraf betrokken te worden bij ruimtelijke ontwikkelingen en afwegingen.

5.2.4 Waterbeheersplan 2016-2021 (ontwerp)

De nieuwe Waterwet verplicht de waterschappen om waterbeheersplannen op te stellen met een looptijd van zes jaar. Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Maas wordt beheerd door een zestal waterschappen, waaronder waterschap Peel en Maasvallei. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben de waterschappen intensief samengewerkt.

Dit heeft op dit moment geresulteerd in een nieuwe waterbeheersplan voor de periode 2016-2021 voor de Waterschappen Peel en Maasvallei en Roer en Overmaas. Het ontwerp van de waterbeheersplan heeft van 5 januari tot en met 28 februari 2015 ter inzage gelegen. In dit plan staat hoe de waterschappen zorgen voor veilige dijken, droge voeten en voldoende en schoon water.

Voor Noord- en Midden Limburg is het Nieuw Limburgs Peil (NLP) opgesteld. Hierin beschrijven wat gebiedsdekkend het gewenste waterpeil voor de toekomst is en welke maatregelen nodig zijn om dat gaan bereiken. Deze benadering wordt uitgebreid naar het hele beheergebied. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar het herstellen van de beken maar naar de hele beekdalen omdat het beekdal een belangrijke schakel is in het herstellen van het watersysteem. Hierbij geven we watermaatregelen voor Natura 2000-gebieden voorrang om te voldoen aan de KRW.

Met het instellen van het NLP wordt de veerkracht van het watersysteem vergroot en worden optimaal op de functies afgestemde (grond)waterpeilen gerealiseerd. De functies zoals aangewezen in het POL zijn hiervoor de basis. De gemeenten, grondgebruikers en terreinbeheerder worden als lokale waterbeheerders beschouwd, die zelf kunnen bijdragen aan het op peil houden van de watervoorziening en het bestrijden van verdroging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15009-va01_0014.png"

Uitsnede kaart 2 maatregelen

Hiervoor worden projecten uitgevoerd zoals in onderhavige situatie in de 'Heidsche Peel'. De maatregelen voor de 'Heidsche Peel' zijn op basis van het inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel' meegenomen in dit nieuwe waterbeheersplan. Onderhavig bestemmingsplan maakt de maatregelen voor het verleggen van de watergangen dan wel het dempen/verondiepen en het instellen van het NLP ten behoeve van de beoogde natuurontwikkeling rechtstreeks mogelijk. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan het waterbeheersplan.

5.2.5 De Keur Waterschap Peel en Maasvallei 2013

De Keur van het Waterschap Peel en Maasvallei (verordening van het waterschap) is op 1 januari 2014, in werking getreden. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot waterstaatswerken en watersystemen en biedt een mogelijkheid om uitvoering van het beleid uit het Waterbeheerplan af te dwingen. In de Keur zijn onder andere de volgende onderwerpen opgenomen:

  • regeling van onderhoud van waterstaatswerken (oppervlaktewaterlichamen, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken);
  • watervergunning voor het gebruik van waterstaatswerken
  • verboden in geval van calamiteiten;
  • watervergunning voor het af- en aanvoeren, het onttrekken en lozen van oppervlaktewater, het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem;
  • vrijstellingen;
  • zorgplicht voor het watersysteem.

De maatregelen (aanleggen, dempen, verondiepen) met betrekking tot de watergangen en waterhuishoudkundigen voorzieningen zijn planologisch-juridisch positief bestemd. Door deze positieve bestemming is de uitvoering en realisatie van de beoogde maatregelen voor de waterhuishoudkundige situatie op basis van het bestemmingsplan ruimtelijk direct mogelijk.

Wel zullen deze maatregelen nog door vertaald moeten worden op de legger van het waterschap. De afstemming met het waterschap/team vergunningen heeft nog niet als dusdanig plaatsgevonden. Behalve een bericht van de 'intentie de legger van watergangen in het gebied 'Heidsche Peel' te wijzigen' is dit nog niet gebeurd. Dit zal nog op korte termijn gebeuren.  

5.2.6 Gemeentelijk rioleringsplan 2013-2016

Tevens beschikt de gemeente Venray over een gemeentelijk rioleringsplan (Meer met minder, een waterdicht plan). Echter onderhavig bestemmingsplan heeft betrekking op een gedeelte van het buitengebied van de gemeente Venray. Het betreft hier overwegend agrarisch- en natuurgebied. In deze gebieden is geen riolering aanwezig.

5.3 Bestaande waterhuishouding

5.3.1 Algemeen

Als het gaat om de huidige waterhuishoudkundige situatie wordt in eerste instantie gekeken naar de belangrijkste watersystemen in het gebied. In onderhavige paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater) in per plangebied.

5.3.2 Grondwater

De 'Heidsche Peel is gelegen op de Peelhorst en is grotendeels een infiltratiegebied met grote peilfluctuaties. Er is sprake van één watervoerend pakket met een dikte van 25 tot 40 meter. De basis bestaat vooral uit afzettingen van grof zand en grind en zijn goed doorlatend. De bovenste meters bestaan veelal uit fijn zand en zijn matig doorlatend. Plaatselijk vormen enkele meters dikke veenlagen een slecht doorlatend pakket. Waar veenlagen ontbreken, kan het watervoerend pakket tot aan het maaiveld reiken.

In de laagste delen van het natuurgebied en de nieuwe natuurpercelen is de bodem te typeren als weinig veraard veen met een ondiepe zandondergrond. In het veenputtencomplex in het zuiden (Heidsche Peel 2) liggen plaatselijk nog dikke veenpakketten. Metingen van de stijghoogte hebben aangetoond dat hier plaatselijk een aanzienlijke kweldruk aanwezig is.

Vanuit het zuiden (Mariapeel-Deurnese Peel) vindt toestroming van grondwater plaats. Ter hoogte van de 'Heidsche Peel' buigt deze grondwaterstroming, het regionale verloop van het maaiveld volgend, af in westelijke en noordwestelijke richting. Aan de oostzijde van het plangebied bevindt zich een duidelijke, min of meer noord-zuid georiënteerde waterscheiding. Ysselsteyn is gebouw op deze waterscheiding. Het Defensiekanaal ligt op ongeveer 2,5 km ten westen min of meer parallel hieraan en heeft een drainerende werking op het grondwater.

De grondwaterstanden in de natuurgebieden van de 'Heidsche Peel' variëren. In venige en moerige gronden (waarin de minerale component in zeer geringe mate is vertegenwoordigd) tussen minder dan 40 cm minus maaiveld gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) en ongeveer 50 tot 120 cm minus maaiveld gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) en dieper dan 120 cm minus maaiveld (GLG). De landbouwgronden net ten oosten van de 'Heidsche Peel' bestaan uit leemarm fijn zand. Op de relatief laaggelegen landbouwgronden variëren de hoogste grondwaterstanden (GHG) tussen ongeveer 70 en 90 cm minus maaiveld. In droge perioden zakken deze uit tot dieper dan 100 cm minus maaiveld. De grondwaterstanden op de verder naar het oosten gelegen hogere dekzanden zijn in droge perioden (GLG) dermate laag dat er in de zomer enige droogteschade optreedt.

Ten zuiden van Heidsche Peel 2 zijn naast deze zandgronden (GLG dieper dan 120 cm minus maaiveld) ook moerige gronden (gedeformeerde veengronden) met een GLG tussen 70 en 110 cm minus maaiveld aanwezig. De grondwaterstanden kunnen hier, mede als gevolg van een lage ligging van het maaiveld, ondiep zijn: in natte perioden ondieper dan 40 cm minus maaiveld.

De huidige grondwaterstanden in het gebied vormen een probleem voor de natuur en, in mindere mate, voor de landbouw. Voor een heide-hoogveenlandschap is het van belang dat 's winters de grondwaterstand tot aan maaiveld of erboven komt. Zomers mag de grondwaterstand wat wegzakken. Voor de landbouw geldt dat in de zomer er vooral op de zandbodems een tekort aan grondwater is. In de winter zal het vooral op moerige gronden lastig zijn de percelen voldoende te ontwateren. Natuur en landbouw hebben, wat grondwater betreft, tegengestelde belangen. Deze tegenstelling doet zich vooral in het voorjaar voor, wanneer het voor de natuur van belang is de watervoorraad voor de winter te conserveren m de droge zomer door te komen. Terwijl de landbouw met name in het voorjaar een voldoende lage grondwaterstand nodig heeft om de percelen te kunnen bewerken.

5.3.3 Oppervlaktewater

Het huidige watergangenstelsel van de 'Heidsche Peel' heeft in de jaren '90 van de vorige eeuw zijn huidige vorm gekregen. Om verdroging van natuur- en landbouwgebied te bestrijden zijn destijds maatregelen (in het kader van Regiwa) uitgevoerd, waarbij Maaswater wordt aangevoerd. Het Maaswater wordt ten noorden van de 'Heidsche Peel' vanuit het Defensiekanaal richting het oosten gepompt. Vervolgens via de watergang 'Heidsche Peel' naar het zuiden geleid en van daaruit via diverse watergangen weer naar het westen richting Defensiekanaal geleid. Het water wordt afgevoerd door een waterloop parallel aan het Defensiekanaal.

Het project is destijds uitgevoerd met als doel de grondwaterstand in het gehele gebied te verhogen. Dit is echter niet gelukt. In de watergangen wordt weliswaar in de zomer een hoger peil aangehouden, maar in de winter is dit peil zo laag, dat het aanwezige neerslagoverschot versneld wordt afgevoerd via dezelfde aanvoersloten. Het is gebleken dat de maatregelen resulteren in maar een beperkte verhoging van de grondwaterstand en dat deze maatregelen dus te weinig effect hebben om de verdroging te bestrijden.

5.3.4 Waterkwaliteit

Bij de inlaat van gebiedsvreemd water is er, met betrekking tot de waterkwaliteit gezorgd voor een scheiding tussen voedselarm, zuurwater in de Peelrestanten en voedselrijk, basisch water in het agrarisch gebied. Het water in het slotenstelsel rondom de Peelrestanten kent echter nog hoge waarden voor stikstof, fosfaat en sulfaat en is derhalve ongeschikt voor het bereiken van natuurdoelen binnen het natuurgebied. Als gevolg van atmosferische depositie kent ook het water binnen het natuurgebied meestal een te hoge stikstofbelasting en een doorgaans te hoge zuurgraad. Slechts op enkele plaatsen, met name in het veenputtencomplex in peelrestant Heidsche Peel 2, voldoet de kwaliteit aan de eisen voor de ontwikkeling van vegetaties uit het hoogveenmilieu. Het water is er regenwaterachtig en zuur. De aanwezige vegetatie en de soms aanwezige algenflab wijzen echter op verschillen in nutriëntenbeschikbaarheid als gevolg van eutrofiëring en verzuring.

5.4 Waterhuishoudkundige aanpassingen

Het waterschap Peel en Maasvallei heeft voor Noord- en Midden Limburg het Gewenste Grond en Oppervlaktewater Regime (GGOR) in beeld gebracht onder de naam Nieuw Limburgs Peil (NLP). Het NLP geeft het toekomstbeeld van de gewenste grondwater- en oppervlaktewaterstanden voor 2015, uitgedrukt in GHG (gemiddelde hoogste grondwaterstand) en GLG (gemiddelde laagste grondwaterstand). Daarbij is een set van maatregelen voorgesteld waarmee dit kan worden gerealiseerd. Het doel van het NLP is het watersysteem in 2015 op orde te hebben, om het hoofd te kunnen bieden aan ontwikkelingen zoals verdroging in natuurgebieden, intensivering van de landbouw en klimaatverandering. Gestreefd wordt naar een duurzame inrichting van het landelijk gebied waarbij (herstel van) het watersysteem centraal staat.

Voor het natuurgebied de 'Heidsche Peel' betekent het NLP een verhoging van de grondwaterstand. Het NLP is voor de 'Heidsche Peel' op basis van de gemiddelde laagste en hoogste grondwaterstand verder uitgewerkt en de grondwaterstanden zijn hiervoor opnieuw berekend.

Veranderingen Gemiddeld Hoogste Grondwaterstanden (GHG):

  • Verhogingen van de GHG als gevolg van de inrichtingsmaatregelen concentreren zich aan de zuidkant van het gebied.
  • De genoemde verlagingen van de grondwaterstanden in drogere perioden (GLG situatie) doen zich niet voor in de nattere perioden (GHG); het neerslagoverschot wordt beter vastgehouden door het dempen van de watergangen.
  • Bij de omleiding van watergang Grote Berg daalt de GHG als gevolg van de combinatie van maatregelen (opheffen wateraanvoer, verwijderen van een stuw en het graven omleiding).
  • De verlagingen van de GHG bij de watergang Singel treden op als gevolg van het verwijderen van het gemaal en daarmee het opheffen van de wateraanvoer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15009-va01_0015.png"

Veranderingen GHG: inrichtingsplan t.o.v. huidige situatie

Veranderingen Gemiddeld Laagste Grondwaterstanden (GLG):

  • De verlagingen van de GLG ter plaatse van de watergangen Grote Berg, Kleine Berg, Peelzicht, Berkhorst en Boekweit treden op door het stopzetten van de wateraanvoer. Dit komt doordat er geen water meer infiltreert vanuit de waterlopen in het gebied. In drogere perioden (GLG situatie) zou de wateraanvoer de verlaging van grondwaterstanden in de directe omgeving van de watergangen dus beperken. Op perceel Boekweit 1 komt de GLG ondanks de verlaging ten opzichte van NAP toch dichter aan maaiveld te liggen, als gevolg van het afgraven van het maaiveld.
  • Bij de omleiding van watergang Grote Berg spelen ook het verwijderen van een stuw en het graven van een nieuwe waterloop om het natuurperceel een rol.
  • De verlagingen bij de dicht te zetten overkluizing (watergang Peelzicht) zullen zich in werkelijkheid niet voordoen; in het model is aangenomen dat de overkluizing (in de huidige situatie) kan infiltreren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15009-va01_0016.png"

Veranderingen GLG: inrichtingsplan t.o.v. huidige situatie

Op basis hiervan wordt het volgende geadviseerd voor de watergangen Berkhorst en Heidsche Peel, en zijn de maatregelen uitgewerkt om natschade van landbouw te voorkomen.

Watergang Berkhorst

De berekening met het kwelscherm langs de Berkhorst laat zien dat de effecten zeer gering zijn (ten opzichte van het inrichtingsplan zonder dit kwelscherm). De effecten zijn zo gering dat ze niet op kaart zijn weergegeven. Ten noorden van de watergang is een lichte stijging van de GLG en een daling van de GHG, ten zuiden ervan vice versa,

 

Geadviseerd wordt daarom geen kwelscherm aan de zuidzijde van de waterloop de Berkhorst aan te leggen. De verwachting is dat de infiltratie van grondwater vanuit de berkhorst naar de omgeving gering is. Een strook grond tussen de waterloop en de af te graven delen blijft namelijk gehandhaafd om als bufferzone te dienen.

 

Watergang Heidsche Peel

Eerder onderzoek, uitgevoerd ten behoeve van het inrichtingsplan Heidsche Peel uit 2011 (DLG) heeft laten zien dat in de ondiepe ondergrond geen doorlopende slecht doorlatende lagen aanwezig zijn. Ook ligt de bodem van de watergang Heidsche Peel (parallel aan het Defensiekanaal) decimeters hoger dan die van het Defensiekanaal. Dat betekent dat de grondwaterstroming nauwelijks wordt tegengehouden door de watergang Heidsche Peel te dempen met slecht doorlatend materiaal.

 

Geadviseerd wordt daarom de watergang Heidsche Peel niet te opvullen met slecht doorlatend materiaal (dat van elders aangevoerd moet worden), maar te vullen met de af te graven grond uit het gebied (veelal (fijn) zand).

Voorkomen natschade landbouw

Om natschade voor de landbouw te voorkomen wordt de volgende werkwijze gehanteerd:

  • Afhankelijk van het type gewas, de bodemsoort en de grondwaterfluctuatie kan de verandering van de grondwaterstand leiden tot een toe- of afname van de potentiële gewasopbrengst op een landbouwperceel. Een afname van de gewasopbrengst als gevolg van hogere grondwaterstanden wordt natschade genoemd. Om de natschade te bepalen gebruikt het waterschap het instrumentarium Waternood.
  • Op de landbouwgronden waar sprake is van een verhoging van de GHG kan leiden tot natschade, wordt deze voorkomen door het maaiveld op te hogen. De mate van ophoging is daarbij gelijk aan de verhoging van de GHG.
  • Uitgangspunt is dat op plaatsen waar ophoging wordt toegepast, minimaal 10 cm grond wordt opgebracht. Maximaal wordt 30 cm grond opgebracht, vanwege het risico op structuurbederf bij ophogingen groter dan 30 cm.
  • Deze maatregelen worden vanuit het project gefinancierd.

Peilgestuurde drainage als aanvullende compenserende maatregel is niet nodig.

Aandachtspunt: ontwatering bebouwing Zeilbergseweg

De GHG bij de bebouwing langs de Zeilbergseweg stijgt met ongeveer 20á 30 cm. De GHG na uitvoering van de maatregelen zal ruwweg tussen 0,8 meter en 1,4 meter beneden maaiveld liggen. Om te kunnen bepalen of de grondwaterstijging zal leiden tot wateroverlast aan de bebouwing, moet worden geïnventariseerd welke woningen zijn voorzien van een kelder of kruipruimte.

In het natuurgebied zelf wordt de verhoging gerealiseerd door technische maatregelen door middel van het dempen of verondiepen van watergangen en het verwijderen van drainage in de goudgroene natuurzone ter plaatse van (voormalige) landbouwgronden die ingericht worden met nieuwe natuur.

De maatregelen die in het natuurgebied worden genomen hebben effect op de omliggende landbouwpercelen. Er zou hierdoor wateroverlast op de aangrenzende landbouwpercelen kunnen ontstaan als er geen tegenmaatregelen genomen zouden worden. Er worden daarom compenserende maatregelen genomen op de omliggende percelen: aanleg peilgestuurde drainage, aanpassing van watergangen en waar nodig ophoging van percelen met grond afkomstig van percelen voor nieuwe natuur die worden afgegraven.

Het watergangstelsel zal in dat kader worden aangepast. Er zal een betere scheiding komen tussen watergangen waarop de natuur afwatert en watergangen waar de landbouw op afwatert. De wateraanvoer vanuit het Defensiekanaal zal worden afgekoppeld. dit zal een positief effect hebben op de waterkwaliteit in het natuurgebied omdat er dan geen voedselrijk Maaswater meer in het gebied wordt gebracht. Watergangen binnen de goudgroene natuurzone worden waar mogelijk gedempt of verontdiept.

De volgende maatregelen zullen hiervoor genomen worden:

  • Maatregelen ter verhoging grondwaterstand binnen de goudgroene natuurzone
    • 1. Dempen parallelkanaal (waterloop Heidsche Peel)

Het gebiedsvreemde (Maas)water dat via wateraanvoer in de 'Heidsche Peel' wordt gebracht wordt in de huidige situatie afgevoerd op een parallelkanaal van het Defensiekanaal. Deze watergang wordt gedempt. Het parallelkanaal wordt ter plaatse van het landbouwperceel Groote Berg intact gelaten.

    • 1. Dempen/verondiepen watergangen binnen de goudgroene natuurzone

De huidige wateraanvoer door Grote Berg, Kleine Berg, de waterloop Berkhorst en Boekweit vervalt. De waterloop Berkhorst behoud zijn functie voor de ont- en afwatering van het achterliggend gebied, de Zeilbergseweg en de woningen aan de Zeilbergseweg. De volgende watergangen worden (gedeeltelijk) gedempt of verontdiept:

- Watergang Grote Berg wordt gedempt (binnen de goudgroene natuurzone);

- Watergang Kleine Berg wordt gedempt (binnen de goudgroene natuurzone);

-Watergang Heidsche Peel en het verlengde daarvan wordt gedempt (binnen de

goudgroene natuurzone);

- De waterlopen ten noorden en zuiden van perceel Peelzicht 3 worden gedempt

(binnen de goudgroene natuurzone);

- Watergang Boekweit wordt gedempt.

Watergang Berkhorst zal vrij afwateren op het kanaal. De drooglegging wordt bepaald door de Zeilbergseweg en de bebouwing aan de Zeilbergseweg.

  • Maatregelen ten behoeve van ontwatering landbouwpercelen

De huidige wateraanvoer vanuit het Defensiekanaal wordt afgekoppeld. Er wordt een scheiding gebracht tussen de watergangen binnen de goudgroene natuurzone en de watergangen waarop de landbouwpercelen afwateren. De volgende maatregelen worden hiervoor uitgevoerd.

    • 1. Watergang Peelzicht

Watergang Peelzicht is de belangrijkste afwatering van de landbouwpercelen rondom het natuurgebied. De watergang Peelzicht stroomt in de huidige situatie in zuidelijk richting: de wateraanvoer is deels overkluisd. De watergang wordt gedempt ter plaatse van het Berkhorst en Zeilbergseweg 3. De stroomrichting van de Peelzicht ten noorden van deze percelen wordt omgekeerd: water afkomstig van bebouwing en landbouw wordt in noordelijk richting afgevoerd naar de Singel. Het peil van de Singel wordt gehandhaafd op het huidige peil in verband met ont- en afwatering van de bebouwing.

    • 1. Ophogen

Vanwege het afgraven van de bouwvoor in de goudgroene natuurzone komt er een grote hoeveelheid grond beschikbaar. Deze grond kan gebruikt worden voor het ophogen van landbouwpercelen. Met het beschikbaar stellen van de grond wordt gestreefd naar het landbouwkundig verbeteren van landbouwpercelen rondom de 'Heidsche Peel'. Tezamen met de aanleg van peilgestuurde drainage kan dit de landbouw compenseren voor het verlies aan landbouwgrond als gevolg van de inrichting van de goudgroene natuurzone.

  • Maatregelen ten behoeve van ontwatering bebouwing

Afhankelijk van de situatie ter plaatse en verwachte stijging van grondwaterstanden als gevolg van de te nemen maatregelen, moeten maatregelen worden uitgewerkt om de woningen voldoende te ontwateren. Deze maatregelen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit de aanleg van een ringdrainage of een greppel om de woning dan wel erf. Er moet rekening worden gehouden met het gegeven dat de drooglegging van de waterloop waarop wordt afgevoerd voldoende groot is.

5.5 Riolering

In het plangebied is geen rioleringsstelsel aanwezig. De gronden zijn overwegend in gebruik als agrarisch- en/of natuurgebied. Het vuilwater van de aanwezige bebouwing in de vorm agrarische bedrijven en woningen wordt afgevoerd via rioolpersleidingen. Aangezien door de beoogde inrichtingsmaatregelen de betreffende functies niet wijzigingen en geen nieuwe situaties worden toegevoegd treedt er geen verandering op in deze situatie.

Hoofdstuk 6 Juridische opzet

6.1 Inleiding

In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de inrichtingsmaatregelen uit het inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel' mogelijk. Voor de gronden worden hiervoor bestemmingen aangewezen. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In deze paragraaf wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.

6.2 Uitgangspunten

6.2.1 Wettelijk kader

Het wettelijk kader wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wettelijke regeling voor bestemmingsplannen is vervolgens verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de als bijlage bij de voornoemde Regeling opgenomen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit betekent dat bestemmingsplannen kwalitatief gelijkwaardig zijn en uniform in aanpak, uitvoering, uitwisseling van gegevens en raadpleging daarvan.

6.2.2 Planonderdelen

Onderhavig bestemmingsplan 'Heidsche Peel' bestaat uit een verbeelding, de regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden opgenomen en toegepast. Bij de regels is voorts bijlage 1 gevoegd, zijnde een overzicht met de inrichtingsmaatregelen voor de 'Heidsche Peel'.

Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de analoge verbeelding heeft geen juridische betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een kadastrale/GBKN ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding. Bij eventuele verschillen tussen de digitale en analoge verbeelding is de digitale verbeelding juridisch bindend.

De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan 'Heidsche Peel' zijn gebaseerd op de regels van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010' en opgebouwd conform de door het SVBP2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en ten slotte de overgangs- en slotregels.

6.3 Toelichting op de planregels

6.3.1 Inleidende regels

In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om onduidelijkheid door interpretatieverschillen te voorkomen. Er zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Een gedeelte van de begrippen is omschreven in het SVBP en dient letterlijk daaruit te worden overgenomen. Deze begrippen en de voorgeschreven omschrijvingen zijn overgenomen.

Ook over de bepaling van afstanden, hoogtes en oppervlaktes kunnen interpretatieverschillen ontstaan. Om op een eenduidige manier afstanden, hoogtes en oppervlakten te bepalen, wordt in de 'wijze van meten' uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de wijze van meten worden in de SVBP2012 regels gegeven, welke in het plan letterlijk zijn overgenomen.

6.3.2 Bestemmingsregels

Per bestemming, die op de verbeelding wordt gebruikt, worden gebruiks- en bouwregels opgenomen. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • Wijzigingsbevoegdheid.

Niet alle onderdelen komen bij elke bestemming voor. Van de meest gebruikte onderdelen volgt hieronder een korte toelichting.

6.3.2.1 Bestemmingsomschrijving

In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie(s) worden als eerste genoemd. Indien van toepassing worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies genoemd. De ondergeschiktheid kan worden aangegeven door de woorden 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie binnen de betreffende bestemming.

6.3.2.2 Bouwregels

In de bouwregels is bepaald welke bouwwerken mogen worden opgericht, waarbij in ieder geval een onderscheid wordt gemaakt tussen de regeling van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en daar waar van toepassing ook tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. Voorts bevatten de bouwregels, voor zover van toepassing, minimale en maximale maatvoeringen voor de diverse bouwwerken zoals goothoogtes, bouwhoogtes, oppervlaktes en dakhellingen.

6.3.2.3 Nadere eisen

Nadere eisen kunnen worden gesteld aan bijvoorbeeld de situering van bouwwerken ten behoeve van bepaalde criteria, zoals een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen sturend op te treden door het opnemen van nadere eisen in de omgevingsvergunning. Nadere eisen kunnen alleen worden gesteld als er in de regels ook een primaire eis wordt gesteld. De nadere eisen moeten verband houden met deze eis. De nadere eisenregeling hoeft niet in alle bestemmingen te worden geregeld.

6.3.2.4 Afwijken van de bouwregels

Door het opnemen van afwijkingsbevoegdheden wordt flexibiliteit in bestemmingsregels gecreëerd door mogelijkheden te bieden om in beperkte mate af te wijken van de algemeen toegestane bouwregels. Deze bevoegdheden zijn niet bedoeld voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze veelal kunnen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast. Voor elke afwijking is aangegeven waarvan een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels wordt verleend, de maximale afwijking die met de omgevingsvergunning kan worden toegestaan en meestal de situaties of voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning wordt verleend. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 van de regels (zijnde algemene regels).

6.3.2.5 Specifieke gebruiksregels

Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening vervallen. In dit artikel was het verbod opgenomen om gronden te gebruiken op een manier die in strijd is met het bestemmingsplan. Derhalve moeten in de specifieke gebruiksregels bepaalde functies concreet worden genoemd als zijnde verboden gebruik. Ook het laten gebruiken moet specifiek worden genoemd.

6.3.2.6 Afwijken van de gebruiksregels

Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan van de gebruiksregels in het plan worden afgeweken ten behoeve van een concrete vorm van grondgebruik. Dit mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel kan worden afgeweken van de gebruiksregels ten behoeve van functies die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies, maar dat via het afwijken geen 'nieuwe' functies kunnen worden toegestaan. Het afwijken van de gebruiksregels dient te zien op kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ruimtelijke ingrepen dienen te worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid of een afzonderlijke bestemmingsplanherziening. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 van de regels (zijnde algemene regels).

6.3.2.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Door het opnemen van een vergunningenstelsel kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Onder deze inrichtingsactiviteiten valt niet het bouwen en het gebruiken. Een vergunningenstelsel wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals landschappelijke of natuurlijke waarden, ecologische waarden of de groen- en/of waterstructuur. Een vergunningenstelsel kan in specifieke en bijzondere situaties worden opgenomen in verband

met bijvoorbeeld het verwijderen van waardevolle boombeplanting.

Aangezien onderhavig bestemmingsplan nadrukkelijk bedoeld is voor het planologisch-juridisch mogelijk maken van de inrichtingsmaatregelen welke in het kader van de inrichting van de 'Heidsche Peel' uitgevoerd worden, is er bewust voor gekozen om hiervoor een uitzondering te maken. De inrichtingsmaatregelen zijn in dat kader dan ook rechtstreeks toegestaan.

6.3.2.8 Wijzigingsbevoegdheid

Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). In de meeste gevallen zal het gaan om het wijzigen van de op een perceel gelegde bestemming. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien wijzigingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 van de regels (zijnde algemene regels).

6.4 Bestemmingen

Hierna zijn de binnen het plangebied gelegen bestemmingen afzonderlijk opgenomen. Daarbij wordt ingegaan op het van toepassing zijnde beleid en de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen de desbetreffende bestemming.

Het beleid dient ertoe om de toegankelijkheid en de begrijpbaarheid van de regels te vergroten. Op basis hiervan is het mogelijk om te bepalen of een bouwplan of ontwikkeling (indien aan de orde) in de geest van het bestemmingsplan past. Het vastgestelde beleid vormt in geval van een gewenste afwijking de basis voor een gemotiveerde weigeringsgrond.

6.4.1 Agrarisch

Het betreft hier het gebied dat primaire agrarisch in gebruik is. De agrarische bedrijfvoering voert in dit gebied de boventoon. Het beleid voor dit gebied is primair gericht op.

Het behoud van cultuurgronden als basis voor de agrarische bedrijfsvoering,een en ander met de bijbehorende voorzieningen. De aanleg van perceelsontsluitingswegen, verkeersvoorzieningen, kleinschalige recreatieve voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen c.q. landschappelijke inpassing, voorzieningen voor fauna en kleinschalige landschapselementen als inrichtingsmaatregel ten behoeve van de uitvoering van het inrichtingsplan Omtegrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel' zijn hieraan ondergeschikt.

Voor het overige mag er binnen de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden niet worden gebouwd en er zijn binnen de bestemming geen beperkingen opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden ten behoeve van het inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel'.

6.4.2 Agrarisch met Waarden

Het betreft hier het gebied dat agrarisch in gebruik is en tevens landschappelijke en natuurlijke waarden heeft. Tevens is het een overgangsgebied tussen de natuurgebieden en de agrarische gebieden waar het agrarische gebruik voorop staat. Het beleid voor dit gebied is primair gericht op.

Het behoud van cultuurgronden als basis voor de agrarische bedrijfsvoering in combinatie met:

  • de aanwezige landschappelijke waarden, in het bijzonder van het esdorpenlandschap en de beekdalen;
  • bestaande natuurwaarden al dan niet in combinatie met agrarisch gebruik;
  • erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen, bosschages.

Een en ander met de bijbehorende voorzieningen. De aanleg van perceelsontsluitingswegen, verkeersvoorzieningen, kleinschalige recreatieve voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen c.q. landschappelijke inpassing, voorzieningen voor fauna en kleinschalige landschapselementen als inrichtingsmaatregel ten behoeve van de uitvoering van het inrichtingsplan Omtegrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel' zijn hieraan ondergeschikt.

Voor het overige mag er binnen de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden niet worden gebouwd en er zijn binnen de bestemming geen beperkingen opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden, ten behoeve van het inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel'. .

6.4.3 Natuur

Het betreft hier de gebieden met bestaande natuur en waar de aanleg van nieuwe natuur is voorzien. Het beleid is hier primair gericht op.

Instandhouding, versterking en ontwikkeling van bosbouwkundige waarde en natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden met een zo sterk mogelijk ecologische en ruimtelijk-structurele samenhang. Een en ander met de bijbehorende voorzieningen. De aanleg van perceelsontsluitingswegen, verkeersvoorzieningen, kleinschalige recreatieve voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen voor fauna en kleinschalige landschapselementen als inrichtingsmaatregel ten behoeve van de uitvoering van het inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel' zijn hieraan ondergeschikt.

Voor het overige mag er binnen de voor 'Natuur' aangewezen gronden niet worden gebouwd.

Verder wordt ophogen, vergraven en diepploegen niet aangemerkt als strijdig gebruik en zijn het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in het kader van het inrichtingsmaatregelen ten behoeve van de uitvoer van het inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel' niet gekoppeld aan een omgevingsvergunning. Hierbij moet gedacht worden aan:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
  • c. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  • d. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  • e. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders;
  • f. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • g. het dempen van sloten of greppels;
  • h. het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels, houtwallen);
  • i. het planten van bomen en/of struiken.

Een uitzondering hierop wordt expliciet gemaakt voor de uitvoering van de inrichtingsmaatregelen voor de 'Heidsche Peel'. Door middel van dit bestemmingsplan zijn deze maatregelen rechtstreeks toegestaan en onderbouwd en is een verbod niet noodzakelijk.

6.4.4 Verkeer

De aanwezige wegen (Zeilbergseweg en Heidsche Peelweg) welke onderdeel uitmaken van het plangebied zijn positief bestemd als verkeer. Binnen de bestemming 'Verkeer' is de aanleg en in dit geval de instandhouding van de weg voorzien, en zijn gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de verkeersfunctie toegestaan. Verder zijn binnen deze bestemming groen, bermen, en wegbeplantingen, parkerenvoorzieningen, veldkruizen, kapellen en kunstwerken opgenomen.

6.4.5 Water

Het betreft hier de primaire watergangen van het Waterschap Peel en Maasvallei. Het beleid binnen deze bestemming is gericht op.

Het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem en ondergeschikt de instandhouding en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden.

De aanleg en/of instandhouding van waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals watergangen, waterbergingen met de bijbehorende voorzieningen, bermen en taluds;

De aanleg van bruggen, overkluizingen, aanlegsteigers, kademuren, oeverbeschoeiingen, waterkeringen;

Het behoud en ontwikkelen van ecologische waarden in relatie tot de waterhuishoudkundige voorzieningen.

Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd, anders dan voorzieningen in het kader van het beheer alsmede bruggen e.d.

6.5 Dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen zijn veelal een toevoeging op de onderliggende bestemming. Een dubbelbestemming is primair. Dit houdt in dat indien het bepaalde in de dubbelbestemming op gespannen voet staat met de regels van de onderliggende bestemming, het bepaalde in de dubbelbestemming voor gaat.

Tevens zijn in deze dubbelbestemmingen werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden aangegeven waarvoor een omgevingsvergunning noodzakelijk is. Een uitzondering wordt expliciet gemaakt voor de uitvoering van de inrichtingsmaatregelen voor de 'Heidsche Peel'. Door middel van dit bestemmingsplan zijn deze maatregelen rechtstreeeks toegestaan en onderbouwd en is een verbod niet noodzakelijk.

6.5.1 Dubbelbestemming Leiding

Ter plaatse van het directe ruimtebeslag van de leidingen worden activiteiten, die het bedrijfszeker en -veilig functioneren van leidingen kunnen schaden, geweerd. Derhalve worden beperkingen opgelegd aan de mogelijkheden tot bebouwing en gebruik van de grond, die tot beschadiging van de leidingen kunnen leiden. Binnen deze dubbelbestemming mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend bouwwerken van geringe omvang ten dienste van of ter instandhouding van de betreffende leiding worden gebouwd. Tevens zijn diverse zaken omgevingsvergunningplichtig om de veiligheid en het onderhoud van de betreffende leiding te kunnen waarborgen.

6.5.2 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie

Deze dubbelbestemming is verdeeld in twee categorieën (1 en 2), hetgeen te maken heeft met het onderliggende gemeentelijke archeologische beleid en de te beschermen waarden. Gronden met deze dubbelbestemming zijn mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor beschermde archeologische monumenten. Bouwen dan wel aanleggen in dergelijke gronden is niet zonder meer mogelijk.

6.5.3 Dubbelbestemming Waarde - Ecologische Hoofdstructuur

Om verdere invulling te kunnen geven aan de beoogde natuurontwikkeling in het plangebied is aan de gronden welke bestemd zijn als 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden' de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologische Hoofdstructuur' toegekend. Deze agrarische gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de natuur- en landschapswaarden in het gebied. Het betreffen de gronden die onderdeel uitmaken van de goudgroene natuurzone.

6.5.4 Dubbelbestemming Waarde - Houtopstanden en houtwallen

De gronden waar houtopstanden en houtwallen aanwezig zijn dragen bij aan de landschappelijke waarden van het gebied. Deze gronden met een agrarische bestemming zijn mede bestemd voor de landschappelijke waarden in het gebied waar de houtopstand typerend is voor de lokale omstandigheden. Dit om te waarborgen dat deze houtopstanden en houtwallen voldoende beschermd worden.

6.5.5 Dubbelbestemming Waarde - Ontwikkelingszone groen

De gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Ontwikkelingszone groen zijn mede bestemd voor de bescherming en de ontwikkeling van de potentiële natuur- en landschapswaarden in het gebied. Dit in aansluiting op de goudgroene natuurzone.

6.5.6 Dubbelbestemming Waarde - Peel-raamstelling

Deze dubbelbestemming is toegekend aan de gronden direct grenzend aan het Defensiekanaal. Deze gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de monumentale cultuurhistorische waarden in het gebied. Het betreft concreet de verdedigingslinie die in de periode 1934-1939 is aangelegd waarbij een kanaal werd gegraven als anti-tankgracht en tevens met doel tot de waterhuishouding te verbeteren. Aan de westzijde bestaat deze stelling uit een wal en ligt er om de 200 à 300 meter een kazemat .

6.5.7 Dubbelbestemming Waarde - Peel-raamstelling-schootslinie

Het zuidelijk deel van het plangebied maakt onderdeel uit van de schootslinie van de Peel-raamstelling. Deze is in dit gedeelte nog intact wat betreft openheid, verkavelingstructuur en afstand. Deze gronden zijn in dit kader mede bestemd voor de bescherming van de cultuurhistorische waarden in het gebied om te waarborgen dat dit gehandhaafd blijft.

6.5.8 Dubbelbestemming Waterstaat - Beschermingszone

Terzake bescherming, beheer en onderhoud is op de dubbelbestemming 'Waterstaat – Beschermingszone', behorende bij primaire wateren (en regenwaterbuffers), de regelgeving van de Keur van het waterschap van toepassing.

6.6 Algemene regels

6.6.1 Anti-dubbeltelregel

Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel wordt opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

6.6.2 Algemene bouwregels

Voor het hele plangebied, en dus alle bestemmingen, gelden geen algemene bouwregels. Gezien het landelijke karakter en de aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden zijn de bouwmogelijkheden concreet geregeld binnen de betreffende bestemmingen.

6.6.3 Algemene gebruiksregels

Voor het hele plangebied, en dus alle bestemmingen, gelden eveneens geen algemene gebruiksregels, conform het Bro. Deze zijn net als de bouwregels concreet geregeld binnen de betreffende bestemmingen.

6.6.4 Algemene aanduidingsregels

Dit betreft de nadere aanduiding van samenhangende gebieden gelegen over meerdere bestemmingen waarop een nadere regeling van toepassing is. Deze gebiedsaanduidingen hebben met name betrekking op sectorale aspecten die ruimtelijk relevant zijn en waaraan een zonering (aan te houden afstand) is toegekend. Het betreffen de volgende gebiedsaanduidingen:

  • luchtvaartverkeerszone;
  • reconstructiewetzone - extensiveringsgebied;
  • reconstructiewetzone - verwevingsgebied.

Dit houdt concreet in dat binnen de luchtvaartverkeerszone er een beperkte bouwhoogte geldt ter plaatse van de obstakelvrije zone van het luchtvaartterrein en dat de reconstruciewet van toepassing ter plaatse van de reconstructiewetzone. Daarbij is onderscheid gemaakt in extensiveringsgebied en verwevingsgebied.

Een extensiveringsgebied is een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt. Een verwevingsgebied is een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied, gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hier is hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.

6.6.5 Algemene afwijkingsregels

In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders bevoegd zijn om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om, tenzij anders vermeld, afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

6.6.6 Algemene Wijzigingsregels

In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders bevoegd zijn het bestemmingsplan te wijzigen. De voorwaarden, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.

6.7 Overgangs- en slotregels

6.7.1 Overgangsrecht

In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, overgenomen.

6.7.2 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel schrijft voor hoe het plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Haalbaarheid

7.1 Inleiding

Naast het toetsen van een bestemmingsplan aan diverse milieu- en veiligheidsaspecten, dient het bestemmingsplan ook getoetst te worden aan de uitvoerbaarheid van het plan. Hierbij wordt gekeken naar de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

7.2 De economische en financiële haalbaarheid

Het betreft hier de uitvoering van het inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel'. Het Provinciaal Meerjarenprogramma Plattelandsontwikkeling en de subsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied is de basis voor de financiering en kostenverdeling voor deze herinrichting van de Heidsche Peel. De totale kosten bedragen € 4.200.000,-- met een bijdrage van de overheid € 3.504.118,--, het Waterschap Peel en Maasvallei € 231.612,-- en de private partijen € 463.275,--.

Uitgangspunt bij het opstellen van de kostenraming is geweest dat alle vrijkomende grond in en rondom het plangebied worden verwerkt. Grond kan pas worden afgegraven als de nieuwe bestemming voor deze grond bekend is. Zo hoeft deze grond niet in depot te worden gezet en worden hiermee kosten gespaard..

De diverse partijen hebben deze noodzakelijke middelen gereserveerd om de realisatie van de beoogde inrichtingsmaatregelen in combinatie met natuurontwikkeling mogelijk te maken.

Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de economische en financiële uitvoerbaarheid van het project voldoende is gegarandeerd.

7.3 Maatschappelijke haalbaarheid

Naast de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het ook belangrijk dat het plan maatschappelijk uitvoerbaar is. Daarom zal een bestemmingsplanprocedure worden doorlopen. In het kader van deze procedure zal het ontwerp bestemmingsplan ter inzage worden gelegd. Eventuele zienswijzen kunnen tijdens deze inzage termijn worden ingediend.

In het kader van het inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel' is reeds overleg gevoerd met diverse instanties, partijen en andere belanghebbende. Het inrichtingsplan 'Heidsche Peel' is daarnaast in opdracht van de provincie Limburg opgesteld. Ook het Waterschap Peel en Maasvallei is nauw betrokken geweest bij het opstellen van dit inrichtingsplan. Onderhavig bestemmingsplan is de juridisch planologische door vertaling van de inrichtingsmaatregelen uit dit inrichtingsplan. Op basis van dit bestemmingsplan worden deze inrichtingsmaatregelen rechtstreeks mogelijk gemaakt door middel van een positieve bestemming.

7.4 Conclusie

Het planvoornemen zal gezien het bovenstaande niet leiden tot overwegende planologische bezwaren. De bestemmingswijziging betekent, na een afweging van de verschillende belangen, een aanvaardbare invulling van het plangebied op basis van het inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel'. Door het uitvoeren van de inrichtingsmaatregelen worden de landschappelijke en natuurlijke waarden ontwikkeld en versterkt.

Hoofdstuk 8 De procedure

8.1 De te volgen procedure

Het bestemmingsplan doorloopt als (voor)ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijk bestemmingsplan de volgende procedure:

a. Voorbereiding:

  • vooroverleg met overheidsinstanties: betrokken diensten van rijk en provincie, waterschap (watertoets), eventueel buurgemeenten
  • inspraak

b. Ontwerp:

  • publicatie en terinzagelegging overeenkomstig afdeling 3.4 Awb en Wro
  • een ieder kan gedurende deze terinzagelegging een zienswijze indienen bij de gemeenteraad

c. Vaststelling:

  • vaststelling door de raad
  • mogelijkheid reactieve aanwijzing (dat gedeelte waarvoor een reactieve aanwijzing is gegeven treedt niet in werking)
  • publicatie en terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan gedurende de beroepstermijn

d. Inwerkingtreding:

  • na afloop van de beroepstermijn (tenzij binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan)

e. Beroep:

  • Beroep bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
  • Reactieve aanwijzing
  • Beroep bij Raad van State

8.2 Kennisgeving en voorbereiding

Overeenkomstig artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is kennis gegeven van het voornemen tot het voorbereiden van het bestemmingsplan 'Heidsche Peel'. Hierbij is aangegeven dat dit bestemmingsplan een herziening betreft van het geldende bestemmingsplan om de inrichtingsmaatregelen uit het inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking 'Heidsche Peel' mogelijk te maken.

8.3 Watertoets

Het Waterschap Peel en Maasvallei is nauw betrokken geweest bij het opstellen van onderhavig bestemmingsplan. Per mail d.d. 28 mei 2015 is door het waterschap aangegeven dat de noodzakelijke primaire watergangen met een bijbehorende beschermingszone, inclusief de nieuw aan te leggen watergang positief bestemd moeten worden. De watergangen die komen te vervallen maar wel nog op de legger staan worden, net als de watergangen die niet van belang zijn niet als zodanig bestemd.

In onderstaand overzicht zijn de consequenties voor de watergangen van het waterschap Peel en Maasvallei inzichtelijk gemaakt

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15009-va01_0017.png"

Overzicht met consequenties watergangen Waterschap Peel en Maasvallei

Het concept ontwerpbestemmingsplan is vervolgens op 18 september 2015 aan het waterschap toegezonden in het kader van de watertoets. Op 28 september 2015 is door het waterschap per mail een reactie gegeven. Deze reactie betreft met name een aantal tekstuele aanpassingen c.q. aanvullingen op de waterparagraaf, waarbij de wateraanvoer richting Loobeek niet meer relevant is aangezien hier geen sprake (meer) van is. Dit is verwerkt in het bestemmingsplan.

Inmiddels heeft overleg plaatsgevonden met het team vergunningen van het waterschap Peel en Maasvallei. Tijdens dit overleg is afgesproken dat er gewoon een vergunning zal worden aangevraagd en er geen project waterwet wordt gemaakt. Op basis van de noodzakelijke gegevens voor de watervergunning is met het waterschap afgesproken dat deze zo technisch van aard zijn, dat deze gekoppeld worden aan het opstellen van het bestek. Dit bestek wordt momenteel voorbereid en verder staat de watervergunning los van de bestemmingsplanprocedure. Hiervoor wordt een afzonderlijk traject doorlopen.

8.4 Vooroverleg

8.4.1 Inleiding

Tot de voorbereiding van dit bestemmingsplan behoort het overleg met de daarvoor in aanmerking komende besturen van betrokken gemeenten, provincie en waterschappen en met diensten van het Rijk (indien aan de orde). Instanties die blijkens hun werkterrein, belangen vertegenwoordigen of bevoegdheden krachtens de Wro hebben, worden bij de totstandkoming van bestemmingsplannen betrokken bij het overleg conform artikel 3.1.1. Bro.

Ondanks dat diverse instanties (provincie, waterschap) nauw betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van het inrichtingsplan 'Heidsche Peel' is onderhavig bestemmingsplan in het kader van het wettelijk vooroverleg en vanwege de zorgvuldigheid voorgelegd aan de provincie en het waterschap. Door de provincie en het waterschap zijn de volgende reacties gegeven.

Provincie Limburg

Op 1 oktober 2015 is door de provincie per mail een reactie gegeven op het concept ontwerpbestemmingsplan. Het betreffen drie opmerkingen waarmee in het bestemmingsplan rekening is gehouden.

Waterschap Peel en Maasvallei

In het kader van de watertoets is op 28 september 2015 is door het waterschap per mail een reactie gegeven. Deze reactie betreft met name een aantal tekstuele aanpassingen c.q. aanvullingen op de waterparagraaf, waarbij de wateraanvoer richting Loobeek niet meer relevant is aangezien hier geen sprake (meer) van is.

8.5 Vaststelling

Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 6 november 2015 tot en met 17 december 2015 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn in totaal 3 zienswijzen ingediend. In het eindrapport zienswijzen zijn deze zienswijzen samengevat en voorzien van een gemeentelijk standpunt, waarbij aangegeven is of de zienswijze gegrond is en in welke vorm het bestemmingsplan op het gegronde onderdeel aangepast wordt. Tevens zijn in de nota van zienswijzen ambtshalve wijzigingen aangegeven als gevolg van tussentijdse ontwikkelingen, geconstateerde omissies en gewijzigde inzichten.

Deze nota van zienswijzen is behandeld in de commissie van 12 januari 2017. In de raadsvergadering van 4 april 2017 is het bestemmingsplan 'Heidsche Peel' gewijzigd vastgesteld (op basis van de wijzigingen zoals aangegeven in het eindrapport zienswijzen).