direct naar inhoud van Regels
Plan: Heidsche Peel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP15009-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Heidsche Peel' van de gemeente Venray.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand NL.IMRO.0984.BP15009-va01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanvullende kwaliteitsverbetering:

Een verbetering van de op een locatie aanwezige kwaliteit bestaande uit één of meerdere van de onderstaande componenten:

  • a. architectonische vormgeving van de nieuw op te richten bebouwing;
  • b. opruimen oude gebouwen/verharding;
  • c. herinrichten bouwkavel onder meer met het oog op compact bouwen, de functionaliteit van de bebouwing en het herschikken van de bebouwing;
  • d. het aanbrengen van extra maatregelen ten gunste van het milieu (bijvoorbeeld maatregelen die geluid, geur, ammoniak, stof of trilling reduceren);
  • e. voor intensieve veehouderij bij meerdere bedrijfslocaties de toepassing van de beste locatiemethode: gericht op afbouw van de tweede en/of volgende locaties, waarbij op een vast te leggen moment sloop van de gebouwen zal plaatsvinden.
1.6 abiotische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot de aanwezigheid van natuurlijke grondwaterstromen en een voor het gebied typerende bodemopbouw.

1.7 adviescommissie:

de commissie die landschappelijke inpassingsplannen en aanvullende kwaliteitsverbeteringsvoorstellen beoordeelt, met als toetsingskaders ondermeer het beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk Kwaliteitskader.

1.8 agrarisch bedrijf:

een bedrijf met een minimale omvang van 20 Nge, dat uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren evenals een productiegerichte paardenhouderij inclusief pensionstal.

1.9 agrarisch grondgebruik:

gebruik van grond dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, al dan niet met gebruik van tijdelijk afdekmateriaal, en/ of door middel van het houden van dieren;

1.10 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden die worden bepaald door de in dat gebied voorkomende of te verwachten overblijfselen uit oude tijden.

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingsoppervlak:

een op de verbeelding aangegeven oppervlakte in vierkante meters, dat de omvang van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd.

1.13 beeldkwaliteitsplan:

het plan, zoals vastgesteld op 14 december 2010, waarin aandacht wordt besteed aan de relatie tussen een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling en bestaande karakteristieken, landschappelijke en visuele waarden van een gebied.

1.14 bestaand:

ten tijde van de inwerkingtreding van het plan aanwezig.

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 boogkas:

een constructie voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend en transparant materiaal, dienend ter opkweken of vermeerderen of verzorgen van de betreffende gewassen. De boogkas is eenvoudig te monteren en te demonteren en heeft een verplaatsbare fundering en heeft een hoogte van meer dan 2,50 meter.

1.18 bosbouwkundige waarde:

de aan een gebied toegekende waarde vanwege zijn houtproductiefunctie in samenhang met een natuur-, landschappelijke en/of recreatieve functie.

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de planregels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 containerteelt:

de teelt van gewassen waarbij de grond wordt afgedekt met plastic en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen en andere voorzieningen zoals beregening, afwatering en bereikbaarheid, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.

1.24 cultuurhistorische waarde:

de waarden aan een gebied of opstal toegekende waarde met betrekking tot de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het wegen- en slotenpatroon, de verkavelingsstructuur of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden.

1.25 dagrecreatief medegebruik 1:

extensieve vormen van dagrecreatie die in de open lucht plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is; hieronder worden in ieder geval verstaan: wandelen, fietsen, paardrijden of kanoën.

1.26 dagrecreatief medegebruik 2:

tijdelijk medegebruik van grasland akkerbouwgrond of onbebouwde agrarische grond voor kleinschalige dagrecreatieve activiteiten die in de open lucht plaatsvinden, waaronder kleinschalige recreatieve luchtvaart ten behoeve van luchtballonvaren en ultralights.

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 eigen terrein:

Het terrein dat is uitgegeven in erfpacht, is verhuurd of in gebruik gegeven aan, dan wel in eigendom is van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, welke de betreffende gronden gebruikt ten behoeve van een middels de regels van dit plan ter plaatse toegestane functie.

1.29 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overigen). Een escortbedrijf is een aparte functie en derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming valt zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.

1.30 gebiedskwaliteit:

gebiedskwaliteit is opgebouwd uit vier, onderling samenhangende, aspecten:

  • a. Landschappelijke structuur
    De wijze, waarop de totstandkomingsgeschiedenis van een gebied afleesbaar is in de huidige situatie.
  • b. landschappelijke elementen
    De intrinsieke waarde van samenhangende ecologische en groenstructuren en watersystemen en de visuele waarde van de (afwisseling) van groene en gebouwde kwaliteiten.
  • c. Verkavelingstructuur/ bebouwingsstructuur
    De wijze waarop de ruimte in een gebied letterlijk geordend is: open/gesloten, de verdeling van bebouwd/onbebouwd, de functionele verdeling en de herkenbaarheid van de ruimtelijke structuur
  • d. Functionele structuur
    De kwaliteit van de gebouwde omgeving, zowel de kwaliteit van de elementen op zich, als de kwaliteit van de onderlinge samenhang en de relatie met andere kwaliteitsaspecten.

De inhoudelijke waardering van de gebiedskwaliteit is opgenomen in het Ruimtelijk Kwaliteitskader (RKK).

1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 hagelnetten:

teeltondersteunende voorziening bestaande uit het al dan nniet aaneegeschakelde netten, afgespannen op palen om fruit tegen hagelschade te beschermen.

1.33 hartlijn:

een denkbeeldige lijn in een symmetrisch vlak figuur of dito ruimtelijk object (omwentelingslichaam) die precies in het midden loopt.

1.34 hemelwaterproblematiek:

de problemen die ontstaan voor het afvoeren en bergen van hemelwater door toename van het verharde grondoppervlak.

1.35 hoofdverblijf:

de voorziening die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is, dat ten minste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid.

1.36 inrichtingsmaatregelen:

maatregelen die genomen en uitgevoerd worden voor de inrichting van het landschap, welke in het kader van de 'Heidsche Peel' uitgevoerd worden en zoals weergegeven in Bijlage 1 Inrichtingsmaatregelen 'Heidsche Peel'.

1.37 kas:

een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander transparant materiaal en dienend tot kweken, trekken, vermeerderen, opkweken, overwinteren of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen.

1.38 lawaaisport:

een (sport)activiteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het achtergrondniveau wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen.

1.39 milieuhygiënische uitvoerbaarheid:

overkoepelend begrip voor milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid etcetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, onder andere zodat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.

1.40 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van bodemkundige, hydrologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in samenhang.

1.41 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.

1.42 obstakelvlak:

een vlak vanaf 120 m van het hart van de start- en / of landingsbaan met een hellingshoek van 1:7 dat tot op 6 km van de uiteinden van de start- en / of landingsbaan bouwhoogtebeperkingen inhoudt.

1.43 omgevingskwaliteit:

samenhangende systeem van water, milieu-, natuur- en landschapskwaliteit, zoals weergegeven in het Beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk kwaliteitskader. '

1.44 ondergronds:

beneden het peil.

1.45 onevenredige aantasting van de aanwezige waarden:

het resultaat van een ruimtelijke ingreep heeft een verhoudingsgewijs te groot nadelig effect op de aanwezige waarden in dat gebied.

1.46 (straat)prostitutie:

het zich (op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg resp. openbare ruimten bevindend voertuig) beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele dienste ten behoeve van een ander tegen vergoeding. (Straat)prostitutie is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.

1.47 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan
    • 1. de hoofdingang binnen 20 meter van de weg is gelegen en;
    • 2. het oorspronkelijk maaiveld niet meer dan 0,50 meter afwijkt van de hoogte van de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het oorspronkelijk maaiveld waarop het bouwwerk geplaatst is en wordt;

met dien verstande dat, indien bestaande gebouwen afwijkend van de onder a. en/of b. genoemde gevallen zijn gerealiseerd, de bovenkant van de begane grondvloer van bestaande gebouwen als peil wordt beschouwd.

1.48 permanente teeltondersteunende voorzieningen:

teeltondersteunende voorzieningen die langer dan 6 maanden, al dan niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig is.

1.49 ruimtelijk kwaliteitskader (RKK):

gemeentelijk toetsingskader, zoals vastgesteld op 14 december 2010, ter toetsing van de gebiedskwaliteiten en visueel-landschappelijke waarde bij nieuwe ontwikkelingen en uitbreidingen.

1.50 schuilgelegenheid:

een overdekte ruimte die aan maximaal drie zijden is omsloten door wanden, waarvan dieren gebruik moeten kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter uit oogpunt van dierenwelzijn;

1.51 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar. Een seksinrichting is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.

1.52 stacaravan:

een onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen, die elders hun hoofdwoonverblijf hebben, en dat eventueel door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemerkt als stacaravan.

1.53 standplaats:

plaats voor kampeermiddelen op een kampeerterrein of een camping danwel voor woonwagens op een woonwagenstandplaats.

1.54 teeltondersteunende voorzieningen:

voorzieningen/ constructies met als doel het gewas te forceren tot meer groei en/ of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open teelt en/ of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen wat leidt tot een betere kwaliteit product. De voorzieningen dienen ter ondersteuning van de vollegrond-, fruit-, bloemen- en boomteelt. Het betreft tijdelijke en permanente tunnels, containerteelt, hagelnetten en permanent en ondersteund glas/boogkassen.

1.55 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:

teeltondersteunende voorzieningen die korter dan 6 maanden, al dan niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig is.

1.56 tunnel:

een tijdelijke teeltondersteunende voorzoening in de vorm van een tijdelijke boogkas, met dien verstande dat de hoogte maximaal 2,50 meter bedraagt.

1.57 tijdelijke werknemers:

Tijdelijke werknemers die legaal (op grond van een EU paspoort of een tewerkstellingsvergunning) niet permanent in de gemeente verblijven en hun hoofdverblijf ergens anders hebben.

1.58 woonwagenstandplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van één woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de (naar de weg gekeerde) perceelsgrens:

de kortste afstand van een bouwwerk tot de (naar de weg gekeerde) perceelsgrens van het bouwperceel.

2.2 De afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

verticaal vanaf het hoogste punt van het bouwwerk tot aan het aansluitende afgewerkte peil.

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de inhoud van overkappingen, carports en daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken:

vanaf peil tot aan de buitenzijde van het dak en tussen de buitenwerkse maten van de draagconstructie. Overstekken tot 0,50 meter worden niet meegeteld bij de berekening van de inhoud.

2.9 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.

2.10 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.11 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.12 de vloeroppervlakte:

op de vloer tussen de binnenzijden van de gevelmuren en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.13 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1.50 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. dagrecreatief medegebruik 1;
  • c. dagrecreatief medegebruik 2, tenzij de gronden zijn gelegen in de 'Waarde - Houtopstanden en houtwallen';
  • d. erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen, bosschages;
  • e. kadaverplaatsen met een maximale oppervlakte van 5 m2 per voorziening;
  • f. voorzieningen van openbaar nut.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen met dien verstande dat deze bijbehorende voorzieningen ten dienste staan van de bestemming.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. omheiningen en/of erfafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheiningen en/of draaderfafscheidingen met bijbehorende klaphekken en hekken, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1,50 bedraagt.
3.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders stellen nadere eisen ten aanzien van:
    • 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
    • 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
    • 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.

Een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.

  • b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
    • 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
    • 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
    • 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgegevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.2 van de planregels en de oprichting van een schuilgelegenheid voor dieren toe te staan, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de hoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    • 2. de bebouwingsoppervlakte is afgestemd op het beoogde gebruik en de locatie, met een maximum van 30 m2;
    • 3. de afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' bedraagt ten minste 30 meter;
    • 4. de locatie grenst niet aan het bouwvlak van een (agrarisch) bedrijf;
    • 5. maximaal één schuilgelegenheid is toegestaan per hectare;
    • 6. het perceel waarop de schuilgelegenheid wordt gerealiseerd dient een oppervlak te hebben van minimaal 1 ha;
    • 7. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies.
  • b. artikel 3.2.1 onder c en teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van tijdelijke tunnels op afstand van het bouwvlak toestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. voorzieningen dienen aansluitend aan het bouwvlak worden opgericht tenzij vanuit landbouwkundige motieven aangetoond kan worden dat aansluiting aan het bestaande bouwvlak niet mogelijk is;
    • 2. indien de oppervlakte ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen na oprichting meer dan 5.000 m2 bedraagt, is een positief advies noodzakelijk van de adviescommissie;
    • 3. oprichting vanwege een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
    • 4. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    • 5. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    • 6. de afstand tot de niet naar de weg gekeerde perceelsgrens minimaal 5,00 meter bedraagt;
    • 7. de maximale diepte van het bouwvlak gerekend van de bestemming 'Verkeer' 200 meter bedraagt;
  • c. artikel 3.2 van de planregels en toestaan dat hagelnetten worden gebouwd, onder de voorwaarde dat het volgende beoordelingskader bij de toelaatbaarheid in acht wordt genomen:
    • 1. zicht op continuïteit van het agrarisch bedrijf;
    • 2. netten mogen niet tot op de grond en niet buiten het bloeiseizoen worden afgerold;
    • 3. ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen;
    • 4. er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing, bestaande uit een afschermende haag.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik en/of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens: tijdelijk opslag van geoogste producten met een maximum van drie maanden aansluitend aan de oogstijd;
  • b. het gebruik van de gronden als plaats voor kampeermiddelen, waaronder tevens caravans ten behoeve van de huisvesting door tijdelijke werknemers;
  • c. het gebruik van gronden voor detailhandel;
  • d. het gebruik van gronden voor het bewerken van agrarische producten van derden;
  • e. bevi-inrichtingen;
  • f. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan anders dan bestaande situaties, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt;
  • g. het gebruik of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Toevoeging functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - boogkassen'

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en een functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – boogkassen' op de verbeelding opnemen ten behoeve van het oprichten van permanente boogkassen met de daarbij behorende voorzieningen onder de voorwaarden dat:

  • h. aangetoond is dat binnen het bestaande bouwvlak onvoldoende mogelijkheden zijn voor uitbreiding;
  • i. de vergroting, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het bedrijf;
  • j. de locatie aansluitend aan het bouwvlak is gelegen;
  • k. de oppervlakte maximaal 1,5 hectare bedraagt;
  • l. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
  • m. de maximale afstand van de aan de wegzijde gelegen grens van het bestemmingsvlak tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' 200 m bedraagt;
  • n. de totale oppervlakte van het bouwvlak en de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – boogkassen' niet meer dan 3 ha bedraagt;
  • o. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  • p. de cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en/of abiotische waarden behouden dienen te blijven;
  • q. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • r. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • s. de ontwikkeling moet gepaard gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing en/of voorziening wordt ingepast;
  • t. er is een positief advies verkregen van de adviescommissie.
3.6.2 Toevoeging functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerteelt'

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en een functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – containerteelt' op de verbeelding opnemen ten behoeve van het aanleggen van containervelden met de daarbij behorende voorzieningen onder de voorwaarden dat:

  • a. uitbreiding binnen de aanduiding 'Waarde – Ecologische Hoofstructuur' niet is toegestaan;
  • b. aangetoond is dat binnen het bestaande bouwvlak onvoldoende mogelijkheden zijn voor uitbreiding;
  • c. de vergroting, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het bedrijf;
  • d. de locatie van het containerveld ligt aansluitend aan het bouwvlak;
  • e. de oppervlakte maximaal 1,5 hectare bedraagt;
  • f. de totale oppervlakte van het bouwvlak en de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – containerteelt' niet meer dan 3 ha bedraagt;
  • g. de maximale afstand van de aan de wegzijde gelegen grens van het bestemmingsvlak tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' 200 m bedraagt;
  • h. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • i. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • j. de ontwikkeling moet gepaard gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing en/of voorziening wordt ingepast;
  • k. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  • l. de cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en/of abiotische waarden behouden dienen te blijven;
  • m. er is een positief advies verkregen van de adviescommissie.

Artikel 4 Agrarisch met Waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met Waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. behoud, ontwikkeling en versterking van:
    • 1. de aanwezige landschappelijke waarden, in het bijzonder van het esdorpenlandschap en de beekdalen;
    • 2. bestaande natuurwaarden al dan niet in combinatie met agrarisch gebruik;
  • c. dagrecreatief medegebruik 1;
  • d. dagrecreatief medegebruik 2 tenzij de gronden zijn gelegen in de dubbelbestemming 'Waarde - Houtopstanden en houtwallen';
  • e. erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen, bosschages;
  • f. kadaverplaatsen met een maximale oppervlakte van 5 m2 per voorziening;
  • g. voorzieningen van openbaar nut.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen, met dien verstande dat deze bijbehorende voorzieningen ten dienste staan van de bestemming.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch met Waarden' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden tenzij anders op de verbeelding weergegeven:

4.2.1 Algemeen
  • a. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Agrarisch met Waarden' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. omheiningen en/of erfafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheiningen en/of draaderfafscheidingen met bijbehorende klaphekken en hekken, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1,50 bedraagt.
4.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders stellen nadere eisen ten aanzien van:
    • 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
    • 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
    • 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.

Een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.

  • b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
    • 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
    • 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
    • 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 4.2 onder a van de planregels en de oprichting van een schuilgelegenheid voor dieren buiten het bouwvlak toe te staan, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de hoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    • 2. de bebouwingsoppervlakte is afgestemd op het beoogde gebruik en de locatie, met een maximum van 30 m2;
    • 3. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' bedraagt ten minste 30 meter;
    • 4. de locatie grenst niet aan het bouwvlak van een (agrarisch) bedrijf;
    • 5. maximaal één schuilgelegenheid is toegestaan per hectare;
    • 6. het perceel waarop de schuilgelegenheid wordt gerealiseerd dient een oppervlak te hebben van minimaal 1 ha;
    • 7. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies;
  • b. het bepaalde onder 4.2.1 onder c en teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van tijdelijke tunnels op afstand van het bouwvlak toestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. voorzieningen dienen in principe aansluitend aan het bouwvlak worden opgericht tenzij vanuit landbouwkundige motieven aangetoond kan worden dat aansluiting aan het bestaande bouwvlak niet mogelijk is;
    • 2. indien de oppervlakte ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen na oprichting meer dan 5.000 m2 bedraagt, is een positief advies noodzakelijk van de adviescommissie;
    • 3. oprichting vanwege een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
    • 4. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    • 5. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    • 6. de afstand tot de niet naar de weg gekeerde perceelsgrens minimaal 5,00 meter bedraagt;
    • 7. de maximale diepte van het bouwvlak gerekend van de bestemming 'Verkeer' 200 meter bedraagt;
  • c. artikel 4.2.2 onder a en een maximale goothoogte van 8 m en een maximale bouwhoogte van 12 m toestaan, onder de voorwaarde dat sprake is van een goede ruimtelijke inpassing zoals bedoeld is in het beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk Kwaliteitskader;
  • d. artikel 4.2 van de planregels en toestaan dat hagelnetten worden gebouwd, onder de voorwaarde dat het volgende beoordelingskader bij de toelaatbaarheid in acht wordt genomen:
    • 1. zicht op continuïteit van het agrarisch bedrijf;
    • 2. netten mogen niet tot op de grond en niet buiten het bloeiseizoen worden afgerold;
    • 3. ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen;
    • 4. er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing, bestaande uit een afschermende haag.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden ene bouwwerken voor en/of als:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens: tijdelijk opslag van geoogste producten met een maximum van drie maanden aansluitend aan de oogsttijd;
  • b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, waaronder tevens caravans ten behoeve van de huisvesting door tijdelijke werknemers;
  • c. het gebruik van gronden voor detailhandel.
  • d. het gebruik van gronden voor het bewerken van agrarische producten van derden;
  • e. bevi-inrichtingen;
  • f. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan anders dan bestaande situaties, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt;
  • g. het gebruik of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijziging Agrarisch met waarden naar Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch met Waarden' wijzigen in de bestemming 'Natuur' ten behoeve van het ontwikkelen van ecologische verbindingszones onder de voorwaarden dat:

  • sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • het creëren van een ecologische verbinding economisch uitvoerbaar moet zijn;
  • de te ontwikkelen natuurwaarden moeten worden afgestemd op de potentiële en actuele natuurwaarden van het gebied wijziging is alleen toegestaan binnen gebieden met de dubbelbestemmingen 'Waarde - Ontwikkelingszone groen' en 'Waarde - Ecologische hoofdstructuur'.
4.6.2 Toevoeging functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - boogkassen'

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en een functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – boogkassen' op de verbeelding opnemen ten behoeve van het oprichten van permanente boogkassen met de daarbij behorende voorzieningen onder de voorwaarden dat:

  • h. aangetoond is dat binnen het bestaande bouwvlak onvoldoende mogelijkheden zijn voor uitbreiding;
  • i. de vergroting, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het bedrijf;
  • j. de locatie aansluitend aan het bouwvlak is gelegen;
  • k. de oppervlakte maximaal 1,5 hectare bedraagt;
  • l. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
  • m. de maximale afstand van de aan de wegzijde gelegen grens van het bestemmingsvlak tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' 200 m bedraagt;
  • n. de totale oppervlakte van het bouwvlak en de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – boogkassen' niet meer dan 3 ha bedraagt;
  • o. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  • p. de cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en/of abiotische waarden behouden dienen te blijven;
  • q. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • r. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • s. de ontwikkeling moet gepaard gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing en/of voorziening wordt ingepast;
  • t. er is een positief advies verkregen van de adviescommissie.
4.6.3 Toevoeging functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerteelt'

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en een functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – containerteelt' op de verbeelding opnemen ten behoeve van het aanleggen van containervelden met de daarbij behorende voorzieningen onder de voorwaarden dat:

  • a. uitbreiding binnen de aanduiding 'Waarde – Ecologische Hoofstructuur' niet is toegestaan;
  • b. aangetoond is dat binnen het bestaande bouwvlak onvoldoende mogelijkheden zijn voor uitbreiding;
  • c. de vergroting, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het bedrijf;
  • d. de locatie van het containerveld ligt aansluitend aan het bouwvlak;
  • e. de oppervlakte maximaal 1,5 hectare bedraagt;
  • f. de totale oppervlakte van het bouwvlak en de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – containerteelt' niet meer dan 3 ha bedraagt;
  • g. de maximale afstand van de aan de wegzijde gelegen grens van het bestemmingsvlak tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' 200 m bedraagt;
  • h. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • i. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • j. de ontwikkeling moet gepaard gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing en/of voorziening wordt ingepast;
  • k. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  • l. de cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en/of abiotische waarden behouden dienen te blijven;
  • m. er is een positief advies verkregen van de adviescommissie.

Artikel 5 Natuur

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos- en natuurgebieden;
  • b. instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden en met daaraan nevengeschikt de bosbouwkundige waarde;
  • c. dagrecreatief medegebruik 1;
  • d. paden, wegen, ontsluitings- en verkeersvoorzieningen ten dienste van de bestemming of ingesloten andere bestemmingen;

Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. Op de gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van: ondergeschikte bouwwerken, zoals afrasteringen en eenvoudige recreatief ondersteunende voorzieningen, zoals wegwijzers, informatieborden en zitbanken, waarbij de hoogte van de bouwwerken maximaal 2 meter mag bedragen en geldt dat ze naar aard en afmetingen bij deze bestemming passen;
  • b. bij de bouw van de onder a toegestane bouwwerken, dan wel de aanwezigheid van de onder a genoemde bouwwerken, dan wel als gevolg van het te verwachten gebruik van de onder a genoemde bouwwerken mogen de natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden niet onevenredig worden geschaad.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het gebruik van de gronden voor agrarische doeleinden, anders dan ter ondersteuning en het beheer van de in het gebied voorkomende en/of te ontwikkelen waarden;
  • b. het storten, aanbrengen of toepassen van (mest)stoffen die niet noodzakelijk zijn ter verbetering of instandhouding van de kenmerkende vegetatie en flora;
  • c. elke vorm van detailhandel, anders dan ten behoeve van het in 5.1 onder c bedoelde recreatieve gebruik, in de vorm van ambulante handel;
  • d. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een escortbedrijf en (straat)prostitutie;
  • e. lawaaisporten;
  • f. het aanbrengen van verhardingen van meer dan 200 m2;
  • g. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  • h. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  • i. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  • j. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • k. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling).
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Algemeen

Het is verboden op of in de voor 'Natuur' aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
  • c. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  • d. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  • e. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders;
  • f. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • g. het dempen van sloten of greppels;
  • h. het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels, houtwallen);
  • i. het planten van bomen en/of struiken.
5.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 5.4.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. de aanleg van kabels en leidingen betreffen binnen wegbermen gelegen binnen de bestemming 'Natuur' voor zover deze grenst aan de bestemming 'Verkeer';
  • c. het wijzigen van de natuurvorm, zoals van bos naar heide, is toegestaan, mits een en ander plaatsvindt op basis van een beheerplan;
  • d. inrichtingsmaatregelen betreffen, welke in het kader van de inrichting van de 'Heidsche Peel' uitgevoerd worden, overeenkomstig de maatregelen zoals weergegeven in Bijlage 1 Inrichtingsmaatregelen 'Heidsche Peel'.
5.4.3 Afwegingskader

Een in artikel 5.4.1 van de planregels genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de natuurwaarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind. De provincie Limburg dient daarbij in te stemmen met de te verlenen vergunning.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van:
    • 1. hoofdverkeerswegen;
    • 2. interregionale wegen;
    • 3. interlokale wegen;
    • 4. lokale verharde wegen;
  • b. instandhouding van de ecologische, visueel-landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de onverharde en verharde wegen;
  • c. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • d. kabels en leidingen;
  • e. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen verlichtingsarmaturen, apparatenkasten voor telecommunicatiemasten;
  • f. groen, bermen, en wegbeplantingen;
  • g. parkeren;
  • h. veldkruizen, kapellen en kunstwerken;
  • i. kadaverplaatsen met een maximale oppervlakte van 5 m2 per voorziening.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals wildbegeleidende en wildbeschermingsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, zoals bruggen, duikers, viaducten, faunapassages, met een maximale hoogte van 12 m voor verlichtingsarmaturen en bewegwijzering.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als :

  • a. een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • b. behoud en ontwikkeling van ecologische waarden van natuurlijk oppervlaktewater in de vorm van plassen, vennen en beken;
  • c. ontwikkeling van natuurlijke oevers;
  • d. de berging, wateraanvoer en/of –afvoer (infiltratie);
  • e. ter plaatse van duikers tevens tuinen, erven, kavelontsluitingen en/of weg(berm) behorende bij de aansluitende bestemmingen;
  • f. waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken;

Met daarbij behorende voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming worden gebouwd, zoals bruggen, dammen en/of duikers, alsmede voorzieningen noodzakelijk voor het beheer en onderhoud van de waterloop met een maximale hoogte van 3 m en steigers.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als, daaronder mede begrepen wateren:

  • a. het aanleggen, aanmeren of als ligplaats innemen van woonschepen;
  • b. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. opslag-, stort- en/of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voertuigen, goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen;
  • d. seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie.

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse leidingen ten behoeve van de gasvoorziening alsmede en daarmee vergelijkbare doeleinden, waarbij :

  • a. de figuuraanduiding 'hartlijn leiding - gas' de hartlijn van de gasleiding aangeeft;
  • b. artikel 23.2 van de planregels in acht dient te worden genomen.
8.2 Bouwregels

Op de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen.
  • b. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2 van de planregels en bouw binnen de zone toestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. de onderliggende (basis)bestemming de bebouwing toelaat;
  • b. door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 8.1 omschreven doeleinden;
  • c. alvorens burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen, zij de beheersinstantie van de betrokken leidingen horen.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Algemeen

Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
  • c. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  • d. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  • e. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (feitelijk een combinatie van ophogen en afgraven);
  • f. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  • g. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • h. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  • i. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • j. het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels, houtwallen);
  • k. het planten van bomen en/of struiken;
  • l. het verwijderen van gras en aanplanten van gewassen of jonge bomen (ten behoeve van boomkwekerij of sierteelt);
  • m. het aanbrengen van verhardingen.
8.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 8.4.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.
  • b. beplanting betreft, die voorkomt op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • e. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en);
  • f. het aanbrengen van leidingen in wegbermen binnen de bestemming verkeer betreft, voor zover deze niet aansluit op de bestemming 'Natuur';
  • g. inrichtingsmaatregelen betreffen, welke in het kader van de inrichting van de 'Heidsche Peel' uitgevoerd worden, overeenkomstig de maatregelen zoals weergegeven in Bijlage 1 Inrichtingsmaatregelen 'Heidsche Peel'.
8.4.3 Afwegingskader

Een in artikel 8.4.1 van de planregels genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de functie van de gronden en de leidingen, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. De beheerder van de leiding dient te zijn gehoord.

Artikel 9 Leiding - Leidingstrook'

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook'' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de reservering van gronden voor de aanleg van ondergrondse leidingen, waarbij artikel 23.2 van de planregels in acht dient te worden genomen.

9.2 Bouwregels

Op de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder(s).

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2 van de planregels en bouw ten behoeve van de onderliggende (basis)bestemming(en) binnen de dubbelbestemming toestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. de onderliggende (basis)bestemming de bebouwing toelaat;
  • b. als gevolg van de werkzaamheden het doel van de bestemming niet onevenredig wordt belemmerd;
  • c. de bebouwing binnen het bouwvlak behorende bij Moostdijk 3 en voor zover gelegen binnen de dubbelbestemming alleen mag worden vervangen door bebouwing van gelijke constructie;
9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de realisering van buisleidingen. Hierbij kan ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' één of meerdere van de volgende dubbelbestemmingen worden toegewezen:

zoals opgenomen in respectievelijk artikel 8, 10 en onder de voorwaarde dat de bijbehorende directe beschermingszone niet buiten de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook'' mag vallen.

Artikel 10 Leiding - Olie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Olie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse olieleidingen en daarmee vergelijkbare doeleinden, waarbij :

  • a. de figuuraanduiding 'hartlijn leiding - olie' de hartlijn van de olieleiding aangeeft;
  • b. artikel 23.2 van de planregels in acht dient te worden genomen.
10.2 Bouwregels

Op de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Olie' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van zeer beperkte omvang, zoals erf- en terreinafscheidingen - voor zover de onderliggende bestemming dit toelaat en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2 van de planregels en bebouwing toestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. de onderliggende (basis)bestemming de bebouwing toelaat;
  • b. door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 10.1 omschreven doeleinden;
  • c. alvorens burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen, zij de beheersinstantie van de betrokken leidingen horen.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Algemeen

Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Olie' aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
  • c. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  • d. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  • e. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (feitelijk een combinatie van ophogen en afgraven);
  • f. het in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  • g. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders;
  • h. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • i. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  • j. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • k. het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels, houtwallen);
  • l. het planten van bomen en/of struiken;
  • m. het verwijderen van gras en aanplanten van gewassen of jonge bomen (ten behoeve van boomkwekerij of sierteelt);
  • n. het aanbrengen van verhardingen.
10.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 10.4.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.
  • b. beplanting betreft, die voorkomt op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • e. die worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en);
10.4.3 Afwegingskader

Een in artikel 10.4.1 van de planregels genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de functie van de gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. De beheerder van de leiding dient te zijn gehoord.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 23.2 van de planregels in acht dient te worden genomen.

11.2 Bouwregels
  • a. Op of in de als 'Waarde - Archeologie 1' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd, waarbij de grond voor maximaal 2.500 m2 (gemeten op maaiveldniveau) wordt verstoord';
  • b. Indien de verstoring meer dan 2.500 m2 bedraagt en deze verstoring dieper gaat dan 50 cm, dient de aanvrager een rapport (bureauonderzoek, inventariserend (verkennend, karterend of waarderend) veldonderzoek door middel van proefsleuven of boringen, opgravingen, archeologische begeleiding) van een door gemeenteweg erkende archeologisch deskundige heeft overgelegd waaruit blijkt dat de in de bestemmingsomschrijving omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.2 van de planregels en meer bebouwing toestaan, indien door archeologisch onderzoek is gebleken dat geen onevenredige aantasting van archeologische waarden plaatsvindt door de bouwactiviteiten. Uitsluitend indien archeologische waarde is vastgesteld worden aan de omgevingsvergunning daartoe de volgende voorwaarden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden. Hierbij kan gedacht worden aan het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag, het gebruiken van alternatieven voor het funderen van bouwwerken zoals heien, of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de uitvoering van de (bouw)activiteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
11.3.2 Afwegingskader

Alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.3.1 vraagt het bevoegd gezag een archeologisch deskundige om schriftelijk advies of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. grondbewerkingen uit te voeren, voor zover de werkzaamheden dieper gaan dan 50 cm ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld, mits sprake is van een oppervlakte van meer dan 2.500 m2;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de grond, dieper dan 50 cm en mits sprake is van een oppervlakte van meer dan 2.500 m2,

uitgezonderd inrichtingsmaatregelen, welke in het kader van de inrichting van de 'Heidsche Peel' uitgevoerd worden, overeenkomstig de maatregelen zoals weergegeven in Bijlage 1 Inrichtingsmaatregelen 'Heidsche Peel'.

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5.1 Algemeen

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  • c. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen), ;
  • d. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  • e. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  • f. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders;
  • g. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • h. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  • i. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • j. het beplanten van gronden met opgaande houtgewas in verband met boom- en sierteelt waarbij de oogst dieper dan 50 cm zal plaatsvinden.
11.5.2 Uitzonderingen

Het in artikel 11.5.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2500 m2;
  • c. blijkens een rapport van een door gemeenteweg erkende archeologisch deskundige (voortoets) de in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemmingsplan omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
  • d. het aanbrengen van leidingen in wegbermen binnen de bestemming verkeer, voor zover deze niet aansluit op de bestemming natuur;
  • e. inrichtingsmaatregelen betreffen, welke in het kader van de inrichting van de 'Heidsche Peel' uitgevoerd worden, overeenkomstig de maatregelen zoals weergegeven in Bijlage 1 Inrichtingsmaatregelen 'Heidsche Peel'.
11.5.3 Afwegingskader

Een in artikel 11.5.1 van de planregels genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 23.2 van de planregels in acht dient te worden genomen.

12.2 Bouwregels
  • a. Op of in de als 'Waarde - Archeologie 2' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd, waarbij de grond voor maximaal 500 m2 (gemeten op maaiveldniveau) wordt verstoord;
  • b. Indien de verstoring meer dan 500 m2 bedraagt en deze verstoring dieper gaat dan 50 cm, dient de aanvrager een rapport (bureauonderzoek, inventariserend (verkennend, karterend of waarderend) veldonderzoek door middel van proefsleuven of boringen, opgravingen, archeologische begeleiding) van een door gemeenteweg erkende archeologisch deskundige heeft overgelegd waaruit blijkt dat de in de bestemmingsomschrijving omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.2 van de planregels en meer bebouwing toestaan, indien door archeologisch onderzoek is gebleken dat geen onevenredige aantasting van archeologische waarden plaatsvindt door de bouwactiviteiten. Uitsluitend indien archeologische waarde is vastgesteld worden aan de omgevingsvergunning daartoe de volgende voorwaarden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden. Hierbij kan gedacht worden aan het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag, het gebruiken van alternatieven voor het funderen van bouwwerken zoals heien, of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de uitvoering van de (bouw)activiteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
12.3.2 Afwegingskader

Alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning als bedoeld in 12.3.1 vraagt het bevoegd gezag een archeologisch deskundige om schriftelijk advies of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en of als:

  • a. grondbewerkingen uit te voeren, voor zover de werkzaamheden dieper gaan dan 50 cm ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld, mits sprake is van een oppervlakte van meer dan 500 m2; ;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de grond, dieper dan 50 cm en mits sprake is van een oppervlakte van meer dan 500 m2,

uitgezonderd inrichtingsmaatregelen, welke in het kader van de inrichting van de 'Heidsche Peel' uitgevoerd worden, overeenkomstig de maatregelen zoals weergegeven in Bijlage 1 Inrichtingsmaatregelen 'Heidsche Peel'.

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5.1 Algemeen

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  • c. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  • d. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  • e. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  • f. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders;
  • g. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • h. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  • i. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • j. het beplanten van gronden met opgaand houtgewas in verband met boom- en sierteelt waarbij de oogst dieper dan 50 cm zal plaatsvinden.
12.5.2 Uitzonderingen

Het in artikel 12.5.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m2;
  • c. blijkens een rapport van een door gemeenteweg erkende archeologisch deskundige (voortoets) de in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemmingsplan omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
  • d. het aanbrengen van leidingen in wegbermen binnen de bestemming verkeer, voor zover deze niet aansluit op de bestemming natuur;
  • e. inrichtingsmaatregelen betreffen, welke in het kader van de inrichting van de 'Heidsche Peel' uitgevoerd worden, overeenkomstig de maatregelen zoals weergegeven in Bijlage 1 Inrichtingsmaatregelen 'Heidsche Peel'.
12.5.3 Afwegingskader

Een in artikel artikel 12.5.1 van de planregels genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

Artikel 13 Waarde - Ecologische hoofdstructuur

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologische hoofdstructuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor de bescherming van de natuur- en landschapswaarden in het gebied, waarbij artikel 23.2 van de planregels in acht dient te worden genomen.

13.2 Bouwregels

Op of in de als 'Waarde - Ecologische hoofdstructuur' aangegeven gronden mag niet worden gebouwd.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.2 van de planregels ten behoeve van het oprichten van tijdelijke lage tunnels, met dien verstande dat de in 13.1 genoemde waarden niet onevenredig worden aangetast.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken n/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor en/of als:

  • a. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
  • b. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  • c. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  • d. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  • e. het aanbrengen van verhardingen van meer dan 200 m2,

uitgezonderd inrichtingsmaatregelen, welke in het kader van de inrichting van de 'Heidsche Peel' uitgevoerd worden, overeenkomstig de maatregelen zoals weergegeven in Bijlage 1 Inrichtingsmaatregelen 'Heidsche Peel'.

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5.1 Algemeen

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Ecologische hoofdstructuur' aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders;
  • c. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • d. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  • e. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • f. het dempen van sloten of greppels;
  • g. het planten van bomen en/of struiken;
  • h. het aanbrengen van tijdelijke lage tunnels en een ondergrond voor containervelden;
  • i. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  • j. het rooien van houtgewas;
  • k. het beplanten van gronden met opgaand houtgewas in verband met boom- en sierteelt waarbij de teeltperiode langer is dan 5 jaar.
13.5.2 Uitzonderingen

Het in artikel 13.5.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. betreffen de aanleg van leidingen binnen wegbermen binnen de bestemming verkeer, voor zover deze niet aansluit op de bestemming natuur;
  • c. inrichtingsmaatregelen betreffen, welke in het kader van de inrichting van de 'Heidsche Peel' uitgevoerd worden, overeenkomstig de maatregelen zoals weergegeven in Bijlage 1 Inrichtingsmaatregelen 'Heidsche Peel'.
13.5.3 Afwegingskader

Een in artikel 13.5.1 van de planregels genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de natuurwaarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind. De provincie Limburg dient daarbij in te stemmen met de te verlenen vergunning.

Artikel 14 Waarde - Houtopstanden en houtwallen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Houtopstanden en houtwallen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de landschappelijke waarden in het gebied waar de houtopstand typerend is voor de lokale omstandigheden, waarbij artikel 23.2 van de planregels in acht dient te worden genomen.

14.2 Bouwregels

Op of in de als 'Waarde - Houtopstanden en houtwallen' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd mits de in artikel 14.1 genoemde waarden niet onevenredig worden aangetast.

14.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. voor agrarische doeleinden, anders dan ter ondersteuning en het beheer van de in het gebied voorkomende en/of te ontwikkelen waarden;
  • b. het storten, aanbrengen of toepassen van (mest)stoffen dien niet noodzakelijk zijn ter verbetering of instandhouding van de kenmerkende vegetatie en flora;
  • c. de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  • d. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  • e. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  • f. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • g. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  • h. het verwijderen van gras en het vervolgens aanplanten van gewassen of jonge bomen (ten behoeve van boomkwekerij of sierteelt);
  • i. het aanbrengen van verhardingen in houtwallen en het aanbrengen van verhardingen in houtopstanden van meer dan 15 m2;

uitgezonderd inrichtingsmaatregelen, welke in het kader van de inrichting van de 'Heidsche Peel' uitgevoerd worden, overeenkomstig de maatregelen zoals weergegeven in Bijlage 1 Inrichtingsmaatregelen 'Heidsche Peel'.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Algemeen

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Houtopstanden en houtwallen' aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken. geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
  • c. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders;
  • d. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • e. het dempen van sloten of greppels;
  • f. het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels, houtwallen).
14.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 14.4.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. betreffen de aanleg van leidingen binnen wegbermen binnen de bestemming verkeer, voor zover deze niet aansluit op de bestemming natuur;
  • c. inrichtingsmaatregelen betreffen, welke in het kader van de inrichting van de 'Heidsche Peel' uitgevoerd worden, overeenkomstig de maatregelen zoals weergegeven in Bijlage 1 Inrichtingsmaatregelen 'Heidsche Peel'.
14.4.3 Afwegingskader

Een in artikel 14.4.1 van de planregels genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de natuurwaarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind. De provincie Limburg dient daarbij in te stemmen met de te verlenen vergunning.

Artikel 15 Waarde - Ontwikkelingszone groen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ontwikkelingszone groen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en de ontwikkeling van de potentiële natuur- en landschapswaarden in het gebied, waarbij artikel 23.2 van de planregels in acht dient te worden genomen.

15.2 Bouwregels

Op of in de als 'Waarde - Ontwikkelingszone groen' aangegeven gronden mag niet worden gebouwd, anders dan afrasteringen van maximaal 3 meter hoog, ten behoeve van agrarische beheer.

15.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.2 van de planregels ten behoeve van het oprichten van tijdelijke lage tunnels, mits de in artikel 15.1 genoemde waarden niet onevenredig worden aangetast.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
  • b. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  • c. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  • d. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  • e. het aanbrengen van verhardingen van meer dan 200 m2,

uitgezonderd inrichtingsmaatregelen, welke in het kader van de inrichting van de 'Heidsche Peel' uitgevoerd worden, overeenkomstig de maatregelen zoals weergegeven in Bijlage 1 Inrichtingsmaatregelen 'Heidsche Peel'.

15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.5.1 Algemeen

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Ontwikkelingszone groen' aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  • c. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • d. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  • e. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • f. het dempen van sloten of greppels;
  • g. het planten van bomen en/of struiken;
  • h. het beplanten van grond met opstaand houtgewas in verband met boom- en sierteelt waarbij de teeltperiode langer is dan 5 jaar.
15.5.2 Uitzonderingen

Het in artikel 15.5.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. betreffen de aanleg van leidingen binnen wegbermen binnen de bestemming verkeer, voor zover deze niet aansluit op de bestemming natuur;
  • c. inrichtingsmaatregelen betreffen, welke in het kader van de inrichting van de 'Heidsche Peel' uitgevoerd worden, overeenkomstig de maatregelen zoals weergegeven in Bijlage 1 Inrichtingsmaatregelen 'Heidsche Peel'.
15.6 Afwegingskader

Een in artikel 15.5.1 van de planregels genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de natuurwaarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind. De provincie Limburg dient daarbij in te stemmen met de te verlenen vergunning.

Artikel 16 Waarde - Peel-raamstelling

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Peel-raamstelling' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de monumentale cultuurhistorische waarden in het gebied, waarbij artikel 23.2 van de planregels in acht dient te worden genomen.

16.2 Bouwregels

Op of in de als 'Waarde - Peel-raamstelling' aangegeven gronden mag niet gebouwd worden, anders dan bij wijze van restauratie van de bestaande bouwwerken aangeduid met de 'specifieke bouwaanduiding – monument'.

16.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gerbuik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
  • c. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  • d. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  • e. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  • f. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • g. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  • h. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • i. het dempen van sloten of greppels;
  • j. het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels, houtwallen);
  • k. het verwijderen van gras en het vervolgens aanplanten van gewassen of jonge bomen (ten behoeve van boomkwekerij of sierteelt);

uitgezonderd inrichtingsmaatregelen, welke in het kader van de inrichting van de 'Heidsche Peel' uitgevoerd worden, overeenkomstig de maatregelen zoals weergegeven in Bijlage 1 Inrichtingsmaatregelen 'Heidsche Peel'.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Algemeen

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Peel-raamstelling' aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het planten van bomen en/of struiken;
  • b. het aanbrengen van verhardingen van meer dan 200 m2.
16.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 16.4.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale bestaande exploitatie betreffen.

16.4.3 Afwegingskader

Een in artikel 16.4.1 van de planregels genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de cultuurhistorische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.

Artikel 17 Waarde - Peel-raamstelling-schootslinie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Peel-raamstelling-schootslinie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de cultuurhistorische waarden in het gebied, waarbij artikel 23.2 van de planregels in acht dient te worden genomen.

17.2 Bouwregels

Op of in de als 'Waarde - Peel-raamstelling-schootslinie' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd mits de in 17.1 genoemde cultuurhistorische waarden niet worden aangetast.

17.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het planten van bomen en/of struiken;
  • b. het verwijderen van gras en het vervolgens aanplanten van gewassen of jonge bomen (ten behoeve van boomkwekerij of sierteelt),

uitgezonderd inrichtingsmaatregelen, welke in het kader van de inrichting van de 'Heidsche Peel' uitgevoerd worden, overeenkomstig de maatregelen zoals weergegeven in Bijlage 1 Inrichtingsmaatregelen 'Heidsche Peel'.

Artikel 18 Waterstaat - Beschermingszone watergang

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de nabij gelegen waterloop, waarbij artikel 23.2 van de planregels in acht dient te worden genomen.

18.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde bestemming worden opgericht.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in ten behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de beschermingszone mits:

a. het belang van de waterloop niet onevenredig wordt aangetast;

b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.

Het bevoegd gezag wint, alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, advies in bij de waterbeheerder zijnde het waterschap.

18.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' van de verbeelding verwijderen indien uit overleg met de waterbeheerder blijkt dat de bescherming overbodig is geworden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 20 Algemene aanduidingsregels

20.1 Luchtvaartverkeerzone

In afwijking van het overigens in het plan bepaalde is het niet toegestaan op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone', ter aanduiding van de obstakelvrije zone van het luchtvaartterrein, enig bouwwerk te bouwen, enig roerend goed, houtopstanden en/of beplantingen te hebben of aan te brengen, danwel de bodem op te hogen, met een grotere hoogte dan aangegeven op de verbeelding, ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte'.

20.2 Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

De gronden met de gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' zijn bedoeld voor het weergeven van de Extensiveringsgebieden, zoals bedoeld in de Reconstructiewet.

20.3 Reconstructiewetzone - verwevingsgebied

De gronden met de gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied' zijn bedoeld voor het weergeven van de Verwevingsgebieden, zoals bedoeld in de Reconstructiewet.

Artikel 21 Algemene afwijkingsregels

21.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de planregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits van de wegbeheerder een positief advies is ontvangen;
  • b. de planregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangepast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • c. de planregels ten aanzien van het bouwen van kunstuitingen en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, waarbij voor een hoogte van meer dan 65 m +NAP, in het kader van voorkoming van onaanvaardbare radarverstoring, voorafgaand aan het toestaan schriftelijk advies dient te zijn ingewonnen bij de Dienst Vastgoed Defensie;
  • d. afmetingen in de planregels en op de verbeelding met een maximum van 10%.
21.2 Afwegingskader

Een in artikel 21.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. het bijdragen aan het behoud en/of versterking van de aanwezige gebiedskwaliteiten.

 

Artikel 22 Algemene wijzigingsregels

22.1 Wijzigingsbevoegdheid
22.1.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en bestemmingsgrenzen met max. 10 m. verschuiven.

22.1.2 Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in artikel 22.1.1 genoemde wijzigingsregels vindt een belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.
22.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigingen in de bestemming 'Water' en de aangrenzende dubbelbestemmingen ten behoeve van de aanpassing van het verloop van een beek of waterloop, over een breedte van maximaal 20 meter verschuiven, mist de wijziging:

en van de waterbeheerder een positief advies is verkregen.

 

Artikel 23 Overige regels

23.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

23.2 Prioriteit van dubbelbestemmingen
23.3 Oprichting van (beperkt) kwetsbare objecten

Nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten als bedoeld in artikel 1, eerste lid van het Besluit externe veiligheid inrichtingen mogen niet gebouwd worden binnen (geprojecteerde) 10-6-risicocontour voor het plaatsgebonden risico van aanwezige risicobronnen zoals (onder meer) bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en / of het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

23.4 Oprichting van risicovolle activiteiten

De 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico van nieuwe risicobronnen zoals (onder meer) bedoeld het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en / of het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) mogen niet over (geprojecteerde) (beperkt) kwetsbare objecten komen te liggen.

23.5 Strijdig gebruik

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken, doen gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
24.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan:'Heidsche Peel'.