direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Blitterswijck
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP13007-vo02

Toelichting

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0001.png"

Hoofdstuk 1 Inleiding

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0002.png"

1.1 Reden van de bestemmingsplanherziening

De gemeente Venray heeft een plan van aanpak voor het reguliere onderhoud van bestemmingsplannen opgesteld. Daarin is onder andere vastgelegd dat alle bestemmingsplannen eens in de 10 jaar worden herzien. Uitgangspunt van het plan van aanpak en de actualisering en digitalisering van de bestemmingsplannen is te komen tot actuele, digitaal raadpleegbare en uitwisselbare bestemmingsplannen.

Op 1 januari 2010 heeft er een grenswijziging in de gemeente Venray plaatsgevonden. De gemeente Venray is toen aangevuld met het Wanssumse deel van de gemeente Meerlo-Wanssum. Naast de 10 kerkdorpen waaruit Venray al bestond zijn daar onder andere de kerkdorpen Gijsteren, Wanssum en Blitterswijck aan toegevoegd.

Voor de 10 oorspronkelijke kerkdorpen van de gemeente Venray heeft reeds een actualisatie plaatsgevonden in 2005-2006. Voor het kerkdorp Geijsteren is in 2012 een actueel en digitaal bestemmingsplan vastgesteld. Middels onderhavig bestemmingsplan wordt ook voor Blitterswijck een actueel en digitaal raadpleegbaar bestemmingsplan opgesteld.

Het voorliggende bestemmingsplan omvat dus Blitterswijck. Het bestemmingsplan vervangt diverse vigerende bestemmingsplannen en de daaraan gekoppelde uitwerkingsplannen en vrijstellingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0003.png"

Tevens is de plangrens van het voorliggende bestemmingsplan deels gewijzigd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan aangezien sommige gebieden beter bij de kern kunnen worden gerekend en weer andere gebieden niet. Voor de gebieden die nu bij de kern zijn getrokken, zal het voorliggende bestemmingsplan gelden.

Onderhavig bestemmingsplan betreft een beheersplan met de nodige flexibiliteit. Het bestemmingsplan bevat de vigerende bestemmingen en de verleende vrijstellingen/ontheffingen. Het plan heeft tot doel de bestaande toestand vast te leggen en de burger voldoende rechtszekerheid en rechtsgelijkheid te bieden. Er worden in principe geen nieuwe ontwikkelingen geregeld. De regels zullen zoveel mogelijk aansluiten op de planregels van de overige kerkdorpen van de gemeente Venray. Ook deze toelichting heeft dezelfde opbouw als de overige bestemmingsplannen van de kerkdorpen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0004.png"

Er zitten in het geldende bestemmingsplan “Kern Blitterswijck” en overige bestemmingsplannen binnen het dorp Blitterswijck, nog veel niet-gebruikte woningbouwtitels. Er bestaat een reële kans op planschade wanneer deze woningbouwmogelijkheden wegbestemd worden, zoals in het eerder in procedure gebrachte ontwerp bestemmingsplan het geval was. Het is echter niet wenselijk om deze woningbouwmogelijkheden in het te actualiseren plan over te nemen. Op grond van de door de raad vastgestelde Kadernotitie Wonen blijkt dat het aanbod aan woningbouw de behoefte ruimschoots overstijgt.

Om daarnaast de kans op toekenning van planschade zo klein mogelijk te maken, heeft het college besloten de bestemmingsplanprocedure voor Blitterswijck opnieuw te starten, met de ter inzage legging van een voorontwerp-bestemmingsplan Blitterswijck. Vervolgens wordt de gelegenheid geboden om binnen 9 maanden na ter inzage legging een omgevingsvergunning aan te vragen voor het bouwen van een woning op een perceel waar in het geldende bestemmingsplan “Kern Blitterswijck” of een van de binnen het plangebied vallende bestemmingsplannen, een woningbouwmogelijkheid op zit.

1.2 Ligging en grens van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0005.png"

Blitterswijck is gelegen in het oosten van de gemeente Venray. Op kleine afstand is ten noorden en oosten de rivier de maas gelegen. Deze rivier vormt tevens de gemeentegrens met de gemeente Bergen. Het plangebied omvat hoofdzakelijk de dorpsbebouwing van Blitterswijck en wordt aan alle zijden omringd door een Maasterrassenlandschap dat voornamelijk wordt gebruikt voor agrarische functies. Op ongeveer 300 à 500 meter ten zuiden en zuidwesten van Blitterswijck ligt een bosgebied, genaamd het Roekenbosch.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Voor Blitterswijck gelden diverse bestemmingsplannen. Deze plannen dateren uit diverse perioden en hebben geen eenduidig beleid.

In tegenstelling tot vroeger wordt in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro. In werking getreden op 1 juli 2008), voor bebouwde kommen de verplichting opgelegd om over actuele plannen (niet ouder dan 10 jaar) te beschikken. Een groot aantal van de geldende bestemmingsplannen zijn in dat perspectief bezien dus gedateerd.

Voor de burger kunnen hier veel praktische nadelen aan zitten als, na realisatie van de (woon)bebouwing, geen bijstelling meer heeft plaatsgevonden van de regels voor bouwen en gebruik. Tevens zijn voor het plangebied nog enkele ontwikkelingen aanstaande. Het is gewenst voor de hele kern één planologisch toetsingskader te hebben.

In het uiterste geval is misschien zelfs sprake van rechtsongelijkheid. Het nieuwe bestemmingsplan voor Blitterswijck staat in ieder geval garant voor het ongedaan maken van latente nadelen. Vervolgens dient aan de hand van de vigerende plannen gesignaleerd te worden of infrastructuur, groen, waterhuishouding en historische gegevens overeenkomstig die plannen zijn uitgevoerd, dan wel weergegeven. Dit om de bestaande situatie voor de toekomst goed vast te kunnen leggen en te voorzien van een adequate regeling.

Bijzondere aandacht verdient nog het niet onbewust ongedaan maken van bestaande rechten. Kan er minder dan vroeger? Daarvoor moeten wel dringende redenen aanwezig zijn en beperkingen liggen, zoals eerder aangegeven, niet voor de hand. Als voorbeeld wordt hier genoemd de regeling in het bestemmingsplan 'Kern Blitterswijck' met betrekking tot de beperking van het aantal woningen binnen de bestemming 'Woondoeleinden'. Deze regeling houdt in dat ná 1 januari 1995 in een willekeurig genomen periode van 3 opeenvolgende jaren niet meer dan 12 woningen mogen worden gebouwd. Een dergelijke regeling past niet binnen het huidige beleid en de huidige woningmarkt.

Momenteel zijn voor Blitterswijck de volgende bestemmingsplannen van kracht:

  • Bestemmingsplan 'Kern Blitterswijck', vastgesteld door de raad van de gemeente Meerlo-Wanssum d.d. 28 maart 1994 en door Gedeputeerde Staten goedgekeurd d.d. 2 augustus 1994;
  • Partiële herziening bestemmingsplan 'Kern Blitterswijck – Nieuwstraat', vastgesteld door de raad van de gemeente Meerlo-Wanssum d.d. 7 juli 1997 en door Gedeputeerde Staten goedgekeurd d.d. 28 januari 1998;
  • Bestemmingsplan 'Buitengebied', vastgesteld door de raad van de gemeente Meerlo-Wanssum d.d. 31 augustus 1999 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten d.d. 4 april 2000;
  • Bestemmingsplan 'Beetezijweg 10 Blitterswijck', vastgesteld door de raad van de gemeente Venray d.d. 29 maart 2011;
  • Partiële herziening Mantelzorg Venray, vastgesteld door de raad van de gemeente Venray d.d. 10 mei 2011;
  • Bestemmingsplan Eckmanshof Blitterswijck, vastgesteld door de raad van de gemeente Venray d.d. 19 juni 2012;
  • Bestemmingsplan 'Buitengebied Oost', vastgesteld door de raad van de gemeente Venray d.d. 18 juni 2013.

Daarnaast zijn er nog enkele vrijstellingen/ontheffingen verleend:

  • Beetezijweg 12 (1 woning);
  • Langstraat 1 (1 woning);
  • Nieuwstraat 27a t/m 35 (6 woningen);
  • Van Lyndenstraat 19 (1 woning);
  • Van Lyndenstraat 23 (1 woning);
  • Van Lyndenstraat 29b (1 woning);
  • Van Lyndenstraat 12 (1 woning);
  • Jan Fransstenstraat (8 woningen);
  • Kerkstraat (8 woningen);
  • Maasweg (9 woningen);
  • Op den Dries (8 woningen).

Bij het opstellen van het bestemmingsplan worden de bestemmingen en regels afgestemd op de geldende bestemmingsplannen en de verleende vrijstellingen/ontheffingen. Binnen het nieuwe bestemmingsplan wordt gestreefd naar uniformiteit en rechtsgelijkheid. Verder wordt in het nieuwe bestemmingsplan aangesloten op de systematiek van de gemeente Venray (bestemmingsplannen Kerkdorpen) en wordt voldaan aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidend hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op het vigerende beleid van de verschillende overheden. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens ingegaan op de bestaande situatie waaruit de uitgangspunten en randvoorwaarden vertaald kunnen worden. De stedenbouwkundige visie voor Blitterswijck komt in hoofdstuk 5 aan bod opgevolgd door de (eventuele) ontwikkelingen. De juridische opzet wordt in hoofdstuk 5 beschreven en in hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 7 wordt weergegeven wat het handhavingsbeleid van de gemeente Venray is met betrekking tot dit bestemmingsplan. Tot slot wordt in hoofdstuk 8 aangegeven wat de te doorlopen planologische procedure van dit bestemmingsplan is.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plan

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0006.png"

2.1 Gebiedsbeschrijving

De kern Blitterswijck is één van de 13 kerkdorpen, gelegen binnen de gemeente Venray. Overige kernen binnen de gemeente zijn Geijsteren, Oirlo, Castenray, Leunen, Ysselsteyn, Merselo, Veulen, Oostrum, Smakt, Vredepeel, Heide en Wanssum. Blitterswijck zelf is het meest oostelijk gelegen dorp van de gemeente Venray. De oostelijke grens van het dorp ligt op ongeveer 400 meter van de Maas, die hier de grens vormt tussen de gemeente Venray en Bergen.

2.2 Historische schets

Blitterswijck bestaat al eeuwen lang en is ontstaan als agrarische nederzetting. De gronden rondom Blitterswijck zijn sinds de 18e eeuw ingericht als cultuurlandschap. Bouwland kwam hier het meest voor, gevolgd door grasland. Een belangrijke uitzondering op het als cultuurland ingerichte gebied was het Roekenbosch ten zuiden en zuidwesten van het kerkdorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0007.png"

Het voormalige kasteel van Blitterswijck maakte onderdeel uit van een lint van kastelen aan de Maas en heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontstaansgeschiedenis van het kerkdorp. Van het kasteel is nu nog slechts een ruïne aanwezig, deze valt echter buiten het plangebied van het bestemmingsplan. De kasteelmuren daarentegen zijn deels nog wel aanwezig en gelegen binnen het plangebied. De kasteelmuren vormen hier indirect ook de grens van de bebouwde kom van Blitterswijck.

Binnen het kerkdorp zijn nog historische linten herkenbaar in de Oude Heerweg en de Ooijenseweg. Het overgrote deel van het wegenpatroon in het dorp is niet meer gewijzigd sinds 1890. De belangrijkste assen worden gevormd door de doorgaande wegen vanuit het dorp richting Wanssum (Oude Heerweg), Well (Langstraat) en Broekhuizenvorst (Ooijenseweg).

Het dorpscentrum wordt gevormd door het Plein voor de Onze Lieve Vrouwekerk. Rondom het Plein zijn ook enkele voorzieningen gelegen. De woningbouw in Blitterswijck heeft in eerste instanties plaatsgevonden aan de linten. Latere uitbreidingen hebben voornamelijk plaatsgevonden ten noordwesten en voor een deel ook ten zuid- en zuidwesten van het dorp. Aan de oostzijde zijn geen uitbreidingsmogelijkheden voor woningbouw gezien de korte afstand tot de Maas.

De ruimtelijke structuur van Blitterswijck wordt in het algemeen gevormd door:

  • de historische linten;
  • de kasteelmuren;
  • de Maas.

2.3 Planvoornemen

Het onderhavige bestemmingsplan betreft een beheerplan. Dit betekent dat de huidige planologische situatie geconserveerd wordt. De actualisatie van het bestemmingsplan is dan ook gericht op het toepassen van een moderne plansystematiek en het vertalen van het huidige (legale) gebruik naar een actueel bestemmingsplan. Aangezien het vigerende bestemmingsplan uit de jaren '90 stamt, zijn er veel situaties achterhaald. Te denken valt aan verdwenen voorzieningen, detailhandelszaken die zijn gestopt en waar nu alleen nog wordt gewoond of juist situaties waar functies zijn toegevoegd. Ook moet gedacht worden aan locaties waar nieuw is gebouwd.

Het belangrijkste van dit bestemmingsplan is dat er een actueel bestemmingsplan komt te liggen. De verleende vrijstellingen (zie paragraaf 1.3) worden conform de vergunde situatie opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0008.png"

2.4 Ruimtelijke structuur

2.4.1 Bebouwingsstructuur

De bebouwing van Blitterwijck bestaat voornamelijk uit woonbebouwing bestaande uit 2 bouwlagen met een kap. In de buurt van het Plein en op kruispunten van oude wegen is nog historische bebouwing te vinden. Deze historische bebouwing is over het algemeen opgetrokken uit rode baksteen.

De naoorlogse bebouwing bestaat voor het grootste gedeelte uit twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande woningen. Deze woningen zijn meestal opgetrokken uit rode of gele bakstenen. Uitbreiding van de woonbebouwing heeft in Blitterswijck vooral plaatsgevonden door middel van uitbreiding.

Enkele nieuwbouwwijken zijn ten zuiden, zuidwesten en noordwesten van de historische dorpskern gerealiseerd. Met name voor de wijk in het noordwesten geldt een bijzonder woonklimaat aangezien hier een wijk is gerealiseerd bestaande uit een heuvelachtig landschap met bungalows, die in een bosachtige omgeving zijn gelegen.

2.4.2 Infrastructuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0009.png"

De hoofdontsluiting van Blitterswijck bestaat uit de Oude Heerweg/Ooijenseweg, de doorgaande weg van Wanssum naar Broekhuizenvorst. De overige wegen binnen het kerkdorp zijn erftoegangswegen. Zoals gezegd wordt de ruimtelijke structuur van Blitterswijck grotendeels bepaalt door de historische linten waaronder deze doorgaande weg en enkele erftoegangswegen.

Ook door de ligging van de Maas is de ruimtelijke structuur van Blitterswijck bepaalt. De Maas maakt onderdeel uit van een groot netwerk van vaarwegen. De transportbewegingen die over deze rivier plaatsvinden hebben echter weinig tot geen invloed op het kerkdorp

2.4.3 Groen en water

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0010.png"

Binnen het kerkdorp zelf zijn geen grootschalige groenvoorzieningen aanwezig. De groenstructuur bestaat voornamelijk uit enkele stukken stedelijk groen, recreatief groen en een laanbomenrij aan de Pastoor Verheggenstraat.

Aan de Beetezijweg is een bosgebied gelegen. Andere groenvoorzieningen in de vorm van bomenrijen bevinden zich net buiten de bebouwde kom rondom de kasteelruïne en rondom het sportpark ten noordwesten van het plangebied.

Oppervlaktewater komt in het kerkdorp niet voor. Ten oosten van het dorp is wel de Maas gelegen. Daarnaast is ook ten oosten van het dorp, net buiten het plangebied van dit bestemmingsplan, de waterloop Wolterskamp gelegen. Deze waterloop betreft een primaire waterloop en staat in open verbinding met de Maas. Blitterswijck is gedeeltelijk gelegen binnen het dijkringgebied van de Maas maar wordt aan de oostzijde wel beschermd door een primaire waterkering.

2.5 Functionele aspecten

2.5.1 Wonen

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0011.png"

De belangrijkste functie van Blitterswijck is de woonfunctie. Deze functie bestaat grotendeels uit eengezinswoningen van het type aaneengesloten, twee-onder-één-kap, geschakeld of vrijstaand. Verder is aan de Jan Franssenstraat 14 t/m 14d gestapelde woningbouw gesitueerd. Woningen met een bedrijf komen slechts beperkt voor.

Tijdens de planperiode van het vigerende bestemmingsplan zijn verschillende woningen gebouwd waarvoor middels een artikel 19 procedure (WRO) vrijstelling is verleend. Het betreft de volgende woningen:

  • Beetezijweg 12 (1 woning);
  • Langstraat 1 (1 woning);
  • Nieuwstraat 27a t/m 35 (6 woningen);
  • Van Lyndenstraat 19 (1 woning);
  • Van Lyndenstraat 23 (1 woning);
  • Van Lyndenstraat 29b (1 woning).

Deze woningen zijn in onderhavig bestemmingsplan als zodanig bestemd.

Blitterswijck heeft een woningvoorraad van 411 woningen en 1119 inwoners (1 januari 2009). Conform het meest recente woningmarktonderzoek is er echter behoefte aan 41 woningen tot en met 2020. Er zijn een aantal inbreidingsplannen actueel. In totaal wordt middels de inbreidingsplannen (inclusief de locatie 'Op den dries' voorzien in een aantal van 54 woningen. Dit betreft dus een overschot aan woningbouwplannen ten opzichte van de behoefte van 43. Voor slechts 26 woningen is een concreet bouwplan aanwezig en/of is een ruimtelijke procedure doorlopen:

  • Beetezijweg 10 (1 woning nog te realiseren);
  • Jan Franssenstraat/ Op den Dries (8 woningen nog te realiseren);
  • Kerkstraat (8 woningen nog te realiseren);
  • Maasweg (9 woningen nog te realiseren);

Deze bouwplannen worden meegenomen in onderhavig bestemmingsplan.

Er worden geen nieuwe bouwplannen meegenomen waarvan de ruimtelijke procedure niet is afgerond. Voor het bouwplan aan de Eckmanshof is recent reeds een bestemmingsplan vastgesteld door de raad van de gemeente Venray. Dit bestemmingsplan is in onderhavig bestemmingsplan geïntegreerd. Het bouwplan aan de Molenhof is in voorbereiding en wordt niet in onderhavig bestemmingsplan meegenomen. Dit plan wordt middels een afzonderlijke procedure mogelijk gemaakt.

Voor de locatie op de Beete zijn nog geen concrete plannen. Ter plaatse wordt de vigerende regeling overgenomen. Indien zich hier concrete bouwplannen voordoen, zal hiervoor een wijzigingsprocedure worden doorlopen.

Van de reeds vergunde woningbouwplannen moet helaas geconcludeerd worden dat deze niet goed lopen. De verkoop van de woningen stagneert als gevolg van de huidige economische situatie. Hierdoor worden de plannen aangepast of gefaseerd uitgevoerd.

2.5.2 Voorzieningen

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0012.png"

De leefbaarheid van Blitterswijck wordt mede bepaald door de aanwezige voorzieningen binnen het dorp. De voorzieningen zijn onder te verdelen in 3 categorieën:

  • Maatschappelijke voorzieningen;
  • Commerciële voorzieningen;
  • Recreatieve voorzieningen.

De maatschappelijke voorzieningen bestaan uit een tweetal gemeenschapshuizen aan het Plein en aan de Maasweg. Aan de Maasweg 5 is het jongerencentrum DIM Blitterswijck gevestigd. Een andere maatschappelijke voorziening is de basisschool St. Anna die is gelegen aan het Plein. Daarnaast is de Onze Lieve Vrouwekerk een maatschappelijke voorziening met een beeldbepalend karakter. Aan de rand, ten noordoosten van het dorp is verder nog de Nederlandse Hervormde kerk uit 1828 gesitueerd.

Commerciële voorzieningen zijn binnen Blitterswijck aanwezig in de vorm van een supermarkt behorende bij het vakantiepark 'Het Roekenbos'. Deze supermarkt is echter niet gelegen binnen de bebouwde kom van Blitterswijck en maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Verder zijn er binnen het dorp geen supermarkten aanwezig. Wel is er nog een café binnen de kern aanwezig, zijnde café De Zwart.

Binnen het dorp zijn ook nog enkele bedrijven aanwezig:

  • Wejebe auto's, Oude Heerweg 23;
  • Cremers Fruit, Maasweg 4.

Onder recreatieve voorzieningen binnen het kerkdorp valt het speelterrein D'n Blitskikker. Binnen de bebouwde kom van Blitterswijck zijn verder geen recreatieve voorzieningen aanwezig. Aan de rand van het dorp zijn nog dergelijke voorzieningen wel aanwezig in de vorm van het sportpark, de accommodatie van scouting De Meuleberg en het terrein voor het St. Antonius-Abt Gilde aan de Maasweg.

Het voorzieningenaanbod binnen de bebouwde kom is redelijk beperkt. De voorzieningen buiten de bebouwde kom zijn echter op zeer korte afstand van het dorp gelegen en completeren het voorzieningenaanbod.

2.6 Ontwikkelingen binnen het plangebied

2.6.1 Visie

Dit hoofdstuk heeft tot doel een beeld te vormen over de wenselijke ontwikkelingen in Blitterswijck en het versterken van de eigen identiteit van het kerkdorp. Onder ander leefbaarheid speelt daarbij een belangrijke rol. Onderhavig bestemmingsplan voorziet in het bestemmen van de gronden binnen het dorp waarbij, voor zover mogelijk, wordt bijgedragen om de bekende knelpunten op te lossen en kansen te benutten.

Voor Blitterswijck is het streven om woningbouw toe te passen om huidige tekorten op te heffen, maar tegelijkertijd op te passen voor bouwen voor leegstand. Andere speerpunten zijn het versterken van de aanwezigheid van groen in het dorp en het behouden van de band met het omliggende agrarische gebied en de Maas.

2.6.2 Woningbouw

Ook in Blitterswijck wordt ten aanzien van woningbouwplannen zoveel mogelijk aangesloten bij de vraag naar een bepaalde type woningen vanuit de markt. Om ervoor te zorgen dat de ruimtelijke structuur van Blitterswijck intact blijft, wordt woningbouw eerst gerealiseerd op de inbreidingslocaties (zie paragraaf 2.5.1). Voor deze locaties is de planologische procedure reeds doorlopen, de gronden worden in onderhavig bestemmingsplan ook daadwerkelijk bestemd als 'Wonen'.

Op termijn is verder nog sprake van de ontwikkeling van het plan 'Op de Beete'. Voor dit plan is nog geen procedure doorlopen. De gronden zullen dan ook vooralsnog niet worden bestemd ten behoeve van de functie 'Wonen'.

2.6.3 Groen

De gemeente Venray is voornemens om de locatie ter plaatse van de locatie tussen de Pastoor Verheggenstraat en de Nieuwstraat te ontwikkelen ten behoeve van woningbouw (plan Molenhof, zie paragraaf 2.5.1). Op termijn zal deze groenlocatie dan ook waarschijnlijk verdwijnen. De planvorming is echter nog niet concreet en de noodzakelijke planologische procedure is nog niet doorlopen. Voor deze locatie wordt een afzonderlijk bestemmingsplan opgesteld. De betreffende percelen maken dan ook geen onderdeel uit van onderhavig bestemmingsplan.

Andere maatregelen die toegepast zullen worden om openbaar groen een meer prominente rol te laten spelen in Blitterswijck zijn het realiseren van meer openbaar groen bij de diverse inbreidingslocaties en het vernieuwen van het dorpsplein. Bij het bestemmen van de gronden binnen het bestemmingsplan is hiermee rekening gehouden.

Blitterswijck heeft een goede band met het voornamelijk agrarische buitengebied. Deze band moet worden gehandhaafd. Dat betekent dat bestaande mooie doorzichten niet bebouwd mogen worden. Ook hier is bij het bestemmen van de gronden rekening mee gehouden.

2.6.4 Verenigingsleven

Wat betreft het verenigingsleven heeft Blitterswijck last van versnippering. Levensvatbare verenigingen zullen worden gestimuleerd door deze zoveel mogelijk ruimtelijk te faciliteren. Verenigingen die niet levensvatbaar blijken zullen ofwel verdwijnen ofwel samen moeten werken met soortgelijke verenigingen in andere dorpen. Ook samenwerkende verenigingen zullen zo goed mogelijk worden gefaciliteerd. Hierbij valt te denken aan een multifunctioneel gebouw, waarin meerdere verenigingen activiteiten kunnen houden. Daar waar mogelijk zijn in onderhavig bestemmingsplan gronden bestemd als 'Maatschappelijk'.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Inleiding

Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. Hierna worden in het kort de voornaamste zaken uit het voor het plangebied relevante (inter)nationale, provinciale en regionale beleid weergegeven, aangevuld met het van toepassing zijnde beleid van het waterschap Peel en Maasvallei en van de gemeente Venray. Sommige beleidsstukken zijn op meerdere terreinen van toepassing.

3.2 Rijksbeleid

Op nationaal niveau is naast het beleid dat direct door de rijksoverheid wordt geformuleerd, ook het beleid dat vanuit de Europese Unie aan ons land wordt opgelegd, van toepassing. Het relevante Rijks- en Europees beleid is vervat in:

  • Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR);
  • Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro);
  • Nota Belvedere (1999);
  • Verdrag van Malta (1992);
  • Natura 2000 (2006);
  • Kaderrichtlijn Water (2000);
  • Stroomgebiedbeheerplan 2009-2015 (2009);
  • Beleidslijn grote rivieren (2006);
  • Nationaal Waterplan (2009).
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 23 maart 2012 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie geeft een nieuwe integrale kijk op het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid tot 2040 op rijksniveau en vormt als het ware een 'kapstok' voor zowel bestaand als nieuw rijksbeleid dat invloed heeft op de ruimte om ons heen. Het Rijk wil de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk brengen bij degene die het aangaat (burgers en bedrijven). De SVIR zal dan ook ruimte bieden aan provincies en gemeenten om maatwerk te leveren (“decentraal, tenzij”).

Algemene doelstellingen en nationale belangen

In de SVIR staan drie hoofddoelen centraal om Nederland voor de middellange termijn tot 2028 concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden.

Om de concurrentiekracht van Nederland te vergroten is het van belang de ruimtelijk-economische structuur in Nederland te versterken. Een goed vestigingsklimaat staat centraal en vereist een hoogwaardig werk- en woonmilieu en een goede bereikbaarheid. Het is echter ook van groot belang dat er voldoende aanbod is aan onderwijs, cultuur, groen en recreatiemogelijkheden. De SVIR zet met name in op het beter benutten en uitbouwen van de kracht van stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren en internationale verbindingen.

De bereikbaarheid van Nederland dient verbeterd, gewaarborgd en ruimtelijk zeker gesteld te worden. Hierbij zal de gebruiker voorop staan. Dat wil zeggen dat een robuust en samenhangend mobiliteitssysteem met voldoende capaciteit gerealiseerd moet worden. Dit kan door de huidige infrastructuur beter te benutten, maar ook door slim te investeren in het hoofdnetwerk. Regio's moeten met elkaar en hun achterland verbonden worden en multimodale vervoersknooppunten dienen versterkt te worden. Om de deur-tot-deur bereikbaarheid verder te verbeteren is het van belang om ook voor fiets- en langzaam verkeer een fijnmazig netwerk te creëren. Ten slotte is ook een transitie naar duurzame mobiliteit gewenst en dit zal dan ook zo veel mogelijk gefaciliteerd moeten worden vanuit de overheid.

Het versterken van de concurrentiekracht en het verbeteren van de bereikbaarheid zal gepaard gaan met het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving. Het behouden en waar nodig versterken van unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden is hierbij van groot belang. Daarnaast zal ook ruimte geboden moeten worden voor militaire activiteiten en een efficiënt gebruik van de ondergrond.

Dit alles dient tot stand te komen door middel van zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen. Indien er binnen een regio ontwikkelingen plaats zullen gaan vinden, dient het stappenplan uit de SVIR gevolgd te worden. Deze zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking', die tevens is opgenomen in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), bestaat uit de volgende stappen:

  • 1. Controleren van zowel de kwantitatieve als kwalitatieve behoefte naar de nieuwe functie of voorziening op regionaal of intergemeentelijk schaalniveau;
  • 2. Bekijken of de voorgenomen ontwikkeling plaats kan vinden binnen bestaand stedelijk gebied, door gebouwen of gebieden voor herstructurering of transformatie aan te merken;
  • 3. Indien herstructurering of transformatie onvoldoende mogelijkheden bieden en nieuwbouw derhalve niet afgewenteld kan worden, dient de regio op zoek te gaan naar een multimodaal bereikbaar alternatief of een dergelijke locatie zelf te ontwikkelen.

Betekenis voor het plangebied

Het plangebied is gelegen binnen de MIRT-regio Brabant en Limburg. Voor deze regio geldt een aantal specifieke opgaven van nationaal belang. Zo wordt ingezet op het versterken van het vestigingsklimaat van voornamelijk de Brainport Zuidoost-Nederland (regio Eindhoven-Helmond) en Greenport Venlo. Naast deze regio zijn ook andere gebieden in deze regio, zoals de haven van Moerdijk, Maintenance Valley in West- en Midden-Brabant, het chemiecluster in Sittard-Geleen en de medische cluster in Maastricht, belangrijk voor de concurrentiekracht van de regio. Het optimaal benutten en verbeteren van de (internationale) bereikbaarheid van deze regio's via weg, water, spoor en lucht is hierbij van groot belang.

Daarnaast dienen de waterveiligheid, -kwaliteit en zoetwatervoorziening geborgd te worden op zowel korte als lange termijn. Verder zal de (herijkte) Ecologisch Hoofdstructuur (EHS), inclusief Natura 2000-gebieden, verder tot stand gebracht en beschermd worden. Ten slotte dient ruimte vrij gemaakt te worden voor een buisleidingennetwerk vanuit Rotterdam naar Antwerpen en het Roergebied, dienen voorkeursgebieden voor grootschalige windenergie aangewezen te worden en moet het hoofdenergie netwerk (380kv) over de grens compleet en robuust gemaakt worden.

Een goed vestigingsklimaat kan bereikt worden door hoogwaardige stedelijke woonmilieus, stedelijke voorzieningen en variërende toegankelijke groengebieden rond het stedelijk gebied te realiseren. Op deze manier wordt de regio aantrekkelijker voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers om hier te komen werken en/of zich hier te vestigen. Dit geldt voornamelijk voor de regio Eindhoven. In Parkstad Limburg speelt voornamelijk het aanpakken van de krimpopgave een belangrijke rol.

Conclusie

Het onderhavige bestemmingsplan betreft een conserverend actualisatieplan. Er worden dan ook niet of nauwelijks ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Derhalve is dit plan niet in strijd met de ambities uit de SVIR.

Het planvoornemen voorziet in de actualisatie en digitalisering van de vigerende bestemmingsplannen voor de kern Blitterswijck. Er worden geen ontwikkelingen meegenomen waarvan nog geen planologische procedure is afgerond. De actualisering en digitalisering heeft dan ook geen invloed op de gestelde doelen van het Rijk. Wel geldt dat onderwerp Grote Rivieren (zie ook paragraaf 3.2.8) is aangewezen als onderwerp van nationaal Belang. Aangezien een gedeelte van het plangebied is gelegen in het stroomvoerend regime van de rivier de Maas is de SVIR hier van toepassing. Gezien de aard van dit bestemmingsplan zijn er echter geen beperkingen vanuit de SVIR.

3.2.2 Barro

De SVIR (zie paragraaf 3.2.1) bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Voor een gedeelte van het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is het Barro van toepassing gezien de gedeeltelijke ligging binnen het stroomvoerend regime van de rivier de Maas (zie ook paragraaf 3.2.8). Aangezien onderhavig bestemmingsplan conserverend van aard is en er dus geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, gelden geen beperkingen vanuit het Barro. Wel wordt het stroomvoerend rivierbed specifiek bestemd.

3.2.3 Nota Belvedere

In 1999 is de Nota Belvedere uitgebracht. Deze nota gaat in op de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting en is ondertekend door de ministeries van VROM, LNV, OC&W en V&W. De doelstelling van de nota is om bij landschappelijke inrichting meer prioriteit te leggen bij de cultuurhistorische identiteit. Cultuurhistorische waarden kunnen namelijk als inspiratiebron dienen voor het ruimtelijk ontwerp, waardoor het cultuurhistorische erfgoed behouden blijft en zelfs sterker tot uitdrukking komt.

Behoud en ontwikkeling dienen echter wel evenwichtig plaats te vinden. Tussen het behouden en zorgen voor cultuurhistorisch erfgoed en de dynamiek van nieuwe ontwikkelingen heerst nu eenmaal enige spanning. Nieuwe ontwikkelingen vormen dan ook de grootste bedreiging voor hetgeen in het verleden is ontwikkeld. Daarom is het van belang dat er bij nieuwe ontwikkelingen meer oog komt voor cultuurhistorische waarden. Het toekennen van nieuwe gebruiksmogelijkheden aan cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken en landschappen is een voorbeeld van een compromis dat gesloten zou kunnen worden. Een vitaal behoud van deze cultuurhistorische elementen is immers nodig, omdat ze anders alsnog verloren dreigen te gaan.

Blitterswijck is cultuurhistorisch gezien van redelijke betekenis, vanwege de aanwezige rijks- en gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden. Deze cultuurhistorische waarden worden middels onderhavig bestemmingsplan beschermd voor zover ze in het kader van de monumentenwet nog niet zijn beschermd.

3.2.4 Verdrag van Malta

Het Verdrag van Malta, ook wel de Conventie van Valletta genoemd, is een Europees verdrag dat in 1992 is ondertekend door de lidstaten van de Raad van Europa. Het verdrag is er op gericht het bodemarchief beter te beschermen. Het bodemarchief bestaat uit alle archeologische waarden die zich in de grond bevinden, zoals gebruiksvoorwerpen, grafvelden en nederzettingen. Deze archeologische waarden dienen op een integrale wijze beschermd te worden, waarbij de volgende drie principes gelden:

  • Tijdig rekening houden met eventuele aanwezigheid van archeologische waarden

Het is belangrijk dat bij de ruimtelijke inrichting van een gebied tijdig rekening gehouden wordt met mogelijk aanwezige archeologische resten. Daarom dient voorafgaand aan een nieuwe ontwikkeling onderzoek plaats te vinden naar archeologische waarden in de bodem van het plangebied. Hierdoor kunnen tijdig archeologievriendelijke alternatieven gezocht worden en wordt tevens een stukje onzekerheid tijdens de bouw van de ontwikkelingen weggenomen, doordat vooraf duidelijk is of er al dan niet archeologische resten in bodem te verwachten zijn.

  • Behoud in situ

Er wordt naar gestreefd archeologische waarden op de plaats zelf te bewaren (behoud in situ). In de bodem blijven de resten immers goed geconserveerd. Indien mogelijk worden de resten ingepast in de ontwikkeling, zodat ze tast- en goed zichtbaar blijven.

  • Verstoorder betaalt

Degene die verantwoordelijk is voor het verstoren van de grond dient te betalen voor het doen van opgravingen en het documenteren van archeologische waarden, wanneer behoud in situ niet mogelijk is.

Het verdrag is ook vertaald in de Nederlandse wetgeving, namelijk de Monumentenwet. Daarnaast komt het verdrag ook terug in onder andere de Ontgrondingswet. Het is dan ook belangrijk dat de ontwikkelingen in het plangebied conform het verdrag zijn, en daarmee dan ook conform de wet. Aangezien zich nauwelijks nieuwe ontwikkelingen in het plangebied zullen voordoen, zijn de consequenties ten aanzien van verstoring van archeologische waarden nagenoeg nihil. Grote gedeelten van het plangebied zijn aangewezen als 'Terrein van hoge archeologische waarde' (zie ook paragraaf 3.5.8). Deze waarden worden middels de bestemming 'Waarde – Archeologie' beschermd.

3.2.5 Natura 2000

Natura 2000 is beleid van de Europese Unie waarin de habitat- en vogelrichtlijn zijn opgenomen. Natura 2000 is in Nederland geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998. Het beleid houdt echter niet bij de landsgrenzen op, dieren en planten trekken zich immers niets aan van landsgrenzen.

Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) heeft in Nederland Natura 2000-gebieden aangewezen. Binnen het plangebied zijn geen Natura 2000-gebieden aanwezig. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied betreft op ruim 1 kilometer ten noord-oosten van het plangebied, het natuurgebied 'Maasduinen'. Dit gebied is in het kader van het Natura 2000-beleid aangewezen als Vogel- en Habitatrichtlijngebied.

Natura 2000 kent een externe werking. Dat wil zeggen dat plannen en activiteiten die buiten het Natura 2000-gebied plaatsvinden/liggen, geen significante effecten mogen hebben op de doelstellingen binnen Natura 2000. Middels onderhavig bestemmingsplan worden geen nieuwe plannen en/of activiteiten mogelijk gemaakt. Een conserverend bestemmingsplan, zoals onderhavig bestemmingsplan veroorzaakt dan ook geen negatieve effecten op de doelstellingen waarvoor een Natura 2000-gebied is aangewezen.

3.2.6 Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn die voorschrijft dat de waterkwaliteit van de Europese wateren vanaf 2015 aan bepaalde eisen moet voldoen. In Nederland vertaalt de rijksoverheid de KRW in landelijke beleidsuitgangspunten, kaders en instrumenten. Het stroomgebied van de Maas is één van de vier stroomgebieden in Nederland (Eems, Maas, Rijndelta en Schelde) waarop de KRW van toepassing is en waarvoor een Stroomgebiedbeheerplan is opgesteld (zie ook paragraaf 3.2.7).

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0013.png"

3.2.7 Stroomgebiedbeheerplan 2009-2015

Het Nederlandse deel van het stroomgebied Maas omvat ondermeer de gehele provincie Limburg, hier voert landbouw de boventoon. In het Nederlandse deel van het Maasstroomgebied liggen onder andere enkele tientallen Natura 2000-gebieden en zwemwaterlocaties en een paar oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen voor de onttrekking van water voor menselijke consumptie. Aangezien het bestemmingsplan niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen in beschermde oppervlaktewater- en grondwatergebieden, worden de aldaar aanwezige belangen niet geschaad.

3.2.8 Beleidslijn grote rivieren

Het doel van de beleidslijn grote rivieren is om de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming onmogelijk maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0014.png"

Blitterswijck is grotendeels gelegen binnen een Artikel 2a Wbr-gebied. De gebieden waarvoor artikel 2a van de Wbr van toepassing is - kortweg de artikel 2a-gebieden - zijn gedeelten van het rivierbed waar op basis van rivierkundige gronden en via een algemene maatregel van bestuur het vergunningenregime van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken niet van toepassing is. Deze aanduiding betekent dat de betreffende gebieden vanuit rivierkundig oogpunt (vanuit het rivier- en stroombelang) minder van belang worden geacht. Bescherming van dat belang door middel van een vergunningstelsel is daarmee niet noodzakelijk. De overwegingen die hebben geleid tot het aanwijzen van de artikel 2a-gebieden maken duidelijk dat deze gebieden voor het realiseren van de doelstellingen van deze beleidslijn feitelijk geen rol spelen. Daarom vallen de gebieden waar artikel 2a van toepassing is (ondanks de ligging in het rivierbed) niet onder het toepassingsgebied van de Beleidslijn grote rivieren.

Kleine gedeelten van het plangebied zijn overigens gelegen binnen het 'Stroomvoerend regime' van de beleidslijn. Binnen het stroomvoerend regime mogen enkel riviergebonden activiteiten plaatsvinden, mits deze voldoen aan onderstaande voorwaarden ('ja, mits').

Niet-riviergebonden activiteiten mogen in principe niet, tenzij er sprake is van groot openbaar belang of wanneer er per saldo meer ruimte vrij komt voor de rivier ('nee, tenzij').

De rivierkundige voorwaarden die gelden bij het ontplooien van activiteiten binnen het rivierbed:

  • het veilig functioneren van het waterstaatswerk moet gewaarborgd blijven;
  • er mogen geen feitelijke belemmeringen zijn ten aanzien van de vergroting van de
    afvoercapaciteit;
  • de uitvoer van de activiteit moet zodanig gesitueerd zijn dat de afname van de bergingscapaciteit of de waterstandsverhoging van de rivier beperkt blijft.

De gronden binnen het plangebied die vallen onder het stroomvoerend regime mogen dus in principe niet bebouwd worden. Middels de dubbelbestemming 'Waterstaat – Stroomvoerend regime' wordt dit beschermd. Onder voorwaarden kan het bevoegd gezag hier overigens wel bebouwing toestaan.

3.2.9 Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan (V&W, 2009) heeft de status van een structuurvisie en is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998. Het plan vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding.

Omdat ook voor de volgende generaties Nederland als veilig en welvarend waterland veiliggesteld moet worden, moet nu een antwoord worden gevonden op ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie, economie en een duurzaam waterbeheer.

Een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkómen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit zijn basisvoorwaarden voor welvaart en welzijn. Water levert een positieve bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving en behoud van biodiversiteit. Het doel is helder: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst.

Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het dan ook van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Meer dan voorheen moet water bepalend zijn bij de besluitvorming. De mate waarin water bepalend is, hangt af van de wateropgave in relatie tot andere opgaven, aanwezige functies en bodemgesteldheid, en andere kenmerken in dat gebied.

In het bestemmingsplan 'Blitterswijck' worden geen ontwikkelingen meegenomen. Bij eventuele ontwikkelingen dient in de afzonderlijke plannen maar ook in het algemeen in onderhavig bestemmingsplan, rekening te worden gehouden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn, gericht op duurzaam waterbeheer.

3.2.10 Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. In deze wet zijn een achttal wetten samengevoegd tot één wet. Het Waterbesluit is de uitwerking bij algemene maatregel van bestuur van bepalingen van de Waterwet. De Waterregeling is de uitwerking bij ministeriële regeling van bepalingen van de Waterwet en het Waterbesluit. De Waterwet, het Waterbesluit en de Waterregeling zijn het resultaat van de in 2004 aangekondigde integratie van waterwetgeving.

Wat betreft de oppervlaktewaterlichamen geeft het Waterbesluit een grondslag om de grenzen hiervan in de Waterregeling vast te leggen en een grondslag voor de grenzen van de gebieden die zijn vrijgesteld van de vergunningplicht voor het gebruik van waterstaatswerken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0015.png"

Uit de kaarten behorende bij het Waterbesluit en de Waterregeling, blijkt dat het plangebied buiten het deel van de Maas waarop het 'Waterstaatkundig beheer' van toepassing is. Ook is het plangebied gelegen buiten de gebieden die zijn vrijgesteld van de vergunningplicht voor het gebruik van waterstaatswerken.

Uit de kaarten behorende bij het Waterbesluit en de Waterregeling, blijkt dat het plangebied voor het grootste gedeelte is gelegen binnen de gebieden die zijn vrijgesteld van de vergunningplicht voor het gebruik van waterstaatswerken. Op deze gebieden is paragraaf 6 'Gebruik van rijkswaterstaatswerken' van hoofdstuk 6 van het Waterbesluit niet van toepassing. Kleine delen van het plangebied vallen binnen het gebied waarop het 'Waterhuishoudkundig beheer' van toepassing is (oostelijk deel).

Voor de vrijstellingsgebieden geldt dat ze vanuit rivierkundig oogpunt (vanuit het rivier- en stroombelang) minder van belang worden geacht. Bescherming van dat belang door middel van een vergunningenstelsel is daarmee niet noodzakelijk. De omstandigheid dat geen vergunningplicht geldt, wil echter niet zeggen dat er geen kans bestaat op hoog water. Het gebied blijft immers wel deel uitmaken van het rivierbed. Bouwen in deze gebieden geschiedt dan ook, net als elders in het rivierbed, op eigen risico en voor eigen verantwoordelijkheid. Zowel het Rijk als de gemeente Venray zijn niet aansprakelijk voor eventuele schade. Deze gebieden vervangen de artikel 2a Wbr-gebieden uit de Beleidslijn grote rivieren.

De gebieden die deel uitmaken van het 'Waterhuishoudkundig beheer' van de Maas, dienen te voldoen aan het bergend regime, zoals aangegeven in de Beleidslijn grote rivieren (zie paragraaf 3.2.8).

3.3 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid is hoofdzakelijk vastgelegd in:

  • Ruimte voor Limburg, Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL 2006, actualisatie 2008, 2009 2010, 2011);
  • POL-aanvulling verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering.

Het POL2014 is momenteel in voorbereiding. Ten tijde van de ter inzage legging van het voorontwerp bestemmingsplan is het POL2014 echter nog niet in werking getreden. Aangezien onderhavig bestemmingsplan een conserverend bestemmingsplan betreft, zal er naar verwachting geen strijdigheid zijn met het beleid uit het POL2014.

3.3.1 Provinciaal Omgevingsplan 2006 (POL2006)

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0016.png"

Het POL2006 (laatste actualisatie 2011) is een integraal plan. Het heeft wat weg van een streekplan, maar is tevens een provinciaal waterhuishoudingsplan, een provinciaal milieubeleidsplan en het bevat ook de hoofdlijnen van het provinciaal verkeers- en vervoersplan. Daarnaast komen er hoofdlijnen naar voren omtrent fysieke elementen van economisch beleid en fysieke elementen van beleid voor zorg, cultuur en sociale ontwikkeling.

Het POL2006, inclusief aanvullingen, heeft de status van een structuurvisie en is hierdoor niet direct bindend. Het is echter wel de bedoeling dat het POL2006 zijn doorwerking zal krijgen in beleidsnota's, programma's, verordeningen en bestemmingsplannen. Blitterswijck is een dorp met een vastgestelde contour die omringd wordt door kwalitatief hoogwaardig buitengebied. Een belangrijke beleidsopgave betreft de bescherming van de natuurlijke kwaliteiten.

Niet voor ieder gebied binnen de provincie Limburg gelden dezelfde beleidsbepalingen als het gaat om de kwaliteiten en ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied. Om die reden worden in het POL2006 tien perspectieven onderscheiden, met ieder een eigen benadering met betrekking tot de meest doeltreffende beleidsdoelen voor dat gebied. Voor het grootste gedeelte van het kerkdorp geldt het perspectief 6a: Plattelandskern Noord- en Midden-Limburg. Met perspectief P6 worden plattelandskernen aangegeven. Deze plattelandskernen zijn veelal kleinschalig en de grotere steden en kernen hebben dan ook vaak een verzorgende functie ten opzichte van de plattelandskernen. Om de vitaliteit van deze kernen te behouden dient er ruimte te komen voor nieuwe ontwikkelingen en mogelijkheden.

Zo moet er ruimte komen voor de opvang van de lokale woningbehoefte, dienen winkels en publieksvoorzieningen behouden te blijven, moet er ruimte komen voor lokaal en deels regionaal georiënteerde bedrijvigheid en dient de kern goed bereikbaar te zijn met het openbaar vervoer.

Het is belangrijk om bovenstaande punten op een dergelijke manier te benaderen dat de oplossingsrichting overeenkomt met de aard van de streek. Dat wil zeggen, er dient een terughoudend groeibeleid geformuleerd te worden, zodat grootschalige economische activiteiten in principe uitgesloten worden. Dit beleid komt ook voort uit het nationale Bundelingsbeleid (Nota Ruimte) en het voormalige Contourenbeleid van de provincie Limburg (POL-aanvulling Contourenbeleid).

Concreet betekent dit voor Noord- en Midden-Limburg dat de mogelijkheden voor uitleglocaties toelaatbaar zijn, indien deze zich bevinden buiten, maar direct grenzend aan de contour. Voor nieuwe op zichzelf staande clusters van bebouwing buiten de contour geldt een 'nee, tenzij'-regime.

Voor kleine gedeelten binnen Blitterswijck gelden verder de perspectieven 3 en 4. Respectievelijk 'Ruimte voor veerkrachtig watersysteem' en 'Vitaal Landelijk gebied'. Perspectief 3 is primair gericht op het bieden van ruimte aan grote waterlopen en rivieren. Daarnaast staat ook centraal het bestrijden van watertekorten, verdroging en erosie. Het ontwikkelen van functies binnen het gebied is toegestaan, mits dit aansluit bij bovenstaande doelen.

Met name grondgebonden landbouw en recreatie komen veel voor in dergelijke gebieden. Door de ligging in het Maasdal is de Beleidslijn grote rivieren eveneens van toepassing op het plangebied (zie paragraaf 3.2.8). Derhalve gelden de doelen zoals deze gesteld zijn in de Beleidslijn ook als uitgangspunt voor dit perspectief.

Binnen perspectief 4 wordt de inrichting met name bepaald door de aanwezige landbouw in het gebied. Onderling verschillen de perspectief 4 gebieden nogal wat van elkaar qua aard en dichtheden aan omgevingskwaliteiten. Het doel van dit perspectief is het vitaal houden van het landelijk gebied. Dit kan met name geschieden door de mogelijkheden te verruimen voor bijvoorbeeld verbrede landbouw, de toeristische sector of kleinschalige diensverlenende bedrijvigheid.

De landbouw zelf krijgt ook ruimte om zich door te ontwikkelen. Niet-grondgebonden agrarische bedrijven kunnen echter slechts tot een bepaald niveau doorgroeien. Het doorontwikkelen van intensieve veehouderij of glastuinbouw kan dan ook maar binnen enkele gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0017.png"

Rondom Blitterswijck is een rode contour gelegen waarbinnen ontwikkelingsmogelijkheden met bebouwing mogelijk zijn. Buiten deze contour is nieuwbouw van stedelijke functies, wonen en bedrijvigheid, als gevolg van de POL-aanvulling verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering in beginsel niet langer mogelijk. Het bestemmingsplan 'Blitterwijck' voorziet niet in ontwikkelingen buiten de rode contour.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0018.png"

Het blauwe raamwerk begrenst Blitterswijck aan de noordzijde met het veerkrachtige watersysteem van de Maas, de uiterste ruimtelijke begrenzing van de Maas en het gebied waarbinnen maatregelen ter bescherming tegen hoogwater worden uitgevoerd. Binnen de begrenzing van dit watersysteem is de ontwikkeling van de Maas mede in relatie tot haar omgeving van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0019.png"

Ten westen van Blitterswijck is een gedeelte van de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS) gelegen en zijn gebieden aangewezen als Provinciale ontwikkelingszone Groen (hierna POG). Ook ten oosten van Blitterswijck bevindt zich een gebied dat is aangewezen als POG. Hierin staat de ontwikkeling en het beheer van natuur in combinatie met de bescherming van de landbouwgebieden voorop.

Het bestemmingsplan heeft met name een beheersfunctie, waarbij alleen nieuwe ontwikkelingen waarvan de planvorming geheel is afgerond zijn meegenomen. Het bestemmingsplan zelf gaat niet uit van nieuwe ontwikkelingen, waarmee het past binnen het contourenbeleid.

3.3.2 POL-aanvulling 'verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering'

De hoofdlijnen voor het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) zijn verankerd in de POL-aanvulling 'verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering'. Deze aanvulling is in het leven geroepen om enkele belangrijke aanpassingen in het POL door te voeren met betrekking tot de verstedelijking in Limburg. Het belangrijkste speerpunt hierbij is de rol van de provincie en de mate waarin ze sturing kan geven bij ontwikkelingen in het kader van verstedelijking. Doordat de provincie met diverse maatschappelijke ontwikkelingen te maken krijgt, zoals bevolkingskrimp, wil de provincie Limburg meer regie hebben over met name plannen met betrekking tot woningvoorraadontwikkeling en ontwikkeling van werklocaties. Daarnaast wil ze een selectieve provinciale sturing op gebiedsontwikkelingen en verstedelijkingsprocessen, een samenhang tussen nieuwbouw en uitleglocaties met revitalisering/herstructurering en meer ruimte voor clusters van bebouwing in landelijk gebied, door middel van het 'nee, tenzij' principe.

Voor wat betreft de woningvoorraad zal op langere termijn rekening gehouden moeten worden met een verwachte bevolkingskrimp, die naar alle waarschijnlijkheid in Zuid-Limburg eerder zal inzetten dan in Noord- en Midden-Limburg. Derhalve wordt met name ingezet op de ontwikkeling en transformatie van de bestaande woningvoorraad, waarbij kwaliteit centraal staat. Transformatie of herstructurering in samenhang met vraaggestuurd bouwen kan zorgen voor een balans in de voorraad en de effecten van krimp. Met betrekking tot werklocaties wordt meer nadruk gelegd op herstructurering van bestaande gebieden. De provincie benadrukt dat het van provinciaal belang is te zorgen voor de tijdige ontwikkeling van voldoende werklocaties van de juiste kwaliteit.

In het bundelingsbeleid van de provincie Limburg wordt onderscheid gemaakt tussen plattelandskernen in Noord- en Midden-Limburg en plattelandskernen in Zuid-Limburg. Wezenlijk verschil is dat, op basis van de verwachte bevolkingskrimp, in Zuid-Limburg van het migratie-nul-saldo afgeweken zal worden. In deze streek geldt het 'ja, mits'-beleid. Hier zijn bestemmingswijzigingen toegestaan, mits de kernkwaliteiten blijven behouden of worden versterkt en niet leiden tot een uitleglocatie. Concreet betekent dit dat de mogelijkheden tot uitbreiding buiten de contouren van de plattelandskern (zie Rode contour Blitterswijck, paragraaf 3.3.1) en buiten de Rijksbufferzones worden beperkt tot onder andere bestaande linten en clusters, nieuwe landgoederen en vrijkomende (niet-) agrarische bebouwing.

In Noord- en Midden-Limburg zijn de mogelijkheden voor uitleglocaties wat ruimer, indien deze zich bevinden buiten, maar direct grenzend aan de contour. Voor nieuwe op zichzelf staande clusters van bebouwing buiten de contour geldt een 'nee, tenzij'-regime. Binnen de provincie zijn ook een aantal Rijksbufferzones opgenomen. Binnen deze buffers geldt het 'nee, tenzij'-principe voor ontwikkelingen buiten de contouren.

De POL-aanvulling schept een kader voor de beleidsregel Limburgs kwaliteitsmenu (LKM). Dit is een instrument om noodzakelijke of wenselijke ontwikkelingen in het buitengebied, welke vaak leiden tot een verminderde omgevingskwaliteit, mogelijk te maken door tevens een stukje kwaliteitsverbetering in dat buitengebied toe te voegen. In tegenstelling tot eerder beleid geldt deze beleidsregel ook voor ontwikkelingen binnen de grenzen van stedelijke dynamiek. Het doel van het LKM is om gemeenten en provincie een instrumentarium in handen te geven om noodzakelijke en wenselijke ontwikkelingen buiten de rode contour, dus in het buitengebied, te kunnen combineren met een kwaliteitsverbetering van hetzelfde buitengebied. Verbetering van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische of ruimtelijke kwaliteit. Onderhavig bestemmingsplan betreft de actualisering van het vigerende bestemmingsplan voor Blitterswijck dat is gelegen binnen de rode contour. Het LKM is dan ook niet van toepassing. De gemeenten zullen het LKM moeten uitwerken, waarna voor nieuwe ontwikkelingen dit gemeentelijk beleid van toepassing is. De oude provinciale regelingen, zoals Ruimte voor Ruimte en VORm, komen te vervallen. De gemeente Venray heeft de betreffende beleidsaspecten verder uitgewerkt in haar structuurvisie 'Bijdrage ruimtelijke ontwikkeling 2011' (zie paragraaf 3.5.3).

3.4 Beleid waterschap

Het waterbeleid van het Waterschap Peel en Maasvallei is neergelegd in het Waterbeheerplan 2010-2015 Orde in water, Water in orde. Zoals de naam reeds aangeeft geeft het waterschap met het Waterbeheersplan aan hoe zij de waterkeringen en regionale watersystemen op orde willen brengen en houden. Het Waterbeheersplan is gebaseerd op Europese, nationale en provinciale regelgeving, zoals de Kaderrichtlijn Water (KRW). Het Waterbeheersplan bouwt voort op de KRW-doelen die zijn opgenomen in het (ontwerp) Provinciaal Waterplan 2010-2015 van de provincie Limburg.

Voor Blitterswijck zijn geen specifieke maatregelen opgenomen in het Waterbeheersplan. Het bestemmingsplan oefent ook geen invloed uit op de in het plangebied aanwezige waterlopen, noch op de waterkwaliteit daarvan.

3.5 Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijke beleid dat van toepassing is op Blitterswijck, is voornamelijk vastgelegd in:

  • Strategische visie 2020 (2009)
  • Ontwikkelingsperspectief 2015 (2006)
  • Groenbeheerplan 2011-2014 (2010)
  • Toetssteen Openbare Ruimte (2011)
  • Update woningmarktonderzoek (2010)
  • Kadernotitie Wonen (2011)
  • Structuurvisie Dorpsontwikkelingsplan Blitterswijck (2010)
  • Archeologische beleidsadvieskaart (2009)
  • Vigerende bestemmingsplannen

Per 1 januari 2010 is de gemeentelijke herindeling ingegaan. Voor de gemeente Venray betekent dit dat de gemeente is aangevuld met het Wanssumse deel van de (voormalige) gemeente Meerlo-Wanssum. Daarmee zijn ook de kernen Geijsteren, Wanssum en Blitterswijck aan de nieuwe gemeente Venray toegevoegd. Dit heeft naast ruimtelijke- en bestuurlijke gevolgen, ook gevolgen voor de beleidskaders binnen de gemeente Venray. In deze paragraaf zal eerst het overkoepelende beleid van de gemeente Venray worden weergegeven opgevolgd door het beleid dat van toepassing is op Blitterswijck.

3.5.1 Strategische Visie Venray 2020

De Strategische visie Venray 2020 vormt het leidend document voor het gehele gemeentelijke beleid. In deze visie zijn, weliswaar op onderdelen abstract, expliciete thema's en keuzes verwoord. De Strategische visie bevat het lange termijn perspectief voor Venray.

De Strategische visie en in het verlengde daarvan het collegeprogramma zijn opgebouwd aan de hand van thema's die als speerpunten dienen van de gemeente. Deze thema's vormen de leidraad voor een verdere uitwerking van het beleid. Daarvoor worden de thema's vertaald in programma's aan de hand waarvan enerzijds het beleid verder wordt uitgewerkt en anderzijds uitvoerings-programma's worden gerealiseerd. De uitgewerkte beleidslijnen en uitvoeringsprogramma's worden waar mogelijk gebiedsgericht geformuleerd. Daarvoor worden Dorpsontwikkelingsplannen (DOP's) en Wijkontwikkelingsplannen (WOP's) opgesteld, die voor een specifiek gebied de integrale beleidsuitgangspunten en daaraan gekoppelde uitvoeringsprogramma's bevatten. Voor Blitterswijck is in hetzelfde kader een Dorpsomgevingsprogramma opgesteld. Deze wordt in paragraaf 3.5.7 beschreven.

3.5.2 Ontwikkelingsperspectief 2015

De gemeente Venray heeft in het najaar van 2004 besloten om, als uitwerking van de Strategische Visie, een Ontwikkelingsperspectief 2015 op te stellen. Het Ontwikkelingsperspectief heeft als doel de ruimtelijke, economische en maatschappelijke ontwikkeling van Venray te begeleiden en de regiefunctie van de gemeente vorm te geven.

Met betrekking tot Blitterswijck zijn de richtinggevende doelen uit het Ontwikkelingsperspectief:

  • het behouden van levensvatbare dorpen en wijken. Door samenwerking en clustering van dorpen en wijken beschikken deze over een compleet en gedifferentieerd woningaanbod en een basisaanbod aan maatschappelijke voorzieningen.
  • het ondersteunen van sociale cohesie. Door te zorgen voor integratie en samenwerking tussen doelgroepen op verschillende niveaus in en tussen de verschillende dorpen en wijken van Venray. Door het activeren en in stand houden van een diversiteit aan voorzieningen en het creëren van betrokkenheid bij de leefomgeving en betrokkenheid voor de medemens.
  • aandacht voor natuur en cultuurhistorische kwaliteiten. Door de cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten van Venray te beschermen en waar mogelijk verder te ontwikkelen en te benutten.
  • het vergroten van de ruimtelijke identiteit van Venray. Door ruimtelijke kwaliteiten van Venray te behouden, te versterken en te benutten met daarin ruimte voor ontwikkeling en vestiging van passende functies.

Voor de ruimtelijke ontwikkeling van de dorpen worden clusters of groepen van kernen onderscheiden. Die clusters zijn grotendeels gebaseerd op bestaande, soms informele, samenwerkingsverbanden. Ten tijde van het vaststellen van het ontwikkelingsperspectief 2015 maakte Blitterswijck nog geen onderdeel uit van de gemeente Venray. Het beleid met betrekking tot de kerkdorpen geldt echter onverminderd ook voor Blitterswijck. Met het Dorpsomgevingsprogramma voor Blitterswijck (paragraaf 3.5.7) wordt invulling gegeven aan dit beleid.

3.5.3 Structuurvisie ruimtelijke bijdrage 2011

Op 1 november 2011 heeft de gemeenteraad van Venray de Structuurvisie ruimtelijke bijdragen 2011 vastgesteld. Het in de structuurvisie vastgelegde kwaliteitsbeleid omtrent een bijdrage Ruimtelijke ontwikkeling is gebaseerd op de gedacht dat ruimtelijke ontwikkelingen (bouwactiviteiten) leiden tot verlies aan ruimtelijke kwaliteit en dat dit verlies moet worden gecompenseerd. Achterliggend doel is het behoud en waar mogelijk versterking van de (groene) kwaliteiten van zowel het buitengebied als het stedelijk gebied.

De structuurvisie ruimtelijke bijdrage 2011 is een uitwerking van het LKM (zie paragraaf 3.3.2) en heeft betrekking op ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied. Aangezien onderhavig bestemmingsplan een actualisering betreft van de bestemmingsplannen binnen het bestaand bebouwd gebied van Blitterswijck, is het LKM noch de structuurvisie van toepassing.

3.5.4 Groenbeheerplan

Bij het opstellen van het groenbeheerplan zijn de uitgangspunten voor het groenbeheer afgeleid uit het groenstructuurplan. De belangrijkste uitgangspunten met betrekking tot Blitterswijck bij het opstellen van het groenbeheerplan waren:

groen moet vooral functioneel zijn;

gebruik mag zichtbaar zijn, als het maar schoon is;

slechte plekken zijn niet gewenst;

indien mogelijk aansluiten bij het groenstructuurplan.

Aan de hand van deze kwaliteitskeuzes zijn per wijk/dorp acties benoemd om te komen tot de gewenste kwaliteit. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen eenmalige acties en regulier beheer. In het groenbeheerplan 2011-2014 zijn ook voor de 'nieuwe' Kerkdorpen binnen de gemeente Venray, waaronder Blitterswijck, acties benoemd. Met betrekking tot de dorpen zijn de prioriteiten voor de periode 2011-2014 vastgesteld:

  • slechte plekken herstellen;
  • entrees verder verfraaien;
  • plantsoenen omvormen naar beheervriendelijkere soorten.

Het bestemmingsplan 'Blitterswijck' zal ruimte geven voor deze prioriteiten door de groenvoorzieningen als zodanig te bestemmen.

3.5.5 Toetssteen Openbare Ruimte

De definitie van de openbare ruimte kan worden omschreven als; “De ruimte die voor iedereen toegankelijk is”. De Toetssteen Openbare Ruimte (hierna: TOR) heeft als doel het waarborgen van de kwaliteit van de openbare ruimte van de gemeente Venray. Het begrip kwaliteit kan worden opgedeeld in:

  • technisch-functionele kwaliteit;
  • sociaal-maatschappelijke kwaliteit.

 

De Toetssteen beschrijft de uitgangspunten, randvoorwaarden, ontwerpeisen enzovoort, waaraan bouwplannen in de openbare ruimte minimaal dienen te voldoen. Het bestemmingsplan 'Kerkdorp Blitterswijck' voorziet niet in bouwplannen in de openbare ruimte. Het betreft een beheersplan. Eventuele bouwplannen worden afzonderlijk beoordeeld op basis van de TOR en in procedure gebracht.

3.5.6 Kadernotitie Wonen

Op 29 maart 2011 heeft de gemeenteraad de Kadernotitie Wonen vastgesteld. De Kader-notitie is opgesteld om de woningvoorraad, binnen de mogelijkheden van de gemeente, meer toekomstbestendig te maken. In de kadernotitie wordt een analyse gemaakt van de woningmarkt in Venray. Hiervoor is informatie gebruikt uit bijvoorbeeld het woningmarkt-onderzoek en bevolkingsprognose. In de kadernotitie wordt een aantal beleidskeuzes geformuleerd waarin wordt aangegeven welke richting de gemeente Venray op wil met woningbouwinitiatieven en de woningmarkt. De kadernotitie is een verfijning van de Woonvisie uit 2007 op onderdelen en bevat een herziening van het woningbouwprogramma. In de update Woningmarkt, die in de gemeenteraadsvergadering van 14 mei 2013 is besproken, zijn de woningbehoeftecijfers geactualiseerd en de kaders uit de Kadernotitie bevestigd. Voor de kern Blitterswijck ziet het overzicht van het woningbouwprogramma en de woningbehoefte er als volgt uit:

Kern   Behoefte tot 2025   Programma (pm)   Planoverschot - ruimte  
Blitterswijck   57   68 (1)   +11  

Rood: planoverschot, danwel teveel pm-plannen in verhouding tot behoefte.

(pm): dit zijn woningbouwinitiatieven waarvan nog geen aantallen en typen woningen bekend zijn.

Uit dit schema valt af te leiden dat voor onder andere Blitterswijck geldt dat er een overschot aan plannen is. Hier geldt dat er ingegrepen moet worden om het huidige aanbod beter aan te laten sluiten op de vraag. De in de DOP's aangegeven locaties (zie paragraaf 3.5.7), zullen daardoor niet allemaal gevuld worden. Tevens is voor de locatie Op de Beete nog niet duidelijk hoeveel woningen hier worden gebouwd. Daarnaast zijn er in het vigerende bestemmingsplan Blitterswijck nog  veel onbenutte bouwtitels. Aangezien er sprake is van een planoverschot in Blitterswijck is het niet passend binnen het woonbeleid om deze onbenutte bouwtitels in te lossen. Het planoverschot zal hiermee verder oplopen. Door het wegbestemmen van de onbenutte bouwtitels wordt een eerste stap gezet in het in balans brengen van vraag en aanbod. Door daarnaast ontwikkelende partijen de mogelijkheid te bieden om plannen aan te passen naar minder woningen, andere invullingen en bijzondere doelgroepen, worden vraag en aanbod verder in evenwicht gebracht.

3.5.7 Structuurvisie Dorpsontwikkelingsplan Blitterswijck

De Structuurvisie Dorpsontwikkelingsplan Blitterswijck is door de raad van de gemeente Venray vastgesteld d.d. 1 november 2010. In de structuurvisie zijn de volgende pijlers uitgewerkt:

  • Ruimtelijke pijler;
  • Functionele pijler;
  • Economische pijler;
  • Sociaal maatschappelijke pijler.

Daarnaast is een sterkte en zwakte analyse(SWOT) voor de kern uitgevoerd. Op basis van de pijlers en de SWOT-analyse is een visie op Blitterswijck en haar omgeving gemaakt voor de periode tot 2020. Blitterswijck wil onder maximale eigen inzet en regie de volgende kwaliteiten versterken:

  • 1. behoud en doorontwikkeling van gemeenschapsleven en sociale cohesie in verenigingen en vrijwilligerswerk op het terrein van cultuur, ontmoeting, recreatie, zorgvoorzieningen, sport en dienstverlening;
  • 2. behoud en versterken van het gedifferentieerde landschap en natuurwaarden voor kwalitatieve recreatie & toerisme;
  • 3. rust en ruimte inzetten voor woonkwaliteit en mogelijkheden senioreneconomie;
  • 4. behoud en ontwikkeling van sociale en fysieke duurzaamheid;
  • 5. verkeersveiligheid en infrastructuur afstemmen op wensen van inwoners en recreatieve doelstellingen.

Ter versterking van het gemeenschapsleven in Blitterswijck zijn de 2020 de gemeenschappelijke voorzieningen geconcentreerd op een drietal locaties. Het gaat hierbij om de volgende voorzieningen:

  • gemeenschapshuis/brede school aan het Plein;
  • dorpscafé aan het Plein;
  • sport/jeugdactiviteiten rond het Hoogveld.

Het plein zal in 2020 het kloppende hart van Blitterswijck zijn en omvat dan naast de hierboven genoemde voorzieningen ook de volgende functies:

  • centraal ontmoetingspunt voor toerisme & recreatie (terrassen, wandel- en fietsroutes);
  • aanvullende voorzieningen (bijvoorbeeld een dorpswinkel).

Verder heeft Blitterswijck alles in zich om in 2020 de eerste lokale Oudereneconomie te herbergen:

  • Het dorp met omliggend landschap, inclusief Maasovers, is niet alleen geschikt voor toerisme, maar ook (voor serviceappartementen) voor ouderen uit het dorp en van elders;
  • combinatie van wonen en zorg voor dorpsbewoners en in omgeving verblijvende (oudere) toeristen.

In de structuurvisie zijn de volgende thema's vervolgens verder uitgewerkt:

  • Wonen;
  • Economische speerpunten;
  • Verkeer en vervoer;
  • Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum;
  • Sociaal klimaat;
  • Accommodaties;
  • Zorg;
  • Duurzaam dorp;
  • Cultuurhistorie;
  • Natuur.

De visie en de gespecificeerde thema's hebben geleidt tot een uitvoeringsprogramma waarin concrete projecten worden beschreven die uiteindelijk moeten leiden tot de realisatie van de visie. Dit heeft geleidt tot 27 agendapunten met prioritering die tot stand is gekomen in overleg met de inwoners van Blitterswijck. Het bestemmingsplan 'Kerkdorp Blitterswijck' houdt rekening met de agendapunten en speelt daar waar noodzakelijk en mogelijk, in op de mogelijkheden om de agendapunten uit te kunnen voeren.

3.5.8 Archeologische beleidsadvieskaart

Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta (zie paragraaf 3.2.4). De wet is een raamwet die regelt hoe rijk, provincie en gemeente bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem.

De wet beoogt het culturele erfgoed (en vooral het archeologische erfgoed) te beschermen. Onder archeologisch erfgoed wordt verstaan: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden.

De uitgangspunten van deze wet zijn:

  • Archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is.
  • Vroeg in de ruimtelijke ordening al rekening houden met archeologie. Initiatiefnemers tot ruimtelijke ontwikkelingen moeten in een vroegtijdig stadium aangeven hoe met eventuele archeologische waarden bij bodemverstorende ingrepen zal worden omgegaan. Dit houdt in een verplichting tot vooronderzoek bij werkzaamheden die de grond gaan verstoren. De invoering hiervan wordt geregeld via bestemmingsplannen en vrijstellingen, de mer-plichtige activiteiten en ontgrondingen.
  • Bodemverstoorders betalen archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen(principe verstoorder betaalt). De kosten voor noodzakelijke archeologische werkzaamheden komen ten laste van de initiatiefnemer tot de bodemverstorende activiteit.

In de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is aangegeven dat gemeentes verantwoordelijk zijn voor hun eigen bodemarchief. Dit betekent dat de gemeente bevoegd gezag is. Als gevolg van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg en de nieuwe Wet ruimtelijke ordening toetst de provincie Limburg niet langer archeologische rapporten en programma's van eisen. De provincie beperkt zich tot zaken die van provinciaal belang zijn (waaronder de aanwijzing van archeologische attentiegebieden).

De gemeente Venray heeft een eigen archeologische advieskaart laten opstellen door archeologisch adviesbureau RAAP. Dit rapport is afgerond in het voorjaar van 2008. Dit RAAP rapport met nummer 1482 is genaamd “Begrensd verleden”; Een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart en de cultuurhistorische waardenkaart voor de gemeente Venray”. Het rapport is indertijd door de provincie beoordeeld en akkoord bevonden. Het plangebied maakt echter geen onderdeel uit van deze archeologische kaart. Blitterswijck maakte toendertijd nog deel uit van de gemeente Meerlo-Wanssum. In 2011 is aan RAAP opdracht gegeven de archeologische beleidskaart te actualiseren en daarin de (nieuwe) kerkdorpen mee te nemen. Deze kaart is nu zodanig gevorderd dat deze vastgesteld kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0020.png"

Blijkens de archeologische beleidskaart is het grootste gedeelte van het plangebied aangeduid als 'monumenten van zeer hoge waarde en monumenten die betrekking hebben op historische dorpskern' (donkerpaarse kleur op onderstaande afbeelding). De gebieden worden in dit bestemmingsplan beschermd middels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Het gebied rondom het voormalige kasteel en het gebied ten zuiden van de Mgr. Martensstraat (grotendeels buiten plangebied) zijn aangeduid als zijnde 'overige monumenten en de bufferzone rondom de bekende vindplaatsen' (lichtpaarse kleur). De gebieden worden beschermd door de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3'.

Een gedeelte van het gebied rondom de Oude Heerweg en rondom de Op de Smelen is aangeduid als 'droge en natte gebieden met een hoge verwachting' (donkere oranje kleur). Hier geldt de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4'. De overige delen van de kern zijn aangeduid als 'droge en natte gebieden met een middelhoge verwachting' (gele kleur). Dergelijke gronden vallen onder de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 5'.

De archeologische waardes zijn planologisch-juridisch vertaald in dit bestemmingsplan door verschillende dubbelbestemmingen, gebaseerd op het gemeentelijk archeologisch beleid. Zodra een ontwikkeling plaatsvindt dient deze eerst getoetst te worden aan het archeologische beleid. In de betreffende planregels staan de exacte voorwaarden en ondergrenzen aangegeven.

3.5.9 Geurhinder en veehouderij

Op 1 november 2011 heeft de gemeenteraad van Venray de aangepaste geurverordening vastgesteld. De geurverordening omvat met deze aanpassing ook het gebied Wanssum, Geysteren en Blitterswijck. Om de situatie van Blitterswijck ten aanzien van geur te beschrijven is mede gebruik gemaakt van de gebiedsvisie behorende bij de verordening.

In de directe omgeving van Blitterswijck zijn, van oudsher, weinig (intensieve) veehouderijen gelegen. Nabij de kern van Blitterswijck liggen aan de Antoniusstraat 20 en 24 twee veehouderijen. Deze veehouderijen kunnen mogelijk enige beperkingen opleveren voor woningbouw in de directe nabijheid van de Antoniusstraat.  Overigens zorgt de melkveehouderij door het gebruik van de Maasuiterwaarden wel mede voor het landschapsbehoud. 

Het woon- en leefklimaat in Blitterswijck is in het algemeen als goed tot zeer goed te kwalificeren. In de omgeving van Blitterswijck liggen geen landbouwontwikkelingsgebieden (LOG) waar in beginsel nieuwvestiging van intensieve veehouderijbedrijven mogelijk is.

Hoofdstuk 4 Onderzoeksaspecten

Bij de actualisering van het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met aspecten uit de omgeving die invloed uitoefenen op het plangebied. Daarnaast kan ook het plangebied invloed uitoefenen op de in de omgeving aanwezige waarden.

4.1 Geluid

Het plan voorziet niet in de realisering van nieuwe milieuhygiënisch gevoelige functies. Akoestisch onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder is dan ook niet noodzakelijk.

Bij wijziging van een bestemming op basis van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt de voorwaarde toegevoegd, dat wijziging alleen is toegestaan, als uit de noodzakelijke milieuonderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

4.2 Bodem

In Blitterswijck zijn geen sterk verontreinigde locaties te verwachten waar met spoed een bodemsanering moet plaatsvinden om risico's te voorkomen. In 2010 heeft er aan de Beeteweg ongenummerd een deelsanering plaatsgevonden, teneinde een restverontreiniging van zink te verwijderen. Deze is tot de perceelsgrens verwijderd. De saneringsevaluatie is in juni 2011 aangeleverd en voorgelegd aan de Provincie Limburg (ook deze locatie valt onder de Provincie).

De bebouwde kom van Blitterswijck wordt op de Bodemfunctieklassenkaart aangemerkt als bodemfunctieklasse 'wonen'. Onder deze functieklasse is ook het terrein van het bedrijf Walkro ingedeeld. Het gebied buiten de bebouwde kom wordt aangemerkt als bodemfunctieklasse 'landbouw/natuur (overig)'. Een uitzondering geldt voor de doorgaande (provinciale) wegen en het terrein van de Walkro. Deze hebben de bodemfunctieklasse 'industrie'.

Het plan voorziet niet in de realisering van nieuwe milieuhygiënisch gevoelige functies. Bodemonderzoek ingevolge de Wet bodembescherming heeft dan ook niet plaatsgevonden.

Bij wijziging van een bestemming op basis van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt de voorwaarde toegevoegd, dat wijziging alleen is toegestaan, als uit de noodzakelijke milieuonderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

4.3 Externe veiligheid

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0021.png"

Ruimtelijke consequenties als gevolg van risico of gevaar zijn in of direct om het plangebied niet aanwezig. Routes met frequent transport van gevaarlijke stoffen en leidingen voor transport van gevaarlijke stoffen ontbreken.

Het gehele grondgebied van Venray heeft in de 2de wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele ontwikkelingen of uitbreidingen in Blitterswijck, waar na de 2de wereldoorlog nog niet in de grond werd geroerd, dient er uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar Niet Gesprongen Explosieven (NGE).

Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen benzinestations gelegen. Verder zijn er geen bedrijven gelegen waar een veiligheidsafstand aan verbonden is. Binnen het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen. Onderzoek naar de externe veiligheid kan dan ook achterwege blijven.

4.4 Luchtkwaliteit

Door het ontbreken van nieuwe ontwikkelingen kan onderzoek naar de luchtkwaliteit, indachtig de Wet luchtkwaliteit, achterwege blijven.

Bij wijziging van een bestemming op basis van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt de voorwaarde toegevoegd, dat wijziging alleen is toegestaan, als uit de noodzakelijke milieuonderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

4.5 Geur

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0022.png"

Geurhinder vormt voor onder andere Blitterswijck een belemmering voor het realiseren van woningbouw. Het kerkdorp zit hierdoor voornamelijk aan de oostzijde op slot (zie ook paragraaf 3.5.9). Op zich hoeft dat geen probleem te vormen aangezien hier de Maas ook een belemmerend aspect is.

Voor bouwplannen geldt dat alvorens er gebouwd kan worden verzekerd dient te worden dat er geen sprake (meer) is van geurhinder. De bestaande geurcontouren worden in onderhavig bestemmingsplan wel genoemd maar niet opgenomen aangezien deze regelmatig aan verandering onderhevig zijn.

In de huidige situatie wordt aan de bepalingen aangaande de geurnormering conform de Wet geurhinder en veehouderij voldaan. Aangezien geen nieuwe ontwikkelingen worden opgenomen is verder onderzoek naar geurhinder achterwege gebleven.

Bij wijziging van een bestemming op basis van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt de voorwaarde toegevoegd, dat wijziging alleen is toegestaan, als uit de noodzakelijke milieuonderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

4.6 Bedrijven en milieuzoneringen

Het beleid is erop gericht de binnen de woonomgeving voorkomende bedrijvigheid positief te bestemmen. Het gaat daarbij om bedrijven die vallen onder de milieucategorieën 1 en 2, (volgens de categorisering van de VNG, “Bedrijven en milieuzonering”, editie 2009), die in de woonomgeving inpasbaar zijn.

De bestaande bedrijven binnen de woonomgeving zijn bestemd als 'Bedrijf'. Binnen het plangebied komen geen bedrijven voor die in een hogere milieucategorie vallen. Dergelijke bedrijven worden middels onderhavig bestemmingsplan ook niet toegestaan aangezien de vestiging van nieuwe categorie 3- bedrijven (of hoger) in of nabij de bebouwde kom niet acceptabel is. De wel toegestane bedrijven zijn op genomen in de bij de regels gevoegde 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'. Tevens is er een ontheffing opgenomen voor vestiging en/of uitoefening van een bedrijf, dat gelijkwaardig is aan de categorieën 1 en 2, maar dat niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgenomen.

Uitbreidingen van bedrijven in de woonomgeving wordt niet op voorhand toegestaan. Om die reden zijn de bouwmogelijkheden beperkt. Mocht een bedrijf grote uitbreidingen willen realiseren dan worden deze uitbreidingen beschouwd als ontwikkelingen welke niet in voorliggend beheerplan zijn meegenomen. Vanuit het oogpunt van levensvatbaarheid is middels een ontheffing onder bepaalde voorwaarden mogelijk gemaakt dat het op de plankaart aangegeven bouwvlak mag worden overschreden met maximaal 10%.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

4.7.1 Archeologie

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0023.png"

Op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Limburg heeft Blitterswijck een hoge indicatieve archeologische waarde. D.d. 18 juni 2013 heeft de gemeenteraad van Venray de geactualiseerde archeologische beleidskaart vastgesteld (zie paragraaf 3.5.8).

Ter inventarisatie en bescherming van eventuele archeologische waarden in de bodem dient voorafgaand aan nieuwe bouwontwikkelingen een archeologisch onderzoek te worden verricht om eventueel aanwezige archeologische waarden in kaart te brengen. Onderhavig bestemmingsplan betreft echter een beheersplan. Er worden geen nieuwe bouwplannen in het bestemmingsplan meegenomen. Een archeologisch onderzoek is dan ook niet nodig.

De eventueel aanwezige archeologische waarden zullen middels onderhavig bestemmingsplan wel beschermd worden door gebruik te maken van de dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie 2', 'Waarde – Archeologie 3' of 'Waarde – Archeologie 4'. Een archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

4.7.2 Cultuurhistorie


afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0024.png"

Op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Limburg zijn naast de archeologische waarden ook de cultuurhistorische waarden in beeld gebracht. Op deze kaart zijn terreinen met archeologische betekenis, beschermde stads- en dorpsgezichten en rijks- en provinciale monumenten opgenomen.

In het plangebied van Blitterswijck zijn enkele rijksmonumenten aanwezig:

  • Sint Annakapel, Beeteweg 1;
  • Nederlandse Hervormde kerk, Maasweg 27;
  • Onze Lieve Vrouwekerk, Plein 1.

Deze monumenten zijn beschermd in het kader van de Monumentenwet. In onderhavig bestemmingsplan worden deze Rijksmonumenten extra beschermd middels de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – monument'. Deze aanduiding heeft met name ook een signaleringsfunctie voor de plantoetsers.

In de regels worden zij beschermd door een beperking van de bebouwingsmogelijkheden. Kortweg komt dit erop neer dat alleen mag worden gebouwd indien dat noodzakelijk is voor de inrichting ten behoeve van de omschreven doeleinden met inbegrip van onderhoud en herstel van de bestaande bebouwing. Daarbij is een aantal randvoorwaarden opgenomen waarbinnen bouwen is toegestaan. Zo mag er onder meer geen verandering worden aangebracht aan de karakteristieke gebouwen en moeten de gevels van de gebouwen in de bebouwingsgrenzen worden gehandhaafd.

Op de cultuurhistorische waardenkaart zijn daarnaast ook de kruisen of kapellen aangeduid als cultuurhistorisch waardevol:

  • Mariakappelletje, Langstraat 1;
  • Wegkruis en kapelletje op de splitsing van de Oude Heerweg en de Pastoor Veheggenstraat;
  • Sint Antoniuskapelletje, hoek Langstraat/Antoniusstraat.

Onderhavig bestemmingsplan betreft een beheersplan en heeft derhalve geen directe gevolgen voor de cultuurhistorische waarden binnen het plangebied.

4.8 Natuur

De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet.

4.8.1 Gebiedsbescherming

De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden en de Beschermde natuurmonumenten. Ruimtelijke ontwikkelingen die effecten hebben op de vastgestelde natuurwaarden van deze gebieden, zijn in beginsel niet toegestaan. Indien er een kans bestaat dat effecten zullen optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Het plangebied valt binnen de invloedssfeer van het Natura 2000-gebied “de Maasduinen”.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0025.png"

In de nabijheid van het plangebied liggen geen andere, in het kader van de Natuurbeschermingswet, beschermde natuurgebieden. De Maasduinen bevinden zich op de andere oever van de Maas, op een afstand van circa 1,25 km van de kern.

Onderhavig bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan. Dit houdt in dat er geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Hierdoor is geen sprake van verstoring van beschermde gebieden. De Natuurbeschermingswet is niet van toepassing. Indien zich binnen het plangebied ontwikkelingen voordoen zal dit middels een afzonderlijke planologische procedure moeten worden geregeld. Daarbij zal dan ook moeten worden aangetoond wat de invloed van de ontwikkeling is op beschermde gebieden.

4.8.2 Soortbescherming

De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Voor alle in het wild levende soorten geldt een zorgplicht. Dat betekent dat o.a. opzettelijke verstoring niet is toegestaan. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet naast de zorgplicht ook rekening gehouden worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2', de bijlage 1 soorten van het besluit vrijstelling beschermde dieren plantensoorten, de soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (tezamen tabel 3) en met alle vogels. Van deze laatste groep is een lijst opgesteld met vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn en een lijst met vogels waarbij inventarisatie gewenst is.

Komen soorten van de hierboven genoemde beschermingsregimes voor dan is de eerste vraag of de voorgenomen activiteit effecten heeft op de beschermde soorten. Treden er effecten op dan dient er gekeken te worden of er passende maatregelen getroffen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen. Met passende maatregelen kan de aanvraagprocedure voor een ontheffing voorkomen worden. Voor soorten van 'tabel 2' geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform de door het ministerie van Economische zaken goedgekeurde gedragscode. Als passende maatregelen niet mogelijk zijn dan dient er een ontheffing aangevraagd te worden op grond van een belang behorende bij het beschermingsregime waaronder de soort beschermd wordt.

Er dient voor ontwikkelingen binnen het plangebied onderzocht te worden of er wettelijk beschermde soorten zijn, die negatieve effecten kunnen ondervinden van een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling(en). Het criterium om de invloed van een handeling of activiteit op een soort te beoordelen is dat de gunstige staat van instandhouding van de soort niet mag worden aangetast door de voorgenomen ontwikkeling(en). In het kader van dit bestemmingsplan vinden er geen ontwikkelingen plaats, waardoor er geen sprake is van verstoring van beschermde dier- of plantensoorten.

4.9 Water

Op veel plaatsen wordt regenwater op de riolering geloosd. Het gevolg daarvan is dat schoon water met vuil rioolwater wordt vermengd hetgeen kan leiden tot negatieve effecten: lozing van ongezuiverd afvalwater (overstorten), slechtere zuivering. Bovendien wordt het grondwater niet aangevuld met verdroging als gevolg. Om deze negatieve gevolgen voor het watersysteem en de waterketen te voorkomen wordt gestreefd naar het afkoppelen van 20% van het bestaand verhard oppervlak en 60% van nieuw verhard oppervlak van het riool. Afkoppelen staat hierin weergegeven als (duurzame) bronmaatregel. In het POL 2006 (zie paragraaf 3.3.1) is opgenomen dat in 2020 minimaal 20% verhard oppervlak voor bestaande bebouwing en minimaal 60% verhard oppervlak binnen nieuwbouw dient te zijn afgekoppeld. In de aangewezen infiltratiegebieden geldt voor nieuwbouwlocaties een norm van 80% af te koppelen verhard oppervlak.

In het POL is aangegeven waar deze infiltratiegebieden zijn gelegen. In het kader van het afkoppelen van hemelwater is door de provincie Limburg, het Zuiveringschap Limburg en de waterschappen een beslisboom opgesteld voor het verantwoord afkoppelen van hemelwater. Met behulp van deze beslisboom wordt snel duidelijk of het verantwoord is om af te koppelen en onder welke voorwaarden.

Verder wordt de voorkeur uitgesproken voor respectievelijk gebruik van hemelwater, infiltratie van hemelwater, vertraagde afvoer naar het oppervlaktewater en als laatste afvoer naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Bij nieuwbouw geldt de voorwaarde een gescheiden riolering aangelegd moet worden. Voor bestaande bouw wordt op enkele locaties een pilot uitgevoerd om het afkoppelen en infiltreren van hemelwater te stimuleren. De bedoeling is om dit in de toekomst voor de gehele gemeente Venray mogelijk te maken. Uiteraard wordt in alle gevallen getoetst aan de beslisboom “Verantwoord afkoppelen regenwater”. Onderhavig bestemmingsplan voorziet niet ontwikkelingen. Nieuwbouw wordt niet direct toegestaan.

4.10 Civieltechnische aspecten

Binnen het plangebied is de rioolwatertransportleiding Blitterswijck – Meerlo gelegen. Dit betreft een (Ac/staal) persleiding met een diameter van 300/508 mm. Aan weerszijden van deze persleiding dient een beschermingszone van 2,5 meter opgenomen te worden.

Buiten deze riooltransportleiding zijn binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan verder geen kabels of leidingen gelegen die planologische bescherming behoeven.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen

In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied op hoofdlijnen door de gronden te beleggen met een bestemming. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In deze paragraaf wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.

5.2 Uitgangspunten

5.2.1 Wettelijk kader

Het wettelijk kader wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wettelijke regeling voor bestemmingsplannen is vervolgens verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008/2012. Dit bestemmingsplan gaat uit van de als bijlage bij de voornoemde Regeling opgenomen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Aangezien bestemmingsplannen moeten voldoen aan het SVBP2012 zullen bestemmingsplannen voortaan kwalitatief gelijkwaardig zijn en uniform in aanpak, uitvoering, uitwisseling van gegevens en raadpleging daarvan.

5.2.2 Planonderdelen

Het bestemmingsplan 'Kerkdorp Blitterswijck' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduiding zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de verbeelding heeft geen juridisch betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een BGT ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding.

De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan 'Kerkdorp Blitterswijck' zijn opgebouwd conform de door het SVBP2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels, en ten slotte de overgangs- en slotregels. De systematiek sluit daarnaast ook aan op de systematiek van de bestemmingsplannen voor de overige kerkdorpen in Venray.

5.2.3 Inleidende regels

In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om onduidelijkheid door interpretatieverschillen te voorkomen. Er zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Een gedeelte van de begrippen zijn omschreven in het SVBP en dienen letterlijk daaruit te worden overgenomen. Deze zijn begrippen en de voorgeschreven omschrijvingen zijn overgenomen.

Ook over de bepaling van afstanden, hoogtes en oppervlaktes kunnen interpretatieverschillen ontstaan. Om op een eenduidige manier afstanden, hoogtes en oppervlakten te bepalen, wordt in de “wijze van meten” uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de “wijze van meten” worden in de SVBP2012 voorschriften gegeven, welke in het plan letterlijk zijn overgenomen.

5.2.4 Bestemmingsregels

Per bestemming die op de verbeelding wordt gebruikt worden gebruiks- en bouwregels opgenomen. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:

  • 1. Bestemmingsomschrijving
  • 2. Bouwregels
  • 3. Nadere eisen
  • 4. Ontheffing van de bouwregels
  • 5. Specifieke gebruiksregels
  • 6. Ontheffing van de gebruiksregels
  • 7. Aanlegvergunning
  • 8. Sloopvergunning
  • 9. Wijzigingsbevoegdheid
  • 10. Specifieke procedureregels

Niet alle onderdelen komen bij elke bestemming voor. Van de meest gebruikte onderdelen volgt hieronder een korte toelichting.

Bestemmingsomschrijving

In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie(s) worden als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid kan worden aangegeven door de woorden “met daaraan ondergeschikt”. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie binnen de betreffende bestemming.

Bouwregels

In de bouwregels is bepaald welke bouwwerken mogen worden opgericht, waarbij in ieder geval een onderscheid wordt gemaakt tussen de regeling van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en daar waar van toepassing ook tussen hoofdgebouwen en aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen. Voorts bevatten de bouwregels – voor zover van toepassing – minimale en maximale maatvoeringen voor de diverse bouwwerken zoals goothoogtes, bouwhoogtes, oppervlaktes en dakhellingen.

Nadere eisen

Nadere eisen kunnen worden gesteld aan bijvoorbeeld de situering van bouwwerken ten behoeve van bepaalde criteria, zoals een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een bouwvergunning sturend op te treden door het opnemen van nadere eisen in de bouwvergunning. Nadere eisen kunnen alleen worden gesteld als er in de regels ook een primaire eis wordt gesteld. De nadere eisen moeten verband houden met deze eis. De nadere eisenregeling hoeft niet in alle bestemmingen te worden geregeld.

Ontheffing van de bouwregels

Door het opnemen van ontheffingsbevoegdheden wordt flexibiliteit in bestemmingsregels gecreëerd door mogelijkheden te bieden om in beperkte mate af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Deze ontheffingen zijn niet bedoeld voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze veelal kunnen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast. Voor elke ontheffing wordt aangegeven waarvan ontheffing wordt verleend, de maximale afwijking die met de ontheffing kan worden toegestaan en meestal de situaties of voorwaarden waaronder ontheffing wordt verleend. Het gaat hier om ontheffingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien ontheffingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (algemene regels).

Specifieke gebruiksregels

In de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is het verboden gronden te gebruiken op een manier die in strijd is met het bestemmingsplan. In specifieke gebruiksregels kunnen bepaalde functies nog concreet worden genoemd als zijnde verboden gebruik.

Ontheffing van de gebruiksregels

Door middel van een ontheffing van de gebruiksregels kan van de gebruiksregels in het plan worden afgeweken ten behoeve van een concrete vorm van grondgebruik. Dit mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel ontheffing kan worden verleend ten behoeve van functies die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies, maar dat via ontheffing geen “nieuwe” functies kunnen worden toegestaan. De ontheffing dient te zien op kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ruimtelijke ingrepen dienen te worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid of bestemmingsplanherziening.

Wijzigingsbevoegdheid

Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). In de meeste gevallen zal het gaan om het wijzigen van de op een perceel gelegde bestemming. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien wijzigingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (algemene regels).

5.3 Bestemmingen

5.3.1 Agrarisch

Blitterswijck is van oorsprong een agrarisch kerkdorp. De gronden aan de rand van de kern kennen nog steeds een agrarisch gebruik. Deze gronden zijn dan ook als zodanig bestemd. Aanwezige agrarische bedrijven worden, conform het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost' mogelijk gemaakt binnen de bestemmingen 'Agrarisch'. Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is bedrijfsbebouwing mogelijk. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn bedrijfswoningen toegestaan. De bouwmogelijkheden buiten het bouwvlak zijn beperkt.

5.3.2 Agrarisch met waarden

Binnen het plangebied van Blitterswijck is een gebied gelegen dat een agrarisch gebruik kent en daarnaast een landschappelijke en/of natuurlijke waarde kent. Het betreft het gebied gelegen aan de oostzijde van Kerkstraat, tegen de kasteelruïne en aan de zuidzijde van het kerkdorp. Handhaving van de agrarische functie en waarborging van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden staan voorop bij het beleid voor deze gebieden.

5.3.3 Bedrijf

Bestaande bedrijven worden binnen onderhavig bestemmingsplan positief bestemd en op hun huidige omvang inclusief een beperkte uitbreidingsmogelijkheid vastgelegd. Bij bedrijfsbeëindiging kan in de bestaande bedrijfsgebouwen een nieuw bedrijf/meerdere nieuwe bedrijven (bedrijfsverzamelfunctie, startende bedrijven) gevestigd worden, onder de voorwaarde dat milieuhinder (uitwisseling tot milieucategorie 2 mogelijk) en een toename van de parkeerdruk binnen de woonomgeving kunnen worden voorkomen. Een lijst van toegestane bedrijfsactiviteiten in opgenomen in bijlage 1 van de regels 'Staat van bedrijfsactiviteiten'.

5.3.4 Bedrijf - Nutsvoorziening

De binnen de kern aanwezige nutsvoorzieningen zijn in onderhavig bestemmingsplan specifiek bestemd. Binnen het bouwvlak is het mogelijk om gebouwen ten behoeve van de nutsvoorzieningen te realiseren.

5.3.5 Bos

Aan de Beetezijweg is binnen het plangebied een bosperceel aanwezig dat middels dit bestemmingsplan als zodanig wordt bestemd. De bouwmogelijkheden zijn hier beperkt.

5.3.6 Groen

De groenstroken binnen het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Groen', waardoor de groene invulling van de openbare ruimte wordt geborgd. Daar waar de gemeente Venray voornemens is nieuwe groenvoorzieningen te realiseren, zijn de gronden als zodanig bestemd. Binnen deze bestemming zijn behalve groenvoorzieningen ook waterpartijen (inclusief waterbergende en infiltrerende voorzieningen) en speelvoorzieningen toegestaan. De bouwmogelijkheden zijn beperkt.

Het speelterrein D'n Blitskikker krijgt binnen de bestemming 'Groen' de functieaanduiding 'speeltuin'. De speelvoorzieningen worden niet gezien als gebouwen.

5.3.7 Horeca

Binnen Blitterswijck is één café gelegen. Dit café is specifiek bestemd als horeca. Hiermee wordt de functie voor het dorp behouden. Het café zal worden voorzien van enige uitbreidingsruimte voor eventuele toekomstige ontwikkeling.

5.3.8 Maatschappelijk

De maatschappelijke voorzieningen zijn, gelet op hun veelal specifieke huisvesting expliciet bestemd tot 'Maatschappelijk'. Daarmee wordt voorkomen, dat de bebouwing van deze voorzieningen in de toekomst voor niet op de aard en omvang van Blitterswijck afgestemde commerciële voorzieningen kan worden gebruikt. De diverse voorzieningen zijn veelal van enige uitbreidingsruimte voorzien.

Middels de aanduiding 'horeca' wordt aangegeven waar, ondergeschikt aan de bestemming 'Maatschappelijk', ook horeca is toegestaan.

Ter plaatse van de pastorie is middels de aanduiding 'wonen' aangegeven dat wonen in deze pastorie is toegestaan.

5.3.9 Verkeer

Deze bestemming is gericht op de afwikkeling van het verkeer. Naast wegverkeer zijn onder meer ook voet- en rijwielpaden, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeervoorzieningen toegestaan. De bestaande (ontsluitings)wegen en paden, alsmede de parkeervoorzieningen binnen het plangebied krijgen de bestemming 'Verkeer'. De bouwmogelijkheden zijn beperkt.

5.3.10 Wonen

Dynamiek en flexibiliteit voor wonen

Blitterswijck heeft voornamelijk een woonfunctie. De bestemming 'Wonen' wordt hieronder dan ook uitgebreid omschreven.

Het bestemmingsplan voorziet in de handhaving van bestaande mogelijkheden en uitbreiding van de bouwmogelijkheden. De gronden waarop nieuw te bouwen woningen zijn geprojecteerd krijgen, evenals de bijbehorende erven en tuinen de bestemming 'Wonen'.

De woningen mogen worden gebouwd in de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Ook bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen in het bouwvlak worden opgericht. Deze mogen echter ook buiten het bouwvlak worden gebouwd. In de regels is verbaal opgenomen waaraan bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, moeten voldoen.

De bouwmogelijkheden sluiten aan bij het gemeentelijk beleid zoals hieronder aangegeven. De relevante hoogtes worden geregeld door middel van matrices op de verbeelding.

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken.

Voor wat betreft gebruiksmogelijkheden is van belang dat aan huis verbonden beroepen en bedrijven onder voorwaarden rechtstreeks zijn toegestaan in een gedeelte van de aanwezige gebouwen.

Bouwvlak

De geconstateerde behoefte aan uitbreiding is veelal te realiseren binnen het nieuwe bouwvlak. Vrijstaande woningen krijgen een bebouwingsdiepte van maximaal 15 meter en twee-onder-een-kapwoningen en rijtjeswoningen worden voorzien van bouwvlakken met een maximale diepte van 14 meter afhankelijk van de diepte van de achtertuin.

Voor ander gebruik dan wonen, worden regels gesteld, zoals ten aanzien van aan huis verbonden beroepen of bedrijven. De insteek van de gemeente Venray is erop gericht de leefbaarheid in de kleine kernen zo optimaal mogelijk te doen zijn. Beroep en bedrijf aan huis worden positief benaderd in de gebruiksregelgeving. Ter vrijwaring van overlast in de directe omgeving worden evenwel voorwaarden gesteld. Het uitsluiten van zaken als detailhandel en meer parkeerbehoefte zijn de voornaamste.

Specifieke aandachtsvelden

De gemeente Venray streeft naar het bevorderen van her-/verbouw of bouw van woningen, zodanig dat daarbij beter aangesloten wordt op de bewoning door ouderen (aanpasbaar bouwen, seniorenlabel).

Bij mantelzorg in vrijstaande bij(ge)bouwen moet voorkomen worden dat een nieuwe zelfstandige woning ontstaat. Dit is derhalve alleen mogelijk na verlening van een omgevingsvergunning onder de in de regels genoemde voorwaarden.

Bij nieuwbouw of verbouw wordt door de gemeente tevens gestreefd naar het realiseren van woningen volgens de principes van duurzaam en energiebewust bouwen. Aangaande de woonomgeving wordt daarnaast gestreefd naar de realisering van een integraal toegankelijke en sociaal veilige woonomgeving. De woonomgeving moet voor iedereen op elk moment toegankelijk zijn. Dit vraagt voor de woningen tenminste om een menging van straat- en tuingericht wonen, waarbij blinde gevels zoveel mogelijk voorkomen worden.

Het gebied tussen de van Lyndenstraat en de Langstraat heeft een kenmerkende groene inrichting die beschermd dient te worden. Middels de aanduiding 'bos' wordt het wonen in een bosrijke omgeving in stand gehouden. Voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is het binnen deze aanduiding noodzakelijk om een omgevingsvergunning aan te vragen.

5.3.11 Leiding - Riool

De binnen het plangebied gelegen persleiding betreft de hoofdtransportriool Blitterswijck – Meerlo. De leiding is specifiek bestemd om de planologische bescherming te waarborgen. worden. De leiding, inclusief een beschermingszone van 2,5 meter aan weerszijden vormt dan ook de dubbelbestemming 'Leiding – Riool'. Binnen de planologische beschermingszone is het mogelijk om gebouwen ten behoeve van deze bestemming te realiseren.

5.3.12 Waarde - Archeologie

Het archeologiebeleid van de gemeente Venray is in onderhavig bestemmingsplan vertaald naar een viertal dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie 1 t/m 4'. Middels deze dubbelbestemming worden de te verwachten archeologische waarden beschermd conform de vastgestelde archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart en de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Venray.

5.3.13 Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed

Het meest oostelijke deel van het plangebied is gelegen in het stroomvoerend rivierbed van de rivier de Maas. Deze dubbelbestemming voorziet in een medebestemming voor riviergebonden activiteiten en het waarborgen van een veilige afvoer van en berging van rivierwater onder normale en maatgevende hoogwaterstanden, sediment en ijs. Binnen deze dubbelbestemming mag niet worden gebouwd.

5.3.14 Waterstaat - Waterkering

Binnen het plangebied zijn waterkeringen gelegen in verband met de aanwezigheid van de rivier de Maas. De waterkeringen worden beschermd middels de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering'. Belangrijk onderdeel van deze dubbelbestemming is een (bij ontwikkelingen) verplicht vooroverleg met de waterkeringbeheerder.

5.4 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regels wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels

Voor het hele plangebied, en dus alle bestemmingen, gelden een aantal algemene bouwregels. Zo wordt hier geregeld dat in het geval dat een bestaand legaal gebouw met betrekking tot een bepaalde maat (bijvoorbeeld maximale bouwhoogte) afwijkt van de in dit bestemmingsplan opgenomen regels, mag worden uitgegaan van de bestaande maat.

Algemene ontheffingsregels

In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om ontheffing te verlenen van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om – tenzij anders vermeld – ontheffingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

Algemene wijzigingsregels

In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om meerdere bestemmingen te wijzigen. De voorwaarden, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.

Algemene procedureregels

In deze bepaling wordt aangegeven welke procedures moeten worden doorlopen bij in de bestemmingsregels opgenomen ontheffingsregels en bij het stellen van nadere eisen. De procedure voor een wijzigen van een plan of het verlenen van een aanlegvergunning is al bij wet geregeld.

5.5 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, overgenomen.

Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel schrijft voor hoe het plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan is een beheersplan. Het plan heeft hoofdzakelijk tot doel de bestaande toestand vast te leggen en de burger voldoende rechtszekerheid te bieden. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen geregeld, die financieel onderbouwd moeten worden. Daar waar in de toekomst bouwplannen zullen worden gerealiseerd zal middels een economische paragraaf moeten worden onderbouwd of het plan uitvoerbaar is en hoe dit wordt gewaarborgd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Onderhavig bestemmingsplan betreft een beheersplan. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan beoogde rechtsgelijkheid en uniformiteit voor de inwoners van Blitterwijck. Verwacht wordt dan ook dat er geen overwegende bezwaren zullen bestaan tegen de actualisering en digitalisering van het bestemmingsplan 'Blitterswijck.

Hoofdstuk 7 Handhaving

De gemeente heeft er voor gekozen om voor de kerkdorpen geen apart handhavingsproject te starten. Het algemene handhavingsbeleid dat de gemeente voert, is ook van toepassing op de kerkdorpen. Dit beleid is neergelegd in de door de gemeente in januari 2003 vastgestelde nota “Programmatisch Handhaven”. Venray wil een gemeente zijn waarin de inwoners veilig en gezond kunnen wonen, werken en recreëren. Wat de veiligheid betreft moet iedere inwoner het gevoel kunnen hebben dat hij of zij op elk uur van de dag, elke plaats in de gemeente veilig kan betreden. Handhaving is één van de instrumenten die de gemeente kan gebruiken om dit te bereiken. Programmatisch handhaven betekent keuzes maken en prioriteiten stellen. Zo heeft de gemeente Venray een gemiddelde prioriteit toegekend aan het beleidsveld bestemmingsplannen. Hoofddoel is het gebruik in overeenstemming te brengen met het bestemmingsplan door middel van het aanpakken van geconstateerde overtredingen, bedrijfscontroles en steekproeven naar gebruik voormalige agrarische bedrijfsruimten met als doel of gekozen werkwijze werkt. Na evaluatie van de steekproef zal bepaald worden of intensiever toezicht op gebruik noodzakelijk is.

Hoofdstuk 8 Procedure

8.1 Te volgen procedure

Het bestemmingsplan doorloopt als (voor)ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijk bestemmingsplan de volgende procedure de volgende procedure:

a. Voorbereiding:

publicatie en ter inzagelegging (9 maanden) van het voorontwerp bestemmingsplan ten behoeve van inspraak en het wettelijke vooroverleg met overheidsinstanties: betrokken diensten van rijk en provincie, waterschap (watertoets) en eventuele buurgemeenten.

b. Ontwerp:

publicatie en terinzagelegging overeenkomstig afdeling 3.4 Awb en Wro 

een ieder kan gedurende deze terinzagelegging een zienswijze indienen bij de gemeenteraad

c. Vaststelling:

vaststelling door de raad

mogelijkheid reactieve aanwijzing door Gedeputeerd Staten

publicatie en terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan gedurende de beroepstermijn

d. Inwerkingtreding:

na afloop van de beroepstermijn (tenzij binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan)

e. Beroep:

Beroep bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Reactieve aanwijzing door Gedeputeerde Staten

Beroep bij Raad van State

In het kader van deze procedure wordt een inspraakprocedure doorlopen waarbij eenieder zijn/haar inspraakreactie (bij de gemeenteraad) kenbaar kan maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Wanneer beroep wordt ingesteld, beslist uiteindelijk (in hoogste instantie), de ABRS over het bestemmingsplan.

8.2 Vooroverleg

Tot de voorbereiding van dit bestemmingsplan behoort het overleg met de daarvoor in aanmerking komende besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met diensten van het Rijk (waaronder de Inspectie VROM) en provincie. Instanties die blijkens hun werkterrein, belangen vertegenwoordigen of bevoegdheden krachtens de Wro hebben worden bij de totstandkoming van bestemmingsplannen betrokken bij het overleg conform artikel 3.1.1. Bro. Het vooroverleg zal plaatsvinden aan het begin van de terinzagelegging van het voorontwerp.

8.3 Inspraak

Het voorontwerp bestemmingsplan zal gedurende 9 maanden ter inzage worden gelegd. Gedurende die periode is het voor een ieder mogelijk zijn/haar inspraakreactie (bij de gemeenteraad) kenbaar te maken.

8.4 Ontwerp

P.M.

8.5 Vastgesteld

P.M.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-vo02_0026.png"