Plan: | Heierkerkweg 7A |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0983.BPL2010004HEIERK7A-VA01 |
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van oudheidkundig waardevolle elementen en terreinen.
De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie', dient een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend indien naar haar oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 4.2.1 genoegzaam blijkt dat:
a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
b. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
In de situatie als bedoeld in artikel 4.2.2 onder b, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het bouwen verbinden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
d. indien sub c van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
Het bepaalde in artikel 4.2.1, 4.2.2 en 4.2.3 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
b. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 100 m²;
c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst; of
d. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd, met een bouwhoogte van 3,00 m.
Niet van toepassing
Niet van toepassing
Niet van toepassing
Niet van toepassing
Het is verboden om op of in de voor 'Waarde - Archeologie aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (voorheen: aanlegvergunning) van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
a. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, aanleggen van drainage, tot een diepte van meer dan 0,3 m onder het maaiveld;
b. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
c. verlagen van het grondwaterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
d. het aanleggen van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijded;
e. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
f. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarbij horende constructies;
g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
h. het tot stand brengen en/of in exploitatie hebben van boor- en pompputten;
i. het aanleggen van bouwland of scheuren van grasland;
j. alle overige werkzaamheden die de archeologische en zichtbare cultuurhistorische waarden in de aangeduide gronden kunnen aantasten.
Het verbod als bedoeld in artikel 4.7.1 is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken:
a. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 4.2 van toepassing is;
b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m².
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besemmingsplan;
d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning/ontheffing of een ontgrondingsvergunning, of;
e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.7.1 die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' dient een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning uitsluitend indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 4.7.3 genoegzaam blijkt dat:
a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
In de situatie als bedoeld in artikel 4.7.4 onder b, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties;
d. indien sub c van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
Niet van toepassing
Het is verboden om op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (voorheen: sloopvergunning) van het bevoegd gezag , sloopwerken lager dan 30 cm boven het maaiveld uit te voeren.
In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk:
a. sloopwerken worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige;
b. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag dat in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kan verbinden aan de omgevingsvergunning.